Jaararchieven: 2019

Wáár aan de fiets met die elastiekjes?

Sinds vrijdag heb ik triathlon-fietsschoenen, een verjaarskado van manlief. Idee van die schoenen is dat je ze alvast aan je fiets vastklinkt, en ze dan in de goede positie houdt door ze met behulp van elastiekjes door de lus aan de achterkant aan je fiets vast te zetten – anders bungelen ze naar beneden en op de grond, en krijg je je voet er niet op.

Dat wist ik, en er zijn instructiefilmpjes te vinden – vooral deze Engelstalige duikt op, onder andere via de site van de Vrouwentriathlon. Op de filmpjes van deze site zie je hoe je dan vervolgens opspringt en ermee wegrijdt en dan je schoenen aantrekt, en als je aankomt dat in omgekeerde volgorde – ben ik mee aan het oefenen, is nog hele toer.

Wat me echter hoofdbrekens kostte en wat nergens zo heel duidelijk in beeld is, is waar je die elastiekjes dan aan vastmaakt. Uiteindelijk bood een oud onderwerp van het Triathlonforum uitkomst. Voor toekomstige zoekers naar antwoord op diezelfde vraag hier de foto’s die manlief maakte van mijn oplossing.

Het lukt alleen met het rechter pedaal naar voren:

Rechter pedaal naar voren

Zodat je dat pedaal kunt haken om iets van de voorderailleur, hier een boutje (hopelijk is het net goed genoeg te zien):

Rechterpedaal aan boutjeEn de linkerpedaal aan de handle van de snelspanner:

Linkerpedaal aan spanner

Vervolgens is het een kwestie van proberen of dat eerst goed genoeg blijft zitten en daarna netjes losspringt of afknapt – dat ging met deze opstelling bij mij prima:

Blote voet op rechterpedaal

Wel rechterpedaal eerst, daar moet ik op letten, en zo’n snelle opsprong zit er bij mij nog niet in. Maar de elastiekjes schieten netjes los en blijven aan die lus hangen, of ze vallen er helemaal vanaf. In elk geval geen problemen daarmee in derailleur of spaken.

Triathlonfietsschoenen zijn ervoor gemaakt dat je ze op de fiets aan kunt krijgen, vandaar dat de klittenbandflap ‘verkeerd om’ zit en de randen laag zijn, zodat je je voeten er wat makkelijker in kan wurmen. Toch is het nog best een beetje gepruts. Veel oefenen dus, en het loont alleen maar bij een lang stuk lopen met je fiets. Want dat lopen – op blote voeten – gaat makkelijker dan op schoenen met plaatjes eronder. Maar het ‘prutsen’ met je schoenen op de fiets kost natuurlijk ook wat fietstijd.

Speciaal met het oog op de blote voeten zijn de schoenen trouwens lekker zacht van binnen. 

Het oefenen ermee vind ik wel leuk – doe ik weer eens iets nieuws. En ik heb in een paar triathlons (waaronder m’n hele, dat was wel een paar honderd meter) het lange lopen op die plaatjes erg ongelukkig gevonden. Dus dit is hopelijk ook een verbetering.

 

Door |2019-05-01T16:36:41+02:001 mei 2019|Fiets|2 Reacties

Over inspiratie en polarisatie – rijke boekenoogst!

Ik heb weer lekker veel gelezen de laatste tijd. Drie boeken gingen niet echt óver sport, maar ze waren daar wel relevant voor en ze gaven me nieuwe ideeën voor het begeleiden van sporters, en eentje ging echt over triathlontraining. Eerst de drie inspirerende, met overlap in de thematiek:

  • Body positive power – een geweldig boek in de strijd tegen lichaamsontevredenheid, wat voor de (vrouwen-)sport relevant omdat veel vrouwen sporten uit zelfhaat en niet uit plezier of uit welwillende zorg voor hun lichaam. Ik leerde er een boel van, onder andere over de dieetmiddelenindustrie (om niet ‘-maffia’ te schrijven) en was af en toe geschokt ook. Het meest heftige voorbeeld vond ik dat de auteur na het overwinnen van zeer ernstige anorexia bij de huisarts komt en dat die dan zegt dat ‘er wel een kilootje af mag’. Grappig: in het hele boek staat maar één zin waar ik van ging fronsen, en dat is in het voorwoord: dat elke vrouw het boek gelezen zou moeten hebben, ‘of je nu zestien bent of vijfenveertig’. Uh? Vanwaar die bovengrens? 
  • Intimiteit – een scherpe maatschappijkritiek, over hoe binnen een paar decennia de norm voor een ‘goed’ leven is veranderd van brave, gematigde aangepastheid aan de burgerlijke, vaak kerkelijke moraal naar mateloos ‘scoren’: presteren, succes hebben, rijk worden, links oogsten – maar ook voldoen aan het schoonheidsideaal. Die druk én de mateloosheid maakt dat we in toenemende mate vervreemden van onszelf – van onze lichamen. Met onder andere epidemieën van burn-out en depressie als gevolg. Het is iets wat ik bij sport als levenskunst blijf benadrukken: het gaat niet om de prestatie alleen. Sport kan een manier zijn om weer ‘closer’ met je lichaam te worden, maar ook om er juist nog verder van te vervreemden.
  • The passion paradox – Stulberg en Magness houden niet op mij te inspireren! Hun vorige boek vond ik al een klapper en ik volg ze met grote interesse op Twitter en via hun  nieuwsbrief. Belangrijkste nieuwe bijdrage in dit boek is voor mij dat zij naast gezonde passie (kenmerk: waardegedreven en gecombineerd met zelfreflectie) een onderscheid maken in twee soorten ongezonde: gedreven door angst of door externe bevestiging (om te ‘scoren’ – ja, Intimiteit echo’de af en toe). Je kunt – bijvoorbeeld – hard fietsen in een training omdat je dat lekker vindt en je jezelf ermee verbetert (in principe gezond), maar ook omdat je bang bent dat je anders een ‘loser’ bent, of dik wordt, of straks niet meer de anderen mee kunt komen (angstgedreven) of omdat het je veel kudo’s oplevert op Strava (externe bevestiging). Nogal wiedes natuurlijk dat Sportkunstenaars gaan voor het eerste! En sporten hoeft zelfs niet echt een ‘passie’ te zijn – het gewoon leuk vinden is ook al prima. 

Cover 80/20 TriathlonDan het triathlontrainingsboek. Dat was 80/20 Triathlon, een tip van Gringo van het Triathlonforum toen ik het erover had dat er nog zo weinig boeken waren waarin gepolariseerd trainen centraal staat. In dit boek dus wel, en dat is meteen wat ik er supergoed aan vind. Ik ben al jaren fan van gepolariseerd trainen, dus zo’n boek moet er echt zijn.

Iets meer in detail vind ik het echter wel een boek met twee gezichten.  Het eerste, algemene gedeelte vind ik geweldig. Ik heb vooral het tweede hoofdstuk, ‘Going Slower to get Faster’ met veel plezier gelezen. Het gaat eerst over de ontdekking – in de praktijk – van gepolariseerd trainen: 80 % van de tijd rustige duur, 20 % hoog-intensieve intervallen, en dus niet, althans niet doelbewust, trainen in de middelste intensiteit. Daaruit blijf je weg; dat is de ‘moderate-intensity-rut’: weinig trainingsopbrengst voor een realtief hoog blessurerisico. 

Daarna gaat het hoofdstuk in op de obstakels: waarom willen best veel sporters er níet aan, aan dat gepolariseerde trainen? En hoe verwerp je die argumenten? Ik vond het een feest van herkenning, vooral daar waar het gaat om dat de gedachte dat harder altijd beter is, dat het ‘niet lekker voelt’ (rustig trainen moet net langzamer dan wat fijn is, en als je geen topper bent, is dat écht langzaam) en het ego dat in de weg staat: rustige duurtraining is niet stoer; soms voelt het alsof je ‘niks’ gedaan hebt.

In dat soort discussies vind ik mezelf ook regelmatig terug. Laatst nog, toen iemand zei dat het doel van sporten voor hem was ‘zo moe mogelijk worden’. Ik zei nog: dat kun je toch niet écht willen, dat wil je je lichaam toch niet aandoen, altijd maar de zweep erover – maar hij snapte niet waar ik het over had (ja, hier echoën die boeken van hierboven).

Het zette me aan het denken – er ontbreken nog twee obstakels die ik wel hoor:

  • Het gaat niet alleen om moeite met de rustige pool. Er zijn ook sporters met een hekel aan, angst voor of moeite met zo diep gaan als nodig is voor de intensieve. Diep genoeg gaan is lastig en pijnlijk; het is, om maar iets te noemen, niet vrouwelijk om je zo het snot voor ogen te intervallen, en best wel veel oudere sporters lopen rond met het idee dat een hoge hartslag slecht is voor hun hart.
  • Het gegeven dat je in de ‘moderate-intensity-rut’ de meeste calorieën verbrandt per tijdseenheid dat je traint: minder intensief is minder calorieën; intensiever is maar heel kort vol te houden. Het nut van calorieën tellen is wat mij betreft zeer relatief (zie bijvoorbeeld hier waarom) en nooit een doel op zich van sporten, en zeker niet van een losse training (jaag je jezelf over de kling, kun je even later helemáál geen ‘calorieën meer verbranden’ als je uitgeput, opgebrand of geblesseerd thuis zit) maar het speelt wel voor veel sporters! 

Dat zijn mogelijk obstakels die vooral voor een bepaald type sporters gelden, wat me wel doet vermoeden dat de ‘at all levels’ van die cover mogelijk toch een behoorlijke bias heeft naar de hogere niveaus – zoals overigens zo ongeveer álle trainingshandboeken.

Dan het andere gezicht. Wat ik jammer vind aan het boek is dat het in de meer toepassingsgerichte hoofdstukken rigide omgaat met de getallen. Misschien werkt dat voor topsporters, maar niet voor gewone stervelingen. 

Concreet voorbeeld van de rigiditeit vind ik de trainingszones voor het zwemmen. Er is een gebied van 2″ per 100 meter waar je uit moet blijven – dat is een halve seconde per baantje. Niet alleen is dat het verschil tussen goed of wat minder afzetten, ‘m technisch net niet helemaal goed raken of wel, of al dan niet een stoorzender in de baan hebben – maar alleen al het verschil in vorm van de dag is bij mij al meer dan één seconde per baantje. Ik kán niet alleen m’n 100 meters niet op 2 seconde nauwkeurig timen, het heeft ook geen zin. Op mijn niveau althans niet. En al helemaal niet – voor niemand – als de zones bepaald zijn op basis van zo’n ruwe momentopname als een veldtest.

De rigiditeit zit hem ook in de toepassing van de percentages. De 80/20-regel geldt voor bijna elke week en elk van de drie sporten. Dat heb ik nooit elders zo gezien. Ik weet niet beter of het gaat om totalen over een trainingsperiode, waarin je periodes van meer rustige duur kunt afwisselen met periodes met meer intensiteit. Dat is het verschil tussen basis- en aanscherptraining.

Daarbij komt ook nog dat het percentage intensief schommelt met de totale trainingsbelasting. Bij topsporters ligt het soms onder de 10 %, maar die maken zo veel uren dat 10 % intensief nog steeds veel en dus heel belastend is. Als je 20 uur in de week traint, komt 20 % intensief neer op 4 uur – ga er maar aan staan! Train je minder, dan mag het percentage omhoog – dat is het idee achter de Time-Crunched boeken (zoals deze), waarin dat ook wordt uitgelegd.

Sowieso heb je natuurlijk geen tellertje meelopen in je lichaam, dus het komt écht niet op de laatste precieze procent en seconde aan. Dat kweekt maar dwangmatig gedrag en heel erg bezig zijn met de getallen in plaats van, bijvoorbeeld, hoe je je voelt en of je wel geniet. Dat is mijn grootste bezwaar tegen het boek.

Tot slot geloof ik in geen enkele trainingsaanpak die als heilige graal wordt gepresenteerd. Daarvoor verschillen individuele sporters te veel van elkaar. Ja, ik ben fan van gepolariseerd trainen; ik train zelf zo, voor fietsen al jaren, voor hardlopen krijg ik het zo langzamerhand onder de knie, met zwemmen experimenteer ik nog. En ja, ik kan het anderen aanraden. Maar altijd wel eerst als experiment, niet als wetmatigheid. 

Door |2019-04-29T15:37:58+02:0029 april 2019|Boeken, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

Weer eens een hormonenverhaal

Ik ben hier de laatste maanden af en toe ‘gehint’ dat ik dusdanige verschijnselen had dat ik me naar de gynaecoloog had laten doorverwijzen. Daar ben ik woensdag geweest en dat was een opluchting, dus nu het verhaal. Omdat het óók over mijn sporten gaat, maar ook omdat ik het belangrijk blijf vinden om open te zijn over de overgang, al is het maar omdat er nog zo weinig informatie is over sporten in die jaren. 
 
Zo lang als ik dit blog schrijf, en nog langer zelfs, al 7,5 jaar, zijn mijn hormonen aan het ‘rommelen’. Meteen met de eerste subtiele veranderingen aan mijn cyclus ging ik slecht slapen, en dat was jarenlang mijn belangrijkste probleem, totdat een half jaar hormoonsuppletie dat in 2016 oploste. Sindsdien waren alleen de nukken en grillen van mijn cyclus een probleem, met onder andere grote vormdips (voorbeeld) en bijna-bloedarmoede tot gevolg, alsmede een boel praktische besognes.
 
Vorig jaar dacht ik dat de menopauze nabij was: ik voelde me anders, stabieler; ik was veel minder vaak én heftig ongesteld en ik kreeg voor het eerst opvliegers, een paar maanden lang – die overigens niet heel hinderlijk waren. Hèhè, dacht ik.
 
Maar dat was te vroeg gejuicht. Sinds eind januari heb ik een opeenvolging gehad van 5 weken PMS, toen een horror-menstruatie, meteen daarna weer 2,5 week PMS, toen nog een keer ongesteld, en sindsdien rommelt het wat door. Ik heb me 2,5 maand beroerd gevoeld van de zwaarte in lichaam en hoofd van de PMS of van het bloedverlies of van de buikpijn, of alles tegelijk. Ik vond het zwaar, de gewone dingen volhouden kostte veel wilskracht en ik heb enkele dingen afgezegd omdat dat volhouden me te veel werd. Het was ook praktisch vervelend – gelukkig zijn al te gênante situaties me ook dit keer bespaard gebleven, maar dat heeft me heel wat kopzorgen gekost. (Ik doorbreek graag het taboe op de overgang, maar er zijn wel grenzen.)  
 
Lastig allemaal, en bovendien had de huisarts in die periode een vleesboom bij me geconstateerd. Dat is op zich niet heel alarmerend en het was een verklaring voor die heftige menstruaties, maar het zat me toch niet lekker, en daarin speelt natuurlijk een rol dat mijn moeder aan baarmoederkanker is overleden. De kans dat ik dat zou hebben was heel klein, maar toch. In mijn somberste vlagen dacht ik natuurlijk wel aan kanker, of op z’n minst aan een buikoperatie.
 
Nou, de gynaecoloog afgelopen woensdag heeft me gerustgesteld: hij zag geen vleesboom (huh? Nouja, niet de eerste foute diagnose van m’n huisarts…) en verder ook niets verontrustends. Het enige wat er aan de hand is, zijn die ontregelde hormonen. En daarvoor heb ik, opnieuw dus, hormoonsuppletie gekregen. Net als drie jaar geleden ben ik daar ambivalent over (de overgang is geen ziekte), maar wat de doorslag geeft is dat mijn gezondheid onder druk stond de afgelopen maanden. Dankzij mijn goede basis veerde ik ook steeds snel weer terug, maar ik hield mezelf wel met ijzer bijslikken op de been.
 
Ik ben blijven sporten, soms met hangen en wurgen. Het enige wat even niet meer lukte een paar weken terug was hardlopen, want daar kreeg ik toen ook buikpijn bij. Dat is gelukkig al weer over en lopen gaat weer lekker. De halve marathon in februari was natuurlijk wel een slachtoffer van de ongein, ook omdat in die PMS-weken m’n vage bekkenblessure enorm opspeelde – vast geen toeval. Zwemmen en fietsen ging soms, bijvoorbeeld de eerste dagen op Mallorca, moeizaam, maar verder toch ook vaak goed, soms verrassend goed zelfs. Dat deed deugd. Mede daardoor kon ik de hele tijd voelen dat er ‘onderliggend’ niet zo veel aan de hand was. M’n rusthartslag is permanent wat aan de hoge kant, maar dat is niet zo gek, lijkt me.
 
Wel hing de angst voor ergere zaken als een schaduw over me, en had ik daardoor soms wat moeite met vooruit kijken, bijvoorbeeld naar het aanstaande triathlonseizoen. En ik dacht natuurlijk ook wel eens: wat als het net op de belangrijkste wedstrijddagen wéér hommeles is? Sinds woensdag kijk ik weer graag vooruit!
 
Door |2019-04-19T21:07:50+02:0019 april 2019|Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|1 Reactie

Het seizoen is losgebarsten!

Sinds mijn Mallorca-fietsweek is het seizoen losgebarsten, zo voelt het: na een winter waarin hardlopen centraal stond, verdienen nu de andere twee sporten weer meer aandacht. En dat ging meteen al gepaard met de eerste wapenfeiten:
  • Op 29 maart heb ik voor het eerst dit seizoen weer op de triathlonfiets intensieve intervallen gereden, waarbij het doel is mijn hartslag te laten stijgen tot net onder mijn omslagpunt. Daarbij kan ik mijn vermogen meten, en het deed me veel genoegen te zien dat dat niet veel anders was dan vorig jaar. Ik heb me af en toe nogal ‘ingestort’ gevoeld van al het lichamelijke gekwakkel van deze winter (en nog – binnenkort ga ik naar de gynaecoloog), maar dat valt dan toch nog wel mee, of ik herstel er steeds ook weer snel van. De bevestiging van mijn conditie was fijn, net zoals de kick van het gevoel van ‘de goede tijd van het jaar is weer begonnen’. 
    Wat ik even vergeten was, was dat intensieve intervallen ook best zwaar zijn: zere benen, en met alle pollen in de lucht letterlijk het snot voor ogen, zal ik maar zeggen. Nouja, dan voel je wel dat je leeft!
  • Op 1 april ben ik voor het eerst ooit in het Zwemcentrum geweest, het niet eens meer zo heel nieuwe 50-meterbad in Rotterdam-Zuid. Het is een prachtig zwembad en ik heb er lekker gezwommen, samen met Nicole.  Het leverde me echter wel meteen een winkelhaak op in mijn badpak – en dat na één baan! Ik dook toen namelijk onder de lijn door naar de baan ernaast, en ik bleef haken achter de harde, scherpe plastic punt van een drijver daaraan. Die wedstrijd-drijvers houden het klotsen lekker tegen, maar je moet er dus wel voor uitkijken!

  • Op 2 april ben ik met Nancy wezen mountainbiken in de bossen bij Zeist en Austerlitz – zij woont bijna pal aan het parcours. Mountainbiken doe ik bijna nooit, ik ben er dus niet heel handig in, en mijn ‘Afrika-fiets’ is er ook niet het meest geschikt voor. Desalniettemin vond ik het erg leuk: lekker slingeren om de bomen, weg van de drukte van wegen en fietspaden, en van de concentratie op de techniek m’n hoofd verder helemaal leeg.

Nancy en ik in het bos

  • Op 6 april had ik – in een snel aangeschaft nieuw badpak – een eenmalige ochtend van Zwemanalyse, met techniekles en videoanalyse. Het is sowieso altijd erg leuk, Roy doet het heel fijn met veel humor. En er is een overeenkomst met dat mountainbiken: door de focus op techniek gaan alle andere gedachten uit mijn hoofd, dat is ontspannend.
    Ik was dit keer heel benieuwd of het me inderdaad eindelijk gelukt zou zijn om af te komen van wat hij de Lee-Towers-elleboog noemt, dus de neiging om mijn arm met m’n elleboog naar achter te trekken, in plaats van te stuwen  met onderarm en hand. Daar heb ik de afgelopen jaren  keer op keer feedback op gehad, en vorig jaar frustreerde het me dat het ondanks oefenen nog steeds niet goed was.
    Afgelopen winter ben ik zo’n beetje alleen maar daarmee bezig geweest, zowel in het zwembad als ‘droog’ trainend, vooral in de sportschool, aan zo’n katrol, waardoor je kan zien wat je doet, dat hielp veel. Ik had het idee dat het eindelijk beter was, maar dat had ik eerder ook al gedacht. Dus best wel spannend, naar mijn eigen video kijken en horen wat hij erover te zeggen had…
    En ja, hoera! Ik ben geen Lee Towers meer! Oefening heeft uiteindelijk toch kunst gebaard! Sowieso vond Roy dat ik een grote stap vooruit had gemaakt. Hij heeft nog altijd wat op te merken natuurlijk, en daar ga ik de komende tijd mee aan de slag.
    Dus: leuke ochtend gehad, en ik ben vooral heel blij dat het oefenen van de afgelopen maanden zo goed heeft uitgepakt!

Certificaat Zwemanalyse

  • Op 7 april deed ik m’n jaarlijkse intervaltraining door de stad, zo noem ik dat: in soms behoorlijk hoog tempo van de ene naar de andere plek langs het parcours van de marathon om manlief aan te moedigen. Ik moest dit keer nog harder fietsen dan anders, want er was een storing in de roltrappen van de Maastunnel, dat kostte me 10 minuten extra, en van de tunnel naar de Kuip (het 4-km-punt) heb ik moeten sjezen, tegen de wind in en dwars door rode stoplichten – ik stond nog uit te hijgen en daar kwam Henk al voorbij!
    Daarna had ik meer tijd, en steeds méér tijd, want manlief had last van de hitte. Hij  – Super Marathon Master – heeft zijn 31e marathon van Rotterdam wel uitgelopen, maar de tijd was voor zijn doen maar matigjes (net binnen de 3u50).
    Toen hij finishte, zat ik al thuis – dat mocht van hem, anders werd het wel heel lang wachten, en bovendien vond ik het ’s middags niet te harden zo druk in de stad, fietsen echt geen porem. ’s Ochtends op Zuid heb ik me er wel goed mee vermaakt en om te fietsen was het fantastisch weer. Het blijft altijd een bijzondere dag.

Manlief net na de helft

  • Op 9 april deed ik mijn eerste zwemtest van het seizoen. Dat heet een CSS-test, je zwemt dan eerst 400 meter, en na een tijdje rust nog 200. Het verschil daartussen in een indicatie voor de tijd die je over langere afstanden kunt volhouden (‘critical swim speed’). Die tijd ligt bij mij zo rond de 2’/100 meter, of 30” per baantje,  en dat had ik al best mooi gevonden zo vroeg in het seizoen.
    Tot mijn verrassing zwom ik de 400 meter in 7’41, 20” sneller dan verwacht! De 200 meter ging in bijna precies de helft daarvan: 3’52. Weinig verval dus, en sneller dan ik had verwacht: een CSS van 1’56 per 100 meter, 29” per baantje. Zo snel ben ik niet vaak en aan het begin van het seizoen nog nooit geweest – en dat na een winter met (bewust) heel weinig zwemmen. Maar wel veel aandacht voor techniek, enfin, dat was op 6 april al gebleken.
    Ik weet van die CSS-testen ook dat het momentopnamen zijn, dat het best kan zijn dat ik morgen of volgende week moeite heb met 30” per baantje. Maar het kan dus wel!

Samen met de twee workshops was het de afgelopen tijd best druk – maar leuk! 

Door |2019-04-12T10:25:57+02:0012 april 2019|Fiets, Zwem|0 Reacties

Inspiratie geven en nemen

Vorige week gaf ik twee avonden na elkaar een Sportkunstenaar-workshop: eerst op donderdag bij Groen Wellness over sportmythes, de dag erna bij Bike4Travel over trainen voor een fietsvakantie. Het was allebei erg leuk om te doen, met kleine-maar-fijne gezelschappen die ik hopelijk wat mee heb kunnen geven en heb kunnen inspireren. Hier de twee hoofdlijnen:

  • Op de sportmythes-avond maakte het gedeelte over sporten en ouder worden de meeste indruk. De aanleiding was de mythe ‘als je ouder wordt, moet je het rustiger aan gaan doen’. Ik liet de aanwezigen raden hoe veel er nog van je beste conditie (= rond je 30e) over is op je 55e, in een percentage. Voor toekomstige workshops zal ik het percentage hier niet verklappen, maar duidelijk is wel dat iedereen het verval ontzettend overschat. Ons beeld van ouder worden is sterk negatief.
    Daar kon ik een verhaal tegenover zetten van dat je lichaam tot op zeer hoge leeftijd prima trainbaar is, en dat er dus talloze sporters bijvoorbeeld direct na hun pensioen beter zijn dan ooit, want eindelijk hebben ze dan voldoende tijd en energie om goed te trainen.
    Met trainen kun je nog heel lang (én met een beetje geluk) het verval compenseren.Als je op je 30e optimaal getraind was, word je nooit meer zo snel als toen. Maar voor de meesten van ons geldt dat we met slim trainen nog heel veel kunnen bereiken, ook al klimmen de jaren.

In actie bij Bike4Travel

  • Op de fietsvakantie-avond kwam ter sprake dat je zo kunt trainen dat je optimaal geniet, eerst van je trainingen en van je vakantie. De accenten liggen dan misschien een beetje anders dan wanneer de prestatie centraal staat, maar dat verschil hoeft helemaal niet zo groot te zijn. Van zowel rustige duurtrainingen als intensieve intervallen kun je enorm genieten.
    Tenzij je het belangrijk vindt om altijd indrukwekkende prestaties neer te zetten, iets wat onder veel racefietsers nogal speelt, sowieso, en zeker door apps als Strava. Dan krijg je van die dingen als: ‘Als je niet altijd minstens 30 km/uur gemiddeld rijdt, ben je geen echte fietser.’ Hoezo niet? Houd het alsjeblieft bij jezelf! Elkaar de maat nemen is sowieso nogal sneu, en al helemaal als je beseft hoe onbelangrijk de factor snelheid is, voor goed trainen. Zelfs voor racefietsers, laat staan voor vakantiefietsers! 

Ik ging een overeenkomst zien tussen de twee hoofdlijnen: in presteren, in de getallen (tijden, vermogens, afstanden, klasseringen) kan heel veel plezier en genot zitten. Maar een te eenzijdige focus daarop kan in de weg gaan zitten. Dat kan sowieso, maar zeker als je ouder wordt en je in die termen misschien niet de hele tijd meer verbetert.

Dan is het tijd om de prioriteiten goed te krijgen. Ik moest denken aan de vraag die ze wel stellen bij loopbaanbegeleiding: stel je je eigen uitvaart voor, hoe wil je dan dat er over je gepraat wordt? Niet alleen, lijkt me, in termen van ‘hij fietste altijd meer dan 30 km/u’. Wel: ‘hij heeft zijn hele leven met veel plezier gefietst, dat betekende veel voor hem, hij vond bij zijn fietsclub veel kameraadschap en hij heeft er ook anderen mee geïnspireerd’. Ofzoiets.

Presteren is mooi, maar uiteindelijk gaat het bij sporten om het plezier, het genot, en voor je groei als mens: als het goed is, word je van sporten stronger, wiser, smarter. Precies dat is wat ik met Sportkunstenaar wil doen. 

En zo inspireerden de beide avonden mij dus ook – aanwezigen, bedankt!

Door |2019-04-10T17:59:40+02:0010 april 2019|Fiets, Trainer|0 Reacties

Mijn ene pootje is even lang

Het waren van die grappen die rondgingen toen ik net oud genoeg was om ze te snappen en nog niet al te flauw te vinden – lang geleden dus. Het waren onmogelijke vragen, namelijk over het verschil tussen één ding, en daar kwam dan een maf antwoord op. Ik herinner me er twee, dit is de eerste:

Wat is het verschil tussen een kerkklok?
Hoe harder des te bimbam. 

Daar moet ik nog wel eens aan denken omdat we tussen twee best wel bimbammende kerkklokken in wonen.

Maar het gaat nu om de andere:

Wat is het verschil tussen een dood vogeltje?
Zijn ene pootje is even lang.

Daar moest ik maandag aan denken, niet zozeer omdat ik een dood vogeltjes was (ik voel me zelfs de laatste paar dagen voor het eerst sinds eind januari weer fit, hèhè), maar omdat ik toen mijn nieuwe inlegzolen heb opgehaald. Die dienen enerzijds voor wat steun onder mijn voorvoeten, daar had ik een beetje last van, niet bij het sporten maar wel elke ochtend bij het opstaan.

Anderzijds is het een poging om iets te doen aan die hardnekkige scheeftrekproblemen bij bekken en heup en tot in mijn bovenrug. Ik heb een beenlengteverschil, vooral doordat mijn rechterknie meer naar binnen staat dan mijn linker, het effect van een heel oude blessure op toch al een zwak punt van mijn bouw. Van die knie zelf heb ik eigenlijk amper last, maar erdoor staat mijn bekken wel altijd ongelijk. Je ziet dat het rechterzooltje wat hoger is dan het linker:

InlegzolenDat heft in principe het beenlengteverschil op. Vandaar: sinds maandag is mijn ene pootje even lang.

De zolen ‘doen’ sowieso iets, want ik voel sinds maandag weer van alles, daar waar die scheeftrekblessure zich daarvoor vier weken lang keurig heeft gedragen – heel maart nergens last van gehad, in groot contrast met februari. Ze zijn een experiment, ik moet er sowieso nog erg aan wennen, en ik ben benieuwd. Ik mag er voorlopig ook nog niet mee sporten, eerst rustig opbouwen in het dagelijks leven.

Dat zooltjes mogelijk soelaas bieden, dat idee is als eerste geopperd door de – sowieso goed en interessante – chiropractor die ik vorig jaar in Launceston, Tasmanië bezocht. Het heeft nog even geduurd voor ik met dat advies iets gedaan heb. Deels was dat omdat mijn vorige steunzolen geen succes waren en gelukkig maar tijdelijk nodig vanwege een tijdelijke blessure. Ik bleef op die dingen blaren houden en voor mijn gevoel over twee eieren heen lopen.

Deels was het ook omdat in al die jaren dus ooit maar één iemand had gezegd dat zooltjes mogelijk een goed idee was. Ik weet natuurlijk ook nog niet of het helpt, maar toch is het gek dat er verder nooit iemand heeft geopperd dat die scheefstand van mijn bekken zou kunnen komen door ongelijke benen. Het enige wat in de buurt kwam was het advies van Jeroen van TriPro om een verhoginkje en een wigje onder het plaatje van mijn rechterfietsschoen te doen om die knie de goede kant op te kantelen. Dat was een heel simpele oplossing die wonderwel werkte. 

Ik ging zelf pas weer denken dat een zooltje het proberen waard was toen ik me realiseerde dat ik mogelijk gemiddeld genomen net iets meer last heb van die scheeftrekproblemen als ik veel hardloop. Het is niet heel eenduidig en zeker niet zo dat ik, als ik vandaag een lange duurloop loop, morgen scheef sta, maar ik denk wel dat het misschien net iets erger is in periodes waarin hardlopen centraal staat in mijn trainingen. 

De remedie was verder altijd een kwestie van ‘fixen’ (zoals bij de chiropractor) of oefeningen doen (fysiotherapeut) – en de rest van onverklaarbaar. En ik heb heel wat deskundigen geraadpleegd in de vier jaar dat dit nu duurt – en eerder trouwens ook al, want ik heb ook eerder met bekkenscheefstand te maken gehad.

Ik werd me ervan bewust dat je dus als het ware het advies krijgt dat hoort bij de deskundige die je raadpleegt, omdat ze allemaal vanuit hun eigen kokertje denken. Van een podotherapeut krijg je een zooltje, een chiropractor zet je gewrichten recht, een fysiotherapeut geeft je oefeningen, een osteopaat kijkt naar de samenhang met je organen – enzovoort. Je moet dus eigenlijk zelf al een idee hebben van wat de oplossing zou kunnen zijn voor je probleem, en dan kun je die krijgen. Door in dat kokertje te stappen.

Dan denk ik toch: ergens klopt er dan iets niet in de zorg. Toch? 

Nouja, ik hoop dat dit steunzolen-kokertje wat voor me gaat opleveren! 

Door |2019-04-03T12:38:18+02:003 april 2019|Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Wegens succes herhaald: workshop trainen voor een fietsvakantie

In juni gaf ik ‘m ook al, en die avond was drukbezocht en geslaagd, dus hij gaat in de herhaling, dit keer onder de vlag van Sportkunstenaar: de workshop ’trainen voor een fietsvakantie’, op 5 april ’s avonds bij Bike4Travel in Rotterdam. 

In die workshop leer je hoe je met zo min mogelijk moeite zo goed mogelijk in vorm komt. We bespreken wat ‘conditie’ eigenlijk is en je krijgt alle ingrediënten waarmee je je eigen trainingsschema kunt maken. Voor een goede én leuke voorbereiding op een mooie reis.

De avond is gratis; aanmelden kan via Bike4Travel.

 

Door |2019-03-22T18:05:05+01:0022 maart 2019|Fiets, Trainer|0 Reacties

Waar of niet waar?

  • Als je ouder wordt, kun je het beste wat rustiger aan gaan doen
  • Als je spieren wilt kweken, moet je extra eiwitten eten
  • Als een trainingsaanpak goed werkt voor je vriend(-in), is het dus een goede methode en zal die ook werken voor jou.  

En zo hoor je nog wel meer verhalen… kloppen ze of niet? Over sportmythes en -verhalen organiseren Groen Wellness en Sportkunstenaar een gratis avond op 4 april. Ik zal daarin deze drie voorbeelden bespreken, en nog een heleboel meer. De bedoeling is dat het een leuke en leerzame quiz wordt. Wees van harte uitgenodigd – meld je aan bij mij.  

 

Door |2019-03-19T18:36:03+01:0019 maart 2019|Trainer|2 Reacties

Terug naar het plezier

Ik had inderdaad griep, ten tijde van mijn vorige post, dus ik was even flink ziek: 3 etmalen koorts, daarna moe en een rottige hoest. Daar kwam bij dat de overgangshormonen me ook weer een enorme poets bakten – ik zal jullie de details besparen, maar het wordt wel tijd voor een bezoek aan de gynaecoloog. Zo had ik anderhalve week geleden het gevoel dat er twee vrachtwagens over me heen gereden waren: een virale en een hormonale. 
 
Maar het was niet alleen kommer en kwel. Ja, dit is/was voor mijn luchtwegen een extreem slechte winter, maar de zorgen om m’n weerstand werden een stuk minder toen manlief óók ziek werd, met hogere koorts dan ik zelfs. Hij is nooit ziek, maar tegen sommige virussen is duidelijk geen kruid gewassen. Hij hoest ook nog steeds.*  
 
Nog een andere zorg minder: ik heb die frisse fysiotherapeutenblik op mijn bekken-heup-schouderblessure laten werpen, en daaruit bleek zeker geen slijtage. Die fysiotherapeut zag bovendien ook nog wel perspectief in een intensief oefenprogramma. Alleen mag ik dan wekenlang niet fietsen of hardlopen, en dat ga ik richting het seizoen niet doen. Als dat moet, waar ik m’n twijfels over heb, dan maar in de winter. Dus: wordt mogelijk nog vervolgd.
 
Een paar uur na dat bezoek trok de felle pijn ineens weg, in een doodgewoon half uurtje dat ik aan het werk was, en sindsdien gaat het eigenlijk prima. Dat blijft het mysterieuze aan die blessure: het komt en gaat. Snap jij het, snap ik het.
 
Met dat twee-vrachtwagens-gevoel heb ik spullen in een tas gegooid en thuis alles afgerond en ben ik zondag redelijk welgemoed vertrokken richting Mallorca voor een trainingsweekje met JDR Cycling. Maar die zondag woei het hard, en op z’n hardst rond Eindhoven, net op het moment dat ik van daar zou vliegen.
 
Niet dus. Om een lang verhaal kort te maken: vliegtuig werd omgeleid, wij moesten met de bus naar Schiphol, 4 uur vertraging, veel onduidelijkheid, alleen wat vliegtuigsnacks als avondeten, een paar minuten voor middernacht op Mallorca in het hotel. Pfff…. Wel gezellige aanspraak aan Nicole, ook een dame alleen op pad. Het was nog maar de tweede keer dat zij vloog, ze hield zich kranig.
 
Ik had mijn twijfels over of ik mezelf dat wel aan moest doen, heftig fietsen op Mallorca, en of ik met de groep mee kon komen. De week was ooit bedoeld om m’n hardloopbenen om te turnen in fietsbenen, maar nu voelde het alsof ik überhaupt geen benen meer had.
 
Maar dat viel eigenlijk niet tegen. Of nouja, maandag en dinsdag heb ik het wel moeilijk gehad, met m’n gehoest en ook nog duidelijk een grote weerstand in mijn lichaam tegen me te diep inspannen. Ik klom – overigens de hele week – met een raar lage hartslag, en dinsdag was het helemaal niet zulk geweldig weer, en had ik op het eind gewoon geen zin meer in die wind aan mijn kop en de kou aan mijn lijf. Dat wilde gewoon níet afzien – punt-uit.

Klaar voor vertrek, v.l.n.r. Rudy, Roger, Marcel, Philip, Joris, Gabe, Ellen, Paul, ik (foto Ruud)

Het was die eerste twee dagen dus vooral overleven. Maar ik kon voldoende meekomen met de groep van zes plus twee reisleiders, Roger (l) en Rudy:
 
Af en toe zaten er stukjes ‘vrij rijden’ in, en dan reed ieder op eigen tempo (= dan gingen de snelle mannen raggen) en bleef een van de reisleiders bij mij, dat werkte prima. Sowieso heeft JDR Cycling de zaakjes goed voor elkaar, met onder andere een mooie fietsenkelder met voor ieder een vaste plek voor fiets met slot en plek voor je tasje met gewone schoenen. 
 
Ondanks alles kon ik zo zelfs af en toe een beetje genieten van de kennismaking met het eiland. De reisleiders leken wel elk klein weggetje te kennen, en dat zijn er een boel. Zo slingerden we wat af. Maandag door het binnenland, dinsdag voor het eerst richting de mooie, ruige bergen en een heus pasje over, de Erepas:
 
Dat alles op een lekker fietsje, een Ridley die prima was afgesteld op de maten die ik vooraf had doorgegeven. Ik heb nog nooit zo goed op een huurfiets gezeten, het zat als op mijn eigen fiets, en schakelde beter (mijn eigen racefiets wordt volgende maand 17!). 
 

Met m’n eigen zadeltas formaat hutkoffer – handig

Woensdag was een rustdag en die heb ik in Palma doorgebracht. Ik vond dat een verrassend leuke stad. Ik heb een stadswandeling gedaan langs oude muren, een Arabisch badhuis en patio-huizen. Daarna de bijzondere en zelfs grappige kathedraal bezocht. Het hoogtepunt was mijn bezoek ’s middags aan het Miró-museum, op zijn voormalige woonplek met studio’s waar zijn graffiti nog op de muur zit. Oog in oog met de schilderijen waar ik zo van houd kikkerde ik spontaan op. 
 
Zodoende durfde ik het aan om op donderdag met de koninginnerit mee te gaan: een prachtige tocht door de bergen en langs kust waarbij je de bergen van West-Mallorca in zee zag vallen. Het was eindelijk echt uitgesproken mooi weer en onder de Mediterrane zon voelde ik me weer fietser in plaats van patiënt. Helemaal jofel was het zeker nog niet, maar ik kon wel weer écht genieten. Grappig genoeg vooral ook heel erg van het afdalen, want dat had ik in geen tijden gedaan zonder bagage achterop. Klimmen ook niet, maar dat blijft altijd zwaar voelen. Afdalen zonder al dat gewicht voelde leuk huppelig.
 
De groep was inmiddels uitgebreid tot acht, en een van die twee ‘nieuwen’ was een andere 50+-dame, Ellen. Ik was daardoor (net) niet meer de langzaamste van de groep en dat was wel comfortabel voor mijn ego, moet ik zeggen. Daarbij was ze erg aardig – met haar man Paul erbij werd de groep gaandeweg hoe langer hoe gezelliger. Zij raakte vrijdag geblesseerd, IT-band, ik hoop dat ik haar nog een klein beetje heb kunnen helpen met tips voor rekoefeningen. 
 

(foto Paul)

Die dag, vrijdag opnieuw een mooie tocht, naar het klooster van San Salvador, op een bergtop met uitzicht over zo’n beetje het hele eiland. 
 

(foto Rudy)

Zo zonovergoten dat ik een beetje verbrandde. Niet verkeerd, sowieso niet, maar zeker niet als ik alle verhalen uit Nederland hoorde, over non-stop wind en regen. Het was een prima week om weg te zijn!
 
De tijd buiten het fietsen heb ik vooral besteed aan rusten en herstellen – in bad of met een biertje, een boekje, wat internetten, wat rekken, goed eten enzo. Ik had alleen de matige camera van m’n telefoon dus heb niet veel goede foto’s, er zijn er ook nogal wat mislukt, maar ik heb er wel frappant veel gemaakt van al dat eten en drinken, hahaha:
 

Koffie mét in Palma

Bier en chips in mijn hotelkamer, na de koninginnerit

Avondeten (buffet in het hotel)

Ontbijt (idem)

Koffie mét op zaterdag in Cala Pi

Sjieke lunch aan de kust, zondag

Veel alleen tussendoor, fijn, nouja, de maaltijden samen, gezellig. Dat is wel fijn aan het concept van JDR Cycling: het kan samen, maar hoeft niet. Ik vond de balans tussen alleen en samen heel prettig zo. In een eenvoudig, ietsje oubollig maar verder okee hotel in een gebied dat in het hoogseizoen een ware toeristen-hel moet zijn, maar nu een prima uitvalsbasis was.
 
Op zaterdag sloeg die balans helemaal door naar alleen, want toen was er geen begeleide tocht meer, en ben ik dus op eigen houtje een rit gaan maken. Dat werden 97 kilometers, een stuk of 3 te veel doordat ik aan het eind even een extra slingertje moest maken omdat ik het goede betonblok niet herkende tussen al het beton langs de kust – ik kwam anders aan dan voorheen. Maar verder heerlijk en ontspannen gefietst en wat meer tijd genomen om te sightseeën: langs een vuurtoren…
 
… een kustplaatsje met koffie mét (foto boven, Cala Pi), een prehistorische nederzetting… 
 
… daarna nog weer een klim op, de Puig de Randa, naar opnieuw fenomenaal uitzicht:
 
Daarna heb ik zelfs nog heel eventjes gezwommen in het pietepeuterige hotelzwembad – lekker voor de spieren en vooral een heel goed teken dat ik daar de puf weer voor had.
 
Zondag heb ik de Mallorca-sport afgerond met een klein stukje hardlopen, om de stramme fietsspieren los te lopen, slalommend om de toeristen op de boulevard en nog zo veel mogelijk mediterrane zon opzuigend – het was nog warmer en zonniger. 
 
De middag heb ik luierend doorgebracht: twee terrasjes, op het strand gelegen, m’n teen in de zee gestoken en me verbaasd over de ranzigheid van het – vooral – Duitse toerisme daar. Eén middag daartussen was al genoeg. Het contrast op Mallorca tussen het massatoerisme aan de kust en het ruige en rustigere binnenland is wel heel erg groot. Ook in de prijzen: mijn ene lunch zondag kostte ongeveer net zo veel als die van de vorige dagen samen. Maar daarvoor zat ik wel op een wat sjieker terras en dus zonder straatmuzikanten en meezingende Duitsers, en dat was me wel wat waard.
 
Het vliegtuig terug ging keurig op tijd – het kan dus wel. Ik voelde me moe maar tevreden. De week was anders dan ik voor ogen had gehad toen ik ‘m boekte; ik had me graag fitter gevoeld en onbekommerder over mijn gezondheid. Maar ik heb min of meer kunnen doen wat ik wilde (> 500 km fietsen, het werden er zo’n 530), en ik ben ervan opgeknapt. Niet helemaal: ik hoest nog steeds. Maar ik voel me wel veel beter dan anderhalve week geleden.
 
Ik durf op dit moment niet zo goed vooruit te kijken. Ik was in januari in bloedvorm, maar ik ben sindsdien dusdanig ingestort op drie fronten (luchtwegen, hormonen, blessure) dat ik wel weer heftig ben geconfronteerd met de totale onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid van mijn prestatieniveau. 
 
Maar ik weet ook: die goede vorm is niet heel ver weg. En ik geef het niet op, ik ga er weer het beste van maken. Ik heb afgelopen week gelukkig wel weer kunnen ervaren hoe gaaf fietsen is. En dat is het allerbelangrijkste: plezier erin hebben.
 
 
 
* Voor degenen die denken: waarom was Henk niet mee naar Mallorca? Nou, die is vol in training voor de marathon van Rotterdam; ik ben wel vaker in deze tijd zonder hem wezen fietsen, zie bijvoorbeeld hier
 
Door |2019-03-18T14:56:18+01:0018 maart 2019|Fiets, Waarom|4 Reacties
Ga naar de bovenkant