Maandarchieven: april 2016

“Je hebt zoveel tegenwoordig”

In de NRC van afgelopen zaterdag staat een interessant interview met profwielrenner Wilco Kelderman. Zijn talent is duidelijk, maar vorig jaar heeft hij een slecht seizoen gehad. Roofbouw, zo noemt hij het zelf. Dat zat hem in te extreem bezig gaan met eten, waardoor hij te weinig energie had om goed te kunnen trainen. Hij is nu een kilo zwaarder maar veel fitter. Ook andere keuzes pakten verkeerd uit, en dan zegt hij:

Je hebt zoveel tegenwoordig: fietsen, fitness, een machientje voor de ademhaling. in al die dingen kun je verbeteren. Maar wat kies je? Dat heb ik niet helemaal juist aangepakt. Fitness heb ik verslonst, ik heb de verkeerde dingen getraind. Mijn rug was al niet heel sterk, dat werd er niet beter op.

Afgezien van dat de NRC de d’s en de t’s kennelijk ook verslonst, vind ik dit een interessante en herkenbare passage. Zelfs voor een prof is het veel dus. Ik volg een aantal triathlon-twitteracccounts en -websites en ik lees over sport, en als ik alles zou doen wat me aangeraden wordt, als ONMISBARE!!! workout voor een triatleet zelfs alleen maar, dan had ik aan 24 uur per dag niet genoeg.

Dus ik denk dan ook wel: ‘wat kies ik?’ Doe ik bijvoorbeeld wel genoeg voor mijn rug? Klopt mijn eten wel? Moet ik niet meer doen? Ik heb geen idee. Ik doe maar wat. Ja, wel beredeneerd, hoor, maar het blijft toch ook maar een greep uit al dat zoveel. Het kan altijd anders, en of het goed was, weet ik pas achteraf. Trainen is een experiment.

Een prof heeft daar goede begeleiding in, denk ik dan, en ook bij mij speelt trainingsbegeleiding daarin en rol. Maar dan nog gaat het wel eens fout, kennelijk, zeker bij een jong iemand die nog niet precies weet waar zijn grenzen liggen. Misschien is het niet zo gek om daar eens hard tegenaan te lopen – daar word je wijzer van. En dat is het interessante aan het interview: daar speekt een wijze sporter.

Door |2016-04-29T14:37:37+02:0029 april 2016|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties

De puzzel

In mijn blogpost over het trainingsschema schreef ik dat ik de trainingen niet op vaste weekdagen plan, omdat mijn werkweken nogal van elkaar verschillen. Dat betekent dat ik elke week opnieuw een puzzeltje leg van wanneer ik wat doe.

Ik houd daarbij rekening met, daar komt-ie: werk, andere dingen in mijn agenda en soms ook in die van manlief (toch ook leuk om elkaar eens te zien af en toe of om samen te kunnen eten), de openingstijden van sportschool en zwembaden, de trainingstijden van de atletiekvereniging, spreiding van de trainingen over een week (dus niet twee dagen achter elkaar hetzelfde, of alle benendingen op een propje), eventuele andere behoeften (zoals graag wel eens uit willen slapen) en zo nodig ook het weer, voor zover ik dat kan overzien.

Best een complexe puzzel dus. Concreet ziet-ie eruit zoals hieronder. Dat is deze week als voorbeeld, deze puzzel heb ik afgelopen weekend gelegd, in stream-of-consciousness-vorm:

Okee, nou , eens even kijken. Ik heb afgelopen week een paar trainingen gemist vanwege de verkoudheid en eentje daarvan wil ik inhalen: de combi-training. Dus de ‘lekker stukkie fietsen’ en één van de loopjes naar keuze in trainingsweek 3 neem ik samen. Dat wordt dan in het weekend. Qua tijd zou woensdag ook kunnen, maar het weer (temperatuur, wind, buienkans) ziet er later in de week steeds beter uit. Even in de gaten houden.
Andere beperkingen: maandag zit ik de hele werkdag in Utrecht, tot net na vijven, en dus kan ik dan niet in mijn eigen zwembad zwemmen of naar bodybalance, want daarvoor ben ik te laat terug in Rotterdam. Eens kijken, is het zwembad in Utrecht dan nog open? Hmm, tot half 7, dat wordt krap. Eens kijken… Ah, Van Maanenbad, zou wel kunnen, om 7 uur. Dat moment ken ik eigenlijk niet zo, hopelijk is het dan niet te druk. Het proberen waard. Als het met manlief okee is dat we dan pas wat later eten doe ik dat. ’s Avonds later kan ook altijd nog, in de Wilgenring, maar dat vind ik niet zo fijn, zo laat nog zwemmen, maar dat kan  kan eventueel ook nog. Goed, maandag zwemmen dus.
Verder heb ik het met werk niet heel druk deze week, da’s mooi, en ook wel even lekker, na een paar drukke weken. Donderdag wel een afspraak in Amsterdam om 1 uur, dan kan ik dan dus niet gaan zwemmen overdag, maar dat doe ik toch bijna nooit op donderdag (al is het jammer dat ik het bezoek aan Amsterdam dus niet kan combineren met zwemmen in het Sloterparkbad – als ik de kans krijg, vind ik het wel leuk om eens in een 50-meterbad te zwemmen). De donderdag is meestal voor spinning, ’s avonds, gaat dat door in de meivakantie eigenlijk, ik dacht van niet? O, volgens de website wel. Het is toch meivakantie, of niet? Zonder schoolgaande kinderen heb ik dat niet altijd zo in de gaten.
Okee, nou donderdagavond spinning dus en dinsdag dan hardlopen bij RA (dat kan op dinsdag en donderdag). Als spinning toch niet doorgaat (even bellen), kan ik dan nog omdraaien, al is het nadeel van spinning op dinsdag, een late les, dat ik dan niet samen met manlief kan eten, vanwege te ongelijke trainingstijden.
Op woensdag gaat er natuurlijk niks door en is er niks open, dan kan zwemmen niet, maar bodybalance dus ook niet. Bodybalance kan dan nog alleen op dinsdagochtend, en qua werk kan dat net, en twee trainingen op die dag (’s avonds hardlopen) kan ook wel. Houd ik nog één keer zwemmen over, dat wordt dan vrijdag. Da’s lekker, vrijdag op het lunchuur ’thuis’, da’s één van mijn favoriete zwemgelegenheden. Lekker rustig ook dan.
Dus okee, dan ziet m’n trainingsweek er onder voorbehoud zo uit: ma zwemmen, di bodybalance en hardlopen, wo rustdag (wel een beetje gek, op een vrije dag, maar ook wel lekker echt heel erg rustig wordt dat dan), do spinning, vrij zwemmen en in het weekend de combitraining en  nog een rustdag. Dat is ‘m!

Het neemt soms best veel ruimte in m’n hoofd – wat een luxeprobleem, hè?! Het is heerlijk om zo veel te sporten en ik ben ook blij dat mijn werk afwisselend is, met soms lange dagen elders (waar soms sporten aan vast te knopen is, zo kom ik nog eens ergens) en soms juist alle vrijheid om overdag te sporten. Dit gepuzzel is de prijs die ik daarvoor betaal, maar ik zou niet anders willen!

 

Door |2016-04-26T12:15:09+02:0026 april 2016|Triathlon algemeen|0 Reacties

Trainingsschema

Eind januari, na mijn maximaaltest van toen, heb ik een traningsschema gemaakt richting het volbrengen van mijn beoogde Ironman – ik schrijf mijn schema’s al een tijdje zelf, met input en feedback erop van Coen van Topvorm. Dat schema kon letterlijk meteen de prullenbak in – de misstap die de sesamoïditis veroorzaakte deed ik bij het wegstappen van achter mijn computer direct nadat ik Coen het schema had gemaild (dat gaf zo’n ‘God straft meteen’-gevoel, zal ik maar zeggen). Acht weken niet lopen verder moest ik dus sowieso het schema aanpassen, en bovendien had ik in de tussentijd bedacht dat ik geen lange duurlopen meer wilde doen.

Enfin, het resultaat is als volgt. Dit zijn de trainingsuitgangspunten:

  • Twee weken op (week 1 en 2), één week af voor rust en herstel (week 3).
  • Elke week één rustdag, zo nodig dus een combi maken van bijvoorbeeld hardlopend naar het zwembad of ’s middags zwemmen en ’s avonds spinning.
  • De rustweken heb ik in het schema niet nader uitgewerkt, dat is in elk geval gas terug qua duur en intensiteit, beetje naar behoefte/inzicht.
  • Ik plan globale weken, die ik kort van tevoren preciezer invul; ik plan niet ver vooruit per dag, daarvoor zijn mijn werkweken te verschillend.
  • Ik wil vooral investeren in het fietsen, omdat ik het daar vooral van moet hebben: ik ben daarin het meest belastbaar (m’n schouders zitten bijvoorbeeld al aardig aan hun tax met zwemmen + uren in de triathlonfietsbeugels hangen + planken)  en ik boek het beste progressie, beter dan bij de andere twee sporten.
  • Er staan twee fietstrainingen gepland, ik beschouw het totaal van mijn stadsfietsuren als derde training. In een gewone week zit ik 3 à 5 uur op de stadsfiets, soms 2 uur op een dag. Dat is weliswaar niet echt trainen en het zijn korte stukken (5- 40’), maar het is wel daarom dat een derde, korte fietstraining niet meer zo veel toevoegt. Ik heb ook de ervaring dat ik hiermee prima in fietsvorm kom voor lange afstanden.

 Dan krijg je dit weekoverzicht:

  Week 1  Week 2  Week 3 
Zwemmen 1. Rustige duur, opbouwen met ± 5’ per week van 50 naar 90 minuten (2,2 naar 3,8 km), zodra dat kan in buitenwater
2. Ongeveer 50 minuten tempoduur: intervallen van 100 – 400 m vlak maar snel, totaal rond de 2 km.
= week 1 1. Techniek
2. Intensieve intervallen (25-100 m) met veel rust (zwembad) of kortere rustige duur (open water)
Fietsen  1. Rustige duur, opbouwend in stappen van 20 km van 120 naar ± 220 km
2. Spinning (uur) met paar keer boven omslagpunt
 1. Combi-trainining: fietsen opbouwen van 3 tot 6 uur intensieve duur, daarna lopen (zie hieronder)
2. Spinning (uur) met paar keer boven omslagpunt
 
1. Lekker stukje fietsen
2. Spinning (uur) onder omslagpunt
Hardlopen 1. Bij RA met intensieve intervallen, ± 12 km (zodra dat weer kan qua blessureherstel, nog een paar weken)
2. en 3. Rustige duur, opbouwend in kleine stappen tot een weektotaal van minstens 42 km (ik zit nu op 20)
 1. Combi-training: eerst fietsen (zie hierboven), lopen opbouwen van 30-90 minuten (5-15 km).
2. Bij RA (zie punt 1 week 1).
3. Rustige duur, opbouwend tot een weektotaal van minstens 42 km
Twee trainingen naar keuze 

Core stability/
kracht

3X oefeningen voor of na de training (buikspieren, planken, souplesse)  = week 1 Idem + uur body balance (les in sportschool)

En preciezer per week leidt dat tot dit schema met afstanden en tijden: Plaatje trainingsschemaEn dit zijn drie voorbeelden van trainingsweken:

Voorbeeld trainingsweek 1 (15)
Ma: Zwemmen: intervallen
Di: Rust
Wo: Hardlopend (6 km) naar het zwembad voor duurtraining
Do: Spinning
Vrij: Hardlopen: 5 km
Za: Hardlopen: 7 km
Zo: 120 km fietsen (5u)
(+ dik 3 uur stadsfiets)

Trainingsweek 2 (16)
Ma: Zwemmen: intervallen
Di: Hardlopen: 7 km
(en daarna werd ik snipverkouden en viel de trainingsweek in het water, maar het plan was geweest:)
Wo: Zwemmen duur
Do: Spinning
Vrij: Hardlopen: 8 km
Za: Rust
Zo: combitraining 3,5 uur fietsen + 0,5 uur hardlopen
(+ ruim 4 uur stadsdfiets)

Trainingsweek 3 (17, zoals gepland)
Ma: Zwemmen – techniek
Di: Body Balance en stukje lopen (mee inlopen bij de club)
Wo: R (koningsdag)
Do: Spinning < 153
Vrij: Zwemmen – van alles & nog wat
Za: Stukje lopen
Zo: Lekker stukkie fietsen, 2 à 3 uur

Nou, dat is ‘m dus, de aanloop naar Vichy! Maar niks gaat precies zoals gepland, want ik was afgelopen week zo verkouden dat ik drie dagen niet heb getraind en in het weekend kalm aan heb gedaan. Nouja, dan passen we wat aan. Daar is een trainingsschema ook voor!

 

 

Door |2016-04-24T14:13:01+02:0024 april 2016|Triathlon algemeen|0 Reacties

“Misschien sla ik een beetje door”

Onder bovenstaande titel heeft Psychologie Magazine deze maand (nr. 5) een artikel over extreem sporten. Aan het woord komen een triatleet, een ultraloopster, een bergbeklimmer die traint voor de Mount Everest en een ultramarathonloper. Die trainen achtereenvolgens 15-20 uur per week, 10-30 uur, 10-15 uur en 15-20 uur.

Ter vergelijking: ik ga in een enkele week, zoals laatst in Portugal en ook later in de zomer nog met de lange duurtrainingen, naar de 18 uur per week als maximum. In de rustigste wintermaanden zit ik op zo’n zes uur. Vorige week tien uur; de helft daarvan was in één keer een lange, rustige fietstocht zondag, de Omloop van Rotterdam, die met meer wind mee en zonder de twee ijswaterbuien heel wat korter had geduurd (maar die wel leuk was)! Deze week blijf ik op een paar uurtjes steken, want ik ben zo verkouden dat ik vandaag zelfs werk heb moeten afzeggen, dus trainen zit er even niet in.

De vraag is natuurlijk wat ‘doorslaan’ is en daarop geeft een slotbeschouwing wel een aardig genuanceerd antwoord, vooral bij monde van Bram Bakker: soms ligt er een echt probleem onder zo’n hobby, zoals een eetstoornis, maar een problematische verslaving is sporten niet gauw. Dat fanatieke sporters klachten krijgen als ze ineens niet meer kunnen sporten, duidt meer op een stressreactie die optreedt uit gewoontevorming dan op echt afkicken. Veel sporten wordt pas problematisch als het je functioneren op andere terreinen ondermijnt, zoals je relatie, sociale contacten of je werk. Of als je je lichaam uitput, dan krijg je een sport-burn-out.

Wel is het zo dat mensen die extreem sporten vaak sowieso extreme mensen zijn, die anders op andere manieren naar een extreme kick zouden zoeken, bijvoorbeeld in drank of drugs. Net als bij drugsverslaafden hebben hun hersenen een beloningscentrum dat niet makkelijk aanslaat, en dus sterke prikkels nodig heeft, zoals de euforie na een wedstrijd.

Dat herken ik wel: ik heb wel eens gedacht dat het fijn zou zijn als ik me ook zonder veel te sporten lekkerder zou kunnen voelen. Ik heb dat meer in verband gebracht met ‘in mijn hoofd zitten’ waar sporten me uithaalt, maar wie weet heb ik inderdaad ook wel een beloningscentrum dat moeilijk ‘aanslaat’.

De triatleet in de voorbeelden zou eigenlijk wel op willen schalen naar 30 uur trainen in de week, maar hij is net vader geworden en doet daarom juist een stap terug. 30 uur in de week – dan vraag ik me af, dat moet toch richting professioneel niveau gaan? Maar er staat dat hij fulltime werkt. Daar schiet mijn voorstellingsvermogen wel tekort, hoe je dat kan bolwerken. Maarja, dat hebben veel niet-sporters bij mij ook al, en ik vind het wel meevallen.

De enige dame van de vier, de ultraloopster, zegt meteen aan het begin van haar interview: ‘Toen ik 50 werd trakteerde ik mezelf op een hardlooptocht van 169 kilometer in 46 uur rond de berg Fuji’. Die formulering ga ik onthouden: ik ben 50 geworden en ik trakteer mezelf op een Ironman!  

 

Door |2016-04-21T14:07:35+02:0021 april 2016|Boeken, Triathlon algemeen|0 Reacties

Geen non

Er staat dit weekend een ingezonden brief in de krant (NRC) die volgens mij aardig aansluit bij mijn post van afgelopen dinsdag. Het is een reactie op een artikel van vorige week, waarbij ik ook al ‘nounou’ had gedacht. Een ‘nounou’ dat vooral betekent: is die niet een beetje al te obsessief bezig met eten?

Kilo’s af willen vallen tijdens een zware trainingsperiode in de hoop zo sneller te worden, daarom je ‘altijd’ aan je dieet houden, begeleiding door een voedingskundige (in termen van ‘hulp nodig hebben’), je bakje kwark goed timen, geen drop, geen bier, want dat zijn ‘lege calorieën’, en dus al dromen van waar je je aan tegoed gaat doen na de marathon… voor mij gaat dat te ver.

Nou heb ik makkelijk praten, dat besef ik wel, want ik heb geen gewichtsprobleem, althans, eerder het omgekeerde: als ik intensief train, moet ik flink eten om geen ‘vogelnekje’ te krijgen en om te voorkomen dat mensen gaan vragen of het wel goed met me gaat. Ik weeg me zo af en toe, als ik eraan denk, en mijn gewicht is stabiel net boven de 60, met een marge van zo’n 2 kilo en een BMI van net onder de 20.

Maar veel belangrijker is: ik sport voor mijn plezier, en dus eet ik ook nog steeds met plezier, en daar zitten ‘foute’ dingen tussen – zo moge wel blijken uit mijn overzicht van dinsdag. Ik zit niet met wat snoep en alcohol, ik time mijn eten niet precies en er zijn, afhankelijk van je visie op gezond eten (het lijkt soms wel een religie op het ogenblik), nog een boel verbetermogelijkheden. Maar dat gaat mij al gauw te ver ook.

Ik doe mijn best volgens een soort 80/20-principe: als 80 % van mijn eten okee is, maakt die resterende 20 % niet zo veel. Maar zelfs dat meet of bereken ik niet heel precies. Ik meet of bereken vrijwel niets precies, behalve dan voor wedstrijden. Dat moet ook niet hoeven, vind ik. In je lijf zit ook geen telraam, hè? Ik doe veel op gevoel – dus af en toe geef ik ook lekker toe aan een vreetbui; heb ik kennelijk in de periode daarvoor net iets te weinig gegeten.

Kortom: ik leef niet bepaald als een monnik, uh, non, dat lijkt me ook op mijn niveau nergens op slaan.

In dat artikel van vorige week is het vooral dat al weken van tevoren uitkijken naar wat je allemaal mag ná de marathon dat voor mij een signaal is dat er iets te ver gaat, dat je je lijf op strafkamp hebt gestuurd. En één zinnetje vind ik veelzeggend: ‘het is fijn te weten dat ik niets aan het toeval heb overgelaten’. Aha, denk ik dan, dat is de clue: onzekerheidsreductie. Je streng aan een dieet, of ook trainingsschema, houden geeft een gevoel van controle, iets waar duursporters sowieso bovengemiddelde behoefte aan hebben (ja, ik ook). Houd je je aan je dieet, dan ben je goed bezig. Maar dat is wel schijnzekerheid, en het kan obsessieve trekjes aannemen.

In de krant van vandaag staat een ingezonden brief die iets heel soortgelijks betoogt, en beter verwoord dan dat ik hier doe, vooral aan het eind, met ook nog eens een grappig plaatje erbij:

gooiweegschaalweg

Nou zou ik niet genoeg hebben aan ’s morgens 2 crackers en een lunch van 4 boterhammen. Maar met de strekking van het stuk ben ik het eens!

 

Door |2016-04-16T18:44:35+02:0016 april 2016|Boeken, Triathlon algemeen|0 Reacties

Eten

Ik heb laatst voor een ander doel op een rijtje gezet hoe mijn dagelijkse voeding eruit ziet, en laat ik dat maar eens doorplaatsen hier. Voeding is immers belangrijk bij intensief sporten. Ik vind voeding bovendien interessant, dus ik probeer geïnformeerd te zijn. In de loop van de tijd heb ik iets uitgedokterd waar ik het goed op doe, wat rekening houdt met de wereld om me heen, wat praktisch haalbaar is, en wat ook lekker en gezellig is. 

Dit is hoe mijn eet-dag eruit ziet, althans, als alles verder normaal is (er zijn nogal wat uitzonderingen op, al is het alleen maar omdat ik nogal eens buiten de deur eet):

Ontbijt: Grote cappuchino, een banaan en een bakje havermoutpap, aangevuld met een zaden/pittenmengsel en wat cranberry’s, aangemaakt met melk en soja-yoghurt, met scheutje diksap (of gezoete soja-yoghurt).

Lunch:

  • ±6 volkoren boterhammen met in elk geval één forse bron aan dierlijke eiwitten: gekookt of gebakken eitje, dik kaasbeleg en één keer per week vette vis (meestal 1 haring).  Ander beleg: pindakaas, notenpasta, vegetarische paté/smeersel, marmite, appelstroop, sambal.
  • Meestal wel iets van groente erbij, bijvoorbeeld wat tomaat, paprika, komkommer, sla.
  • Vaak soep erbij (cup-a-soup of miso), in elk geval graag iets warms.
  • Drinken: thee.

Avondeten:

  • Fikse berg van de koolhydratenbron: meestal rijst, pasta of iets broodachtigs (stokbrood, wraps), dat vaak (maar niet altijd) volkoren), daarnaast ook regelmatig aardappelen, soms ‘exotischer’ zoals boekweit of quinoa. De portie is meestal volgens de standaardhoeveelheden goed voor 2 personen (bv. 125 gram rijst).
  • Veel groente, vaak is dat 300 gram of (veel) meer, vaak is het ook een combi van meerdere groenten, met veel afwisseling dankzij het biologisch groentepakket. Vaak geroerbakt, ook wel eens gekookt of als roast, een enkele keer rauw.
  • Daarbij vaak peulvruchten, iets met noten/pinda’s, kaas, soja en/of vleesvervangers.
  • Op smaak gemaakt met kruiden (ook wel verse peper en gember), sauzen, diverse soorten olie, pesto e.d.
  • Drinken: water, bier of wijn.

Tussendoor:

  • Dagelijks: fruit, meestal citrus of kiwi (ik vergeet dat wel eens, maar doe het ook wel eens dubbel of een stuk vers en wat gedroogd fruit zoals vijgen).
  • Vaak: een handje noten (of twee, of drie)
  • Regelmatig: koek (zoals stroopkoek, in het weekend ook wel een bolus of eierkoek), klein zakje chips.
  • Heel af en toe: drop. De rest (ander snoep en snacks enzo) is heel zelden.
  • Drinken: soms ’s ochtends nog een keer koffie, verder thee (zwarte en groene, ’s avonds caffeïnevrij) en water. ’s Avonds een beker soja-chocolademelk (dat heb ik net ingevoerd omdat ik zwaarder ga trainen), en in het weekend nog wel eens een biertje of borreltje.

Bij het sporten:

  • Tijdens zware, lange trainingen, wedstrijden en om daarvoor te oefenen: winegums en sportvoeding: sportdrank, energierepen, gels (maar ook  ‘gewoon’ bananen, ontbijtkoek, krentenbollen, boterhammen).
  • Erna: zo gauw mogelijk ‘echt’ eten, en als dat niet lukt: eiwitreep. Soms bij thuiskomst een extra glas melk met diksap.

Klein dingetje uitleg: ik ben vegetariër (al 35 jaar) en daarom ambivalent over die wekelijkse vis: eigenlijk zou ik het graag helemaal zonder dode dieren doen, maar ik vind vis wel lekker en vooral heb ik een paar keer gemerkt dat als ik flink ziek geweest was, vis het eerste was waar ik trek in had. Anders dan vlees doet het me goed, volgens mij. Vandaar. Eentje dan, en als ik in het aquarium van Blijdorp ben ga ik altijd sorry zeggen tegen de prachtige school haringen daar. De soja-zuivel is deels ook een keuze voor minder dierlijke producten, maar ook een overblijfsel uit een periode dat ik niet goed tegen lactose kon.

Door |2016-04-12T19:23:24+02:0012 april 2016|Triathlon algemeen|0 Reacties

Mijn jaarlijkse intervaltraining door de stad (2)

En dat was ‘m weer, net als vorig jaar: mijn jaarlijkse fiets-intervaltraining door de stad, om mijn Super Marathon Master te supporteren (en een paar andere bekenden, als het uitkomt), die vandaag voor de 28e keer is gefinisht in Rotterdam. Voor het stuk door de stad had ik 5 minuten langer dan vorig jaar, want manlief finishte nu in 3:13:53, en daar was hij dik tevreden mee, ook al had hij niet zo lekker gelopen.

Startnummer Henk 629 Super marathon master

Ik had wel lekker gefietst, nouja, het stuk door de stad is altijd heel druk, maar ik was vroeg vertrokken en heb er 14 extra kilometers aan vast geknoopt die wel rustig waren, door de Beneluxtunnel, heerlijk in de stralende zon. Deze week was voor mij rust- en herstelweek, na de intensieve fietsweek in Portugal, dus de 2u53 was genoeg. Daarin fiets ik dan een lullige 55 km, maarja, het was op de Afrikafiets én o, o, o wat is het dan druk in de stad!

De marathondagtraditie houdt verder in: Parijs-Roubaix kijken, pizza eten en bier drinken. En dan naar bed! Altijd een mooie dag, maar met het weer van vandaag helemaal.

Door |2016-04-10T18:19:15+02:0010 april 2016|Fiets|0 Reacties

Hoe houd ik mijn sokjes wit?

Ik ben niet zo’n perfectionistische huisvrouw. Ik pleur de meeste was klakkeloos bij elkaar, ongeacht de kleur. In de loop van de tijd worden witte handdoeken en onderbroeken dus grauw – kan me niet schelen. Er zijn maar een paar dingen die ik mooi wil houden, en die gaan in de aparte was of die doe ik met de hand.

Onlangs heb ik in één verpakking drie paar witte fietssokken gekocht, en die had ik mee naar Portugal. Lekkere sokjes, trouwens. Op mijn schoenen met Look-plaatjes eronder kwam ik in het hotel moeilijk de trap af en de gang door, dus dat deed ik op sokken. In het begin liep ik zelfs op sokken door de garage naar mijn fiets toe, totdat ik ontdekte dat die mooie, nieuwe, witte sokken daar wel heel goor van werden. Daarna waggelde ik op mijn plaatjes door de garage heen.

Net heb ik de sokken op de hand gewassen, met speciaal witwasmiddel. Twee paar zijn redelijk schoon geworden, het derde paar draagt de sporen van de garagevloer:

Zes witte sokjes aan de lijn

Het is de meest linker en de tweede van rechts. Nouja, is de onderkant, zie je toch niet.

Op de achtergrond hangen mijn twee mooiste fietsshirts te drogen. Ook die mogen op de hand, om de kleuren mooi te houden.

Zegt ze enigszins tandenknarsend, want het liefst pleurt ze alles in die ene wasmachine!

 

Door |2016-04-09T15:05:06+02:009 april 2016|Fiets|0 Reacties

Beter, dus terug- en vooruitblik

Net als in augustus heb ik mezelf maar weer eens beter verklaard. De sesamoïditis is gewoon echt over. Dinsdag heb ik overdag twee keer twee kilometer gewandeld van het station naar een afspraak in Leiden en terug, en ’s avonds nog vier kilometer hardgelopen. Daar hield ik wat spierpijn aan over, maar verder niets. Het gaat gewoon goed!

Wat ik nu als belangrijkste les leer van deze blessure is (1) shit happens – het was toch echt heel suffe pech, die tot de ontsteking leidende misstap en (2) sommige dingen gaan gewoon echt normaal over.

Over dat laatste punt: mijn schrikbeeld is dat dingen níet overgaan, eindeloos blijven doorzeuren bijvoorbeeld, of van kwaad tot erger gaan. Ik heb als kind mijn vader ooit ziek zien worden en dat ging inderdaad van kwaad tot erger, jarenlang – en toen ging hij dood. Nouja, in het echt zat er iets meer nuance in, maar in mijn kinderperspectief ging het zo, en daar heb ik natuurlijk een diepe escalatie-angst aan overgehouden. De scherpe kantjes zijn daar dankzij wat therapie echt wel vanaf, maar helemaal weg zal het nooit gaan.

Mijn vage blessure van vorig jaar leek ook zo’n doorzeurend gevalletje. Of lijkt, zelfs, want het is nog steeds niet helemaal over: om de paar dagen draait er iets vast in mijn rug of bekken dat gauw ook weer loskomt, maar waar ik in de tussentijd wel hinder van heb, onder andere in mijn schouder. En de fysiotherapeut heeft geen idee meer.

In het geval van de sesamoïditis was er aanzienlijke voedingsbodem voor die angst. De eerste, foute diagnose van een ingescheurde pees bijvoorbeeld – eenmaal gehavende pezen blijven vaak een zwakke plek, dat hoorde ik al heel gauw. Dat het om sesamoïditis ging, hoorde ik op een vrijdag om 3 uur, en ja, wat kun je dan anders dan je tot internet wenden? Nou, als je ergens bang van wordt… ik vond geen enkel voorbeeld van een normaal herstellende sesamoïditis, maar juist van jarenlang aanhoudende gevallen die zelfs na operaties nog niet over waren, of gevallen van drie maanden gips. Ik heb er een nacht slecht van geslapen. 

Dat googlen had ik niet moeten doen, natuurlijk, maarja, je moet wat. Ik kon pas anderhalve week daarna terecht bij de orthopeed. Achteraf was dat misschien niet eens nodig geweest, maar ik had grote behoefte aan deskundig advies. En geruststelling, maar die geloofde ik toen nog maar half.

Maar inderdaad: een paar weken ontstekingsremmers en acht weken rust en het was over. Het duurde me natuurlijk te lang, maar achteraf gezien denk ik: nouja, valt wel mee. Ik ga nu naar voren kijken: hoe ga ik het hardlopen opbouwen naar 28 augustus? Ik heb die vraag maar eens voorgelegd aan mijn trainingsbegeleider, en daarna ga ik puzzelen aan mijn trainingsschema. Dat had ik al, eind januari, maar dat moet nu anders en dat is best nog even ingewikkeld.

Ik ben in elk geval de blessureperiode goed doorgekomen: fietsen gaat voorspoedig, zwemmen gaat okee, en ik heb volgens mij een grote stap gezet met de core stability.

 

Door |2016-04-07T17:37:37+02:007 april 2016|Triathlon algemeen|0 Reacties

Weer thuis!

Nog even terugblikken op de week in Portugal. Allereerst: het weblog werd in die week mede mogelijk gemaakt door:

  • Manlief, vanwege diens tablet, die wat meer kan dan de mijne, zoals de Movescount-gegevens uploaden, en hij heeft ook een beter toetsenbord, wat schrijven makkelijker maakt. Simpelweg het feit dat hij (manlief) thuis was maakte bloggen ook makkelijker, want anders zou ik niet zo nadrukkelijk ‘we zijn niet thuis’ op internet verkondigen.
  • Jo, in het algemeen natuurlijk, want zonder haar was de hele week er niet geweest of in elk geval heel anders, maar voor het weblog in het bijzonder door haar telefoon: de meeste foto’s van afgelopen week waren daarmee gemaakt. Zo ook deze, van één van de resultaten van de week: vormstrepen:

Wit-bruine benen

Jo zei op de heenweg nog dat ze hoopte met streepjes terug te komen, nou, ook bij haar zijn ze luid en duidelijk hoor! Bij het uitpakken net kwamen er een hoop warme spullen ongebruikt uit de tas. Ik had me van tevoren niet voor kunnen stellen dat het echt de hele week warm en mooi zou zijn, dus ik had een lange broek, een warme fietstrui, rainlegs en zelfs dunne handschoenen bij me. Hahaha! Een groter ‘probleem’ dan kou en regen was de enorme hoeveelheid zon voor de nog aan niets gewende Nederlandse huidjes!

Op dat punt was het dus een prima week en ook verder heb ik het goed naar mijn zin gehad. Het was gezellig en relaxed. Ik heb net iets minder uren gefietst (18) dan vooraf als maximum gedacht (20), maar dat is prima. In die uren hebben we wel veel minder kilometers gemaakt (405) dan ik had ingeschat (500), want het fietste allemaal vrij traag, mede door het klimmen, tegenwind, zoeken en soms de slechte weg. Alleen op die grote N125 kon je echt tempo rijden, en in Spanje af en toe. Maar aantal kilometers is al helemaal niet belangrijk. Volgens mij heb ik uitstekend aan mijn basisconditie gewerkt. Lijf deed het hartstikke goed, op dat kleine verkoudheidje na, maar daar had ik amper last van.

Het fietsen was af en toe ook heel mooi, vooral in de Portugese heuvels en met onze pontjestocht als hoogtepunt. Desalniettemin zou ik Monte Gordo niet direct als fietstrainingsbestemming aanraden en we vinden ‘m ook niet voor herhaling vatbaar. Het aantal mogelijke fietsrichtingen is wel erg beperkt. Eigenlijk is alleen naar het noorden, de heuvels in, goed te doen. In het zuiden kun je niet, want daar ligt de zee. Naar het westen heb je die rottige, drukke en slechte N125 en naar het oosten moet je met de pont naar Spanje – wat leuk is, maar ook tijdrovend en niks voor de serieuze doorfietsers natuurlijk.

Bovendien zijn de kaarten dus veel te slecht, waardoor je moeilijk tochten kunt plannen. Daar is nog wel een mouw aan te passen met GPS en/of betere voorbereiding – wij hadden ook nog naar routes kunnen zoeken op internet natuurlijk, maar ik vind het altijd leuk om zelf wat te puzzelen met de kaart en dat viel dus tegen.

Pluspunten zijn wel dat er veel gefietst wordt. In Monte Gordo barst het van de fietsen met boodschappenmandjes maar we kwamen ook andere racefietsers tegen. Gister zijn we zelfs ingehaald door een dame! Er zijn dus ook fietsenwinkels, gelukkig maar, want die hadden we wel nodig. Ik vond mijn fiets helemaal prima, maar die van Jo, tsja, daar hadden we toch wel twijfels over. Rijd je eerder lek als de band te strak om het wiel zit? Drie lekke banden in één week, da’s toch wel erg veel.

Ander voordeel van het vele fietsen is dat de automobilisten zich voor buitenlandse begrippen netjes gedragen. We hebben een enkele vreemde manoeuvre gezien en wel eens moeten remmen voor een auto die voorrang nam, maar het was nooit gevaarlijk, en ze gaan ook vaak met richting aan geven wijd om je heen.

Er zijn zelfs ook fietspaden, maar die liggen allemaal wel heel erg ongelukkig. Dat van Monte Gordo naar de veerboot is zo smal dat je er niet op kunt inhalen, dus voor zo’n boodschappenfiets voor je moet je eraf de weg op (boink). Langs het laatste stuk N125 ligt een fietspad dat om elke boom slingert en ook van elk huis de op- en afrit meeneemt, kedoeink-kedoeink, dat was echt geen porem, maar het lijkt okee om als racefietser dan toch op de weg te fietsen. Het verbaasde ons alleen wel dat ze enerzijds dus wel het benul hebben om een fietspad aan te leggen, maar dan niet voldoende sjoege om dat een beetje fatsoenlijk te doen.

Ook prettig was het assortiment aan lekkere koolhydraten bij de, ook al lekkere, koffie: elke dag probeerden we ander gebak uit, en dat leken allemaal plaatselijke specialiteiten. Water is er ook overal, de dorpen hebben pompen. ’s Avonds aten we vooral vis, met aardappelen of rijst. Afgezien van een gemengde salade is er weinig groente bij het eten, maar we hadden wel weer veel fruit bij het ontbijt in het hotel.

Een klein dingetje wat me nog opviel in vergelijking met 14 jaar geleden, toen ik westelijker in de Algarve heb gefietst, toen in mijn eentje: we hadden nu geen vervelende aandacht van mannen. Dat had ik toen wel, het is zelfs de enige keer geweest dat ik op de fiets handtastelijkheid heb ervaren. Een passerende kerel op een brommer legde toen even zijn hand op mijn kont. Zou het nu schelen dat we met zijn tweeën waren, of zijn het de 14 extra jaren?

De terugreis ging supervlot, de Ronde van Vlaanderen was mooi en manlief is op dit moment iets aan het koken met veel groente. Het is ook weer fijn om thuis te zijn!

 

Door |2016-04-03T17:34:16+02:003 april 2016|Fiets|0 Reacties
Ga naar de bovenkant