Welkom (sticky)
Ik ben dit weblog eind 2014 begonnen. Het heette toen ‘Op weg naar een hele triathlon op mijn 50e’. Op 28 augustus 2016 volbracht ik die, de Ironman van Vichy. Hier staat het verhaal van die dag, nog steeds een hoogtepunt van dit weblog.
Erna ben ik doorgegaan met schrijven over mijn eigen belevenissen, vrouwensport en trainingszaken. Ik werd trainingsbegeleider, ik triathlon nog steeds, en ik schreef een boek. Rond de verschijningsdatum is dit weblog dan ook verhuisd naar hier, de site bij dat boek. Ik blog hier vrolijk verder.
Wees welkom, neus lekker rond op dit weblog, ik heb geprobeerd het leuk én informatief te maken. Als je wilt reageren, doe dat – vind ik leuk!
De senior bestaat niet
Ik heb net een leuk webinar gevolgd, ‘Passend beweegaanbod: zo betrek en bereik je álle senioren’. Het ging uit van het Kenniscentrum Sport & Bewegen in het kader van de week van de motoriek. Ik was niet echt de doelgroep, want het was vooral voor beleidsmakers en ‘beweegstimuleerders’. Maar het was eigenlijk voor het eerst dat ik iets las of deed ofzoiets waar duidelijk erkenning was voor het feit dat er prestatiegericht sportende ouderen (inclusief vrouwen) bestaan. De eerste spreker had het over een ‘overbuurvrouw van boven de 70 die marathons loopt’, en dat je die niet motiveert door ‘wandelen voor senioren’ aan te bieden – dat vindt zo iemand ‘suf’. Maar voor de meest inactieve groep, vaak met meerdere chronische aandoeningen, is wandelen te veel. Dat is onafhankelijk van leeftijd, want iemand van 53 kan ook al in een scootmobiel zitten en nauwelijks meer bewegen.
Er is dus een breed en divers aanbod nodig om alle senioren hun hele leven lang te laten sporten. Wat er is, is vaak op de toch al behoorlijk vitale ouderen gericht, en, zo dacht ikzelf: de allervitaalsten hebben geen speciaal aanbod nodig. Vergelijk: mijn marathonlopende echtgenoot van 65+ is lid van een gewone atletiekvereniging. Hooguit dreigt daar eenzijdigheid en in de toekomst een zwart gat.
Het belangrijkste hiaat in beweegaanbod zit ‘m in de moeilijkste doelgroep (van de vier die hier onderscheiden worden). Dat zijn sterke mensen in een kwetsbare positie (want ‘kwetsbaren’ is ook weer suf – daar was ik het ook mee eens, ik vind kwetsbaar al jaren een jeukwoord). Als je amper kunt bewegen, is alleen al het komen naar een sportactiviteit een hoge drempel. En daar kan nog een boel bijkomen, van financiën tot taalproblemen. Ook voor hen gaat het niet om tijdverdrijf, maar om iets waar je je beter van gaat voelen: fysiek maar ook sociaal, cognitief en psychisch. Een
Het webinar eindigde met een oproep om bij de gemeenteraadsverkiezingen rekening te houden met dit webinar. In de chat passeerden ook nog interessante tips met links, onder andere naar Cognitieve Fitness, de Vitality Experience, het Athletic Skills Model en de Wandelbond. De moeite waard dus!
Van taai naar goed
Eens even weer een update over mijn eigen sporten. Het is een dikke maand geleden dat ik schreef over het oppikken van draden, en zo voelt het nog steeds een beetje, al ben ik dan wel een stuk verder met die draad. Ik vond het best wel een beetje taai.
De vorige keer schreef ik ook al over de onderuit geschoffelde fitheid, welnu, ik was nog een keer niet fit: m’n buikpijn-met-onduidelijke-oorzaak waar ik zo af en toe last van heb speelde na negen maanden weer eens op, en dat zeldzaam heftig. Er is nu een stijgende lijn, maar ik voel me nog steeds niet helemaal top.
De taaiheid zat hem ook wel in een boel andere dingen aan mijn hoofd, zoals politiek (het verkiezingsprogramma is zo goed als af, ik verzamel deze week de amendementen) en werk (grote klus aan een spannende offerte voor vier jaar werk met z’n vieren).
Verder is opbouwen onvermijdelijk een beetje ruk. Hardlopen bijvoorbeeld, dat begint pas net weer lekker te voelen – zo gaat dat. Ik ben ook nog erg traag. Ik schreef de vorige keer al over de ‘hobbel’ bij het zwemmen in de vorm van een zere schouder. Het zijn typisch dingen die niet gebeuren als ik consistent train. Consistentie is zo knetterbelangrijk – als ik dat nog niet wist, voelde ik het nu aan den lijve.
Ik was ook nog van fietsvakantie + corona ruim twee kilo afgevallen, en dat kwam er een paar weken terug in rap tempo weer bij, gelukkig maar, maar ik voelde me toen wel even wat vadsig. Al met al ben ik duidelijk een tijdje uit balans geweest!
Maar het verbetert. Zwemmen gaat nu gelukkig goed, ik heb zelfs één keer wonderbaarlijk lekker gezwommen met m’n snelste losse baantje ooit geklokt: 22 seconden (waar kwam dat nou weer vandaan?). Ik heb ook alweer een boel lol gehad op Zwift (voorbeeld), ook nog lekker buiten gefietst (waaronder Kapelle-Kapellen-Kapelle en de gravelrit Jo off the Roo’t, allebei met manlief), m’n eerste dip in de Oosterschelde van het seizoen gedaan, en lekker geyoga’t, tot vorige week zelfs buiten. Hier wat foto’s:

Tijdens Jo off the Roo’t: de pauzeplek

Voetselfie – bij m’n eerste dip dankzij het hoge water geen zand aan m’n voeten

Weer een Kapelle aan de verzameling toegevoegd, deze met een N

Inmiddels uitgegroeid tot mijn favoriete fietsroute: buitendijks langs de Westerschelde
Ik heb ook al mijn eerste drie kilometer ooit gelopen op een baan(-tje) – iets wat ik deze winter een paar keer wil herhalen bij de JaRo-testlopen om te zien of het daadwerkelijk lukt om sneller te worden, want dat is het plan. Van die eerste testloop hield ik mega-spierpijn over. Niet gek: ik had nog nauwelijks op tempo getraind.
#Projectdaglicht is net deze week, aan z’n zesde seizoen begonnen: in de wintertijd ga ik elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Gewandeld heb ik nog niet zo veel, maar voor maandag staat een lange gepland, 20 km, en dat betekent dat ik dan ook weer helemaal voldoe aan mijn eigen definitie van fitheid.
Dus het gaat hier best wel goed allemaal. Al voelt dat niet altijd zo!
Ga maar liever naar Bram Bakker luisteren
Meteen de daad bij het woord gevoegd: ik heb Hardlopen als lichaamswerk gelezen. Eerlijk gezegd viel me dat niet mee. Of nouja: het leest heel makkelijk, het is interessante materie en er staan boeiende stukjes in, waaronder twee interviews met topsporters met bijzondere verhalen: Gerard Nijboer en Gregor Stam.
Maar wat me tegenvalt: ik kan er het hele boek lang maar niet de vinger op leggen wat nou precies ‘hardlopen als lichaamswerk’ is. Dat kon ik tijdens Bram Bakkers verhaal vorige week ook al niet, maar dat vond ik toen niet zo erg: het was een ‘kringgesprek’, het ging meer over hemzelf en oud zeer dan over hardlopen (prima) en ik dacht: dan moet ik het boek maar lezen. Van een boek verwacht ik grotere precisie. Ik heb zelf – denk ik – de opleiding runningtherapie 1.0 gedaan en toch zou ik nu niet kunnen zeggen wat aan 2.0 meer of anders is.
Nou beken ik meteen: ik heb last van beroepsdeformatie. Mijn redactionele vingers gingen jeuken. En nee, dat heb ik niet bij elk boek. Dit boek rammelt precies op het punt dat ik in mijn werk het interessantste vind: de rode draad. De kern ontbreekt (hoofdboodschap met omschrijving van het kernthema), de structuur is onduidelijk (het lijkt een stapel columns met een nietje erdoorheeen), inhoudelijk spreken dingen elkaar tegen, van die twee interviews ontgaat me de ‘so what’ (wat is de strekking in het licht van het boek?) en ik weet ook niet wie de beoogde lezer is. Prestatiegerichte lopers, mensen met ‘oud zeer’ die baat kunnen hebben bij lichaamswerk, (aanstaande) begeleiders van runningtherapie? Dat lijkt per hoofdstuk te verschillen.
De inhoudelijke tegenspraak is – vind ik – niet bepaald op een onbelangrijk punt. Soms lijkt het erop dat runningtherapie alleen gaat om op gevoel hardlopen en dat dat als zodanig genoeg is voor het effect op de geest, maar er komt van alles bij, impliciet of expliciet: een lichaamsscan, ademhaling, plezier/spel, techniek, ketogeen eten (het hoofdstuk over voeding vind ik ronduit extreem), praten, en toch ook tijden van je rondjes meten en zelfs marathons lopen. In het hoofdstuk over leefstijl lijkt het hoofddoel van lopen ineens toch ‘gewoon’ behoud van gezondheid te zijn – dat is het standaard pleidooi om meer te bewegen. Sowieso is de verhandeling over doelen warrig, op p. 61 staat ronduit onzin, met zelfs een zin die met zichzelf in tegenspraak is:
Binnen de runningtherapie werken we met procesdoelen: het gaat niet om de prestatie die je levert (de score), maar om dat wat het duursporten je oplevert.
Iets wat het je ‘oplevert’ is geen procesdoel. Hier klopt iets niet, en hier ook niet:
Sportcoaches (…) bedienen zich graag van prestatiegerichte terminologie. Bij hen gaat het vooral om de ‘how’, wat zoiets is als de manier waarop je naar het resultaat toewerkt.
Die ‘how’ is nou juist wél een procesdoel, ook al is het – bijvoorbeeld – gericht op snellere tijden. (Overigens vond ik dit wel de warrigste passage van het hele boek, dus ik citeer wat dat betreft een beetje oneerlijk. Maar ik denk daarbij wel: hier had een redacteur Bakker voor moeten behoeden.)
Bakker zelf loopt de ene marathon na de andere – de door storm loodzware Kustmarathon vorige week binnen de 4,5 uur. Je maakt mij niet wijs dat dat alleen maar lukt met puur op gevoel rustig net zo lang lopen als waar je op dat moment zin in hebt. Bakker beweert alle schema’s los te hebben gelaten. Ja, denk ik dan, manlief traint voor zijn marathons ook zonder schema, dat kan hij doen omdat hij het al veertig jaar doet. Het schema zit in zijn hoofd. Zo lopen is sowieso niet voor iedereen weggelegd en voor beginners totaal niet aan de orde.
Dus: een boek met een boel interessante ideeën. Maar als je je door Bram Bakker wil laten inspireren, kun je beter naar hem gaan luisteren dan zijn boek lezen.
Zelf trappen als daad van verzet
Het ging vorige week in de media veel over het rapport van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving over de ‘hypernerveuze samenleving’ en de negatieve invloed op de mentale gezondheid daarvan, een thema dat mij ook al lang interesseert (en zorgen baart). Mij viel op dat in de NRC een geïnterviewde hoogleraar, Floortje Scheppers, de e-bike daarbij noemde:
Ouderen hebben ook last van prestatiedruk. Die denken dat ze als kwieke ouderen op hun e-bikes mee moeten in het steeds hogere tempo van de maatschappij. Hoe meer mensen die norm overnemen, hoe meer mensen daar last van zullen krijgen.
Op vrijdag volgde daarop een ingezonden brief die daarbij aansluit:

Ik mijmerde daarover toen ik vrijdagmiddag uit Goes terug naar huis fietste en talloze malen werd ingehaald door fat- en e-bikes. Ja, waarom toch al die haast? Mijn stadsfietsritjes zijn voor mij wezenlijke momenten van ontspanning. En ja, die ‘kosten tijd’, net zoals mijn treinreizen. Nou en?
In Ierland hadden we ook weer zo’n ervaring, met andere Nederlandse vakantiefietsers – op e-bikes. Want anders ging je op de klimmetjes langzamer dan 10 km/uur en dat was zo’n ‘gezeul’. Wij brachten daar meteen tegenin dat niets voor ons het gevoel van eigen kracht kan evenaren. Dan is het af en toe zwaar, maar dat hoort erbij. Dat is een kwestie van accepteren en van je woorden goed kiezen. Klimmen ‘gezeul’ noemen, dat doe je immers zelf.
We zeiden daar iets over en we hadden de indruk dat dat confronterend was voor die e-bikers. We ondermijnden, zo was onze indruk, een bepaalde vanzelfsprekendheid. Die alomtegenwoordig is. Ik heb daar eerder over geschreven: als ik zeg dat ik fiets, is de aanname onmiddellijk dat dat op een e-bike is. Ik denk dat ik sinds onze thuiskomst uit Ierland al vijf keer heb moeten uitleggen dat dat niet zo is. Scheelt ons overigens ook het uitgeven van een boel geld aan een ding met een vervuilende en energie-slurpende accu, maar dat terzijde.
Later dacht ik over die Ierland-e-bikers: en wat is precies het probleem van zo langzaam fietsen? Wat is er erg aan langzamer gaan dan 10 km/u? Kijk gewoon niet op je metertje (ook iets wat ons onder druk zet: al dat meten, bij een e-bike ingebouwd). Of accepteer die traagte. Geniet ervan, zeker in zulk prachtig landschap als het Ierse. Wandelen is toch ook tof?
Ondertussen, terug in Nederland, ben ik me al twee keer wezenloos geschrokken omdat ik heftig moest uitwijken voor een e- en fatbike. In beide betrof het de buitenste van een groepje jongeren, die zonder te kijken ineens naar links afweek, dus vol op ramkoers met mij. Dus ik brullen, remmen, sturen… het ging goed, maar ik hield er beide keren knikkende knieën aan over. Zo is fietsen het tegenovergestelde van ontspannen.
De tweede keer was ik al niet helemaal in m’n hum en werd ik er erg somber van. Eén van de redenen waarom ik graag wilde wegverhuizen uit de Randstad was dat ik het verkeer in toenemende mate niet te harden vond. Daar kon ik met enige regelmaat maar net een ongeluk voorkomen, en dat werd steeds gekker. Maar gekker wordt het hier dus ook, in rap tempo. Wat de brievenschrijfster zich ook afvraagt: hoe moet dat verder, hoe is het over 25 jaar? Hoe lang blijft het fietspad nog enigszins leefbaar?
Tel het bij elkaar op en ik concludeer: zelf trappen gaat tegen de tijdgeest in. In zijn eenvoud, zwaarte en traagte is het een daad van verzet tegen de doldraaiende samenleving. Ik zal het blijven doen zo lang als ik kan.
Bram Bakker in Kapelle
Afgelopen vrijdag was ik bij een kleine maar zeer fijne lezing: in Lectori, de boekhandel in ons dorp (ja, Kapelle heeft een boekwinkel 😀) sprak Bram Bakker, voormalig psychiater en hardloper. Aanleiding was enerzijds zijn nieuwe boek Hardlopen als lichaamswerk en anderzijds zijn deelname aan de Kustmarathon gister. Ik bedoel: hij moest toch in Zeeland zijn – is dat overigens wel vaker, zo begreep ik. We waren met een stuk over tien geïnteresseerden, in een sfeervolle setting in een hoekje van de winkel, erg knus.
Ik hoor en lees Bram Bakker graag. Ik had hem één keer eerder in het echt gezien: bij mijn opleiding runningtherapie. Mijn indruk vrijdag was dat hij nog radicaler is geworden in zijn kritiek op de reguliere geestelijke gezondheidszorg, en eigenlijk ook wel op de maatschappij als geheel. Hij leek me stelliger over de mate waarin we door opvoeding en maatschappij in ons hoofd gejaagd worden en verslaafd gemaakt aan allerlei manieren om maar niet te hoeven voelen. Ik herkende veel van wat hij zei, van mezelf (ik heb zelf in de tijd van mijn burnout iets ontdekt wat ik zo ‘fietsen als lichaamswerk’ zou kunnen noemen) of van anderen, en hij voegde daar dingen aan toe die ik nog niet wist of waar ik van opkeek. Dat is eigenlijk precies goed, als lezing: een heleboel haakjes om de nieuwe dingen aan te hangen.
Eigenlijk ging het helemaal niet veel over hardlopen, meer over dat niet-voelen van allerlei oude pijn, verdriet en angst. Daarbij zit ook intergenerationele pijn, dus ellende die je erft van je voorouders. Dat wist ik – ik weet van mezelf dat ik kenmerken vertoon die typisch zijn voor tweede-generatie-oorlogsslachtoffers – in mij zitten restanten van mijn (oude) vaders oorlogstrauma. Oorlog is iets wat tot erfelijke psychische last leidt, seksueel misbruik noemde Bakker ook, maar wat ik nog nooit eerder had gehoord: overleden kinderen. In al onze voorgeschiedenissen zit verdriet om miskramen en doodgeboren en jong gestorven kinderen. Mijn moeder had bijvoorbeeld eigenlijk een oudere broer moeten hebben, maar die heeft maar heel kort geleefd. Wat dat voor mijn opa en oma én voor haar, als volgende kind, betekend heeft, daarover ging het vroeger net zo min als over wat mijn vader in de oorlog had meegemaakt. Dat heb ik me nooit eerder gerealiseerd.
Dit was maar één voorbeeld – het was een rijke lezing, of eigenlijk: gesprek. Bram Bakker is een boeiende spreker, heel persoonlijk ook, en het was interactief. Ik heb nog wat gevraagd over een thema dat mij nogal bezighoudt: hoe kun je mensen op het spoor zetten van ‘sporten als lichaamswerk’ en voelen in een tijd waarin het sporthorloge met z’n apps regeert? Daar kreeg ik geen kant-en-klaar antwoord op, wel bevestiging van mijn beeld dat je laten bepalen door de data en de algoritmes het risico op burnout en aanverwanten vergroot. Bakker zegt op gevoel te lopen en daardoor zelfs sneller te zijn dan wanneer hij naar zijn tijden kijkt, maar hij draagt wel een Oura-ring. Dat snap ik dan niet helemaal – het is misschien niet strijdig, maar toch op z’n minst onnodig.
Ik heb Hardlopen als lichaamswerk gekocht, ik zal er hier over schrijven als ik het uit heb.
Draden oppikken
Voor mijn gevoel ben ik op het ogenblik bezig met het oppikken van allerlei draden. Ik had sinds eind juli niet meer hardgelopen en nauwelijks gezwommen – alleen een paar (overigens heerlijke) korte duiken in diverse zeeën op vakantie na. Op de foto zie je mij in actie tijdens de langste ervan, bij Gravelines:

En ook met fietsen had ik het gevoel dat ik een draad moest oppakken. Op een fietsvakantie doe ik niks intensiefs, maar bovendien: het ziek-zijn schoffelde m’n op vakantie opgedane fitheid onderuit. Dat vond ik wel zuur, moet ik zeggen: ik kwam fit en ontspannen thuis, dat gevoel heeft welgeteld één dag geduurd, toen sloeg corona toe. Ondertussen ben ik weer helemaal beter, sneller dan de vorige keer. Het duurde wel weer twee weken voordat de lamlendige vermoeidheid weg was, en dat ging, net als de vorige keer, getrapt: steeds een paar dagen stilstand en dan ineens een grote stap vooruit. De vermoeidheid zat dit keer vooral in mijn hoofd en mijn ogen, conditioneel had ik er minder last van dan in 2022. De eerste keer weer reizen en werken vorige week dinsdag hakte er nog flink ik, maar dat zat hem deels ook in de onwennigheid na een lange periode zonder bijvoorbeeld drukke treinen. Deze week was alles weer normaal.
Het oppikken van de draden gaat niet zonder slag of stoot, merk ik:
- Fietsen gaat goed vooruit. Ik ben m’n trainingen geleidelijk weer wat intensiever aan het maken, grotendeels op Zwift, terug naar de lol daarvan van vorig jaar. Net vanochtend heb ik weer eens een wedstrijdje gereden, nog niet heel succesvol (ik werd halverwege gelost), maar wel voor het eerst weer echt intensief (hallo omslagpunt, long time no see!) (foto hieronder links). Vorige week deed ik een van de gezelligste ritjes ooit, in een klein vrouwengroepje – kletsen via de chat (foto rechts).


- Hardlopen opbouwen gaat ook goed, al voel ik wel dat het hard aankomt. Het is toch echt een heel andere belasting dan fietsen. Ik voel m’n voeten, hamstrings, bovenbenen, rug en buikspieren. Ik heb nu drie keer hardgelopen, 3, 4 en 5 kilometer, alles rustig. En steeds met minstens twee dagen rust ertussen om de spierpijn helemaal weg te laten trekken. Die wordt wel al minder, dat is mooi. Steady verder zo voorlopig. Plan is om op te bouwen naar 11 kilometer rustige duur (dan is het dippen in de Oosterschelde in bereik), en verder wat aan snelheid te werken – dat heb ik vorig seizoen nauwelijks gedaan. Leuke loopjes doen weer ook, is het plan voor de winter.
- Zwemmen ging even minder goed, tot mijn verbazing. De eerste keer weer naar het zwembad had ik lekker gezwommen, alleen rustige techniek. De tweede keer deed ik er een klein schepje bovenop: techniekoefeningen met paddles, één baantje vlinderslag (zwaar!) en 100 meter wat harder. Tijdens die 100 meter kreeg ik last van m’n schouder en dat werd tijdens rustig uitzwemmen best wel venijnig. Ik heb twee dagen pijn gehad – frappant dat ik zo snel over een grens ging, dat heb ik bij zwemmen nog nooit zo gehad. Mogelijk speelden de restantjes corona een rol, plus de belasting van de yoga die ik deze maand ook weer wat toegewijder doe. Het was wel een waarschuwingssignaal: voorzichtig! Ik heb voorlopig ook geen bijzondere zwemplannen, het openwaterzwemmen gaat ‘m niet meer worden dit seizoen.
- Ook weer wat meer yoga deze maand dus. Op vakantie doe ik dat minimaal, alleen op rustdagen een beetje, en raak ik wat core-stability-kracht kwijt. Bovendien is een fietsvakantie nogal eenzijdig bewegen, en daar helpt zo’n maand ook mee. Bedoeling was om er weer een echte streak van te maken, maar die strandde al na twee dagen in de corona-koorts. Ik doe het deze maand wel bijna elke dag, en dat is lekker. Ik volg Adriene’s kalender losjes.
Ik voel me nog zeker niet zo goed als een maand geleden, maar er is wel een basis – ergens is die fietsvakantievorm natuurlijk nog wel. Ik heb nog een groot verlangen naar veel buiten zijn, waar het abrupte einde van zomer en vakantie achter zit. Ik heb ook altijd het gevoel dat ik een soort buffer moet opbouwen om de winter door te komen – al hoop ik dat die net zo goed te doorstaan wordt als de vorige. Zo hoop ik op nog wat lekker fietsweer voor buiten de komende tijd, het weerbericht ziet er goed uit. Morgen heb ik een lunchafspraak in Bergen op Zoom, ga ik lekker op de fiets!
Praten over sporten in de overgang
Gister was ik naar Papendal, op uitnodiging van De Loper. Die groep organiseert elk jaar een dag met workshops voor hun leden. Ik was uitgenodigd om drie rondes workshop te geven over hardlopen in de overgang, voortkomend uit mijn workshop op de Looptrainersdag daarover vorig jaar (dit jaar in herhaling overigens). Ik vond het heel leuk om te doen. Het contact vooraf was al prettig geweest en ik vond de sfeer gister top.
De workshops gingen ook goed: veel interesse, van vrouwen in de doelgroep, maar ook van mannen met algemene interesse of als trainer. Ik vond een paar reacties opmerkelijk en leerzaam. Zo vertelde één vrouw dat zij pas klachten kreeg na de menopauze – waar in het algemeen, en ook bij mij, het zwaartepunt van de overgang vóór de menopauze ligt. In één groep had een deelneemster uit mijn casus (verhaal over mezelf) angst opgepikt als overgangssymptoom. Dat heb ik er niet bewust in geschreven en het staat dan ook niet in de voorbeelduitwerking, maar het klopt wel. Althans, het klopt dat ik ten tijde van die casus angst had, ja (ik heb daarover wat verteld in het interview in het FD in januari). De angst werd opgeroepen door de overgangsperikelen, maar was als zodanig geen overgangssymptoom – angstig ben ik wel eens vaker, zal ik maar zeggen.
Papendal is twee uur rijden, vooral heen heel rustig op de weg zo op zondagochtend vroeg, en zo kon ik ondertussen mijn gedachten laten gaan. Ik realiseerde me dat er nog steeds dingen veranderen, zes jaar na de menopauze. Althans, dat denk ik. Twee jaar geleden kreeg ik vrij plotseling last van een erg droge mond. Ik ben daarvoor zelfs nog naar dokter en tandarts gegaan – die zagen niks bijzonders. Ik heb er best lang last van gehad, tot, ja, wanneer was dat? Want, zo realiseerde ik me gister: het is over. Hopelijk gaat dat met de droge ogen ook nog een keer gebeuren.
Tijdens de workshop realiseerde ik me ineens iets anders over mezelf, wat ik pas op de terugweg verder kon uitdenken. Ik zeg erin dat vrouwen in de overgang de neiging hebben om er een schepje bovenop te doen, wat het alleen maar erger maakt. Dat is het meest zichtbaar bij vrouwen die al hun hele leven worstelen met hun gewicht. Als ze in de overgang aankomen, gaan ze nog fanatieker lijnen, wat hun lichaam nog verder uit balans trekt. Ik bedacht gister: ik heb dat ook gedaan, vooral door tijdens de overgang te bedenken dat ik een marathon wilde lopen. Het kwartje viel toen ik het had over het gebrek aan trainingsprogressie (‘non-respons’) tijdens de maanden van trainen volgens de marathonrevolutie. Ineens dacht ik: ik kan wel allerlei goede redenen gehad hebben om graag een marathon te willen lopen toen, maar het was qua hardlopen voor mij wel heel degelijk een heel dikke schep erbovenop. Dat had ik me nog niet gerealiseerd, frappant genoeg.
(Overigens is het niet zo dat ik dan dus denk: die marathons had ik beter niet kunnen doen. Ik zou zeggen: als je nog graag dingen doet in je leven, ga die dan niet een ongewisse tijd zitten uitstellen alleen maar omdat je in de overgang bent. Mijn realisatie zat ‘m er vooral in dat ik een blinde vlek had voor m’n eigen ‘schepje erbovenop’, en dat ik achteraf wel denk: ik heb toen dus ook niet ingezien dat ik het risico nam mijn lijf nog verder uit balans te brengen. ‘Moet kunnen’, was mijn houding. Het is er denk ik weer een voorbeeld van dat ik in die jaren op het randje van sportverslaving verkeerde, waar ik ook in het FD over vertelde. Gelukkig is het goedgekomen.)
Tot slot: ik vond het frappant hoe veel vrouwen in de overgang het slechte slapen herkennen, en hoe heftig dat is. Ik kon helaas die vrouwen niet veel oplossingen daarvoor bieden. Op de terugweg luisterde ik naar een paar podcasts, en in een ervan, een editie van Topsporttopics over herstel, ging het ook over slapen. Ik hoorde daarin voor het eerst dat slecht slapen meetbare gevolgen heeft voor de glycogeen- en eiwitsynthese in de spieren. Met andere woorden: het negatieve effect van slecht slapen op je herstel is meetbaar. Voor een van de sprekers, Louis Delahaije (altijd fijn om hem te horen!) is slapen ook nog een soort mysterie – je kunt een boel voorwaarden scheppen, maar verder… en ja, zo is het.
Ook de week thuis liep anders dan verwacht
Toen ik afgelopen maandag schreef dat ik me na de vakantie fit voelde, dacht ik daar al stiekem ‘voor zo lang als het duurt’ achter. Manlief was namelijk zondag al snotterig en moe, en ik vreesde al dat ik de dans niet zou ontspringen, want dat gaat meestal zo. Inderdaad: dinsdag had ik keelpijn, woensdag koorts. Vrijdag kwam de aap uit de mouw, al vermoedde ik het al: het bleek corona.
Ik had woensdag al getest, toen was-ie negatief, maar wilde het nog eens overdoen omdat ik er bijna van overtuigd was dat het wel corona was. Ik herkende wat frappante dingen van de vorige keer (2022), vooral de voor mij ongebruikelijke balans tussen de luchtwegsymptomen enerzijds en de koorts en lamlendigheid anderzijds. Ook de tombola aan verschijnselen ken ik bij mezelf niet van gewone griep en verkoudheid: ik ben een paar uur misselijk geweest, heb een paar uur hoofdpijn gehad, een paar uur brandende ogen, een paar uur veel geniest, ’s nachts een keer keelpijn en een keer gehoest… en dan verdwijnt dat zomaar weer, er is geen peil op te trekken. Ik was bijna blij dat de tweede test me gelijk gaf, zal ik maar zeggen. Het maakt op zich niet zo veel uit, het is sowieso een kwestie van uitzieken nu, maar met corona ben ik extra voorzichtig met mezelf en anderen. En ik hoef voorlopig niet gevaccineerd natuurlijk.
Enfin, ik had me de week extra thuis vanwege eerder terug van vakantie anders voorgesteld. Het contrast was zo wel erg groot: van dagelijks fietsen in een onbekende omgeving naar bankhangen in de eigen woonkamer. Ik ben er zowaar niet eens heel erg stijf van geworden. En gelukkig was er de Vuelta en had ik nog een paar leuke boeken.
Ik ben inmiddels duidelijk aan de beterende hand, maar dat gaat altijd te traag natuurlijk. Manlief is alweer zo’n beetje okee; de vorige keer ging dat bij hem ook sneller dan bij mij.
Wat het ziekzijn ook betekent: definitieve punt achter het seizoen. Ik had op de boot terug uit Ierland zitten kijken of er deze maand nog ergens iets leuks te doen was, tijdrit, triathlon, wie weet. Maar dat zit er dus niet in, en dat is jammer, maar het had slechter uit kunnen komen. De vorige keer bijvoorbeeld nam het een hap uit het seizoen. Ook qua werk kwam het niet slecht uit, want ik was toch nog vrij. En gelukkig waren we al thuis.
Ik ga uitzieken, beetje freewheelen, nieuwe plannen maken en dan in de loop van de herfst het trainen weer oppakken. Hopelijk krijgen we weer een mooie oktobermaand en kan ik dan nog een paar keer lekker fietsen! Of moet ik dat nou juist níet denken? Want het lijkt wel een rode draad deze zomer, het gold voor deze week, de vakantie en mijn wedstrijdseizoen: het loopt anders dan ik had verwacht en dan ik eigenlijk had gewild. Het is niet anders!
Op de Stadsloopfoto
Komende vrijdag is in Goes de 28e Stadsloop (leuke loop, aanrader!) en kijk nou wie prominent op de foto staat op de pagina van AV’56 daarover! Voor de rest zijn het ook alleen maar vrouwen – maar mannen zijn ook welkom, hoor! Ik doe dit keer niet meer maar ben wel aanwezig als parcourswachter.
Zadelhoogte, of: stel je fiets goed af
Op sommige plekken in Ierland (en we zagen het later ook in België) wordt best veel gefietst op huurfietsen, vooral e-bikes. Op de Aran-eilanden bijvoorbeeld, daar komen geen auto’s, en de fietsverhuur deed denken aan de Waddeneilanden:

Ik kan het niet laten om te kijken hoe mensen op hun fiets zitten, dat is een van mijn hobbies, en wat me opviel, was hoe veel van die huurders, en dan vooral de vrouwen, hun zadel veel te laag hadden staan. Ik kreeg van de aanblik al kniepijn. Ik zou ze wel toe willen roepen: gun jezelf een betere fietservaring en zet dat zadel hoger! Of als je dat niet durft, leer dan eerst echt fietsen voordat je met een e-bike op pad gaat.
Want dat is het denk ik: angst, en dus altijd met je voeten bij de grond willen kunnen. Royaal en met platte voet, kennelijk, want de zadels stonden vaak lager dan voor ’teen aan de grond’ nodig is. Voordeel is dat je dan bij een rood stoplicht niet van het zadel hoeft, dat zag ik in België zo iemand doen. Scheelt weer een beweging…
Ik had zelf net de ervaring gehad dat ik last van mijn knieën krijg als mijn zadel maar een centimetertje te laag staat. In Engeland al bleek namelijk de vering van mijn 18 jaar oude Thudbuster (parallel verende zadelpen, zodat je altijd dezelfde afstand hebt tussen zadel en pedalen) stuk: de veren (stukjes rubber) waren verteerd. Suf, dat had ik niet gemerkt, ze zaten netjes ingepakt in hun hoesje. Zo kwamen ze eruit:

Dat was in Belfast, waar een behulpzame fietsenmaker ze (gratis en voor niets – we betaalden alleen onze koffie) heeft vervangen voor twee stukken hard plastic en dat heeft het prima gedaan. Thuis hebben we nog reserve-veren, die gaan er weer op, want een beetje vering is soms toch wel lekker.
Maar daarvoor had ik dus een paar dagen lang én maximaal ‘ingeveerd’ én iets te laag gezeten. Toen ik het in de gaten kreeg (onder andere door mopperende knieën), had ik mijn zadel al hoger gezet, en het was verder zonder erg, maar zo bleek maar weer eens wat ik vaker had ervaren: een klein beetje te laag zadel geeft al een te grote belasting op mijn knieën.
Na Belfast gebeurde even het omgekeerde: met dat nieuwe harde plastic stond mijn zadel net iets te hoog. Prompt kreeg ik last van iets aan de achterkant boven mijn rechterknie (hamstring of aanhechting kuit). Ook dat was gauw opgelost en hersteld, en toen heb ik verder lekker kunnen fietsen. Nouja, beetje hobbelig af en toe dus, op slechtere en onverharde wegen.
Ik wil maar zeggen: afstelling van een fiets is knetterbelangrijk. Nou deden wij natuurlijk iets heel anders dan die huurders, maar toch: je kunt al gauw de indruk krijgen dat fietsen retezwaar is, of dat je er de knieën niet voor hebt, en dat je dus zeker een e-bike nodig hebt om fietsen mogelijk te maken. Dan heb je dus een negatievere fietservaring dan nodig is.
We reden ergens ook nog een tijdje achter twee fietsers aan waarvan er eentje niet schakelde. Die heb ik in het voorbijgaan gezegd: shift eens gears, joh, maak het jezelf makkelijker en leuker. Ik geloof niet dat dat aankwam.
Het doet me verdriet als mensen fietsen zelf vervelender maken dan het is.



