Loop

Jaarterugblik met de getallen

Traditiegetrouw schrijf ik een eindejaarspost, met een terugblik op mijn sportjaar (zoals vorig jaar). Ik wil het dit jaar kort houden, want dit jaar werd gedomineerd door acht maanden gekwakkel door pech, vooral de gekneusde ribben in maart en van mei tot november een darminfectie, en daar heb ik al genoeg over geschreven hier. Daar kwam nog wat persoonlijke turbulentie bij (schoonvader overleed, boek verscheen, manlief ging met pensioen en er speelde nog iets wat ik binnenkort hier ga aankondigen) en een boel slecht weer.

Dat het dus geen geweldig sportjaar werd, blijkt ook uit de getallen:

(kilometers) 2023 2022 2021 2020
Zwemmen
?* (boven 92) ?* (boven 120) 75 132
Fietsen 3618** 4004 4863 4686
Hardlopen 617 1034 1003 780
Wandelen 640 744 456 549

*De weinig precieze zwemkilometers ligt aan mijn horloge,
dat soms een paar en soms een heleboel baantjes niet registreert.

**Net als andere jaren telde ik de stadsfietskilometers (naar schatting tegen de 2000) niet mee.

Nou zijn die lage getallen niet alleen maar het gevolg van het gekwakkel. Ik had bewust hardlopen en zwemmen op een lager pitje gezet vanwege mijn seizoensdoel, bij fietsen moet je minstens 500 ‘virtuele’ kilometers optellen (spinning) en bij die sport lag het accent ook weloverwogen bij intensief en dus wat korter.  Desalniettemin waren het onder normalere omstandigheden wel meer kilometers geworden. Voor lekker lang fietsen had ik vooral in de zomer onvoldoende energie. Ik heb dat wel gemist ook.

De vele wandelkilometers verrassen me: meer dan in de coronajaren! Dat ligt voor een deel ook aan het gekwakkel: soms was dat het enige wat ik kon of waar ik puf voor had. Maar er zitten bijvoorbeeld ook een paar geweldige lange wandelingen door Berlijn tussen. Bovendien heb ik kennelijk de verworvenheid van tijdens de coronabeperkingen, de ‘ommetjes’, behouden. Recent mijlpaaltje was nog dat ik wandelend Amsterdam bereikt heb, over het Pelgrimspad. Ik kan nu zeggen dat ik van huis naar Amsterdam, de Duitse grens, de twee Noordzee-veerhavens en Vlissingen gewandeld ben.

Hoe veel uur ik precies aan andere dingen, vooral yoga en krachttraining, heb besteed, weet ik niet doordat ik de binnensporten op één hoop registreer, maar dat zal niet heel afwijkend zijn van vorig jaar, denk ik.

Ondanks dat alles heb ik wel weer een boel plezier beleefd aan het sporten: aan de tijdrit, waarin ik sneller reed dan ooit tevoren (ook al was het een uitgesproken kwakkeldag) en de rest van de tijd in Oostenrijk, aan het trainen voor die tijdrit, aan de andere sporten, waarbij zwemmen extra aandacht verdient: ik schreef recentelijk nog over de lol van zowel het binnen- als buitenzwemmen. Aan nog een paar andere evenementen, waarbij de Zwemloop Wassenaar er qua prestatie uit sprong omdat ik toen een zeldzame goede dag had en zo sneller was dan vorig jaar. Aan de Parkruns dichtbij en verder weg.  Aan een boel gezelligheid en gezamenlijke lol. Enzovoort.

Tijdens de tijdrit van de Radweltpokal, augustus – toch wel het hoogtepunt van mijn sportjaar

Wat verder de grote winst van dit jaar is, is dat ik er ondanks alles nu prima voor sta – gemiddeld minstens gelijk aan vorig jaar. Toen had ik al een paar maanden wel intensief getraind op de fiets, nu niet, maar ik heb de laatste maanden veel meer en gerichter gezwommen en die sport staat er nu veel beter voor. Ook met krachttraining voor mijn benen ben ik veel verder dan vorig jaar om deze tijd. Toen was ik nog aan het zoeken, met last van m’n rug en knieën; nu heb ik thuis en in de traptraining alweer hetzelfde niveau als vorig jaar op m’n best, in augustus. Hardlopen staat er ongeveer hetzelfde voor en de aanvullende zaken, zoals de core stability training, ook. Ik voel me fit en alles gaat lekker. Dat vind ik een hele prestatie van mezelf!

Naar omstandigheden was het dus wel een goed jaar. Ik ga het nieuwe jaar dan ook weer met zin en vertrouwen tegemoet. Binnenkort meer over de plannen!

 

Door |2024-01-01T09:39:24+01:0031 december 2023|Boeken, Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Na zes maanden zijn de parasieten weg – een terugblik

Eerst het allerbelangrijkste: hoera, ik ben weer helemaal fit!

(Disclaimer 1: ik weet niet 100 procent zeker dat de darminfectie helemaal over is – dat is niet aangetoond ofzoiets. Sinds ruim twee weken is het wel wezenlijk anders en beter. Ik ben in de tussentijd bang geweest om te vroeg te juichen. Het vertrouwen groeit met de dag, dus ik hoop nu echt dat het achter de rug is.)

Tussen eind mei en half november ben ik aan de kwakkel geweest met een darminfectie. Het ging om een parasiet, dientamoeba fragilis. Ik ben zelf nogal vasthoudend moeten zijn om uiteindelijk de juiste behandeling daarvoor te krijgen, en heb veel tijd gestopt in het zoeken naar informatie. Vandaar dat ik hier mijn ervaringen uitvoerig opschrijf, met links, in de hoop dat ooit iemand in een soortgelijke positie er wat aan heeft.

Deze blogpost gaat dus alleen maar zijdelings over mijn sporten. Dat heb ik zes maanden lang ook niet vrijuit kunnen doen, gehinderd door praktische problemen (bij de Parkrun bijvoorbeeld is geen toilet, cruciaal op de vroege ochtend), een opgeblazen buik die in de weg zat, en door vermoeidheid: futloosheid en slecht herstel. Ik vond het frustrerend maar ik ben achteraf blij hoe zeer ik toch mijn basisconditie overeind heb weten te houden. Ik sta er momenteel goed voor, beter zelfs dan vorig jaar om deze tijd. Dat ik ondanks zes maanden futloosheid nog zo veel heb kunnen doen en zelfs ook af en toe goed kon presteren, vind ik achteraf gezien best knap van mezelf. Maar gelukkig voel ik me sinds dag twee van de anti-parasietenkuur weer veel beter.

Dat was het in het kort; hieronder volgt een uitgebreider verslag van die zes maanden parasitaire darminfectieleed. (Disclaimer 2: ik heb mijn best gedaan op de verwijzingen maar ik ben geen medicus natuurlijk, en dit is allemaal mijn interpretatie, geen absolute zekerheid.)

Dientamoeba Fragilis onder de microscoop (bron: healthjade.net)

Tussen 19 en 28 mei voelde ik me al niet helemaal fit, met vage klachten als vermoeidheid, verhoogde rusthartslag en slecht herstel (zie hier). Ik had wat onder de leden, dacht ik, en ik had zelfs al aan mijn darmen gedacht. Op maandag 29 mei (Tweede Pinksterdag) werd ik vroeg wakker van onrust erin, ik moest thuis al twee keer naar de wc, en eenmaal onderweg naar de Parkrun in Almere nog een keer, met spoed, waterdun.

Ik dacht eerst dat ik iets verkeerds gegeten had en dat het zo over zou zijn, maar ik bleef last houden en de zaterdag erna werd manlief ook ziek. Zieker dan ik zelfs, met diarree en koorts, en ook diarree. Ik wist toen dus dat het iets besmettelijks was, en dat ik het Henk had bezorgd. Kort daarna is mijn ontlasting onderzocht op ziekteverwekkers. Daar kwam toen alleen de parasiet dientamoeba fragilis (DF) uit:

 

Volgens de huisarts zou dat in ongeveer vier weken vanzelf overgaan. Van google leerde ik dat DF een controversiële diagnose is: de parasiet komt veel voor, namelijk bij zo’n 20 procent van de mensen (bron; elders heb ik zelfs wel getallen tot 30 % gezien, maar die vind ik nou niet zo snel meer terug), en de meeste mensen hebben daar geen klachten van. Daarom is-ie volgens sommige artsen niet ziekteverwekkend (zie bijvoorbeeld hier en dit gevolg).

Daar kwam bij: ik kon me slecht voorstellen dat ik op m’n 57e ineens ziek zou worden van zo’n veelvoorkomende parasiet, want ik heb nooit heel hygiënisch geleefd (met kamperen, openwaterzwemmen, verre reizen enzo), dus ik moest daar dan toch eerder mee in aanraking zijn gekomen zonder gevolgen? Waarom was ik dan nu wel ziek? Of was het toch iets anders? Ik vond het lastig.

Het is een interessante vraag hoe ik eraan gekomen ben, maar daarover kan ik alleen maar speculeren. DF leeft maar kort buiten het menselijk lichaam en het is niet eens helemaal bekend hoe het van de een naar de ander gaat. De incubatietijd is ook niet bekend; afgaande op het begin van manliefs klachten was het tussen hem en mij vijf of vijftien dagen, afhankelijk van of ik moet rekenen vanaf 19 of 29 mei – dat weet ik niet. Ik weet ook niet of besmetting in het open water mogelijk is. In elk geval is de meest waarschijnlijke route de reguliere weg van darmparasieten geweest, en die laat zich nogal plastisch samenvatten als kont-hand-mond-besmetting (officieel: fecaal-oraal). Ik ben alert op handhygiëne en kan me van de periode voor ik ziek werd wel daarom wel twee gelegenheden herinneren waarop ik me realiseerde dat daar iets niet goed ging: een triathlon met dixies zonder handwasgelegenheid (is me sindsdien vaker opgevallen – ik kom daar later op dit blog nog apart op terug) en een ontbijtbuffet in een hotel.  Zo’n buffet is tricky: daar zit je met z’n allen met je handen aan de spullen, net na een logisch toiletteer-moment, en met die handen stop je je eten in je mond (althans, ik eet een boterham niet met mes en vork). Of het is totale pech geweest van iets anders, dat kan ook. Ik zal het nooit precies weten, denk ik.

De verschijnselen gedurende al die zes maanden waren:

  • Het meest opvallende en het duidelijkste echt ziek was dat mijn ontlastingspatroon sinds eind mei niet meer normaal is geweest. Drie of vier keer op een ochtend naar de wc, al dan niet met spoed, al dan niet waterdun, soms gepaard gaande met onrust in mijn darmen of met een opgeblazen gevoel of opgevolgd door urenlang een vaag gevoel van aandrang. En dat repeat, zes maanden lang. Ik vroeg me regelmatig af waar het toch allemaal vandaan kwam… Af en toe was het een of meer dagen normaler; het ging bij vlagen. De afwisseling tussen goede en slechte vlagen varieerde tussen eerst een enigszins voorspelbare paar dagen op, paar dagen af tot later grillig en wisselend per dag. Op de slechte dagen durfde ik ’s ochtends niet goed uit de buurt van een wc te zijn. Zo moest ik dan dus bijvoorbeeld met de trein naar Den Haag, want de Randstadrail heeft geen toilet (de NS-sprinters godzijdank tegenwoordig weer wel). Afgezien van die allereerste keer in Almere ben ik niet de bosjes in hoeven springen gelukkig.
  • Ik was futloos en moe. Dat was subtiel, want ik bleef wel functioneren. Het was alleen wel duidelijk minder energiek dan normaal. Met sporten merkte ik het aan ‘het gaspedaal niet kunnen vinden’ en aan slecht herstellen. In het dagelijks leven merkte ik het onder andere aan sneller overprikkeld zijn en druk op mijn hoofd na lange werkdagen. Ook dat ging met vlagen, niet helemaal parallel aan die van mijn darmen. Als mijn darmen zich gedroegen en mijn energieniveau ook okee was, voelde ik me bijna normaal. Op slechte dagen qua darmen en energie sleepte ik me door mijn dagelijkse bezigheden heen en was ik al lang blij als dat een beetje lukte. Sinds de zomer werkte ik daarom wat minder en deed ik aan strenge agenda-bewaking; mijn sporten moest ik al sinds eind mei aanpassen. Ik was dus gelukkig niet heel erg ziek, maar het was zeker niet makkelijk.
  • Voor mijn gevoel hadden de zieke darmen dan ook invloed op mijn humeur (darmen en brein zijn verbonden immers). Ik ging meer tegen dingen opzien. Ik was bij een boel leuke dingen vooral bang dat het me teveel zou zijn. Nou was het me dus ook allemaal teveel, eerder dan normaal. Ik was tenslotte ziek, dat merkte ik sowieso, en daar heb ik me aan moeten leren aanpassen. Maar het viel soms toch ook mee, dus ik zag toch echt meer beren op de weg dan normaal. Ik miste daarnaast ook een soort sprankeling, alsof ik mijn gebruikelijke enthousiasme had ingeruild voor bezorgdheid.
  • Er bleven ook dingen goed gaan. Ik droogde niet uit, buikpijn had ik niet, misselijk was ik ook niet. Mijn eetlust was meestal ook normaal en ik kon gewoon blijven eten. Ik merkte geen effect op mijn klachten van voeding (terzijde: koolhydraatarm eten, wat in alternatieve kringen op internet rondgaat als manier om DF te bestrijden, leek mij met een  kanon op een mug schieten, want het is een nogal heftig dieet, zeker als je wilt sporten, en er zitten niet veel koolhydraten in je dikke darm want die zijn eerder al opgenomen – ik heb dat dus niet geprobeerd). Mijn Hb bleef op peil en ook andere bloedwaarden bleven goed, en ik viel ook niet af: het ging om een probleem in mijn dikke darm, dat was duidelijk, en dat heeft nauwelijks invloed op de opname van belangrijke voedingsstoffen. Het voelde dus ook de hele tijd alsof ik zó zou kunnen terugveren naar weer helemaal fit zijn. Ergens zat daar ook veel frustratie: ik voelde me de hele tijd bijna gezond, maar duidelijk net niet helemaal.

Henk had al die tijd ook klachten, maar minder heftig dan ik. Dat ik hem had besmet, was vervelend, maar het had ook voordelen: gedeelde smart was halve smart. We hebben zelfs samen kunnen lachen om de genantere kanten van darmproblemen. Bovendien was ik anders ongetwijfeld in een onnodig maar heftig medisch traject terechtgekomen met onderzoek naar veel ernstigere ziektes als darmkanker en crohn – zeiden de artsen. Daar ben ik allemaal overigens nooit bang voor geweest.

De chronologische draad weer even oppakken. Toen het na vier weken niet over was, kreeg ik antibiotica voorgeschreven, volgens de huisarts het standaard middel bij DF. Ik wist toen al dat dat niet zo effectief was, maar ik heb me om laten praten, ook wel door het idee dat zo’n antibioticum breder werkt – want ik was nog niet overtuigd van de diagnose DF. Het had geen effect. ik werd er best wel beroerd van: moe en met spruw (schimmelinfectie in m’n mond) als bijwerking. Kort erna had ik de heftigste diarree van al die tijd: heel plotseling, met krampen en bloed erbij. Gelukkig was dat maar één keer.

In die tijd zat ik er behoorlijk doorheen. Ik was doodmoe van proberen gewoon door te werken, ik kreeg er smetvrees bij nadat de huisarts had gesuggereerd dat ik mezelf herbesmette, of Henk en ik elkaar de hele tijd. En toen ging ook nog onze nog jonge hamster Robbie dood aan diarree, hadden we haar besmet? Dat drukte zwaar op mijn schouders.

Lieve Robbie, we missen je nog steeds

Ik sprak in de zomer twee andere artsen: de vakantiewaarnemer van m’n huisarts en de keuringsarts van de bloedbank. Allebei vonden het meer klinken als een exotisch virus en waren hoopvol dat het met geduld vanzelf over zou gaan, dat mijn lichaam het aan het opruimen was dus. Van die vakantiewaarnemer kreeg ik de tip om het dagelijks leven wat makkelijker te maken met loperamide als stopmiddel. Dat hielp inderdaad goed tegen de praktische problemen, al heb ik het spaarzaam gebruikt. Mede dankzij de loperamide leerde ik er wel iets beter mee leven in die tijd. En plasma geven mocht gewoon. Dat gaf allemaal hoop.

Mijn geduld werd daarna echter zwaar beproefd. Ik merkte geen vooruitgang, sterker nog, het werd in de loop van augustus vervelender:

  • Sinds de week in Oostenrijk werd ik af en toe wakker van de onrust in mijn darmen en zat ik dan al nog vóór de wekker op de wc. Ik ben al niet zo’n goede slaper, dus het slaapgebrek hakte er stevig in. Ook hierbij gaf loperamide wel wat verlichting, maar het bleef vervelend.
  • Sinds eind augustus kreeg ik last van mijn mond: droog, irritatie aan tong en gehemelte, aanslag aan mijn tanden, raar speeksel, en ik kon niet meer tegen drinken met looizuur: zwarte koffie en rode wijn droogden mijn mond vreselijk uit en daar had ik dan de hele dag verder last van. Ik dacht zelfs even dat de spruw terug was, maar het was toch meer een overgevoeligheid ofzoiets, of iets als mondbranden. Ik weet niet zeker wat de samenhang was met mijn darmen was. Het knapt nu ook wel op, maar is nog niet over.

In september ben ik teruggegaan naar de huisarts, omdat ik het vertrouwen verloor dat het vanzelf over zou gaan. Hij vond het inderdaad ook lang duren en wilde opnieuw ontlastingsonderzoek. Daar kwam weer alleen DF uit. De huisarts verwees me daarop door naar de specialist. Daar overlegde hij ook al mee, en die zei: ‘DF is niet pathogeen; afwachten’. Hij of zij gaf het advies extra vezels te gebruiken voor meer rust in mijn darmen, iets wat bij prikkelbare darmsyndroom ook wordt aangeraden.  Inderdaad zorgden die voor marginaal meer rust, maar mijn buik werd er ook zo log en zwaar van dat die hinderde bij het sporten. Een oplossing was het dus zeker niet. Ook pepermuntolie deed niet zo veel en ik denk dat mijn mond daar nog droger van werd. Probiotica – merkte ik niks van. Dat schoot dus niet op.

Met het vezel-advies was het ondertussen wel duidelijk in welke richting huisarts en specialist gingen denken. Af en toe joeg dat me wel angst aan: ben ik nu voor de rest van mijn leven chronisch darmpatiënt? Nee toch?

Nee. Ik was ondertussen verder gegaan met mijn zoektocht naar informatie en was tegengekomen dat dat ‘DF is niet pathogeen’ door andere artsen wordt betwijfeld. Die zeggen: als er geen andere oorzaak voor aanhoudende ernstige darmklachten gevonden wordt, dan moet je DF toch behandelen en dan is clioquinol het aangewezen medicijn (zie bijvoorbeeld hier , hier en de genoemde bronnen daar, en deze ervaringen). Die artsen menen dan dat er meer en minder pathogene subtypen van DF zijn, en dat je vooral van een exotische stam ziek kunt worden. Ik las daar ook ervaringsverhalen over (voorbeeld uit Mexico en Tasmanië (casus 2)). Ik ging zelf daardoor meer geloven dat DF inderdaad de boosdoener was, of kon zijn, en dat ik dus mogelijk tegen een rare variant daarvan was aangelopen. In een freaky geval van pech, want ik heb sinds 2019 geen verre reis mee gemaakt.

En dus wilde ik clioquinol (of paromomycine, mogelijk nog effectiever maar met meer bijwerkingen en moeilijk aan te komen, zie hier en dit artikel). De huisarts wilde daar echter niet aan meewerken zonder akkoord van de specialist. Ook al had ik zelfs verwijzingen en uitgeprinte artikelen en richtlijnen meegenomen…

Toen bleek eind september de wachttijd voor de specialist hier dichtbij 12-15 maanden te zijn. Dus ik dacht: eerst 12-15 maanden wachten en dan bij een specialist komen die zegt ‘niet pathogeen, nog langer afwachten’ of ‘prikkelbare darmsyndroom, leer er maar mee leven’? Ammehoela!

9 oktokber. Van de huisarts moest ik zelf maar een andere specialist zoeken, mogelijk via wachtlijstbemiddeling van mijn zorgverzekeraar. Toen ik die eenmaal te pakken had, bleek er echter alleen al een wachttijd van zes weken voor wachtlijstbemiddeling (ja, gaat lekker in de zorg…). Ik moest zelf maar gaan rondbellen. Maar niemand kon mij vertellen of de desbetreffende specialist dan ook zou zeggen ‘niet pathogeen, afwachten’. Dus dat zag ik al voor me: dan reis ik na 45, 63 of 72 dagen wachten af naar Amsterdam of Enschede of Goes, krijg ik daar alleen ‘afwachten’ te horen. Ik zocht alleen maar iemand die een recept wilde uitschrijven. Die dag, dus van het proberen een specialist te vinden, heb ik als zeer frustrerend en stressvol ervaren. Het was een inkijkje in een instortend zorgsysteem. Net in een heel slechte vlaag met m’n darmen.

Dus ik weer terug naar de huisarts, en hoera, die had ondertussen iemand anders geraadpleegd die mijn verhaal bevestigde. Dus wilde hij toch meewerken en clioquinol voorschrijven. Maar eerst moest dan Henks ontlasting ook onderzocht worden, want we moesten allebei aan die medicijnen. Voor Henks eigen gezondheid, maar ook omdat hij mij anders zó zou herbesmetten. Binnen een huishouden is dat zo goed als onvermijdelijk.

Henk bleek inderdaad ook DF te dragen – geen verrassing natuurlijk. Het was ondertussen eind oktober en we kregen allebei een recept voor clioquinol. Die bleek echter een week lang niet leverbaar. Nog meer geduld dus….

Op 3 november goed bericht van de apotheeek. We konden beginnen! Tien dagen lang, drie keer per dag een pil.


Al na twee dagen voelde ik me plotsklaps fitter, met een opmerkelijk energieke duurloop als gevolg. In de dagen daarna verbaasde ik me over de ‘malsheid’ die ik voelde in mijn spieren. Zo goed had ik me al die maanden lang niet gevoeld. Maar daarna gingen onze darmen nog heftig tekeer, mogelijk als bijwerking van de clioquinol. Dat was wel spannend.

14 november was de laatste dag van de tien dagen clioquinol en net die dag had ik voor het eerst normale ontlasting. Onze darmen bleven echter nog onrustig, ik heb zelfs nog een nacht slecht geslapen daardoor. Maar geleidelijk aan verbeterde dat, en dat doet het nog steeds.

We zijn ondertussen twee weken verder, en ik durf te gaan zeggen: het is over!

Wat ik hier vooral van heb geleerd is dat het belangrijk om ontzettend eigenwijs en vasthoudend te zijn als je gelooft dat er een oplossing is voor een medisch probleem. In mijn zoektochten naar informatie kwam ik tegen dat er mogelijk een heleboel mensen rondlopen met de diagnose prikkelbare darmsyndroom terwijl ze eigenlijk een parasitaire infectie hebben: er is waarschijnlijk forse onderdiagnose en onderbehandeling (zegt bijvoorbeeld deze site, overigens met commercieel belang). Ik heb zelf ook het gevoel dat ik op een haar na tot chronisch darmpatiënt verklaard was, en dat ik dat op eigen kracht heb weten te bevechten, dwars tegen het zorginfarct in.

Want die sombere conclusie trok ik ook: ik heb heel sterk in mijn schoenen moeten staan om de zorg te krijgen die ik nodig had. Dat staat niet iedereen. Dat heb ik als keihard ervaren. Het is nu goedgekomen, maar ik heb wel gedacht: waar moet het heen met de zorg?

Verder ben ik met terugwerkende kracht trots op wat ik de afgelopen maanden wél voor elkaar heb kunnen krijgen: mijn werk (al kostte dat af en toe wat moeite en heb ik wat kersen op de taart, zoals een studiedag, af moeten zeggen) en mijn sporten. Ik heb bijna die hele jaar (eerder ook nog de gekneusde ribben) niet onbevangen kunnen sporten en niet kunnen doen wat ik van plan was, met de nodige frustratie van dien. Maar ik heb mijn basisconditie prima overeind kunnen houden, ik kon blijven genieten en heb een boel leuke dingen gedaan en ik heb af en toe ook nog mooi kunnen presteren.

Radweltpokal, augustus: ondanks de parasieten en in een slechte vlaag harder gereden dan ooit eerder

Ik heb dit najaar m’n nieuwe plannen kunnen uitvoeren, inclusief die leuke halve marathon:

En fietsen de sluitpost? Sinds de grote stap vooruit in energie heb ik alweer van die gekke dingen gedaan als naar een opdrachtgever in Amsterdam fietsen en naar Vlissingen. Dat ik zulke uitspattingen in november überhaupt zag zitten, daaruit bleek mijn herstel. En wat was het fijn! Letterlijk en figuurlijk is de zon weer gaan schijnen:

Ik fietste vorige week dinsdag over een zonovergoten Oosterscheldekering.

Door |2023-11-29T09:48:19+01:0028 november 2023|Fiets, Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

De twee winterprojecten

Net als de vorige winters ben ik bezig met ‘loods Louise goed de winter door’ en doe ik daarvoor twee projecten:

  • Het ene is hetzelfde als de voorgaande jaren, mijn corona-ontdekking: project daglicht. Dat wil zeggen: ik ga in de tijd dat het wintertijd is elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Dit is jaargang 4. De derde week daarvan loopt nu bijna af en tot nu toe heb ik het probleemloos gehaald zonder iets extra’s te moeten doen. Ik kwam vanzelf veel buiten overdag, onder andere doordat ik net vijf dagen naar Terschelling geweest ben. We hebben daar veel gewandeld en op zondag, toen het prachtig weer was, een lange duurloop gedaan:

 

  • Het andere lijkt op dat van vorig jaar en is net even anders: ik zwem nog steeds elke week buiten, maar dit jaar zonder wetsuit. Nouja, zwemmen, het is dippen: even erin is genoeg. Ik vond het vorig jaar een enorm avontuur om door te zwemmen, maar ik vond het maar gedoe met dat wetsuit dat aan moet en later moet drogen voor maar een paar minuten zwemmen. Ook anders aan dit jaar is dat manlief meedoet. Het is opnieuw een avontuur. In de Schie bij ons achter moet ik elke keer over een fikse drempel om mezelf het water in te krijgen; eenmaal erin is alles prima en valt me op dat opnieuw mijn handen de beperkende factor zijn: die krijgen het het koudst. Afgelopen maandag in de schaatsbaan van Terschelling ging het eigenlijk makkelijker dan thuis. Manlief had zelfs tijd om foto’s te nemen vanuit het water:

 

Ondanks al die regen van de laatste tijd gaat het best goed. Als ik maar zulke leuke dingen kan doen, is de koude, grauwe en donkere tijd van het jaar goed te doen!

 

 

 

Door |2023-11-17T17:15:18+01:0017 november 2023|Loop, Waarom, Zwem|0 Reacties

Nieuwe plannen

Tussen de tijdrit en het seizoenstoetje in Zierikzee had ik op trainingsgebied gefreewheeld: het was overgangstijd. Na Zierikzee wilde ik de draad weer oppakken. Ik had plannen gemaakt – en liep er meteen in de eerste week al tegenaan dat ik daar niet goed genoeg over had nagedacht. Ik had twee fouten op elkaar gemaakt:

  • Ik had geen heldere keuze gemaakt. Ik had me, eenmaal terug uit Oostenrijk, met verrassend groot enthousiasme op de andere twee sporten gestort. Ik had veel zin in hardlopen, en had bedacht dat het misschien wel net kan lukken om eind november in duurlooptempo een leuke halve marathon te lopen. Daarnaast is de zwemcursus erg leuk en nuttig, en wil ik daarvoor ook oefenen. Ik heb de andere twee sporten meer gemist dan waar ik me bewust van was! Daarbij wilde ik toch ook mijn fietsen op peil houden, met in het achterhoofd het – nog vage – plan om volgend jaar opnieuw naar de Radweltpokal te gaan. Duurlopen vlot opbouwen is zwaar, de donderdagavond-zwemtraining is soms zwaar, en pittig fietsen is ook zwaar, of anders de krachttraining ervoor wel: ik had forse spierpijn van de eerste keer squats en lunges weer. Dat zouden dus drie zware trainingen per week zijn. Dat is te veel.
  • Ik was min-of-meer ‘vergeten’ dat ik minder belastbaar ben dan normaal, zeker in de slechte vlagen met mijn darmen. Ik was dat niet echt vergeten, maar het was een paar weken relatief goed gegaan en met freewheelen loop ik er ook niet zo tegenaan dat ik soms moe en futloos ben en/of slechter herstel dan ik gewend ben. Dat is echter wel nog steeds de realiteit.

Dus wat er gebeurde is dat ik een paar dagen lekker had getraind en toen op vrijdag ineens helemaal geparkeerd stond. Mijn eerste trainingsweek was al meteen te zwaar en er begon een slechte darmenvlaag, de slechtste sinds augustus op vakantie. Het voelde ook een beetje zoals in Oostenrijk: de ene dag gaat alles nog, de volgende dag wil er niks meer. Zwaar frustrerend, maar ook leerzaam natuurlijk.

Ik heb nu op twee fronten weer perspectief:

  • Fietsen wordt de sluitpost en gaat echt even de onderhoudsstand in. In december zie ik dan wel weer verder. Ik bedacht dat allemaal al nadat ik die vrijdag op de fiets had geconstateerd dat intervallen fietsen op FTP er niet in zat. Ik toerde toen verder en had het eigenlijk meteen al op een rijtje. Met het weer van de afgelopen dagen is minder fietsen ook niet zo erg, moet ik zeggen – het seizoen speelt zeker ook een rol. Ik kan me erbij neerleggen dus, ook bij het onvermijdelijke teruglopen van m’n fietsspecifieke conditie.
  • Voorlopig moet ik me blijven aanpassen aan hoe het met mijn darmen gaat. Maar: het gaat nog even duren, maar er gloort voorzichtig weer wat hoop. Ik ben er heel vasthoudend voor moeten zijn, veel voor moeten doen, heel wat stress om gehad en ik ben geconfronteerd geweest met de ernst van het zorginfarct (wachtlijst darmspecialist: 12-15 maanden, en er is zelfs wachttijd voor wachtlijstbemiddeling), maar ik heb afgelopen week voor elkaar weten te krijgen dat ik andere medicijnen krijg tegen de parasiet. Hopelijk gaan die hun werk doen en is dat ook echt de oorzaak van de narigheid (dat is niet zeker). Duimen jullie mee?

In het wikken en wegen van mijn trainingsaanpak realiseerde ik me dat het bij een chronisch gezondheidsproblemen dat op en neer gaat (en dat gaan ze meestal) niet veel zin heeft om mesocycli te plannen, dus het idee van ‘drie weken op, 1 week af’. Soms dwingt de beperkte energie tot meer rust in die drie weken, en stel dat de week af net in een goede periode valt, dan blijft er helemaal weinig tijd over om iets op te bouwen. Dat is weer een bevestiging van wat ik vaker ben tegengekomen: de traditionele trainingsleer gaat uit van gezonde mensen. Als je dat niet bent, is trainen veel minder te plannen. Ik zal het voorlopig nog veel meer moeten nemen zoals het komt. Ik ben daar al veel beter in geworden sinds de zomer, maar ik leer nog steeds bij!

 

Door |2023-10-15T17:37:03+02:0015 oktober 2023|Fiets, Loop, Trainer, Zwem|0 Reacties

Drie boekentips

Ik heb de laatste weken drie boeken gelezen die ik de moeite waard vond, maar ook weer niet van dien aard dat ze elk een aparte blogpost verdienen. Dus hier een verzamel-blogpost met drie boekentips.

1. Marathon van Theo Engelen.

Ik had een ander boek van Engelen gelezen en dat vond ik wel goed. Ik zag toen dit, en dat wilde ik wel lezen, zeker afgelopen weekend, rond manliefs deelname aan de Kustmarathon. Ook dit was wel goed. Leest lekker weg en het is spannend in de zin van dat ik graag wilde weten hoe het verder ging en afliep. Geen literair hoogstandje; de structuur is simpel: man loopt marathon, hoofdstukken per groepje kilometers, in elk hoofdstuk staan flashbacks en op de finish is de puzzel van zijn verleden compleet. Dat verleden is heftig en de marathon zwaar, dus dat gaat samen op. Het loopt mijns inziens net iets te goed af. Maar meeslepend is het wel, en de hoofdpersoon zou zó iemand uit mijn kennissenkring kunnen zijn, of iemand die ik coach: duursporter van middelbare leeftijd, eerste marathon, hardlopen hielp hem door een moeilijke tijd heen. Gewoon een lekker leesboek.

2. Master of Change, van Brad Stulberg.

Stulberg volg ik al jaren en zijn nieuwe boek is dus een ‘moetje’, overigens eentje waar ik naar uitkijk – ik had het al ge-pre-ordered, wat nog wat voordeeltjes opleverde. Mijn verwachtingen waren dus torenhoog. Ik vond de eerste helft erg goed. Stulberg introduceert daar het concept ‘rugged flexibility’ als levenswijze voor het omgaan met de alomtegenwoordige en onvermijdelijke verandering (waaronder hij overigens ook ouder worden schaart).  Belangrijk daarbij is dat je verandering en de onzekerheid die daarmee gepaard gaat ziet als iets wat erbij hoort, in plaats van iets om je tegen te verzetten of te ontkennen (‘change is not the exception, change is the rule’). Je wordt ook nooit meer echt helemaal ‘de oude’, er vindt re-ordering plaats. En ook dat is okee.

In de tweede helft werkt hij de houding uit in concrete acties en dat vind ik wat rommelig. Ik weet van Stulberg dat hij een achtergrond bij McKinsey heeft, en dan denk ik: heb je daar niet iets strakker leren structureren? Maar ik besef dat daar die torenhoge verwachtingen een rol spelen. Ook zegt een stemmetje: misschien moet Stulberg ervoor oppassen niet met te veel haast steeds een nieuw boek de markt in te slingeren?

Aan zijn vorige boek hield ik een paar concrete voornemens over die me hebben geholpen, dat is nu niet het geval. Maar interessant is het wel. En goed geschreven en onderbouwd verder ook.

3. Met de jaren van Arjan Videler en Rosalien Wilting

Voor dit boek werd ik getipt door Miriam, die contact met mij opnam naar aanleiding van mijn eigen boek – ze dacht dat het wel in mijn straatje zou passen. En inderdaad! Het boek betoogt dat therapie op oudere leeftijd zinvol is. Dat klinkt een beetje droog, maar dat is het boek juist niet, want er zitten uitgebreide voorbeelden in. Die las ik ademloos: wat een indrukwekkende levensverhalen, en wat maken sommige mensen toch een boel ellende mee. Het is ook echt niet zomaar even ‘eind goed, al goed’ met wat therapie of andere behandelingen, maar het kan wel veel schelen. Voor de oudere zelf, maar ook voor diens omgeving: partner, kinderen, vrienden, maar ook bijvoorbeeld verzorgenden.

Over het behandelen van psychische problemen van ouderen wordt vaak gedacht dat het zinloos is: dat heeft toch weinig nut meer en na zo lang zijn hun problemen toch niet meer op te lossen. Met zo’n negatieve manier van denken over ouderen zie je over het hoofd dat zij juist dankzij hun wijsheid en levenservaring misschien verder kunnen komen dan jongeren. En over dat nut: mentale gezondheid bevorderen is ook goed als zodanig. De auteurs leveren zo (overigens met niet heel veel woorden) ook kritiek op doorgeslagen rendementsdenken. Ik las het met instemming.

Het boek is vooral gericht op mensen die met ouderen werken en anderen in de geestelijke gezondheidszorg, maar ik vond het zeer toegankelijk. Hooguit is het denken in diagnoses voor mij altijd even vervreemdend, maar dat speelde geen grote rol. De (oudere) mens staat centraal. Gelukkig maar!

 

 

 

Door |2023-10-11T16:20:23+02:0011 oktober 2023|Boeken, Loop|0 Reacties

Over een halfvol of halfleeg glas

We zijn nu een maand terug uit Oostenrijk. Dat was een tijd met ups en downs.

Mijn darmproblemen duren voort, vier maanden inmiddels, met steeds een paar dagen op (alles normaal) en een paar dagen af, waarin mijn darmen onrustig zijn en ik me in meer of mindere mate brak en futloos voel. Ik ben een medische ronde verder maar dat heeft vooralsnog niks opgeleverd (conclusie in het kort: ‘afwachten’). Heel misschien verbetert het iets, maar dat is nog moeilijk te zeggen. Het is taai.

Daar kwam bij dat ik opnieuw last heb van mijn mond, iets wat lijkt op de spruw die ik na de eerdere antibioticakuur ook had (zie hier). En ik werd ook nog verkouden – niet erg en niks bijzonders voor mij, maar ik had er onder andere een nacht tussen met én hoesten én pruttelende darmen. Ik was dan ook de afgelopen weken vaak behoorlijk moe. En dat in de tijd van het jaar dat ik eigenlijk op m’n best zou moeten zijn.

Maar het gaat zeker niet alleen maar slecht. Ik heb van de zomer geleerd dat ik het over de hele linie wat kalmer aan moet doen dan gebruikelijk en dat lukt aardig, zo goed zelfs dat ik me af en toe bijna verveel. Ik heb het met sporten ook rustig aan gedaan, deels uit die snotterigheid enzo, maar ook wel omdat het een goede tijd was voor een overgangsperiode ná afgelopen seizoen.

Ik kan bovendien concluderen dat ik er eigenlijk helemaal niet zo slecht voor sta:

  • Ik ben weer begonnen met een cursus bij TriExperience, in de groep ‘Techniek & conditie’. Dat is leuk en het zwemmen gaat goed.
  • Ik ben het hardlopen weer wat aan het uitbouwen en ik heb ook nog wel lekker gefietst (voorbeeld 1, voorbeeld 2, voorbeeld 3) en gewandeld (voorbeeld).
  • Ook al leverde het fietsgerichte trainen van dit seizoen me niet op wat ik had gehoopt, ik merk wel dat ik makkelijk fiets. Ik trap nu ongeveer hetzelfde vermogen als vorig jaar om deze tijd (FTP van rond de 225 Watt), maar toen moest m’n overgangsperiode nog komen (wel liep ik toen veel harder, maar dat terzijde).
  • Ik ben nog steeds fit zoals ik dat vorig jaar ‘definieerde’: ik kan nog steeds 100 km fietsen, 10 hardlopen, 2 zwemmen of 20 wandelen. Dat toen zo voor mezelf geëxpliciteerd hebben helpt me nu. Want op de slechtste dagen voelt het alsof ik ‘instort’, maar dat is dus helemaal niet zo.

Dus: ik sport nog steeds lekker verder. Komende zaterdag doe ik zelfs nog een triathlon als ‘nakomertje’ van het seizoen.

Toch klopt er iets niet, en dat is dus vrij subtiel. Het is enerzijds de grilligheid: de goede en slechte dagen waardoor ik van tevoren niet weet wat er kan en hoe dat zal gaan. Dat lijkt overigens op wat ik ervoer tijdens de overgang, de bijbehorende frustratie ook.

Anderzijds mis ik al maandenlang net dat vleugje extra van me echt helemaal fit voelen. Terwijl het voelt alsof dat heel dichtbij is. Dat is deel van de frustratie: dat ik er zo dichtbij lijk, maar het wil maar niet. Dat is echt een geval van het glas dat halfvol (ik ben er dichtbij) of halfleeg (het is er steeds maar niet) is.

Hoe ik het ervaar, dus halfvol of halfleeg, hangt af van mijn humeur, en dat schommelt heen en weer met de fysieke problemen. Er zit voorlopig niets anders op dan het te nemen zoals het komt.

Hoe lang dat ‘voorlopig’ duurt, weet ik niet – en dat is misschien nog wel het allervervelendste. Kan ik doelen stellen voor de winter of voor volgend jaar, of ga ik dan tegen dezelfde frustratie aanlopen als de afgelopen maanden? Voorlopig train ik maar een beetje allround door, zonder specifieke doelen.

Op de halflege dagen heb ik het soms knap lastig met die onzekerheid. Op de halfvolle dagen blijf ik beter in het hier-en-nu, en dat is, zeker bij mooi weer, vaak gelukkig best wel fijn.

 

Door |2023-09-25T12:09:18+02:0026 september 2023|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Zwem|0 Reacties

Terugblik Oostenrijk (1): mijn verhaal

Ik schreef vorige week in mijn korte berichtje dat ik nog uitgebreider terug zou blikken op de Radweltpokal in het algemeen en mijn eigen tijdrit in het bijzonder. Ik ga dat in twee delen doen: mijn eigen verhaal apart van meer in het algemeen over het evenement. Hier mijn eigen verhaal, het algemene komt later.

Wat ik over mijn tijdrit nog kwijt wil, zijn een boel foto’s, manliefs werk, waarop mijn start en aankomst bijna als een filmpje te zien zijn. Hier is mijn start:

En de finish, eerst naderend en in het derde rijtje ga ik er daadwerkelijk over:

Kort daarna lustte een vlinder wel wat van mijn restjes sportdrank:

Verder wil ik nog kwijt dat ik met terugwerkende kracht eigenlijk tevredener ben geworden. Ik wist vorige week niet zo goed wat ik ervan moest denken: enerzijds was ik blij omdat ik harder had gereden dan ooit tevoren en ook harder dan ik gedacht had te kunnen (ik zou met 35 gemiddeld al in m’n nopjes geweest zijn), anderzijds wist ik dat dat nogal door het snelle parcours kwam, omdat ik zelf eigenlijk ondermaats had gepresteerd in termen van vermogen. Ik had gedacht en gehoopt 235 Watt te kunnen rijden, daarin had ik de hoogte al verdisconteerd – het werden er 225, vier procent minder. En 225 Watt, dat reed ik in april ook al. Dat stelde me toch echt teleur.

Ik had zelfs gehoopt op nog wat hoger, wat het effect kan zijn van een goede taper. Dat was wel al tegen beter weten in, want in de slechte vlagen van de darminfectie zit wel enige voorspelbaarheid en zo wist ik al dat de kans groot was dat ik weer net in een slechte vlaag zou zitten. De eerste twee keer fietsen in Oostenrijk voelde ik me goed en vloog ik bij mijn parcoursverkenningen. Maar op zaterdag wilde er ineens niks meer. Toen wist ik: redden wat er nog te redden valt door zo veel mogelijk te rusten.

Met de darmen zelf viel het op die maandag nog wel mee, maar de dagen erna, of vooral de nachten eigenlijk, waren best beroerd, met onrust die me uit mijn slaap hield of veel te vroeg wakker maakte. Dat had ik zo nog niet eerder gehad. Het was ook een lange vlaag, wat me wat bezorgd maakte voor de komende tijd en of het echt wel beter aan het worden is. Gelukkig had ik er overdag weinig last van, maar het drukte de vakantiepret soms best wel. De nachten waren ook nog eens heet – we maakten een heuse Oostenrijkse hittegolf mee. Uitslapen was er niet bij, want de kerkklok van Erpfendorf meldde zich elke ochtend stipt om 7 uur. Inmiddels is dit mijn ringtone en wekkergeluid:

 

Dat ik met zieke darmen maar vier procent minder presteer dan ik had gehoopt, dat is dan best wel goed. En dat ik daarmee harder rijd dan ooit tevoren, dat is helemaal mooi. Wat ik vorige week al schreef: ik ben benieuwd wat ik op dat parcours zou kunnen als ik wél fit ben en goed heb kunnen trainen.

Het blijft wel gek: als je me vorig jaar had verteld dat ik boven de 36 gemiddeld zou rijden, had ik gedacht: wauw! Maar als je me had verteld dat ik dat deed met 225 Watt NP, had ik gedacht: nou, dat valt dan ook tegen. Nou rijd ik liever hard met een laag gemiddelde dan omgekeerd, want uiteindelijk gaat het om de tijd.

En wat ik al schreef: alles wat ik zelf onder controle had, heb ik goed gedaan. Nouja, ik had eerder gedacht nog wat meer puntjes op de i te zetten voor wat betreft mijn fiets en aerodynamica, maar dat kon ik de afgelopen tijd niet goed opbrengen. Die tijdrit was net niet belangrijk genoeg. Maar het was me bijvoorbeeld volgens mij wel dankzij zeer grondig rekken gelukt om de al te grote bekkenproblemen van net voor de wedstrijd te beteugelen. Ik had in elk geval geen last meer van m’n hamstring tijdens het fietsen. Deze foto’s maakte manlief nog, van de vertrouwde, fijne extended child’s pose en van een nieuwe rek-oefening die ik eindelijk onder de knie heb, uit Adriene’s total body deep stretch:

Ik rek hier in het halletje van het appartement; yogamatje was mee. Die onderste oefening, dat is een balanceer-act en bovendien schoten eerst m’n hamstrings ervan in de kramp. Maar een paar keer herhalen, en kijk, vorderingen!

Na de tijdrit hebben we nog drie prachtige en soms behoorlijk pittige wandelingen gemaakt in de bergen om Erpfendorf heen.

 

Met weer een vlinder:

De terugreis hebben we onderbroken om in Mainz/Wiesbaden een Parkrun te lopen, erg leuk.

Alles bij elkaar was het een fijne vakantie, die door het grote verschil tussen Radweltpokal en wandelen uit twee delen leek te bestaan en daardoor ook langer leek dan hij was. Ik heb genoten van de zon, het landschap en het op reis zijn. Ik kom wel met een beetje bezwaard gemoed terug. Ik wacht het nog even af, en anders is het wellicht toch goed qua darmen om medisch op te schalen.

(Wie nog meer van onze vakantie wil zien (foto’s, kaart), lezen én horen (alpenhoorn!): zie onze Polarsteps.)

 

 

 

Door |2023-08-30T12:00:10+02:0028 augustus 2023|Fiets, Loop|0 Reacties

Hoe ouder worden als sporter niet moet

coverEr zijn soms van die boeken die ik wel móet lezen. Toen ik op het Triathlonforum las over De weg van de meeste weerstand van Lionel Shriver (die van We need to talk about Kevin) dacht ik dat meteen. Het gaat namelijk over ouder wordende duursporters en over de vraag hoe ver je kan, moet of wil gaan voor sport. Ik heb het onlangs ademloos uitgelezen, maar een echte aanrader vind ik het toch niet.

Het boek gaat over een echtpaar van in de zestig. Zij heeft altijd veel gesport, waaronder hardlopen, om fit te blijven, niet voor wedstrijden – ze is het liefst alleen. Haar knieën zijn echter versleten (het staat er niet zo letterlijk, maar ik denk: kapotgesport, haar hele leven te veel gedaan), hardlopen kan niet meer en de rest wordt ook steeds moeilijker. Net dan begint haar echtgenoot met sporten, met hoge ambities: hij traint eerst voor een marathon en daarna voor een hele triathlon. Dat roept natuurlijk spanningen op in het huwelijk, zeker omdat hij zich bij een fanatieke groep aansluit en zich ook nog eens intensief laat begeleiden door de trainer, een jonge, mooie vrouw. De echtgenoten hebben bovendien ook nog wat oud zeer te verwerken voor wat betreft hun kinderen.

Het verhaal werkt toe naar zijn grote triathlon. Dat is spannend, zeker als er van alles mis gaat met hem wat haar vermoeden (vermengd met jaloezie) dat hij veel te ver gaat bevestigt. De vragen die het boek oproept heb ik ook: over de de zin van sport, het risico op mateloosheid ervan, de rol van de commercie erin, de drang om bij een groep te willen horen, zoals de massa van een marathon of grote triathlon (het heet niet Ironman in het boek, maar het is net zoiets, inclusief mensen die het logo laten tatoeëren enzo). Ik kon daarom bijna niet stoppen met lezen.

En toch vond ik het boek onbevredigend. Dat zat hem er vooral in dat ik de hoofdpersonen niet zo sympathiek vond en ook niet goed begreep. Ondanks dat haar zieleroerselen breed worden uitgesponnen snapte ik haar niet en vond ik haar stomme dingen doen. Hij is al helemaal stom bezig, en bij elkaar wordt zo de sport- en triathlonwereld nogal negatief neergezet dus ook. De zingevingsvragen worden wel opgeroepen, maar niet of alleen negatief beantwoord: sporten is vooral een krampachtige poging om fit te blijven, hip te zijn en ergens bij te horen. Het einde onderstreept dat nog eens, op clichématige wijze. Daarmee is het ook bepaald geen positief beeld van de ouder wordende duursporter.

Het stomme van de hoofdpersonen en ook de soms mij veel te uitvoerige beschrijving van haar inwendige wereld en hun conversaties zaten hem misschien een beetje in de vertaling. Ik las het boek in het Nederlands en heb wel vaker meegemaakt dat het origineel beter te pruimen is – alsof ik de gekke neiginkjes van de Amerikaanse cultuur beter kan hebben in hun eigen taal. Want Amerikaans is het zeker, al is de thematiek net zo relevant voor hier. Actueel ook, en dat moet ik Shriver zeker nageven: ze heeft een goed oog voor de tijdgeest. Het gaat en passant bijvoorbeeld ook nog over het klimaat, woke en cancelen.

Het zet bovendien dus een heel groot vraagteken bij de fit-hype. Dat is welkom, maar het vraagteken is me wel wat te groot. Nog steeds vind ik dat ik het ‘moest’ lezen en dat heb ik dus toch met plezier gedaan. Maar de nasmaak is niet zo prettig.

 

Door |2023-08-15T16:00:34+02:0014 augustus 2023|Boeken, Extra, Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Aankoop-avonturen

Ik schrijf hier niet zo heel vaak over spullen, maar nu maar weer een keer wel en – voor alle duidelijkheid – ik doe dat geheel onafhankelijk. Ik heb de laatste tijd namelijk een paar avonturen (nouja…) beleefd bij de aankoop van nieuwe dingen. Ik had nogal wat nodig, en dat ging niet allemaal zonder slag of stoot.

Het begon ermee dat ik een opvolger zocht voor de Tri-Slide die op was. Dat is spul om makkelijker uit een wetsuit te komen en schuren daarvan te voorkomen, zonder het neopreen te beschadigen en zonder dat je handen er ook vet van worden. Ik heb twee van die spuitbussen versleten, maar ik kon het nu niet meer vinden. Dan maar op zoek naar een alternatief. Bij Bol zocht ik op ‘body glide’, zo dacht ik dat het heette, maar dan krijg je, uhm, heel andere dingen in de resultaten, namelijk uit de categorie ‘erotiek’. ‘Anti-chafe balm‘ deed het – je moet het maar net weten – en zo bestelde ik  een stick. Die werd een paar dagen later bezorgd… zonder dop erop. De envelop was aan de binnenkant al vettig en bovendien is het onhandig meenemen zo natuurlijk. Dus retour. Die retourzending raakte kwijt, ofzoiets, in elk geval: ik kreeg m’n geld niet terug. Gelukkig had ik het verzendbewijs nog. Na wat ge-heen-en-weer met Bol en het verzendende bedrijf kwam het gelukkig goed, en meer dan dat: ik kreeg mijn geld terug en vanwege het ongemak gratis een stick opnieuw. Dit keer wel met dop:

Daarna bestelde ik bij Triathlonaccessoires een nieuwe triathlon-fietsbroek. Dat is eigenlijk de onderkant van een tweedelig triathlonpakje. Zo’n pakje heb ik al jaren (onlangs hier nog te zien). Ik vind het broekje met de dunne zeem fijn op de triathlonfiets, fijner dan een gewone fietsbroek, die in de aerohouding een beetje prop wordt. Het broekje gebruikte ik dus vaak en het was aan het verslijten. Gelukkig vond ik hetzelfde merk in een goede maat. Bestellen ging echter ook niet zonder slag of stoot, want in plaats van twee tot vijf werkdagen levertijd duurde het er acht, met dus ook wat mailen heen en weer. Maar het is er en ik ben er blij mee. Het is zelfs mooier dan het oude broekje, meer een gewone fietsbroek: egaal zwart met wat langere pijpen.

Die broek is natuurlijk fijn met het oog op de naderende tijdrit, en daarvoor had ik ook nog iets anders nodig: nieuwe buitenbanden. Als ik het me goed herinner, zitten op mijn triathlonfiets nog steeds de oorspronkelijke banden, Vittoria Rubino’s, van eind 2014. Sinds ik op Strava zit, halverwege 2018, gaat dat om bijna 6500 kilometer; in totaal misschien dus wel om 10.000. Ze zijn nog niet eens op, maar voor de tijdrit wilde ik toch nieuwe. Het was een aardige zoektocht naar wat de beste banden voor mij zouden zijn: snel, ja, maar ook stabiel in de bochten en niet te snel lek, graag. Uiteindelijk kwam ik, mede dankzij een topic op het forum van Fiets met daarin een verwijzing naar een tabel met testresultaten, tot de conclusie dat het in het hogere prijssegment allemaal niet zo veel uitmaakt. Dus in de buidel tasten – het werden uiteindelijk Michelins. Als die ook weer 10.000 kilometer meegaan, kosten ze 1,1 cent per kilometer.

M’n buik enigszins vol van online aankopen ben ik vorige week naar mijn favoriete fysieke winkel gegaan om nieuwe loopschoenen te kopen: Run2Day. Ik loop al jaren het lekkerste op de Nike Free schoenen die ik daar ook ooit heb gekocht: licht, halve drop, weinig demping, soepel rond mijn voeten. Ze hebben echter als nadeel dat ik er wat moeizaam in kom. Voor alleen hardlopen is dat geen probleem, maar voor het wisselen in de triathlon is het onhandig. Gelukkig was er nog net een overjarig paar van een vergelijkbaar type met een soepeler instap in mijn maat. Ze lopen heerlijk, de bovenkant is net een pantoffel. Vanwege dat overjarige kreeg ik ook nog eens een mooie korting.

Ondertussen was ik ook nog bezig met het kopen van een nieuwe telefoon – de oude was na drie jaar (al!) het loodje aan het leggen. Dat heeft minder met het sporten te maken, behalve dan dat ik er eentje wil die tegen vocht en schokken kan, dus die ik goed mee kan nemen op de fiets. Bovendien wil ik er niet al te veel geld aan kwijt zijn. Ik hoef niks superhips en statusvols en mijn geld  besteed ik liever aan leuke dingen doen (en aan sportspullen dus, op het moment). Het is gelukt, alles doet het en ik ben er blij mee, maar het oriënteren, kopen, installeren en ‘dresseren’ heeft me ruim twee werkdagen gekost en hier en daar wat ergernis. Zoiets doe ik dus het liefst in de zomerperiode, als het qua werk rustig is. Wat een gedoe.

Enigszins koopmoe moest ik wat moed verzamelen en toen volgde als slot nog de minst avontuurlijke aankoop: sportvoeding bij Duursport.nl, succes gegarandeerd. Dat doe ik namelijk al jaren, het gaat altijd goed, en ik bestelde niks nieuws: hun huismerk energierepen, de gels die me sinds vorig jaar goed bevallen voor tijdens wedstrijden (alleen dan te gebruiken, want ze zijn peperduur), en eiwitrepen waar je een freaky hero van wordt:

Had ik hier al eens geschreven dat ik dol ben op die eiwitrepen, vooral de triple chocolate? Ze zijn ook prijzig, maar ik eet ze echt als traktatie. Ik heb nauwelijks speciale herstelproducten nodig (in m’n gewone eten zit genoeg eiwit), maar ze zijn handig en zooooo lekker. ‘Goed voor mijn herstel’ is vooral een excuus om lekker te snoepen na het sporten 😉

 

Door |2023-08-08T14:52:06+02:009 augustus 2023|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

60+’ers zijn goede wandelaars

Een tijdje geleden kreeg ik van een vriend (dank, Arno!) een interessante Tweet doorgestuurd. Strekking: van vijf leeftijdscategorieën lukte het in de oudste (60+) het beste om een Kennedymars uit te lopen. Dat is een mooie statistiek, en interessant natuurlijk. In de reacties worden verschillende verklaringen gegeven voor het succes op hoge leeftijd, ik vat ze in vijf categorieën samen, die, volgens mij, allemaal zouden kunnen kloppen, op basis van wat ik weet over ouder wordende duursporters:

  • Ouderen hebben meer tijd om te trainen.
  • Ouderen hebben meer routine/ervaring; ze wandelen/bewegen hun hele leven al.
  • Duurvermogen (lang en rustig bewegen) gaat tot op hoge leeftijd nauwelijks achteruit, in elk geval pas later en minder hard dan het intensieve werk, zoals snelheid en kracht.
  • Ouderen hebben goede mentale vaardigheden: ze maken een betere inschatting van hun eigen kunnen in verhouding tot de zwaarte van de mars, ze nemen het serieuzer, ze hebben meer doorzettingsvermogen.
  • Zelfselectie speelt mogelijk een rol – alleen de besten doen het, en dat zie je niet in zo’n statistiekje (het gaat mogelijk niet om een hoog absoluut aantal).

Nou, dat zijn toch een boel positieve dingen! Wandelen is, vind ik, een onderschatte sport. Doe het ze maar eens na, die 60+’ers – 80 kilometer wandelen is bepaald geen peuleschil!

 

Door |2023-08-08T15:08:49+02:002 augustus 2023|Extra, Loop|0 Reacties
Ga naar de bovenkant