Maandarchieven: oktober 2015

Kwakkelig

Ik schreef er al een paar keer eerder over: ik ben nog steeds een beetje kwakkelig. Niet fijn, 3 weken voor mijn marathondebuut, en af en toe ben ik daar wel flink somber over geweest, maar op dit moment heb ik toch nog goede hoop: het is allemaal niet meer dan gekwakkel, en als dat nou een klein beetje opschiet kan ik nog net een beetje trainen voordat ik echt rust moet nemen om uitgerust aan de start te verschijnen. En dan moet het alsnog kunnen gaan lukken, op 15 november, althans, dan ligt het niet aan een al te slechte voorbereiding. Helemaal ideaal verloopt een voorbereiding nooit natuurlijk, althans, dat had ik al niet verwacht, dus ik herhaal maar weer: geen paniek

Het gekwakkel is ruim 2 weken geleden begonnen met enerzijds een verkoudheid die nog steeds een restantje snot en vermoeidheid geeft en anderzijds last van mijn rug na een chiropractie-behandelig (die ik nog heb vanwege de blessure van eerder dit jaar). Ik ben inmiddels nog zo’n behandeling en een keer fysiotherapie verder, en misschien is het daardoor dat mijn liezen van slag zijn: ondanks dat ik niet veel heb gelopen deed van de week eerst mijn linkerlies pijn (verrekt bij een onschuldig uitzwembaantje schoolslag in het zwembad woensdag?!) en vandaag de rechter. Dat gebeurde vannacht – ja, pfff, daar kan ik echt niks mee! Het zijn volgens mij onschuldige verrekkingen, maar ze moeten wel over om te kunnen lopen.

Het trainen voor de marathon ging tot 2,5 week geleden goed, en sindsdien zit de klad er dus in. Afgelopen week vond ik af en toe dat het ging lijken op dit voorjaar, toen ik ook een paar weken voor de wedstrijden ineens van alles had. Daar werd ik niet vrolijk van, maar realistisch gezien is het nu niet zo erg als toen. Vandaag voelden op de fiets mijn onderrug en bekken soepeler dan de afgelopen maanden. Dus ik houd het er echt maar op dat het gekwakkel is wat echt nog beter kan worden. Just in time voor de marathon – hoop ik! 

 

Door |2015-10-25T18:07:44+01:0025 oktober 2015|Loop|0 Reacties

Slaap!

Het valt me de laatste tijd op dat er in adviezen voor duursporters nogal wordt gehamerd op het belang van slapen voor herstel. Een voorbeeld ervan is bijvoorbeeld deze post van Ironman die laatst weer eens langskwam in een nieuwsbrief. En er stond ook iets over in een Runner’s World ofzoiets, waarin zelfs werd beweerd dat slaap de herstelfactor is die je het meest in de hand hebt.

Was het maar waar! Ik snap de goede bedoelingen wel achter dit soort tips, want er zijn nogal wat triathleten en dergelijke die vanwege ’s ochtends vroeg trainen te weinig slapen. Maar al die mooie tips als in die Ironman-post ten spijt: slapen heb je juist helemaal niet in eigen hand. Wie denkt dat dat wel zo is, weet niet van slaapproblemen zijn, en die benijd ik! Je tijden van naar bed gaan en opstaan, daar heb je rechtstreeks invloed op. Maar op je slaap maar ten dele. Slapen kun je niet op commando.

Het is bij mij al een paar jaar zo dat er af en toe een nacht mislukt. Ik ben nooit een heel goede slaper geweest: het kost me altijd minstens een half uur om in slaap te vallen, en ik lig mijn hele leven wel eens uren wakker als mijn hoofd te druk is, of als ik bijvoorbeeld hoest, of ongesteld moet worden. Maar sinds een paar jaren is dat veel vaker, en om voor mij onbekende redenen.

Southern ComfortWoensdag was het weer eens zo ver. We gingen om half 11 naar bed, en toen was ik normaal moe en er was verder niets bijzonders. Hooguit zag ik een beetje op tegen de volgende ochtend, vanwege een vroege start met tijdsdruk (trein naar Amsterdam halen). Maar om 12 uur sliep ik nog steeds niet, en werd ik weer steeds wakkerder. Eruit dus, borrel gedronken (zie afbeelding), soms helpt dat. Om half 1 weer terug in bed, maar slapen, ho maar. Net na 1 uur ging manlief snurken, en ben ik naar het logeerbed verkast. Daar sliep ik niet meteen, maar uiteindelijk wel. Om half 6, een half uur voor de wekker, was ik wakker. Hooguit vier uur geslapen dus.

Zo’n nacht heb ik eens in de paar weken. Als het daarbij blijft, is het niet fijn maar prima hanteerbaar. Het is ook wel eens erger geweest, vaker achter elkaar, toen was het wel echt naar. Ik ben er toen wel mee bezig geweest hoe ik beter zou kunnen slapen, en heb zelfs begeleiding gehad. Daar heb ik heel wat van opgestoken en het gaat sindsdien beter – ook omdat ik me er minder druk om maak. Ik heb een keer een lange, zware dag ‘overleefd’ op maar 2 uur slaap, en sindsdien ben ik niet meer zo bang niet meer door de dag heen te komen.

Maar met een handjevol simpele tips ben ik er dus niet. Geen koffie na 5 uur bijvoorbeeld, nou, maak daar maar na de lunch van. Desalniettemin geen succes gegarandeerd, hoor! Ik denk zelf dat het iets met de overgang te maken heeft, er zijn wel meer vrouwen die dan slecht slapen, al zijn dat vooral doorslaapproblemen. Bij mij is het meer het inslapen, maar ook bij mij begon het slechtere slapen gelijk met het hormonale gerommel. Hopelijk wordt het dus over een paar jaar ook weer beter.

En ja, dat slechte slapen merk ik bij het sporten. Maar daar heb ik gewoon mee te dealen. Ik pas niet eens zo veel aan, ga ook na zo’n mislukte nacht gewoon trainen. Dat is één van de dingen die ik heb geleerd: me niet laten ‘inpakken’ door te weinig slaap, gewoon doorleven, doorgaan met leuke dingen doen vooral. Maar het gaat natuurlijk af en toe wel moeizaam. Donderdag kwam er zelfs nog een zere lies bij, kennelijk verrekt bij een simpel baantje schoolslag bij het uitzwemmen woensdag. Dus niet hardgelopen, of althans, na 2 km terug naar huis gewandeld. Daar verder gewoon even wat rustig rommelen was toen eigenlijk wel heel lekker.

En misschien merkte ik het zelfs vandaag nog, want het zwemmen viel een beetje tegen. Slecht slapen zit achter mijn soms zo wisselvallige presteren in trainingen. Maar verder geen man overboord.

Kom er alleen bij mij  niet mee aanzetten dat je deze vorm van herstel in de hand hebt.

Door |2015-10-24T20:57:30+02:0024 oktober 2015|Vrouwensport|0 Reacties

Geen paniek!

Vorige week schreef ik over de slechte lange duurloop van toen. Die mentale reparatie was nodig, maar misschien ook wat voorbarig: wellicht was het een incident. Ik werd namelijk verkouden. Direct na die duurloop voelde ik me al niet lekker meer, en na twee dagen waarin ik het voornamelijk koud had en moe was barstte het woensdag los. Niet heel erg, voor mijn doen dan, al is het vandaag slechter dan gister: er pruttelt nu iets in mijn rechterbijholte, mijn zwakste punt qua luchtwegen. Dus weer moeïig, urgh. 

Woensdag zat trainen er echt niet in en donderdag en vrijdag moest ik alle zeilen bijzetten voor pittige werkdagen, en dan thuis eten en kort daarna naar bed. In het weekend heb ik de draad aangepast weer opgepakt: een rustige zwem- en looptraining.

Waarbij ook nog iets anders speelt: ik heb een beetje terugval van de blessure van eerder dit jaar. Vast geen toeval dat het samen komt. Het is niet heel ernstig: mijn rug voelt stijf en mijn lies trekt iets bij het lopen – een psoas-spier zit niet lekker. Vorige week voelde ik me in totaal daardoor nogal uit de zak geschud. De chiropractor hielp maar heel tijdelijk, morgen kan ik terecht bij een fysio.

Niet heel fijn, een maand voor de marathon. Net daarvoor ging het juist zo goed! Maar er is ook zeker geen man overboord. Daarom: geen paniek! Ik kan wel lopen, namelijk, dat voelt alleen niet lekker. Hopelijk gauw weer wel!

Door |2015-10-19T15:05:53+02:0019 oktober 2015|Loop|0 Reacties

Kippenvelverhaal

FlapOja, dat filmpje van de Donorweek toen… met die triatleet die nog gauw even onder de naar beneden komende spoorbomen doorschiet. Dat hele filmpje was natuurlijk totaal over the top en daarom erg goed in het bereiken van zijn doel. Ik weet nog wel dat ik me toen verbaasde over de discussie en uiteindelijk ook over de uitspraak dat het ‘kwetsend‘ zou zijn.

Hoe kom ik daar nou op? Omdat ik net het hele verhaal van de hoofdpersoon uit dat filmpje heb gelezen, Wouter Duinisveld: De hartslag van een ander. Van transplantatie naar triathlon, door Marcia Jansen als ghostwriter (want het boek staat in de ik-vorm). Het is een verhaal waarvan je al kippenvel krijgt bij de samenvatting: bij een gezonde, sportieve jonge kerel slaat een griepvirus op zijn hart en dat overleeft hij maar net. Na vijf maanden ziekenhuis is het daarna wachten op een donorhart. Dat komt, en daarna pakt hij langzaam-maar-zeker en met een boel tegenslagen (o.a. door infecties vanwege het onderdrukte immuunsysteem dat afstoting van het donorhart moet voorkomen) het sporten weer op, om uiteindelijk een Ironman te voltooien.

Zo. En dan begint het boek ook nog eens met een aangrijpend voorwoord aan zijn beide kinderen, want hij weet niet of die hem lang bewust gaan meemaken. Want triathlon of niet, de levensverwachting van een getransplanteerde is niet zo hoog. Ik had bij het voorwoord al vochtige ogen, en de hoofdstukken daarna, over zijn ziekte, het wachten, de transplantatie en het herstel, heb ik ademloos uitgelezen.

Daarna vond ik het boek ietsje taaier. Het blijft weliswaar toegankelijk geschreven, maar de herhaling van sportsucces-tegenvaller-sportsucces-tegenvaller wordt wat saai, zeker omdat de uitkomst al bekend is. Een betere schrijver had daar iets spannenders van kunnen maken, bijvoorbeeld van de keer dat hij zich ten onrechte veel zorgen maakte over een zere teen. Of iets diepgaanders, want wat hem beweegt blijft net iets aan de oppervlakte, zeker omdat sporten voor hem niet zonder risico is. Zijn omgeving zit daar nogal mee. Sporten – ja. Maar een Ironman? En ook dat van dat filmpje had verder uitgediept kunnen worden.

Nou is Duinisveld geen sportieve Mr. Average: in zijn jeugd zat hij bij de nationale jeugdselectie van rugby. Hij had dus al een bovengemiddelde sportieve aanleg. En hij heeft daarnaast ook een enorme dosis optimisme en doorzettingsvermogen – anders was hij nooit zo ver gekomen. Dat is indrukwekkend aan dit verhaal, waarin ik wel wat herken van de verhalen van topsporters, die zijn op die gebieden ook echt anders dan gewone stervelingen (en enigszins vervreemdend vind ik dat altijd ook, maar dat terzijde).

En ik vind het superknap dat Duinisveld met een begrensde hartslag een Ironman volbrengt in 13 uur en 37 minuten. Dat moet ik met m’n eigen hart eerst maar eens zien te halen!

Door |2015-10-16T17:30:07+02:0016 oktober 2015|Boeken|0 Reacties

Vind ik lang hardlopen wel leuk genoeg?

Ik moest eens even in de spiegel kijken… aanleiding waren een paar negatieve redeneringen over lang hardlopen. Ik betrapte mezelf er bijvoorbeeld op dat ik dacht ‘ik wil best graag een keer de Kustmarathon lopen, maar ik denk niet dat ik het na mijn Ironman ooit nog op ga brengen om nog een keer voor een marathon op te bouwen’ (misschien doe ik hem er dus achteraan, zie hier). En tijdens de eerste duurloop van 30 kilometer ooit voor mij, gisteren, zat ik er mentaal compleet doorheen. Ik heb nogal wat stukken moeten wandelen, want dat eindeloze gesjok door de polder in m’n uppie, ik was het spuugzat.

En dan heb ik van die gedachten als ‘zie je wel, lang hardlopen is niks voor mij’ en ‘ik vind dit eigenlijk helemaal niet leuk’ en ‘mijn benen zijn hier absoluut niet voor in de wieg gelegd’ en ‘fietsen vind ik veel leuker’ en, en, en…

Dus ik moest eens even goed in mijn ziel boren: vind ik dat lange hardlopen eigenlijk wel leuk genoeg? Of ben ik mezelf iets verschrikkelijks aan het aandoen, omwille van de marathon en de hele triathlon? Zit ik iets ontzettend te forceren vanwege dat heilige doel, iets wat mijn lijf eigenlijk helemaal niet wil?

Ja en nee. Ja, want makkelijk gaat het niet. Of althans, soms niet. De 30 kilometer van gisteren waren k*t (misschien vanwege de plotselinge kou?), de 28 van een dikke week eerder liep ik fluitend. Die wisselvalligheid heb ik maar te accepteren, en net zoals ik niet na zo’n goeie te hard ‘jippie’ moet denken, moet ik ook niet na een slechte in zak en as zitten. Maar lang hardlopen gaat zeker niet vanzelf bij mij, ik bevecht die kilometers met veel meer moeite dan op de fiets.

Nee, want afgezien van een soort sjokkerige vermoeidheid gaat het goed – ik ben blessure- en pijnvrij, ondanks dat ik meer kilometers maak dan ooit tevoren. Als het écht niets voor mijn lijf was, zou het mij dat wel met meer klem vertellen, daar vertrouw ik op.

En nee, want ik wil dit wel graag. Wat mij motiveert, ik blogde er al eerder over, is het verleggen van mijn grenzen. Kan ik dat, een marathon, een hele triathlon? Het is één groot experiment en dat is niet altijd leuk of makkelijk. Maar het experiment houdt me gaande. Het is vooral daarom dat ik denk: ik weet niet of ik het hierna ooit nog opbreng. Want een twééde marathon of Ironman, daarbij verleg ik die grenzen niet, of althans, hooguit in snelheid, maar voor zo’n slak als ik is dat amper de moeite.

Vandaar: voor nu is het okee, maar hierna, geen idee. Tien kilometer is ook een mooie afstand.

Wel weet ik: zeg nooit nooit.

 

 

Door |2015-10-13T17:59:10+02:0013 oktober 2015|Boeken, Loop, Waarom|0 Reacties

De ideeën springen in mijn hoofd

Eén van de fijne dingen van duursport vind ik het denken terwijl je bezig bent. Ik heb de beste ideeën tijdens het lopen en fietsen, en ik ontwerp bijvoorbeeld ook mijn teksten en trainingen terwijl ik aan het sporten. Als ik thuiskom, hoef ik het alleen nog maar op te schrijven. Het is het principe van body in motion, mind in motion en van je onder- en halfbewustzijn de kans geven om wat te borrelen en te pruttelen terwijl je wel met iets anders bezig bent zonder dat dat je hoofd helemaal in beslag neemt.

Ik ben daar zeker niet alleen in. Voor Fiets Magazine interviewde ik daar ooit hoogleraar Peter Hagoort over. Die steekt het niet onder stoelen of banken dat hij fietsen nodig heeft bij zijn wetenschappelijke werk. Aan hem ontleen ik de titel van deze post. Ook bij Mark Van Den Bossche vond ik soortgelijke inzichten. In mijn trainingen herkennen deelnemers het vaak ook: dat je met achter de computer blijven zitten het minst ver komt als je schrijven stagneert. Helaas is er maar op weinig kantoren ruimte om dan te gaan wandelen, fietsen of wat dan ook. (Gelukkig ben ik eigen baas!)

Vorige week dinsdag liep ik onderweg naar de atletiekbaan wat te mijmeren. Het resultaat ervan? Een blogpost op mijn werkblog. Zo werkt dat dus!

 

 

 

 

Door |2015-10-12T11:31:36+02:0012 oktober 2015|Loop, Waarom|0 Reacties

Zwembadculturen

Vorige week onder de douche van het zwembad kwam er een voorval van een paar jaar geleden ter sprake, waarover ik toen een column schreef waar ik nooit wat mee heb gedaan. Mooie gelegenheid om hem weer eens op te graven en hier neer te zetten. De column is uit mijn eerste maanden hier in Rotterdam, 9 jaar geleden – inmiddels ben ik ingeburgerd, al kom ik nooit in het zwembad van Overschie, waar dit zich afspeelde. Dat is een piepklein badje met heel beperkte openingstijden – nog beperkter dan op papier dus, enfin, dat staat hieronder. Maar in onder andere Zwembad West en het Van Maanenbad heb ik het prima naar mijn zin.

 

Cultuurverschil

Toen ik van Amsterdam naar Rotterdam verhuisde, bleken veel dingen anders. Zwemmen, bijvoorbeeld. In Amsterdam kende ik Sportfondsenbad Oost niet anders dan veel te druk. Ik ging altijd het laatste halve uurtje van de avond, want dan was het door vroege vertrekkers nog enigszins te doen.

Zo ga ik dus in Rotterdam voor het eerst naar het wijkzwembad om kwart voor tien, een half uur voor de gepubliceerde sluitingstijd. “Wat komt u hier doen?” vraagt de kassajuffrouw streng, ternauwernood opkijkend van het tellen van de kas. Ik schrik. Ben ik te laat, had ik me moeten aanmelden, staat mijn gezicht haar soms niet aan? “Uh, nou, zwemmen,” stamel ik. Met een diepe zucht heropent ze de kassa en verkoopt me nog net een kaartje.

Snel kleed ik me om, en ik sluip naar het water. Ik zie dat er slechts vijf andere zwemmers zijn: vier vrouwen en een man. Hoewel, zwemmers: ze staan in een cirkel met elkaar te praten. Ik spring in het water en begin aan mijn baantjes. Een pratend clubje, ik noem ze algauw haan met harem, en daarnaast ik, heen en weer en heen en weer en heen en weer. Ik voel vijf paar ogen op me gericht. “Wat moet die mevrouw wel niet van ons denken!” roept de haan. Dat gevoel is wederzijds.

Nog een paar baantjes verder, het is vijf voor tien inmiddels, verlaat het vijftal eensgezind het water. Moederziel alleen zwem ik voort: heen en weer, heen en weer, en dan maar eens zigzaggend dwars over.

Net als ik een beetje van de ruimte ga genieten, voel ik twee andere ogen branden. De badmeester vangt eerst mijn blik en kijkt dan nadrukkelijk naar zijn horloge. Mijn hardnekkige aanwezigheid maakt dat hij nog niet naar huis kan, begrijp ik. Toch wil ik echt een half uur zwemmen. Daar heb ik trouwens net nog voor betaald.

Om tien uur gaat de muziek uit en het grote licht aan. Ik kan nu niet meer om de boodschap heen. Schielijk ga ik uit het water, neem snel een douche en rep me naar een kleedhokje. Stilte om me heen. Ze doen de deur toch niet al op slot? 

Bij de uitgang staat de badmeester. Nu ga ik horen wat ik verder heb misdaan. Maar nee. Met een joviaal gebaar doet hij de deur voor me open. “Dag mevrouw, tot de volgende keer!” Ik sta paf.

Ik heb het goed begrepen. Rotterdammers zijn de kwaadsten niet, en ‘geen woorden, maar daden’ zit hem ook in ongeschreven regels. De volgende keer ga ik wel een half uurtje eerder naar het zwembad.

Door |2015-10-08T11:23:22+02:008 oktober 2015|Zwem|0 Reacties

Ingeschreven!

Kijk nou welke mail ik net ontving:

Mail bevestiging inschrijving

Oftewel: ik heb me ingeschreven!

Ik zat de laatste tijd nog even te twijfelen of het niet toch beter Barcelona (begin oktober) kon worden dan Vichy (eind augustus), maar afgelopen zaterdag hakte ik de knoop door: Vichy heeft rustiger zwemwater, en eind augustus komt beter uit. Enerzijds is dat omdat de training dan helemaal in de zomer plaatsvindt (deze september vond ik al niet fijn meer: het buitenwater al te koud, de dagen soms al heel somber, werk plots druk), en anderzijds omdat dan als alles goed gaat (ik vlot herstel en nog puf, zin en energie over heb), ik begin oktober de Kustmarathon kan lopen. Dat zou ik best één keer willen, dacht ik afgelopen zaterdag, zoals ik dat elk jaar denk. Maar of ik het ooit kan opbrengen daarvoor te trainen? Volgend jaar zou het zonder opnieuw opbouwen kunnen, mits ik dus goed door de voorbereiding en de Ironman zelf heen kom. Dat zie ik verder volgend jaar wel, want voor die marathon hoef je je niet heel vroeg in te schrijven. En het is geen must, maar deze planning biedt wel die mogelijkheid.

Door |2015-10-05T15:36:36+02:005 oktober 2015|Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Grens verlegd

Ik heb vandaag voor het eerst meer dan 25 km hardgelopen. Het werden er 28, waarvan 15 in de Kethelloop. Daar heb ik alle vijf de keren mee meegedaan, en net als vorig jaar had ik hem nu verwerkt in een training: lopend erheen, de loop doen, en met een omweg lopend weer terug. Vorig jaar deed ik de 5 km hard en won ik zelfs nog bloemen als derde dame op dei afstand. Dit jaar deed ik de 15 als duurloop. Het is een leuke loop, door het oude dorpje Kethel en Midden-Delfland (GPS).

Het ging prima: ik liep lekker, het ging makkelijker dan de 25 kilometer van twee weken geleden (de ene duurloop of de andere, dat is toch een wonderbaarlijk verschil), het was prachtig weer, leuk om een deel van zo’n lange duurloop andere lopers om me heen te hebben én verzorging, en zelfs nog even manlief als supporter, die onderweg was voor een boodschapje.

En zo heb ik dus een grens verlegd, en dat ga ik tussen nu en de marathon (15 november) nog een paar keer doen. Vanaf de Kandelaarbrug liep ik verder dan ooit tevoren (nouja, hard dan – wandelend heb ik de 42 km zelfs al gehaald), en daar was ik me wel van bewust. Mij motiveert dat, nieuwe dingen doen, mijn grenzen verleggen, onbekend terrein verkennen, in het algemeen, maar zeker bij het sporten. Het is hét idee achter de Ironman-ambitie.

Gek genoeg voelde het vandaag dus niet zo grensverleggend, omdat het relatief makkelijk ging. Dat geeft moed, zeker samen met die lekkere halve marathon van vorige week. Ik begin erin te geloven dat 42 km ook wel moet kunnen lukken – want ik vind dat toch nog wel een intimiderende afstand.

Gister ook nog even kunnen kijken hoe het moet, zo’n marathon, want Henk deed mee aan de Kustmarathon en ik was supporter. Mooie dag gehad: hij heeft prima gelopen, het was alweer fraai weer (heerlijk al de hele week, wat een cadeautje na al die regen en somberheid – ik heb zelfs nog wat nieuw bruin opgedaan!), en dat parcours blijft prachtig. Het was Henks vijfde deelname, dus we hebben inmiddels een hele routine, inclusief naderhand met mijn broer erbij mosselen eten op de Vlissingse boulevard!

Op de eerste foto hieronder zit ik in de sporthal in Burgh, vlak voor de start, en op die eronder gaat Henk bijna finishen (Zoutelande).

2015_10_03_0006

2015_10_03_0023

Door |2015-10-04T17:43:39+02:004 oktober 2015|Loop, Waarom|0 Reacties

Een koud en kort zwemseizoen

Vorig jaar om deze tijd voelde ik me Heintje Davids: ik nam afscheid van het openwaterzwemmen en twee dagen later sprong ik alweer in de Schie. Ik had heel september nog met veel plezier buiten gezwommen. Langzaam-maar-zeker voelde ik het kouder worden, en ik nam me voor 1 oktober te halen en er dan een punt achter te zetten. Zo gezegd, zo gedaan. 1 oktober was een stralende dag en het was prachtig buiten (net als vandaag, maar als ik me goed herinner warmer en met meer mist), dus met een melancholiek gevoel zei ik de Schie vaarwel voor een maand of acht.

Twee dagen later was het nog steeds van dat mooie, stille herfstweer. Ik stond al klaar om naar het zwembad te gaan toen ik bedacht: ‘als het eergister nog ging, gaat het vandaag ook nog’. En zo zwom ik dus nóg een keer mijn zo vertrouwde retourtje Doenbrug (dikke 2 km). Toen zat het er écht op.

Het dubbele afscheid symboliseerde voor mij de vertrouwdheid met en gehechtheid aan het openwaterzwemmen die dat seizoen was ontstaan. De onwennigheid van de eerste seizoenen was weg, en ik had ervan genoten, van ook zwemmend buiten sporten. In de zon, tussen het groen, oog in oog met futen en eenden, of soms ineens gekke waterplanten ontdekkend onder me, of wuivend naar schippers en roeiers. En met alle ruimte om me heen, in water zonder chloor.

Ook dit jaar heb ik maandenlang vrijwel alleen maar buiten gezwommen, grotere afstanden dan ooit. Op 9 september nog. Maar toen kreeg ik al dezelfde witte vingers die ik me van vorig jaar begin oktober herinnerde. En naderhand had ik het zelfs kouder dan toen. Ik dacht toen al meteen: ‘het zal er toch nog niet opzitten nu?’ Ik hoopte op nog wat mooi weer met veel zon, wat de afkoeling tijdelijk zou stoppen.

Niet dus. Het is sindsdien tot een paar dagen terug vrijwel non-stop slecht weer geweest, en nu het zonnig is, zijn de nachten koud. De watertemperatuur is gezakt en gezakt en gezakt en die is op dit moment enkele graden lager dan vorig jaar. Toen ik vorig jaar stopte, was de officiële temperatuur in de Bernisse 17,8 en op de Beerenplaat 18,6; op dit moment is dat 15,5 respectievelijk 15,4. Van de Schie weet ik geen officieel meetpunt, maar die is relatief koud vanwege het afwateren vanuit de weilanden. Die 2 à 3 graden maken veel uit. Onder de 18 zwem ik al niet meer zo lekker, onder de 16 is me echt te koud.

En zo zat het openwaterzwemseizoen er dus op 9 september ongemerkt zomaar ineens al op. Jammer, want ik had nog wel willen meedoen met de Branderszwemtocht. Jammer, want het zwembad is weer even slikken: de openingstijden zijn beperkt, duurtrainingen zijn er bere-saai, het krioelt er van de mensen, en naderhand moet ik niesen van het chloor (of wat stoppen ze tegenwoordig in het water). Jammer, want al die regen, kou en grauwheid van de afgelopen weken vond ik sowieso niet zo prettig – ik ben tig keer natgeregend op de stadsfiets.

Eigenlijk is het water in de Schie maar heel kort, begin juli, echt heel lekker zomers warm geweest – alleen toen heb ik zonder wetsuit gezwommen. En het duurde in het voorjaar ook nog eens heel lang voordat het een beetje warm was – in mei stagneerde de opwarming bijvoorbeeld. Van mij mag het opschieten, gauw weer voorjaar worden. Een wárm voorjaar, graag, en daarna een warme zwemzomer!

Door |2015-10-01T18:15:46+02:001 oktober 2015|Zwem|0 Reacties
Ga naar de bovenkant