Triathlon algemeen

Na zes maanden zijn de parasieten weg – een terugblik

Eerst het allerbelangrijkste: hoera, ik ben weer helemaal fit!

(Disclaimer 1: ik weet niet 100 procent zeker dat de darminfectie helemaal over is. Sinds ruim twee weken is het wel wezenlijk anders en beter. Ik ben in de tussentijd bang geweest om te vroeg te juichen. Het vertrouwen groeit met de dag, dus ik hoop nu echt dat het achter de rug is.)

Tussen eind mei en half november ben ik aan de kwakkel geweest met een darminfectie. Het ging om een parasiet, dientamoeba fragilis. Ik ben zelf nogal vasthoudend moeten zijn om uiteindelijk de juiste behandeling daarvoor te krijgen, en heb veel tijd gestopt in het zoeken naar informatie. Vandaar dat ik hier mijn ervaringen uitvoerig opschrijf, met links, in de hoop dat ooit iemand in een soortgelijke positie er wat aan heeft.

Deze blogpost gaat dus alleen maar zijdelings over mijn sporten. Dat heb ik zes maanden lang ook niet vrijuit kunnen doen, gehinderd door praktische problemen (bij de Parkrun bijvoorbeeld is geen toilet, cruciaal op de vroege ochtend), een opgeblazen buik die in de weg zat, en door vermoeidheid: futloosheid en slecht herstel. Ik vond het frustrerend maar ik ben achteraf blij hoe zeer ik toch mijn basisconditie overeind heb weten te houden. Ik sta er momenteel goed voor, beter zelfs dan vorig jaar om deze tijd. Dat ik ondanks zes maanden futloosheid nog zo veel heb kunnen doen en zelfs ook af en toe goed kon presteren, vind ik achteraf gezien best knap van mezelf. Maar gelukkig voel ik me sinds dag twee van de anti-parasietenkuur weer veel beter.

Dat was het in het kort; hieronder volgt een uitgebreider verslag van die zes maanden parasitaire darminfectieleed. (Disclaimer 2: ik heb mijn best gedaan op de verwijzingen maar ik ben geen medicus natuurlijk, en dit is allemaal mijn interpretatie, geen absolute zekerheid.)

Dientamoeba Fragilis onder de microscoop (bron: healthjade.net)

Tussen 19 en 28 mei voelde ik me al niet helemaal fit, met vage klachten als vermoeidheid, verhoogde rusthartslag en slecht herstel (zie hier). Ik had wat onder de leden, dacht ik, en ik had zelfs al aan mijn darmen gedacht. Op maandag 29 mei (Tweede Pinksterdag) werd ik vroeg wakker van onrust erin, ik moest thuis al twee keer naar de wc, en eenmaal onderweg naar de Parkrun in Almere nog een keer, met spoed, waterdun.

Ik dacht eerst dat ik iets verkeerds gegeten had en dat het zo over zou zijn, maar ik bleef last houden en de zaterdag erna werd manlief ook ziek. Zieker dan ik zelfs, met diarree en koorts, en ook diarree. Ik wist toen dus dat het iets besmettelijks was, en dat ik het Henk had bezorgd. Kort daarna is mijn ontlasting onderzocht op ziekteverwekkers. Daar kwam toen alleen de parasiet dientamoeba fragilis (DF) uit:

 

Volgens de huisarts zou dat in ongeveer vier weken vanzelf overgaan. Van google leerde ik dat DF een controversiële diagnose is: de parasiet komt veel voor, namelijk bij zo’n 20 procent van de mensen (bron; elders heb ik zelfs wel getallen tot 30 % gezien, maar die vind ik nou niet zo snel meer terug), en de meeste mensen hebben daar geen klachten van. Daarom is-ie volgens sommige artsen niet ziekteverwekkend (zie bijvoorbeeld hier en dit gevolg).

Daar kwam bij: ik kon me slecht voorstellen dat ik op m’n 57e ineens ziek zou worden van zo’n veelvoorkomende parasiet, want ik heb nooit heel hygiënisch geleefd (met kamperen, openwaterzwemmen, verre reizen enzo), dus ik moest daar dan toch eerder mee in aanraking zijn gekomen zonder gevolgen? Waarom was ik dan nu wel ziek? Of was het toch iets anders? Ik vond het lastig.

Het is een interessante vraag hoe ik eraan gekomen ben, maar daarover kan ik alleen maar speculeren. DF leeft maar kort buiten het menselijk lichaam en het is niet eens helemaal bekend hoe het van de een naar de ander gaat. De incubatietijd is ook niet bekend; afgaande op het begin van manliefs klachten was het tussen hem en mij vijf of vijftien dagen, afhankelijk van of ik moet rekenen vanaf 19 of 29 mei – dat weet ik niet. Ik weet ook niet of besmetting in het open water mogelijk is. In elk geval is de meest waarschijnlijke route de reguliere weg van darmparasieten geweest, en die laat zich nogal plastisch samenvatten als kont-hand-mond-besmetting (officieel: fecaal-oraal). Ik ben alert op handhygiëne en kan me van de periode voor ik ziek werd wel daarom wel twee gelegenheden herinneren waarop ik me realiseerde dat daar iets niet goed ging: een triathlon met dixies zonder handwasgelegenheid (is me sindsdien vaker opgevallen – ik kom daar later op dit blog nog apart op terug) en een ontbijtbuffet in een hotel.  Zo’n buffet is tricky: daar zit je met z’n allen met je handen aan de spullen, net na een logisch toiletteer-moment, en met die handen stop je je eten in je mond (althans, ik eet een boterham niet met mes en vork). Of het is totale pech geweest van iets anders, dat kan ook. Ik zal het nooit precies weten, denk ik.

De verschijnselen gedurende al die zes maanden waren:

  • Het meest opvallende en het duidelijkste echt ziek was dat mijn ontlastingspatroon sinds eind mei niet meer normaal is geweest. Drie of vier keer op een ochtend naar de wc, al dan niet met spoed, al dan niet waterdun, soms gepaard gaande met onrust in mijn darmen of met een opgeblazen gevoel of opgevolgd door urenlang een vaag gevoel van aandrang. En dat repeat, zes maanden lang. Ik vroeg me regelmatig af waar het toch allemaal vandaan kwam… Af en toe was het een of meer dagen normaler; het ging bij vlagen. De afwisseling tussen goede en slechte vlagen varieerde tussen eerst een enigszins voorspelbare paar dagen op, paar dagen af tot later grillig en wisselend per dag. Op de slechte dagen durfde ik ’s ochtends niet goed uit de buurt van een wc te zijn. Zo moest ik dan dus bijvoorbeeld met de trein naar Den Haag, want de Randstadrail heeft geen toilet (de NS-sprinters godzijdank tegenwoordig weer wel). Afgezien van die allereerste keer in Almere ben ik niet de bosjes in hoeven springen gelukkig.
  • Ik was futloos en moe. Dat was subtiel, want ik bleef wel functioneren. Het was alleen wel duidelijk minder energiek dan normaal. Met sporten merkte ik het aan ‘het gaspedaal niet kunnen vinden’ en aan slecht herstellen. In het dagelijks leven merkte ik het onder andere aan sneller overprikkeld zijn en druk op mijn hoofd na lange werkdagen. Ook dat ging met vlagen, niet helemaal parallel aan die van mijn darmen. Als mijn darmen zich gedroegen en mijn energieniveau ook okee was, voelde ik me bijna normaal. Op slechte dagen qua darmen en energie sleepte ik me door mijn dagelijkse bezigheden heen en was ik al lang blij als dat een beetje lukte. Sinds de zomer werkte ik daarom wat minder en deed ik aan strenge agenda-bewaking; mijn sporten moest ik al sinds eind mei aanpassen. Ik was dus gelukkig niet heel erg ziek, maar het was zeker niet makkelijk.
  • Voor mijn gevoel hadden de zieke darmen dan ook invloed op mijn humeur (darmen en brein zijn verbonden immers). Ik ging meer tegen dingen opzien. Ik was bij een boel leuke dingen vooral bang dat het me teveel zou zijn. Nou was het me dus ook allemaal teveel, eerder dan normaal. Ik was tenslotte ziek, dat merkte ik sowieso, en daar heb ik me aan moeten leren aanpassen. Maar het viel soms toch ook mee, dus ik zag toch echt meer beren op de weg dan normaal. Ik miste daarnaast ook een soort sprankeling, alsof ik mijn gebruikelijke enthousiasme had ingeruild voor bezorgdheid.
  • Er bleven ook dingen goed gaan. Ik droogde niet uit, buikpijn had ik niet, misselijk was ik ook niet. Mijn eetlust was meestal ook normaal en ik kon gewoon blijven eten. Ik merkte geen effect op mijn klachten van voeding (terzijde: koolhydraatarm eten, wat in alternatieve kringen op internet rondgaat als manier om DF te bestrijden, leek mij met een  kanon op een mug schieten, want het is een nogal heftig dieet, zeker als je wilt sporten, en er zitten niet veel koolhydraten in je dikke darm want die zijn eerder al opgenomen – ik heb dat dus niet geprobeerd). Mijn Hb bleef op peil en ook andere bloedwaarden bleven goed, en ik viel ook niet af: het ging om een probleem in mijn dikke darm, dat was duidelijk, en dat heeft nauwelijks invloed op de opname van belangrijke voedingsstoffen. Het voelde dus ook de hele tijd alsof ik zó zou kunnen terugveren naar weer helemaal fit zijn. Ergens zat daar ook veel frustratie: ik voelde me de hele tijd bijna gezond, maar duidelijk net niet helemaal.

Henk had al die tijd ook klachten, maar minder heftig dan ik. Dat ik hem had besmet, was vervelend, maar het had ook voordelen: gedeelde smart was halve smart. We hebben zelfs samen kunnen lachen om de genantere kanten van darmproblemen. Bovendien was ik anders ongetwijfeld in een onnodig maar heftig medisch traject terechtgekomen met onderzoek naar veel ernstigere ziektes als darmkanker en crohn – zeiden de artsen. Daar ben ik allemaal overigens nooit bang voor geweest.

De chronologische draad weer even oppakken. Toen het na vier weken niet over was, kreeg ik antibiotica voorgeschreven, volgens de huisarts het standaard middel bij DF. Ik wist toen al dat dat niet zo effectief was, maar ik heb me om laten praten, ook wel door het idee dat zo’n antibioticum breder werkt – want ik was nog niet overtuigd van de diagnose DF. Het had geen effect. ik werd er best wel beroerd van: moe en met spruw (schimmelinfectie in m’n mond) als bijwerking. Kort erna had ik de heftigste diarree van al die tijd: heel plotseling, met krampen en bloed erbij. Gelukkig was dat maar één keer.

In die tijd zat ik er behoorlijk doorheen. Ik was doodmoe van proberen gewoon door te werken, ik kreeg er smetvrees bij nadat de huisarts had gesuggereerd dat ik mezelf herbesmette, of Henk en ik elkaar de hele tijd. En toen ging ook nog onze nog jonge hamster Robbie dood aan diarree, hadden we haar besmet? Dat drukte zwaar op mijn schouders.

Lieve Robbie, we missen je nog steeds

Ik sprak in de zomer twee andere artsen: de vakantiewaarnemer van m’n huisarts en de keuringsarts van de bloedbank. Allebei vonden het meer klinken als een exotisch virus en waren hoopvol dat het met geduld vanzelf over zou gaan, dat mijn lichaam het aan het opruimen was dus. Van die vakantiewaarnemer kreeg ik de tip om het dagelijks leven wat makkelijker te maken met loperamide als stopmiddel. Dat hielp inderdaad goed tegen de praktische problemen, al heb ik het spaarzaam gebruikt. Mede dankzij de loperamide leerde ik er wel iets beter mee leven in die tijd. En plasma geven mocht gewoon. Dat gaf allemaal hoop.

Mijn geduld werd daarna echter zwaar beproefd. Ik merkte geen vooruitgang, sterker nog, het werd in de loop van augustus vervelender:

  • Sinds de week in Oostenrijk werd ik af en toe wakker van de onrust in mijn darmen en zat ik dan al nog vóór de wekker op de wc. Ik ben al niet zo’n goede slaper, dus het slaapgebrek hakte er stevig in. Ook hierbij gaf loperamide wel wat verlichting, maar het bleef vervelend.
  • Sinds eind augustus kreeg ik last van mijn mond: droog, irritatie aan tong en gehemelte, aanslag aan mijn tanden, raar speeksel, en ik kon niet meer tegen drinken met looizuur: zwarte koffie en rode wijn droogden mijn mond vreselijk uit en daar had ik dan de hele dag verder last van. Ik dacht zelfs even dat de spruw terug was, maar het was toch meer een overgevoeligheid ofzoiets, of iets als mondbranden. Ik weet niet zeker wat de samenhang was met mijn darmen was. Het knapt nu ook wel op, maar is nog niet over.

In september ben ik teruggegaan naar de huisarts, omdat ik het vertrouwen verloor dat het vanzelf over zou gaan. Hij vond het inderdaad ook lang duren en wilde opnieuw ontlastingsonderzoek. Daar kwam weer alleen DF uit. De huisarts verwees me daarop door naar de specialist. Daar overlegde hij ook al mee, en die zei: ‘DF is niet pathogeen; afwachten’. Hij of zij gaf het advies extra vezels te gebruiken voor meer rust in mijn darmen, iets wat bij prikkelbare darmsyndroom ook wordt aangeraden.  Inderdaad zorgden die voor marginaal meer rust, maar mijn buik werd er ook zo log en zwaar van dat die hinderde bij het sporten. Een oplossing was het dus zeker niet. Ook pepermuntolie deed niet zo veel en ik denk dat mijn mond daar nog droger van werd. Probiotica – merkte ik niks van. Dat schoot dus niet op.

Met het vezel-advies was het ondertussen wel duidelijk in welke richting huisarts en specialist gingen denken. Af en toe joeg dat me wel angst aan: ben ik nu voor de rest van mijn leven chronisch darmpatiënt? Nee toch?

Nee. Ik was ondertussen verder gegaan met mijn zoektocht naar informatie en was tegengekomen dat dat ‘DF is niet pathogeen’ door andere artsen wordt betwijfeld. Die zeggen: als er geen andere oorzaak voor aanhoudende ernstige darmklachten gevonden wordt, dan moet je DF toch behandelen en dan is clioquinol het aangewezen medicijn (zie bijvoorbeeld hier , hier en de genoemde bronnen daar, en deze ervaringen). Die artsen menen dan dat er meer en minder pathogene subtypen van DF zijn, en dat je vooral van een exotische stam ziek kunt worden. Ik las daar ook ervaringsverhalen over (voorbeeld uit Mexico en Tasmanië (casus 2)). Ik ging zelf daardoor meer geloven dat DF inderdaad de boosdoener was, of kon zijn, en dat ik dus mogelijk tegen een rare variant daarvan was aangelopen. In een freaky geval van pech, want ik heb sinds 2019 geen verre reis mee gemaakt.

En dus wilde ik clioquinol (of paromomycine, mogelijk nog effectiever maar met meer bijwerkingen en moeilijk aan te komen, zie hier en dit artikel). De huisarts wilde daar echter niet aan meewerken zonder akkoord van de specialist. Ook al had ik zelfs verwijzingen en uitgeprinte artikelen en richtlijnen meegenomen…

Toen bleek eind september de wachttijd voor de specialist hier dichtbij 12-15 maanden te zijn. Dus ik dacht: eerst 12-15 maanden wachten en dan bij een specialist komen die zegt ‘niet pathogeen, nog langer afwachten’ of ‘prikkelbare darmsyndroom, leer er maar mee leven’? Ammehoela!

9 oktokber. Van de huisarts moest ik zelf maar een andere specialist zoeken, mogelijk via wachtlijstbemiddeling van mijn zorgverzekeraar. Toen ik die eenmaal te pakken had, bleek er echter alleen al een wachttijd van zes weken voor wachtlijstbemiddeling (ja, gaat lekker in de zorg…). Ik moest zelf maar gaan rondbellen. Maar niemand kon mij vertellen of de desbetreffende specialist dan ook zou zeggen ‘niet pathogeen, afwachten’. Dus dat zag ik al voor me: dan reis ik na 45, 63 of 72 dagen wachten af naar Amsterdam of Enschede of Goes, krijg ik daar alleen ‘afwachten’ te horen. Ik zocht alleen maar iemand die een recept wilde uitschrijven. Die dag, dus van het proberen een specialist te vinden, heb ik als zeer frustrerend en stressvol ervaren. Het was een inkijkje in een instortend zorgsysteem. Net in een heel slechte vlaag met m’n darmen.

Dus ik weer terug naar de huisarts, en hoera, die had ondertussen iemand anders geraadpleegd die mijn verhaal bevestigde. Dus wilde hij toch meewerken en clioquinol voorschrijven. Maar eerst moest dan Henks ontlasting ook onderzocht worden, want we moesten allebei aan die medicijnen. Voor Henks eigen gezondheid, maar ook omdat hij mij anders zó zou herbesmetten. Binnen een huishouden is dat zo goed als onvermijdelijk.

Henk bleek inderdaad ook DF te dragen – geen verrassing natuurlijk. Het was ondertussen eind oktober en we kregen allebei een recept voor clioquinol. Die bleek echter een week lang niet leverbaar. Nog meer geduld dus….

Op 3 november goed bericht van de apotheeek. We konden beginnen! Tien dagen lang, drie keer per dag een pil.


Al na twee dagen voelde ik me plotsklaps fitter, met een opmerkelijk energieke duurloop als gevolg. In de dagen daarna verbaasde ik me over de ‘malsheid’ die ik voelde in mijn spieren. Zo goed had ik me al die maanden lang niet gevoeld. Maar daarna gingen onze darmen nog heftig tekeer, mogelijk als bijwerking van de clioquinol. Dat was wel spannend.

14 november was de laatste dag van de tien dagen clioquinol en net die dag had ik voor het eerst normale ontlasting. Onze darmen bleven echter nog onrustig, ik heb zelfs nog een nacht slecht geslapen daardoor. Maar geleidelijk aan verbeterde dat, en dat doet het nog steeds.

We zijn ondertussen twee weken verder, en ik durf te gaan zeggen: het is over!

Wat ik hier vooral van heb geleerd is dat het belangrijk om ontzettend eigenwijs en vasthoudend te zijn als je gelooft dat er een oplossing is voor een medisch probleem. In mijn zoektochten naar informatie kwam ik tegen dat er mogelijk een heleboel mensen rondlopen met de diagnose prikkelbare darmsyndroom terwijl ze eigenlijk een parasitaire infectie hebben: er is waarschijnlijk forse onderdiagnose en onderbehandeling (zegt bijvoorbeeld deze site, overigens met commercieel belang). Ik heb zelf ook het gevoel dat ik op een haar na tot chronisch darmpatiënt verklaard was, en dat ik dat op eigen kracht heb weten te bevechten, dwars tegen het zorginfarct in.

Want die sombere conclusie trok ik ook: ik heb heel sterk in mijn schoenen moeten staan om de zorg te krijgen die ik nodig had. Dat staat niet iedereen. Dat heb ik als keihard ervaren. Het is nu goedgekomen, maar ik heb wel gedacht: waar moet het heen met de zorg?

Verder ben ik met terugwerkende kracht trots op wat ik de afgelopen maanden wél voor elkaar heb kunnen krijgen: mijn werk (al kostte dat af en toe wat moeite en heb ik wat kersen op de taart, zoals een studiedag, af moeten zeggen) en mijn sporten. Ik heb bijna die hele jaar (eerder ook nog de gekneusde ribben) niet onbevangen kunnen sporten en niet kunnen doen wat ik van plan was, met de nodige frustratie van dien. Maar ik heb mijn basisconditie prima overeind kunnen houden, ik kon blijven genieten en heb een boel leuke dingen gedaan en ik heb af en toe ook nog mooi kunnen presteren.

Radweltpokal, augustus: ondanks de parasieten en in een slechte vlaag harder gereden dan ooit eerder

Ik heb dit najaar m’n nieuwe plannen kunnen uitvoeren, inclusief die leuke halve marathon:

En fietsen de sluitpost? Sinds de grote stap vooruit in energie heb ik alweer van die gekke dingen gedaan als naar een opdrachtgever in Amsterdam fietsen en naar Vlissingen. Dat ik zulke uitspattingen in november überhaupt zag zitten, daaruit bleek mijn herstel. En wat was het fijn! Letterlijk en figuurlijk is de zon weer gaan schijnen:

Ik fietste vorige week dinsdag over een zonovergoten Oosterscheldekering.

Door |2023-11-28T17:05:27+01:0028 november 2023|Fiets, Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Lekker toetje!

Ik heb zaterdag als ’toetje’ van het seizoen meegedaan aan de GO Triathlon Zierikzee (1/8e). Het werd een lekker toetje!

De triathlon had een werkelijk schitterend parcours. Zierikzee is een mooie oude stad en de triathlon is in het historische centrum. Het parc fermé was langs de oude haven in de historische binnenstad, zwemmen van de nieuwe naar die oude haven, fietsen door de Zeeuwse polder, lopen opnieuw door die mooie stad. Wel wat ‘bonkige’ stukjes met kasseien enzo, maar dat hoort erbij natuurlijk. Hier is een foto (na afloop) van het zwemparcours en de start van het fietsparcours (over het bruggetje en door het poortje onder de toren door):

Het was ook nog eens fantastisch weer, en het water was nog zo warm dat ik zonder wetsuit heb gezwommen, dat ging prima – lijkt me uniek voor eind september. En zout water – lekker! Bovendien was het gezellig. Manlief deed ook mee, voor het eerst op zijn nieuwe oude fiets, achter hem te zien. Onze buurvrouw Corine in de wisselzone maakte deze foto van ons:

Qua sportieve prestatie was ik wel tevreden gezien mijn huidige vormpeil: fietstijd in de top 10 bij de vrouwen overall, en het lopen ging niet zo hard maar wel met grinta:

Ik finishte in 1:23:12, als 5e van 7 D50+. Meer zat er niet in, dat voelde ik gister ook wel, en zelfs vandaag ben ik nog een beetje stijf.

Alleen had ik erg slechte wissels. Ik ben daar nooit heel goed in en dit seizoen al helemaal niet door de focus op fietsen, en daar kwam nog bij dat ik een nogal enerverende week achter de rug had met onder andere vrijdag nog een begrafenis in Nijverdal (lange dag, maar niet alleen maar verdrietig: ik heb ervoor zelfs nog een rondje gefietst in die prachtige omgeving), dus een hoofd vol met andere zaken. Ik had snelveters willen doen in  m’n nieuwe loopschoenen bijvoorbeeld, maar dat was ik totaal vergeten.

Bij het wisselen zelf merkte ik het ook. Ik ben altijd al wat verstrooid, maar nu was het echt extreem. Wat er bijvoorbeeld mis ging was dat ik m’n loopschoenen aantrok en toen dacht: hé, waar is m’n haarband? Nou, in m’n schoen dus. Schoen weer uit…

Van mijn fietswissel maakte een kennis van Corine dit filmpje (die dacht dat zij het was), ik kreeg het van haar doorgestuurd.

Het was ook goed georganiseerd. Enige kleine puntje van kritiek was dat ik alles erg krap vond, vooral de wisselzone (ook nog eens pal langs het water, dus ik kreeg visioenen van in de haven verdwijnende tassen) en het zwemparcours (brugje als bottleneck). En zelfs bij de finish kreeg ik nog een trap tegen m’n kuit (zonder erg) van iemand die mij net in het krappe bochtje net voor de streep per se nog moest inhalen.

Direct na de finish was ik dan weer wel in mijn nopjes met de grote bak met drop, winegums en ander snoep – jummie! En nog een leuke medaille ook:

Als triathlon is het een aanrader! Heel veel enthousiast publiek langs het loopparcours ook. Ik ken dat ook van bij de Kustmarathon: die Zeeuwen weten sporters wel te waarderen!

Door |2023-10-12T13:10:37+02:002 oktober 2023|Triathlon algemeen|0 Reacties

Over een halfvol of halfleeg glas

We zijn nu een maand terug uit Oostenrijk. Dat was een tijd met ups en downs.

Mijn darmproblemen duren voort, vier maanden inmiddels, met steeds een paar dagen op (alles normaal) en een paar dagen af, waarin mijn darmen onrustig zijn en ik me in meer of mindere mate brak en futloos voel. Ik ben een medische ronde verder maar dat heeft vooralsnog niks opgeleverd (conclusie in het kort: ‘afwachten’). Heel misschien verbetert het iets, maar dat is nog moeilijk te zeggen. Het is taai.

Daar kwam bij dat ik opnieuw last heb van mijn mond, iets wat lijkt op de spruw die ik na de eerdere antibioticakuur ook had (zie hier). En ik werd ook nog verkouden – niet erg en niks bijzonders voor mij, maar ik had er onder andere een nacht tussen met én hoesten én pruttelende darmen. Ik was dan ook de afgelopen weken vaak behoorlijk moe. En dat in de tijd van het jaar dat ik eigenlijk op m’n best zou moeten zijn.

Maar het gaat zeker niet alleen maar slecht. Ik heb van de zomer geleerd dat ik het over de hele linie wat kalmer aan moet doen dan gebruikelijk en dat lukt aardig, zo goed zelfs dat ik me af en toe bijna verveel. Ik heb het met sporten ook rustig aan gedaan, deels uit die snotterigheid enzo, maar ook wel omdat het een goede tijd was voor een overgangsperiode ná afgelopen seizoen.

Ik kan bovendien concluderen dat ik er eigenlijk helemaal niet zo slecht voor sta:

  • Ik ben weer begonnen met een cursus bij TriExperience, in de groep ‘Techniek & conditie’. Dat is leuk en het zwemmen gaat goed.
  • Ik ben het hardlopen weer wat aan het uitbouwen en ik heb ook nog wel lekker gefietst (voorbeeld 1, voorbeeld 2, voorbeeld 3) en gewandeld (voorbeeld).
  • Ook al leverde het fietsgerichte trainen van dit seizoen me niet op wat ik had gehoopt, ik merk wel dat ik makkelijk fiets. Ik trap nu ongeveer hetzelfde vermogen als vorig jaar om deze tijd (FTP van rond de 225 Watt), maar toen moest m’n overgangsperiode nog komen (wel liep ik toen veel harder, maar dat terzijde).
  • Ik ben nog steeds fit zoals ik dat vorig jaar ‘definieerde’: ik kan nog steeds 100 km fietsen, 10 hardlopen, 2 zwemmen of 20 wandelen. Dat toen zo voor mezelf geëxpliciteerd hebben helpt me nu. Want op de slechtste dagen voelt het alsof ik ‘instort’, maar dat is dus helemaal niet zo.

Dus: ik sport nog steeds lekker verder. Komende zaterdag doe ik zelfs nog een triathlon als ‘nakomertje’ van het seizoen.

Toch klopt er iets niet, en dat is dus vrij subtiel. Het is enerzijds de grilligheid: de goede en slechte dagen waardoor ik van tevoren niet weet wat er kan en hoe dat zal gaan. Dat lijkt overigens op wat ik ervoer tijdens de overgang, de bijbehorende frustratie ook.

Anderzijds mis ik al maandenlang net dat vleugje extra van me echt helemaal fit voelen. Terwijl het voelt alsof dat heel dichtbij is. Dat is deel van de frustratie: dat ik er zo dichtbij lijk, maar het wil maar niet. Dat is echt een geval van het glas dat halfvol (ik ben er dichtbij) of halfleeg (het is er steeds maar niet) is.

Hoe ik het ervaar, dus halfvol of halfleeg, hangt af van mijn humeur, en dat schommelt heen en weer met de fysieke problemen. Er zit voorlopig niets anders op dan het te nemen zoals het komt.

Hoe lang dat ‘voorlopig’ duurt, weet ik niet – en dat is misschien nog wel het allervervelendste. Kan ik doelen stellen voor de winter of voor volgend jaar, of ga ik dan tegen dezelfde frustratie aanlopen als de afgelopen maanden? Voorlopig train ik maar een beetje allround door, zonder specifieke doelen.

Op de halflege dagen heb ik het soms knap lastig met die onzekerheid. Op de halfvolle dagen blijf ik beter in het hier-en-nu, en dat is, zeker bij mooi weer, vaak gelukkig best wel fijn.

 

Door |2023-09-25T12:09:18+02:0026 september 2023|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Zwem|0 Reacties

Danskunstenaar? (gastblog)

Hallo, ik ben Nicole, vriendin van Louise en ik mag weer een gastblog schrijven over een bijzondere ervaring met bewegen en genieten. Dat kan op allerlei manieren en voor de hand liggend als je het over sportkunstenaarschap hebt: óók door te dansen!

Louise kent deze voorgeschiedenis van mij niet zo goed, maar ik ben al op zeer jonge leeftijd aan ballet gaan doen en ben rond mijn 15e terecht gekomen bij een Indonesische dansgroep die de klassieke Javaanse dansen beoefende. Ik had dat  als kind eens op tv gezien en vond dat zo mooi dat ik dat heel graag wilde leren. Helaas was er toen nog (lang)  geen internet en was het puur toevallig dat ik samen met mijn moeder ergens was waar deze groep een opvoering gaf. Na kennismaking ben ik daarna jaren lang op en neer gereisd tussen Zaandam en Haarlem om te oefenen en verschillende dansen te leren, een geweldige tijd! Toen ik ging studeren kreeg ik dat niet meer rondgebreid qua tijd en energie, maar tot mijn grote plezier bleek er iemand les te geven in het Tropenmuseum in Amsterdam, waar ik toen om de hoek woonde op mijn studenten-etage. Maar daarna kwam er van alles op mijn, pad, op het bewegende vlak vooral ook allerlei sporten, later ook nog al dan niet samen met Louise. Dus dansen verdween een beetje naar de achtergrond. Het prikkelt ergens wel al heel lang, dansen is fijn. Misschien weer gewoon op ballet. Of een andere kinderdroom: flamenco leren.

Ik woon inmiddels in Rotterdam en heb een Rotterdampas. Twee keer per jaar krijg je dan een magazine waar allerlei leuke dingen in staan die je met korting kan doen of leren. Zo ben ik vorig jaar op 58(!)-jarige leeftijd nog eens met voetballen begonnen en tot mijn grote blijdschap bleek dat je in Rotterdam ook Balinese danslessen kan volgen, bij Nova Burdo-Marseline van Dwibhumi, in balletschool Staluse Pera. Ik was wel erg roestig en bovendien is Balinees dansen echt wel heel wat anders dan ik van vroeger gewend was maar ik vond het meteen geweldig. De muziek, de bewegingen, de kleding, ik vind het prachtig. De les duurt een  uur, en geloof me, als je flink je best doet is het echt een behoorlijke work-out waar je ook nog eens soepel van word. Het doet niet onder voor een uurtje sportschool hoor, en je leert ook nog een prachtige dans.

Toen kwam tot mijn verbazing de vraag of ik ook mee wilde doen aan een uitvoering ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de balletschool waar we oefenen. Durf ik dat? Eh…eigenlijk niet maar het is wel ontzettend tof. Alleen al die kleding en sieraden aan doen, en de traditionele make-up. Ik kreeg daar gelukkig hulp bij want ik draag zo goed als nooit (nooit dus) make-up. En een compleet Balinees danskostuum aan doen is ook best een ding. Wel wat ingewikkelder dan een wetsuit. Ik herkende mijzelf niet meer terug! En dan nog een echte opvoering voor een echt publiek! Van dansliefhebbers ook nog. Het was minstens net zo spannend als mijn eerste triathlon ooit. Met wel heel andere kleding!

Foto gemaakt door Nova Burdo-Marseline

Iedere vrijdag wordt er geoefend in de balletschool. Niet alleen de bewegingen en de choreografie, maar ook de achtergrond van de dans en de betekenis komt aan bod. Volop genieten, ik ben heel blij dat ik het dansen weer heb terug gevonden. Die Rotterdam-pas toch, wordt je van triatleet een Balinese danseres, alles kan toch maar!

 

 

 

Door |2023-09-17T13:53:58+02:0017 september 2023|Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Hoe ouder worden als sporter niet moet

coverEr zijn soms van die boeken die ik wel móet lezen. Toen ik op het Triathlonforum las over De weg van de meeste weerstand van Lionel Shriver (die van We need to talk about Kevin) dacht ik dat meteen. Het gaat namelijk over ouder wordende duursporters en over de vraag hoe ver je kan, moet of wil gaan voor sport. Ik heb het onlangs ademloos uitgelezen, maar een echte aanrader vind ik het toch niet.

Het boek gaat over een echtpaar van in de zestig. Zij heeft altijd veel gesport, waaronder hardlopen, om fit te blijven, niet voor wedstrijden – ze is het liefst alleen. Haar knieën zijn echter versleten (het staat er niet zo letterlijk, maar ik denk: kapotgesport, haar hele leven te veel gedaan), hardlopen kan niet meer en de rest wordt ook steeds moeilijker. Net dan begint haar echtgenoot met sporten, met hoge ambities: hij traint eerst voor een marathon en daarna voor een hele triathlon. Dat roept natuurlijk spanningen op in het huwelijk, zeker omdat hij zich bij een fanatieke groep aansluit en zich ook nog eens intensief laat begeleiden door de trainer, een jonge, mooie vrouw. De echtgenoten hebben bovendien ook nog wat oud zeer te verwerken voor wat betreft hun kinderen.

Het verhaal werkt toe naar zijn grote triathlon. Dat is spannend, zeker als er van alles mis gaat met hem wat haar vermoeden (vermengd met jaloezie) dat hij veel te ver gaat bevestigt. De vragen die het boek oproept heb ik ook: over de de zin van sport, het risico op mateloosheid ervan, de rol van de commercie erin, de drang om bij een groep te willen horen, zoals de massa van een marathon of grote triathlon (het heet niet Ironman in het boek, maar het is net zoiets, inclusief mensen die het logo laten tatoeëren enzo). Ik kon daarom bijna niet stoppen met lezen.

En toch vond ik het boek onbevredigend. Dat zat hem er vooral in dat ik de hoofdpersonen niet zo sympathiek vond en ook niet goed begreep. Ondanks dat haar zieleroerselen breed worden uitgesponnen snapte ik haar niet en vond ik haar stomme dingen doen. Hij is al helemaal stom bezig, en bij elkaar wordt zo de sport- en triathlonwereld nogal negatief neergezet dus ook. De zingevingsvragen worden wel opgeroepen, maar niet of alleen negatief beantwoord: sporten is vooral een krampachtige poging om fit te blijven, hip te zijn en ergens bij te horen. Het einde onderstreept dat nog eens, op clichématige wijze. Daarmee is het ook bepaald geen positief beeld van de ouder wordende duursporter.

Het stomme van de hoofdpersonen en ook de soms mij veel te uitvoerige beschrijving van haar inwendige wereld en hun conversaties zaten hem misschien een beetje in de vertaling. Ik las het boek in het Nederlands en heb wel vaker meegemaakt dat het origineel beter te pruimen is – alsof ik de gekke neiginkjes van de Amerikaanse cultuur beter kan hebben in hun eigen taal. Want Amerikaans is het zeker, al is de thematiek net zo relevant voor hier. Actueel ook, en dat moet ik Shriver zeker nageven: ze heeft een goed oog voor de tijdgeest. Het gaat en passant bijvoorbeeld ook nog over het klimaat, woke en cancelen.

Het zet bovendien dus een heel groot vraagteken bij de fit-hype. Dat is welkom, maar het vraagteken is me wel wat te groot. Nog steeds vind ik dat ik het ‘moest’ lezen en dat heb ik dus toch met plezier gedaan. Maar de nasmaak is niet zo prettig.

 

Door |2023-08-15T16:00:34+02:0014 augustus 2023|Boeken, Extra, Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Aankoop-avonturen

Ik schrijf hier niet zo heel vaak over spullen, maar nu maar weer een keer wel en – voor alle duidelijkheid – ik doe dat geheel onafhankelijk. Ik heb de laatste tijd namelijk een paar avonturen (nouja…) beleefd bij de aankoop van nieuwe dingen. Ik had nogal wat nodig, en dat ging niet allemaal zonder slag of stoot.

Het begon ermee dat ik een opvolger zocht voor de Tri-Slide die op was. Dat is spul om makkelijker uit een wetsuit te komen en schuren daarvan te voorkomen, zonder het neopreen te beschadigen en zonder dat je handen er ook vet van worden. Ik heb twee van die spuitbussen versleten, maar ik kon het nu niet meer vinden. Dan maar op zoek naar een alternatief. Bij Bol zocht ik op ‘body glide’, zo dacht ik dat het heette, maar dan krijg je, uhm, heel andere dingen in de resultaten, namelijk uit de categorie ‘erotiek’. ‘Anti-chafe balm‘ deed het – je moet het maar net weten – en zo bestelde ik  een stick. Die werd een paar dagen later bezorgd… zonder dop erop. De envelop was aan de binnenkant al vettig en bovendien is het onhandig meenemen zo natuurlijk. Dus retour. Die retourzending raakte kwijt, ofzoiets, in elk geval: ik kreeg m’n geld niet terug. Gelukkig had ik het verzendbewijs nog. Na wat ge-heen-en-weer met Bol en het verzendende bedrijf kwam het gelukkig goed, en meer dan dat: ik kreeg mijn geld terug en vanwege het ongemak gratis een stick opnieuw. Dit keer wel met dop:

Daarna bestelde ik bij Triathlonaccessoires een nieuwe triathlon-fietsbroek. Dat is eigenlijk de onderkant van een tweedelig triathlonpakje. Zo’n pakje heb ik al jaren (onlangs hier nog te zien). Ik vind het broekje met de dunne zeem fijn op de triathlonfiets, fijner dan een gewone fietsbroek, die in de aerohouding een beetje prop wordt. Het broekje gebruikte ik dus vaak en het was aan het verslijten. Gelukkig vond ik hetzelfde merk in een goede maat. Bestellen ging echter ook niet zonder slag of stoot, want in plaats van twee tot vijf werkdagen levertijd duurde het er acht, met dus ook wat mailen heen en weer. Maar het is er en ik ben er blij mee. Het is zelfs mooier dan het oude broekje, meer een gewone fietsbroek: egaal zwart met wat langere pijpen.

Die broek is natuurlijk fijn met het oog op de naderende tijdrit, en daarvoor had ik ook nog iets anders nodig: nieuwe buitenbanden. Als ik het me goed herinner, zitten op mijn triathlonfiets nog steeds de oorspronkelijke banden, Vittoria Rubino’s, van eind 2014. Sinds ik op Strava zit, halverwege 2018, gaat dat om bijna 6500 kilometer; in totaal misschien dus wel om 10.000. Ze zijn nog niet eens op, maar voor de tijdrit wilde ik toch nieuwe. Het was een aardige zoektocht naar wat de beste banden voor mij zouden zijn: snel, ja, maar ook stabiel in de bochten en niet te snel lek, graag. Uiteindelijk kwam ik, mede dankzij een topic op het forum van Fiets met daarin een verwijzing naar een tabel met testresultaten, tot de conclusie dat het in het hogere prijssegment allemaal niet zo veel uitmaakt. Dus in de buidel tasten – het werden uiteindelijk Michelins. Als die ook weer 10.000 kilometer meegaan, kosten ze 1,1 cent per kilometer.

M’n buik enigszins vol van online aankopen ben ik vorige week naar mijn favoriete fysieke winkel gegaan om nieuwe loopschoenen te kopen: Run2Day. Ik loop al jaren het lekkerste op de Nike Free schoenen die ik daar ook ooit heb gekocht: licht, halve drop, weinig demping, soepel rond mijn voeten. Ze hebben echter als nadeel dat ik er wat moeizaam in kom. Voor alleen hardlopen is dat geen probleem, maar voor het wisselen in de triathlon is het onhandig. Gelukkig was er nog net een overjarig paar van een vergelijkbaar type met een soepeler instap in mijn maat. Ze lopen heerlijk, de bovenkant is net een pantoffel. Vanwege dat overjarige kreeg ik ook nog eens een mooie korting.

Ondertussen was ik ook nog bezig met het kopen van een nieuwe telefoon – de oude was na drie jaar (al!) het loodje aan het leggen. Dat heeft minder met het sporten te maken, behalve dan dat ik er eentje wil die tegen vocht en schokken kan, dus die ik goed mee kan nemen op de fiets. Bovendien wil ik er niet al te veel geld aan kwijt zijn. Ik hoef niks superhips en statusvols en mijn geld  besteed ik liever aan leuke dingen doen (en aan sportspullen dus, op het moment). Het is gelukt, alles doet het en ik ben er blij mee, maar het oriënteren, kopen, installeren en ‘dresseren’ heeft me ruim twee werkdagen gekost en hier en daar wat ergernis. Zoiets doe ik dus het liefst in de zomerperiode, als het qua werk rustig is. Wat een gedoe.

Enigszins koopmoe moest ik wat moed verzamelen en toen volgde als slot nog de minst avontuurlijke aankoop: sportvoeding bij Duursport.nl, succes gegarandeerd. Dat doe ik namelijk al jaren, het gaat altijd goed, en ik bestelde niks nieuws: hun huismerk energierepen, de gels die me sinds vorig jaar goed bevallen voor tijdens wedstrijden (alleen dan te gebruiken, want ze zijn peperduur), en eiwitrepen waar je een freaky hero van wordt:

Had ik hier al eens geschreven dat ik dol ben op die eiwitrepen, vooral de triple chocolate? Ze zijn ook prijzig, maar ik eet ze echt als traktatie. Ik heb nauwelijks speciale herstelproducten nodig (in m’n gewone eten zit genoeg eiwit), maar ze zijn handig en zooooo lekker. ‘Goed voor mijn herstel’ is vooral een excuus om lekker te snoepen na het sporten 😉

 

Door |2023-08-08T14:52:06+02:009 augustus 2023|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Omgaan met een wisselvallig lijf

De verbetering die ik laatst omschreef, zet zich voort. Darmen worden beter, en de laatste dagen heb ik duidelijk meer energie, dat is fijn. Net daarvoor, vorige week zaterdag, had ik nog een slechte dag, en toen realiseerde ik me hoe lastig het is om met een wisselvallig lijf om te gaan:

  • Als ik mijn leven inricht op mijn goede dagen, kom ik er af en toe doorheen te zitten of moet ik dingen afzeggen, wat ik altijd moeilijk vind. Mijn ziekmelddrempel als eigen baas is bijvoorbeeld torenhoog, maar sowieso kom ik afspraken graag na en vind ik het best een hobbel om te zeggen: ‘sorry, te moe’ ofzo.
  • Als ik mijn leven inricht op mijn slechte dagen, ontneem ik mezelf een boel leuke dingen en geef ik het gekwakkel een veel te bepalende rol in mijn leven. Daardoor wordt het te groot: groter dan nodig is.

Het is niet zo of-of, er is ook nog wel een middenweg natuurlijk, maar het dilemma zit wel tussen deze twee keuzes in. Ik heb sinds het begin van mijn gekwakkel zo veel mogelijk door laten gaan, zeker op werkgebied. Sporten was wel een sluitpost: ik heb gedaan wat ik kon en aangepast waar nodig. Desalniettemin werd ik bek-af – achteraf gezien mogelijk vooral doordat die antibioticakuur erin hakte. Sindsdien ontstond er rust door de zomerperiode, en bovendien heb ik een paar keer wel iets afgezegd. Dat heeft me ook wel goed gedaan.

Voorlopig houd ik het er maar op dat ik binnenkort weer – voor mijn doen – normaal belastbaar ben. Dus eerste bullet zonder mitsen en maren – nouja, de gebruikelijke van het leven.

Wat ik nu schrijf, is ongetwijfeld voor veel mensen met chronische klachten op het gebied van vermoeidheid en energie enzo bekend, maar ik had het nog niet eerder zo helder voor ogen. Ook al had ik in de overgang eigenlijk ook last van dat fluctuerende energieniveau, zeker in de periode dat ik slecht sliep. Ik modderde toen ook maar wat aan, maar zo helder als zaterdag was het toen zeker niet voor me. Weer wat geleerd dus.

 

Door |2023-08-03T09:28:05+02:005 augustus 2023|Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Anders verder

Helaas moest ik vorige week om deze tijd constateren dat de antibiotica de darminfectie niet heeft opgelost. Het was best een tijd goed, acht dagen zelfs, ik kreeg serieus hoop dat het over was. Maar vorige week vrijdag begon er weer wat onrust. Zaterdag had ik nog wel een leuke sportdag in Amsterdam, met hardlopen en zwemmen.  Maar maandag had ik zelfs de ergste diarree tot nu toe. Heel naar: binnen een paar tellen van niks naar moeten hollen naar de wc, in de trein, geen wc-papier, en heel heftig. Ik ben daar best wel van geschrokken en ik baalde natuurlijk ook enorm: net die dag ging de infectie, met z’n pieken en dalen, de zevende week in.

Ik baalde. Ik baalde van niet precies weten wat ik heb, van de angst om niet tijdig bij een wc te kunnen zijn, van dat ik alleen maar narigheid heb overgehouden van de antibiotica (die spruw waar ik eerder over schreef – wordt beter maar is nog niet weg), van de smetvrees die ik er zo langzamerhand van krijg (ik voel me soms een wandelend brok besmettelijke viezigheid), van hoe lang het duurt, van het afscheid van het idee van een lekkere, zorgeloze zomer met onbekommerd sporten. En ook weg het laatste beetje hoop dat ik nog echt wat op kon bouwen voor de tijdrit. Gelukkig heb ik die dag wel heerlijk gewandeld.

De dag erna praatte de (vakantie-vervangende) huisarts me weer wat moed in. Er is kans dat zulke heftige diarree juist de ziekteverwekker uit mijn darmen heeft verjaagd, dus dat het het begin van het einde is, en anders zal het ook echt, heus overgaan, al kan dat duren. Om van die ene angst af te zijn, heb ik loperamide voorgeschreven gekregen, een stopmiddel dat ik zo af en toe kan gebruiken als er geen wc is.

’s Avonds dinsdag heb ik lekker gespind; ik zag m’n hoogste hartslag in tijden. Ik voel me echt wel beter dan een tijdje terug, mede dankzij die steeds langere periodes zonder klachten.

Eenmaal thuis bleek dat, wat we al even zagen aankomen, het leven van onze hamster Robbie op het eind liep. Ze is maar acht maanden geworden, en, met een voor mij pijnlijke speling van het lot: ze is gestorven aan diarree. Althans, ik denk dat het zo’n speling is, maar het kan ook zijn dat dat ik haar heb besmet. Die kans is – volgens mij – heel klein. Maar toch.

De dood van een hamster, zelfs zo’n voortijdige, kan ik op zich wel hebben, maar toch zat ik er woensdag even totaal doorheen. Ik heb het hier al vaker geschreven en niet eens over alles: het is een veeleisend jaar geweest, en sinds eind februari sukkel ik lichamelijk van het een in het ander, met als belangrijkste hindernissen de gekneusde ribben van maart/april en nu zeven weken aan de kwakkel met m’n darmen.

Het is me heel lang gelukt om m’n conditie op peil te houden en zelfs, tussendoor, nog ietsje te verbeteren. Maar de laatste paar weken komt de klad erin, en dat is niet zo gek natuurlijk. Ik heb sinds eind februari welgeteld vijf weken gehad waarin ik normaal heb kunnen trainen. Al die andere weken moest ik minstens een paar dagen een aangepast programma draaien, of ik kon alleen maar een beetje wandelen of yoga doen. Het valt me eigenlijk nog wel mee. Ik ben nog steeds overall fit (naar mijn eigen definitie) bijvoorbeeld.

Maar net de laatste weken zakt het vermogen dat ik kan trappen als ik hard wil fietsen (FTP) in. Ik weet dat het niet anders is, dat het tijdelijk is, dat mijn basis goed is, en dat ik juist de afgelopen maanden heb geleerd hoe makkelijk ik dat vermogen kan opbouwen als ik me meer richt op ‘kort en hard’ dan op lang. Maar nu heb ik vooral teleurstelling natuurlijk: ik raak kwijt wat ik heb opgebouwd.

Ondertussen heb ik mijn best gedaan om ook alle andere dingen zo goed mogelijk door te laten lopen: thuis, werk, boek, vrienden en – gelukkig – ook een boel leuke dingen. Het was zeker niet alleen maar ellende. Ellende die ik bovendien ook best wel kan relativeren, al is het alleen maar omdat ik op het moment mensen om me heen heb met veel grotere gezondheidsproblemen.

Maar, zo realiseer ik me sinds woensdag, alles bij elkaar was het me wel te veel. Ik heb me te veel voortgesleept; ik ben moe, het is op.

Dus: verder op een andere manier. Meer aan mezelf toekomen. Sporten alleen naar behoefte en voor de ‘back to basics’: genieten van buiten zijn en van het bewegen. Van het gezelschap, zoals bij wandelen met vriendinnen – drie keer deze week, dat was fijn. Het nóg meer nemen zoals het komt.

Die tijdrit, daarvan wist ik al lang dat die niet zouden worden wat ik ervan had gehoopt en nu is ook het laatste restje ambitie daarvoor weg. Ik ga dan gewoon lekker op vakantie, 20 kilometer hard rijden en het zien als een verkenning – wie weet later nog eens, in een beter jaar?

 

Door |2023-07-21T22:45:55+02:0021 juli 2023|Fiets, Triathlon algemeen|1 Reactie

Team Sportkunstenaar bij Hellevoet Heroes

Dit is het dertiende seizoen waarin manlief en ik allebei aan triathlon doen. Desalniettemin hadden we gister een primeur: we hebben voor het eerst ooit met z’n tweetjes een team gevormd om mee te doen aan een trio-triathlon. Het was die van Hellevoetsluis, Hellevoet Heroes, een sprint. Henk heeft gezwommen en gelopen, ik heb gefietst. Ik sloeg zo twee vliegen in één klap: een mooie oefentijdrit en uitbreiding van mijn collectie triathlons in Zuidwest-Nederland.  Henk vond het wel een leuk idee. Zodoende vormden we Team Sportkunstenaar.

Toen ik me in het parcours verdiepte, was ik wel een beetje jaloers op Henk, want het zwemmen was door de historische haven van Hellevoetsluis en het lopen over de vesting. Het fietsen zou voor mij allemaal bekend terrein zijn en ik fiets daar graag, onder andere naar Vlissingen of op een rondje Voorne-Putten, maar ik zag ook dat het heel bochtig was, en dat in drie rondjes.

In contrast met de vorige weken was het gister herfstig. Het werd gelukkig net op tijd droog en goed sportweer. Hier is m’n teamgenoot in het – overigens zeer langgerekte – parc fermé:

Er stond wel nog steeds een forse windkracht 4. Dat maakte het zwemmen zwaar, begreep ik van Henk en anderen, vooral het stukje de haven uit en het Haringvliet op, met stevige golven. Wel was het inderdaad een mooi parcours, ook voor toeschouwers. Deze foto maakte ik van de start van onze serie:

De series zaten kort op elkaar en het was me al opgevallen dat het op een gegeven moment hartstikke druk was in de wisselzone. En, zo bleek, daarna ook op het fietsparcours. Dat was inderdaad bochtig, maar ook smal, en het 180-graden-keerpunt het krapste dat ik ooit heb meegemaakt. Grote snelheidsverschillen tussen de debutanten op hybrides en de snelle mannen op tijdritbolides met dichte wielen. En dat dus met z’n allen tegelijk in drie rondjes, waarvan een stuk heen-en-weer. Zo druk en chaotisch heb ik slechts één keer eerder meegemaakt, in Kopenhagen. Ik heb voorzichtig gedaan, wilde voor alles heel blijven, en kon pas in het derde rondje een beetje vrijuit fietsen. Gelukkig heb ik geen ongelukken ofzo gezien. Maar het was wat mij betreft wel over het randje.

Ik was benieuwd wat mijn benen konden na een maand darminfectie en nog bezig met antibiotica (maandag mee begonnen, ik weet nog niet of het helpt, gelukkig weinig bijwerkingen) plus de week Berlijn, en dat viel niet tegen, dat is een opsteker. Ik zit naar schatting ongeveer op hetzelfde niveau als bij de twee triathlons net ervoor (FTP in de buurt van 230), en dat is al heel wat. Nouja, ik heb dus de afgelopen zes weken geen progressie geboekt en dat is jammer natuurlijk, maar het valt me eigenlijk mee dat ik ook niet achteruit ben gegaan, ik heb kennelijk net genoeg kunnen blijven doen. Hopelijk kan ik de komende tijd weer verder gaan opbouwen.

Vanwege het parcours was het maar beperkte tijdrittraining en eerder een stevige intervaltraining, maar ik stak er toch een paar dingen van op: ik heb met succes een shirt getest om het windvangen te voorkomen wat in april gebeurde en ik realiseerde me dat ik bij zo’n inspanning niet gauw tevreden ben. Ik ben ofwel voor mijn gevoel niet diep genoeg gegaan, ofwel ik krijg zere benen en dan denk ik: oei, zere benen. Gister leerde ik dat ik dan dus niet ‘oei’ moet denken, maar ‘fijn’. Alles eruit persen is de bedoeling natuurlijk. Ik ben niet helemaal tot de bodem gegaan, dat kon niet, maar wel genoeg om vandaag wat kramperige kuiten te hebben. Mooi zo.

Henk was wat moeizaam op gang gekomen met lopen na die lange pauze en er zat wat hoogteverschil in het loopparcours op de vesting, maar hij was wel tevreden. We finishten als 4e van 7 teams, en dat lijkt me niet verkeerd als team met een gemiddelde leeftijd (waarbij Henk twee keer telt) van 63 en een vrouw erbij!

Het was ook een gezellige, kleinschalige triathlon, en zo heb ik ze het liefste. Leuke dingen in de (drie!) goodybags ook:

Het was de tweede editie. Aan de logistiek mogen ze wat mij betreft nog sleutelen, maar verder is het een aanwinst.

 

 

Door |2023-07-02T16:12:45+02:002 juli 2023|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties

Dientamoeba fragilis

Ik weet amper hoe je het uitspreekt, maar het zat (zit?) wel in mijn darmen: de parasiet dientamoeba fragilis. Hoeft niet behandeld te worden, want gaat meestal vanzelf over, en daar lijkt het ook op: ik voel me langzaam-maar-zeker beter worden, zowel qua darmen zelf als in z’n algemeenheid. Energieniveau laat nog wel wat te wensen over, maar daar zit ook de hitte achter natuurlijk.

Onduidelijk hoe ik eraan ben gekomen, aan die dientamoebaatjes, in elk geval kan ik niet zomaar zwemwater de schuld geven. In het vervolg toch nog beter m’n handen wassen – als dat kan, want ik herinner me wel sportevenementen met dixies zonder handenwasmogelijkheid.

Ik kon de afgelopen dagen wel weer wat sporten, zij het nog niet intensief. Daarvoor was ik nog te futloos, maar ook gaf het rare druk in mijn buik. Ik hoop de komende tijd echt helemaal op te knappen en dan een tijdje vooruit te kunnen zónder pech!

Ondertussen is mijn plannetje van ‘kijken hoe ver ik op mijn 57e nog kan komen als ik weer alles op het fietsen zet’ enigszins in het water aan het vallen, want ik heb sinds eind februari vaker niet dan wel goed kunnen trainen. Het wordt dus hooguit ‘kijken hoe ver ik op mijn 57e nog kan komen als ik zo goed en zo kwaad als het gaat het fietsen train’.

Tot nu toe viel het me eigenlijk nog mee wat ik wél voor elkaar kreeg, onder andere bij de twee triathlons, maar sindsdsien heb ik niet veel meer kunnen doen. Desalniettemin: gister heb ik een rustige duurrit gereden en toen leken m’n benen nog prima in orde. Hopelijk kan ik op die basis straks lekker verder bouwen. De tijdrit komt sowieso niet in het geding.

 

Door |2023-06-12T15:19:28+02:0012 juni 2023|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties
Ga naar de bovenkant