De verbetering die ik laatst omschreef, zet zich voort. Darmen worden beter, en de laatste dagen heb ik duidelijk meer energie, dat is fijn. Net daarvoor, vorige week zaterdag, had ik nog een slechte dag, en toen realiseerde ik me hoe lastig het is om met een wisselvallig lijf om te gaan:

  • Als ik mijn leven inricht op mijn goede dagen, kom ik er af en toe doorheen te zitten of moet ik dingen afzeggen, wat ik altijd moeilijk vind. Mijn ziekmelddrempel als eigen baas is bijvoorbeeld torenhoog, maar sowieso kom ik afspraken graag na en vind ik het best een hobbel om te zeggen: ‘sorry, te moe’ ofzo.
  • Als ik mijn leven inricht op mijn slechte dagen, ontneem ik mezelf een boel leuke dingen en geef ik het gekwakkel een veel te bepalende rol in mijn leven. Daardoor wordt het te groot: groter dan nodig is.

Het is niet zo of-of, er is ook nog wel een middenweg natuurlijk, maar het dilemma zit wel tussen deze twee keuzes in. Ik heb sinds het begin van mijn gekwakkel zo veel mogelijk door laten gaan, zeker op werkgebied. Sporten was wel een sluitpost: ik heb gedaan wat ik kon en aangepast waar nodig. Desalniettemin werd ik bek-af – achteraf gezien mogelijk vooral doordat die antibioticakuur erin hakte. Sindsdien ontstond er rust door de zomerperiode, en bovendien heb ik een paar keer wel iets afgezegd. Dat heeft me ook wel goed gedaan.

Voorlopig houd ik het er maar op dat ik binnenkort weer – voor mijn doen – normaal belastbaar ben. Dus eerste bullet zonder mitsen en maren – nouja, de gebruikelijke van het leven.

Wat ik nu schrijf, is ongetwijfeld voor veel mensen met chronische klachten op het gebied van vermoeidheid en energie enzo bekend, maar ik had het nog niet eerder zo helder voor ogen. Ook al had ik in de overgang eigenlijk ook last van dat fluctuerende energieniveau, zeker in de periode dat ik slecht sliep. Ik modderde toen ook maar wat aan, maar zo helder als zaterdag was het toen zeker niet voor me. Weer wat geleerd dus.