Waarom

Project daglicht jaargang 3 ✅

Met het ingaan van de zomertijd is er een einde gekomen aan de derde jaargang van mijn #projectdaglicht: in de wintertijd elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal elke week minstens zeven uur. Het is weer gelukt!

Ik ben ermee begonnen in coronatijd en had gedacht dat het deze winter veel makkelijker zou zijn, maar dat viel zeker de eerste maanden nog best tegen. Bij veel van de dingen die deze winter wel weer mochten kwam ik nog steeds niet overdag buiten. In de donkerste maanden is mijn woon-werk-verkeer op de fiets naar station en opdrachtgevers veel in het donker, en naar sportschool en theater ga ik ’s avonds. Dan ‘moest’ ik overdag nog even naar buiten dus, en een enkele keer ‘moest’ dat op zondag ook nog minstens een bepaalde tijd om aan het weektotaal te komen.

Ik merkte dus dat het project nog steeds z’n functie had. Voor mijn gevoel kom ik zo echt beter de winter door.

Ik vond het een taaie winter. Eigenlijk vind ik het nog steeds taai, want voor mijn gevoel is het te vroeg dat het stopt – echt lente wil het maar niet worden, met al die grauwe nattigheid. Grauw en nat is het veel geweest. Die enkele keer dat het dan wel zonnig was, genoot ik er extra van. Op 28 februari bijvoorbeeld maakte ik tijdens een daglicht-ommetje deze foto gewoon recht omhoog:

Project daglicht, ik houd het erin.

En kom nou alsjeblieft maar door met de lente!

 

 

Door |2023-03-26T12:43:09+02:0026 maart 2023|Loop, Waarom|0 Reacties

2022 was een goed jaar, X 7

Tijd voor mijn gebruikelijke sportieve jaaroverzicht. Het was een goed sportjaar, in zeven opzichten. Die zet ik hieronder op een rijtje, elk voorzien van een toepasselijke foto, en samen met de mitsen en maren die er ook waren maar duidelijk ondergeschikt aan de goede grote lijn.

1. Het was weer veel gewoner dan de voorgaande twee jaren, en wat was dat fijn. Gelukkig: er kon vanaf het vroege voorjaar weer wél van alles doorgaan. Lekker gewoon weer naar het zwembad kunnen, de sportschool herontdekt, en vooral: ik heb met volle teugen genoten van mijn vele loopjes, zwemevenementen en triathlons van dit jaar.
De ‘gewoonheid’ vertaalde zich bovendien in weer veel meer stadsfietsritjes. Hoe veel, dat weet ik niet precies, want ik klok die niet, maar ik denk dat het vanaf april vaak weer de gebruikelijke gemiddeld 3-3,5 uur per week is geweest.
Desalniettemin had corona nog invloed op dit sportjaar, vooral in de vorm van mijn eigen besmetting, begin juni. Daardoor kon ik niet meedoen aan de laatste Vrouwentriathlon en liep ik voor mijn gevoel een tijd nogal achter de feiten aan. Ik was, met net ervoor ook nog verkouden, zeven weken lang in meer of mindere mate beperkt in het sporten. Ik vond dat best wel spannend, vanwege de vele verhalen over langdurige covid-gevolgen. Maar ik herstelde gewoon helemaal. Daarna was ik een tijdlang wel steeds trainingsachterstanden aan het wegwerken (voorbeeld). Uiteindelijk kwam alles op z’n pootjes terecht en raakte ik vanaf augustus goed in vorm.

Tijdens mijn eerste triathlon na de covid, in Oud Gastel in juni – ik zou even later uitstappen maar wel toch heel tevreden

2. Ik heb de goede dingen uit de coronatijd behouden: ik doe nog steeds regelmatig yoga (in totaal 94 uur dit jaar), onder andere voor rekken, buikspieren en core stability, die routine doet me nog steeds veel goed. Ik heb het regelmatige wandelen, voor het lekker, op het Pelgrimspad, bij de stiltewandelingen en in het kader van #projectdaglicht (inmiddels in seizoen 3), erin gehouden.
Mede daardoor is de grootste kwantitatieve uitschieter van dit jaar het wandelen: 744 km, meer dan ooit. Daar zat de vakantie op de Brabantse Wal bij, met 125 km in vijf dagen, maar de rest was allemaal ‘tussendoor’. Wandelen heeft voor mijn gevoel nu echt mijn vierde sport. Zodoende deed ik die erbij op mijn grote-definitie-van-fit-dag, op 1 september – een van de leukste sportdagen van het afgelopen jaar.

Streekpad Brabantse Wal in september, etappe 2. Henk kan me zo wel uittekenen, denk ik: met routeboekje

3. Ik heb mooie prestaties behaald. De duidelijkste is het PR op de kwart triathlon, ondanks een verkoudheid, op 22 mei in Ter Aar. Dat PR was een langgekoesterde wens. Andere mooie prestaties vond ik de 1/3e in Leiderdorp (waarin ik ‘revanche’ nam voor het uitstappen in mijn eerste post-covid-triathlon, de 1/3e in Oud Gastel), de kwart triathlon in Hengstdijk, waar ik onverwacht vloog op de fiets, en in het najaar twee goede vijf kilometers bij de Parkrun (in de buurt van mijn PR van vorig jaar, volgens mijn horloge zelfs een keer sneller, maar misschien is dat een meetfout).
Bij de triathlons viel me dit jaar op dat de sporten goed in balans waren: in Ter Aar alledrie, later vooral de verhouding tussen fietsen en lopen. Ik was daar de afgelopen jaren wat mee aan het klooien en daar heb ik van geleerd. De ‘midzomerse’ loopimpuls van de halve marathon pakte goed uit. De vele rustige duur daarvoor tranfereerde mooi naar het fietsen, iets wat ik vaker heb gemerkt, en was natuurlijk ook gewoon goed voor het lopen tijdens de erop volgende triathlons. Vooral in Leiderdorp heb ik voor mijn doen opvallend goed gelopen, na ook hard fietsen.

Hengstdijk

4. Het zwemmen kwam aan het eind goed. Ik vond dat namelijk misschien wel de grootste teleurstelling van het sportjaar: dat mijn zwemmen zo snel stagneerde. Ik had de hoop dat ik met eindelijk weer wat lijn erin en met een herhaling van de cursus Powerstroke de techniek en snelheid zou kunnen terugvinden van net voor de eerste lockdown. Toen, februari 2020 dus, zwom ik op mijn snelst en was ik op weg naar een kilometer in 19 minuten – wat nooit is gelukt, want toen sloten de zwembaden. Ik begon dit seizoen lekker, maar rond de tijd van mijn covid-besmetting in juni stagneerde de snelheid en daarna ging die zelfs behoorlijk achteruit. Mogelijk heb ik toen te veel energie gegeven aan het lopen en het fietsen?
Zodoende heb ik weliswaar bij dat PR in Ter Aar in mei het hardst ooit gezwommen in een triathlon (precies 20 minuten over een kilometer), maar in Bodegraven in september, ook in het zwembad, had ik 10’30 nodig voor de halve afstand… Ik heb ook voor mijn gevoel nooit de techniek teruggevonden die ik had in de winter van ‘19/’20. Dat was frustrerend.
Ik heb wel leuke zwemdingen gedaan, waaronder de Jan de Koele zwemtocht en – samen met Niels – zwemmen in de sneeuw in Amsterdam en in de Bosbaan. Het zwembad van Pernis bleek ook een ontdekking.
En uiteindelijk werd kwam het winterse doorzwemmen en werd het zo toch nog een bijzonder zwemjaar. Dat is voor mij altijd een grote kick: nieuwe dingen doen, mijn grenzen verleggen. Niet met snelheid dit jaar, maar dus wel met koud water ervaren.
Mijn zwemgetallen zijn overigens onbetrouwbaar omdat m’n horloge die sport stelselmatig slecht meet. Ik kom uit op 120 kilometer, het is ongetwijfeld heel wat meer geweest.

In de Schie in november, met m’n thermometer-eend

5. Ik heb een boel nieuwe dingen gedaan. Dat winterzwemmen dus, maar ik heb ook aan mijn verzameling triathlonafstanden de XS kunnen toevoegen en ik heb drie nieuwe multisportwedstrijden gedaan: de swimbike L en twee zwemlopen, eentje in het zwembad en eentje in zee en duinen, samen met Nicole. Die XS en de swimbike voerden manlief en mij naar Grevelingen (F), erg leuk. De triathlons van Bodegraven en Hengstdijk deed ik ook voor het nieuwe parcours, en vooral Hengstdijk was geweldig, met onze slaapplaats klem tegen het parc fermé. Sinds oktober ben ik ook ‘nieuw’ aan het trainen, daarover binnenkort meer, als ik het ga hebben over mijn plannen voor 2023.

Net uit het water tijdens de XS in Gravelines (juli)

6. Ik ben het hele jaar fit geweest. Okee, in het voorjaar kort achter elkaar dus die verkoudheid en covid, maar dat was het dan ook, en dat is voor mijn doen beter dan gemiddeld qua infecties, voor het vierde jaar op rij. Ik heb blessurevrij kunnen sporten, nouja, ook dat bijna: ik heb wat last van mijn pols gehad met nog steeds wat restantjes, en dat ganglion uit oktober zit er nog steeds. Dat hindert nauwelijks bij het sporten. De chiropractor houdt me nog steeds mobiel, maar daar kwam ik het afgelopen jaar beduidend minder dan de jaren ervoor, ook een goed teken. Ik voel me ook nog steeds stabieler worden voor wat betreft het ‘wegtrekken’ van de overgang.
Hoe goed het me vanaf de herfst is gegaan, is echt opvallend. Het wemelt van de luchtweginfecties en voor mij was het een drukke en soms ook stressvolle tijd. Maar mijn lichaam geeft geen krimp. Lekker hoor!
(Die drukke tijd had voor een deel te maken met een ander soort hoogtepunt van het jaar: dat mijn boek Optimaal blijven sporten er komt, dus dat ik een uitgever heb gevonden en dat boek ondertussen in het drukproefstadium is!)

Te verschijnen in maart 2023!

7. Sporten heeft me weer veel plezier gegeven. Nouja, niet alleen maar. Ik had het al over de zwemfrustratie en er was ook een loopfrustratie: dat het in het voorjaar niet lukte een goeie halve marathon te lopen. De tweede poging was mogelijk net op een slechte dag, maar de eerste, overigens wel een heel leuke dag met Robin, snap ik toch niet helemaal, ook achteraf niet. Het enige wat ik kan bedenken is dat ik toch weer net iets te zwaar had getraind, iets te vaak in de aversie – benen die niet meer willen.
Ik heb gelukkig ook heel veel heel lekker gelopen. Net iets meer dan vorig jaar: ik ging tien dagen geleden door de grens van de 1000 hardloopkilometers. Het is mijn op-een-na-hoogste kilometeraantal ooit, alleen in 2015 liep ik meer.
En ik heb ook weer lekker gefietst. Het voelde als een beetje mager fietsjaar, maar dat blijkt niet uit de cijfers: 4000 geklokte km is okee, te vergelijken met vorig jaar. Toen was het meer, maar dat zit ‘m vooral in de vakantie. Dit jaar was de fietsvakantie een stuk korter, maar wel een hoogtepunt: naar ons tiende Trappistenklooster in Engeland. Daarna was ik zomaar ineens in bloedvorm, ook erg lekker. De laatste paar maanden heb ik de lol van spinning weer teruggevonden (10 uur in totaal).
Uiteindelijk is dit punt het allerbelangrijkste. En dan niet de kilometers, de uren of de wattages, maar wel het plezier, de ontspanning, de zelfzorg, de gezelligheid met de sportmaatjes (met name: Henk, Nicole, Niels, Robin, Marijke, Leon en Jo, Henks groepsgenoten bij RA en de vaste mede-Parkrunners). Het was er weer allemaal dit jaar, en ik houd het er graag in.
Bij dit punt zou ik talloze foto’s kunnen plaatsen, van al die mooie en fijne dingen van het jaar. Ik heb gekozen voor een illustratie van de gezelligheid en de terugkeer van de evenementen:

Met Nicole na de finish van een van de eerste evenementen weer: de vestingloop in Gorinchem in maart

Hier zijn de getallen nog even, in vergelijking met de vorige twee jaren:

(kilometers)

2022

2021

2020

Zwemmen

?
(> 120 km)

   75

 132

Fietsen

4004

4863

4686

Hardlopen

1034

1003

 780

Wandelen

744

456

549

Door |2022-12-31T17:02:39+01:0031 december 2022|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|2 Reacties

Doorzwemmen

Ik heb al mijn hele leven een haat-liefde-verhouding met koud water:

  • De liefde: ik heb ooit eens, lang geleden, op de middelbare school nog, tot 1 december doorgezwommen in zee, nouja, een dagelijkse duik erin. Ik heb in 2014 in Tuktoyaktuk, Canada samen met manlief een duik in de Noordelijke IJszee gedaan….

    …en ik heb in nog wel meer stervenskoude zeeën gezwommen. Ik douche me altijd koud na. Koud water geeft een grote kick!
  • De haat: ik ben wel eens uitgestapt uit een triathlon omdat ik door de kou niet meer kon zwemmen en vind ik mezelf geen grote held op het gebied van zwemmen in koud water. Ik krijg gauw witte vingers bijvoorbeeld. En ik heb ook gewoon een hekel aan kou. Brr!

De afgelopen twee jaar had ik een vaag voornemen om in de winter buiten door te zwemmen, met het oog op de lockdown-zwembadsluitingen, maar als puntje bij paaltje kwam leek het me toch te naar en kwam het er niet van.

Om de haat-liefde-verhouding nader te onderzoeken deed ik afgelopen voorjaar een koudwaterworkshop. Ik heb daar twee belangrijke inzichten aan overgehouden:

  • Het moment waarop ik door moet zetten met openwaterzwemmen is net het moment waarop verder alles in de ruststand gaat, namelijk: direct na het triatlonseizoen, in de herfst. Daar zit strijdigheid in. Als ik door wil zwemmen, moet ik dan dus in het ‘slome’ seizoen extra discipline opbrengen. Een gat laten vallen is fataal, dat had ik al gemerkt, dan is het al gauw helemaal te akelig.
  • Die narigheid van kou – dat is een kwestie van verdragen. Winterzwemmers voelen ook gewoon kou en ze vinden dat niet prettig. Niemand houdt van kou. Dat is het punt dan ook niet. Een paar minuten kou verdragen, dat kan wel. Dat is waar het om gaat: de kou voelen dat okee vinden. Ondanks dat je lichaam schreeuwt van ‘akelig!!!!’ Want dat is het – koud water is in principe zelfs levensbedreigend. Je kunt je ademhaling gebruiken om daarin toch kalm te blijven. Zo van: ‘komt goed, lichaam, we gaan er op tijd weer uit’.

Gewapend met die twee inzichten is het me de afgelopen maanden inderdaad gelukt om te blijven zwemmen. Nouja, vorige week even niet, toen lag er ijs. Het is een experiment, het ‘moet’ niet, maar tot mijn eigen verbazing heb ik het volgehouden tot nu. Het koudst was twee weken geleden, bij een watertemperatuur van zo’n vier graden. Dat zie ik aan de thermometer onder mijn eendje:

In oktober was het eerst een eitje omdat het toen zo warm was. Daarna gierde watertemperatuur naar beneden. Ik kreeg toen te dealen met één probleem dat wat verder ging dan kou verdragen: zere vingers. Pijn is iets anders dan kou. Eén keer hield de pijn nog een tijdje aan nadat ik uit het water kwam en waren mijn vingers daarna de rest van de dag gevoelig, en dat lijkt me over een grens. Ik ben aan het experimenteren met zwemhandschoenen, daarover later meer. Vandaag ging het weer beter, maar mijn vingers zijn wel de beperkende factor.

Verder gaat het goed. Ik zwem in wetsuit en met neopreen cap. Tot aan de tien graden zwom ik tien minuten of langer, sindsdien is het korter vanwege mijn vingers. Qua zwemmen stelt dat niks voor, daar gaat het niet om: het gaat om me verhouden tot koud water.

Ik leer er veel van, vooral op het gebied van die onvoorwaardelijke acceptatie van kou, dus dat verdragen. Dat kan ik inderdaad best wel hebben, tien minuten kou. De kou valt eigenlijk zelfs mee, want het wetsuit voorkomt dat die echt binnenkomt. En binnen een paar tellen sta ik onder m’n eigen warme douche, samen met m’n stapel neopreen:

… dat daarna wel moet drogen:

Ik kom er zo achter dat ik dat even zwemmen in koud water veel leuker vind dan ik had verwacht. Als ik eruit kom, voel ik me beresterk:

Dat is de grote kick ervan. Net zoals ervaren hoe bijzonder het is om in december in de Schie te liggen.

Wel hoop ik dat de komende tijd de watertemperatuur stabiel blijft, zodat ik meer kan wennen en de tijdsduur misschien weer wat kan uitbreiden: terug naar die tien minuten. Ik ben nu nog elke keer voorzichtig, want ik moet ook nog uit het water klauteren en wil onderkoeling voorkomen:

Manlief bleef de laatste tijd steeds een oogje in het zeil houden en maakte dan dus steeds de foto’s bij deze blogpost (volgend jaar doet hij mee, zegt hij, dat kon nu niet vanwege zijn staaroperaties). Het ging steeds goed, maar vandaag was het wel fijn dat het voor het eerst niet veel kouder was, dat gaf meteen vertrouwen. Het water was bij mijn kerstzwem ruim zes graden; een waterkippie keek verbaasd toe:

Aan koudwaterzwemmen worden allerlei gunstige gezondheidseffecten toegeschreven. Ik weet niet of mijn variant, één keer per week wetsuit, daarvoor genoeg is. Dat maakt me ook eigenlijk niet uit. Ik heb zelden in maar een paar minuten per week zo veel geleerd en zo veel nieuwe ervaring opgedaan. Mijn verhouding tot kou verandert: ik zie beter het verschil tussen ‘pijn’ en ‘lijden’: kou is naar, maar ik bepaal zelf hoe groot ik dat maak in mijn hoofd. Kleiner dan voorheen, dus. Mijn zelfbeeld is er zelfs door veranderd: mijn lijf kan meer hebben en ik ben stoerder dan ik dacht 😇 Dat is sowieso de moeite waard.

Ik zie dit als eerste stap. Misschien kan ik volgend jaar wel langer zwemmen, of zonder wetsuit – wie weet!

 

Door |2023-03-19T18:15:33+01:0025 december 2022|Waarom, Zwem|0 Reacties

Vinkjes zetten

Toen ik gister om een uur of 4 onder de douche stond na een korte hardlooptraining, voelde ik ineens enorme opluchting: aaaah, ik hoef straks niks! De voorafgaande vijf weken was het steeds zo gegaan dat ik eerst de ‘moetens’ van m’n agenda en to-do-lijst afwerkte, en als ik dan nog enige puf over had, besteedde die ik aan de extra redactieronde van mijn boek. En anders lag ik voor pampus.

Vandaag realiseerde ik me dat het gek is dat ik dat gevoel van opluchting kreeg na het sporten. Hoezo, sporten ‘moet’ toch niet, in deze overgangsperiode? Mijn ‘vrije tijd’ was toch al vóór het hardlopen begonnen?

Nouja, inderdaad al wel, of althans: ik was vooraf eigenlijk van plan geweest om tussen de middag hardlopend naar het zwembad te gaan. Dat had ik laten schieten uit een vaag gevoel van ‘geen zin’, voortkomend uit net lekker op dreef zijn met werk. Dat was rond drie uur klaar, en toen had ik meer zin. In alleen lopen, zwemmen kan vandaag ook nog en dat komt ook best goed uit. Dus in dat opzicht had ik die dag zeker niet ‘gemoeten’: ik had m’n plannetje laten schieten en naar behoefte het sporten ingevuld.

Aan de andere kant hoort sporten toch wel degelijk bij de af te vinken dingen, in zo’n maand als oktober. In de zin van: best wel hoog op de prioriteitenlijst, hoger zelfs dan met het boek bezig zijn. Omdat ik weet: als ik het niet doe, is dat slecht voor mijn lichaam en geest. Dan  houdt het met het boek ook wel een keer op.

En omdat sporten niet is in te halen – je kan niet de hele week doorschuiven naar één mega-lange sessie op zondag ofzoiets. Nouja, dat kan wel, maar dat is dan toch echt iets wezenlijk anders dan regelmatig korter sporten, qua trainingsprikkel, maar ook op het gebied van luchten en ontspanning tussen het werken door.

Het is een nauwe balans: te veel ‘moeten’ op sportgebied is niet goed, dat is sportverslaving, maar enige discipline en er hoge prioriteit aan geven is juist goed. Ik moest na gister even wat gewetensonderzoek doen, om tot de conclusie te komen dat die balans de afgelopen maand bij mij toch wel klopte. In totaal was het allemaal weliswaar te druk en te veeleisend, maar de rol van sporten daarin was positief: het sporten was fijn en ik ging er flexibel mee om. Nee, ik ben niet sportverslaafd ????

Het boek is weer naar de uitgever, werk wordt iets overzichtelijker, en zodoende had ik gisteravond inderdaad zomaar tijd over, voor het eerst in vijf weken. Ik wist bijna niet meer wat daarmee te doen. Die weken hebben veel opgeleverd: een beter boek en veel omzet (voordeel van eigen baas zijn: dat je hard werken terugziet op je bankrekening). Maar fijn dat er nu wat meer rust komt.

 

Door |2022-11-04T11:20:07+01:004 november 2022|Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Een bijzondere oktobermaand

Met de triathlon van Hengstdijk vorige maand kwam er een einde aan mijn triathlonseizoen en begon wat in trainingstermen een overgangsperiode genoemd wordt: een tussentijd om goed uit te rusten en weer gretig te worden, voordat de opbouw naar nieuwe doelen begint. Het is een periode om wel te mogen maar niks te moeten. In de zin van: geen schema, binnen m’n grenzen blijven (= niet opbouwen), makkelijk een keertje overslaan als dat beter uitkomt, sporten naar behoefte.

Dat kwam gelegen, want ik wist van tevoren al: ik zou een knetterdrukke werkmaand ingaan. Die werd nog drukker dan verwacht, en ondertussen vraagt ook Henks situatie nog steeds aandacht. Hij heeft ondertussen de tweede staaroperatie gehad dus wordt het met zijn ogen wat overzichtelijker, maar het is nog steeds behelpen voor hem. Voor mij is het wennen aan een nieuwe thuissituatie, die overigens ook zo z’n voordelen heeft: waarschijnlijk gaat zijn lange periode van arbeidsongeschiktheid naadloos over in zijn vervroegde pensionering.

Ik heb dus weinig tijd gehad om te sporten. Een paar keer schoot er wat bij in vanwege drukte of te moe, en dat was eigenlijk wel goed. Sport diende de broodnodige ontspanning. Vooral het wandelen was daar fijn voor.

Zo zakt m’n conditie wel wat in, maar dat is niet erg. Dat is juist de bedoeling: om te kunnen pieken, moeten er ook dalen zijn. Regelmaat houd ik er toch wel in, daarvoor vind ik sporten veel te fijn.

Op het ‘niks moeten’ maakte ik een uitzondering: elke week een keer in het open water zwemmen. Ik weet: als ik dat in oktober niet meteen doorzet, lukt het niet meer. Zo ging het de afgelopen twee jaar, waarin ik vage voornemens om langer door te zwemmen niet concretiseerde. Met de ervaring van de koud-water-workshop erbij is dat concretiseren wel gelukt, althans: tot nu toe, en dat is voor het eerst. Belangrijkste wat ik toen leerde is dat de kunst is om kou te verdragen. Dat klinkt simpel, maar het was toch een eye opener: dat doorzwemmers de kou ook heus voelen, maar zich er niet door laten tegenhouden. Kou voelen is het probleem niet – wat is nou eventjes kou verdragen, niks toch?

Het is nu nog helemaal niet zo koud natuurlijk, het water is zelfs al wekenlang niet eens kouder geworden, maar zo kan ik wennen. Ik heb de afstand iets kunnen uitbouwen zelfs, maar het hoeft niet lang – tien minuten is al genoeg, gister zwom ik het dubbele. Het bevalt uitstekend. Ik ben benieuwd hoe lang ik het ga volhouden. Zo lang mogelijk, in principe, maar ik stop als het me te gek wordt.

Nou was het natuurlijk wel een makkelijke maand voor dat zwemmen, en een heerlijke maand om toch lekker naar buiten te gaan. Het is zorgelijk qua klimaatverandering, zo’n warme oktober, maar ik vind het voor mezelf wel heel lekker. Naast warm en zonnig is het ook prachtig. Ik heb bij wandelen, hardlopen en fietsen volop genoten van het licht, de herfstkleuren….

Zonsopgang op de fiets onderweg naar een opdrachtgever in Leiden (28e). Als je goed kijkt, zie je op het weiland de schapen in mistflarden staan.

…en de vele prachtige paddenstoelen, vooral op de houtstapels in Park Zestienhoven:

Ook dat zwemmen met de herfstzon was gaaf, dat maak ik voor het eerst mee. Deze foto met streep zonlicht maakte manlief gisteren:

Iets minder fraai is dat ik, ondanks relatief weinig sporten, een paar pijntjes heb opgelopen. Dat is niet toevallig natuurlijk – het valt me eigenlijk nog mee hoe goed mijn lijf het heeft gehouden de afgelopen maand. Het meest opvallende van de gebreken is een bult op mijn pols die er mogelijk al langer zit: ganglion, een onschuldige cyste. Hij laat zich moeilijk op de foto zetten, maar dit geeft een indruk (dit is dus m’n linkerpols):

Wat oorzaak en gevolg is, weet ik niet, maar ik heb meer pijntjes in die pols en hand. Ik heb er niet veel last van, moet wel yoga aanpassen want er volop op steunen gaat niet.

Het is me wel duidelijk dat de manier van leven van afgelopen maand niet goed voor me is en dus ook niet lang vol te houden. Dat hoeft ook niet: de drukte wordt minder, en mede vanwege de pijntjes zet ik de overgangsperiode nog even voort; november komt er ook nog bij.

Ik ben wel al in één opzicht naar het volgende seizoen aan het gluren: ik heb spinning weer opgepakt. Dat had ik sinds februari 2020 niet meer gedaan. Ik had er weer zin in en het blijkt ook leuk om weer te doen. Bovendien heb ik snode plannen met het fietsen. Daarover later meer.

 

Door |2022-10-31T12:33:35+01:0031 oktober 2022|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|2 Reacties

Onze tiende Trappist

In 2013 fietsten manlief en ik vanuit huis langs alle acht toenmalige Trappistenkloosters met brouwerij: Achel, Rochefort, Orval, Chimay, Mont des Cats, Westvleteren, Westmalle en La Trappe (Koningshoeven). Dat was toen een prachtige fietsvakantie van drie weken, vol met lekker bier en andere belevenissen – hoogtepunt was dat we in Westvleteren een pintje dronken met een broeder.

Sindsdien zijn er kloosters bijgekomen, en zodoende fietsten we in 2014 in een weekend op en neer naar Zundert, voor de Pinkstermis en hun bier. Er bleven toen nog een paar kloosters over, maar die waren allemaal wat lastiger te befietsen. Toch zat een vervolg nog steeds in ons hoofd.

Dit jaar zijn we een beetje beperkt in hoe lang en hoe ver we weg kunnen. We waren al wezen wandelen, en een weekje Engeland, dat kon ook nog net, en daarin was hun Trappist haalbaar, daar hadden we al eens naar gekeken. Dus dat werd ons doel: de Mount Saint Bernard Abbey, nabij Coalville, 25 kilometer ten noordwesten van Leicester.

We zijn vanuit huis vertrokken. Heen met de boot van Europoort naar Hull. In twee lange dagen via Sutton-on-Trent naar Leicester gefietst, daar twee overnachtingen. Op zaterdag eerst de Parkrun gedaan daar, wat een belevenis, zo groot en divers!

Daarna heen en weer naar de – prachtig gelegen – abdij, voor hun Tynt Meadow bier.

Daarna in drie dagen via Stilton en Thurlow naar Harwich, nachtboot naar Hoek van Holland. Op de laatste dag, gister, hebben we nog een ‘gaatje’ dichtgereden van vorig jaar, toen we op ons rondje langs de randjes van Nederland niet van de Maasvlakte konden overvaren. Nu wel. Meer details en foto’s op onze Polarsteps.

Opnieuw was het een geweldige fietsvakantie. Engeland blijft een heerlijk land, ook al hebben ze fietsen nog niet helemaal begrepen. Ik had er meer dan 20 jaar niet gefietst en sindsdien zijn er fietspaden en dergelijke bijgekomen, maar die zijn niet allemaal gelukkig: ze houden ineens op, lopen dan ineens aan de andere kant van de weg verder, soms maar voor 50 meter, ze zijn vergeven van de hekjes (lastig met onze bagage)…

…en als je braaf oversteekt, sta je eindeloos stil, standaard twee keer op een drukke weg: voor beide weghelften. Vooral in de grote, drukke stad (Hull, Leicester) werden we er gek van. We hadden ook nog een keer een rampzalig slecht stuk klem langs de snelweg.

Maar soms ging het ineens wel goed: tussen St. Ives en Cambridge reden we over een superstrak fietspad langs een geleide (‘guided’) busbaan waar Nederland nog wat van kan leren:

We lieten ons leiden door Komoot, en dat ging beter als we ‘m op racefiets instelden, niet op toerfiets. Dat was wel vaker over de weg dan. Gelukkig zijn de automobilisten netjes en geduldig, dat viel echt op.

Niet veranderd waren de steile klimmetjes en dito afdalingen, maar dat is deel van de lol.

Net als heerlijk overnachten in oeroude inns of oubollige B&B’s, pints met slap bier drinken en ontbijten met ei, tomaat en bonen, hier (in The Bell Inn in Stilton) onder andere aangevuld met spinazie en vegetarische worstjes.

We hebben in acht dagen ongeveer 575 kilometer gefietst en die waren best pittig. Ik had na Leicester wat zadelpijn, voor mij ongebruikelijk – ik heb een nieuw zadel op mijn vakantiefiets en dat heeft los gezeten en mogelijk scheef gestaan, misschien was dat het. Even verder mee experimenteren. Maandag had ik het er zwaar mee; verder heb ik wel lekker gefietst.

Die maandag zal me ook wel bijbleven: fietsen door een stil Engeland, terwijl hun koningin begraven wordt. We zagen sowieso veel eerbetonen en alle vlaggen halfstok – we reden door een land in rouw. Dit duo op een brievenbus vond ik superschattig:

We hebben geen spat regen gehad, de wind mee, en zon; hooguit was het soms wat kil. We hebben erg genoten van het landschap en het vele buiten zijn.

We hebben kunnen doen wat we wilden doen. Het is een eind fietsen voor een biertje, maar het was natuurlijk een duidelijk voorbeeld van dat de reis belangrijker was dan het doel.

Ondertussen is ook een plan voor de lange termijn ontstaan. In de abdij hoorden we dat de Amerikaanse trappist ermee gestopt is. Dat betekent dat we fietsend de verzameling compleet kunnen maken. Alleen wordt dat wel een serieuze fietsreis: naar Oostenrijk en Italië (Rome). Het kriebelt…

 

Door |2022-09-22T15:49:24+02:0022 september 2022|Fiets, Waarom|0 Reacties

Mijn definitie van ‘fit’

Ik heb gister met veel plezier een plannetje uitgevoerd waar ik al jaren mee bezig was. Het begon in 2017 met dit artikel in de krant. Daarvan leerde ik dat het woord ‘fit’ eigenlijk heel  vaag is: wat ‘fit’ betekent, bepaal je zelf. Kun je in twintig minuten per week ‘fit’ worden? Dat hangt af van je opvatting van ‘fit’. Dat vind ik als taalkundige interessant: zo’n veelgebruikt woord, zo vaag. Maar als sporter ook. Ik ging er meteen over nadenken wat ‘fit’ voor mij betekent. In elk geval iets anders dan wat je met twintig minuten per week zonder zweten kunt bereiken.

Een paar maanden geleden deed Robin op het triathlonforum een duit in het zakje door het over dit artikel te hebben. We hebben ons daar toen als duursporters over verbaasd: wat een willekeur, en opnieuw niet mijn definitie van ‘fit’.

Voor mij is het helder. Ik ben ‘fit’ als ik, naast functioneren in het dagelijks leven, kan genieten van twee kilometer zwemmen, tien kilometer hardlopen, honderd kilometer fietsen of twintig kilometer wandelen. Dat wil ik in principe (zwembadlockdowns, extreem weer en lange vakanties uitgezonderd) altijd kunnen, zonder er specifiek voor te hoeven trainen.

Dus als iemand vraagt ‘ga je mee morgen…?’ en dan een van die vier dingen noemt, wil ik onbevangen ‘ja, leuk!’ kunnen zeggen, zonder angst voor uitputting, blessures, zadelpijn of blaren. Het mag allemaal rustig – voor snel moet ik wél extra trainen. Daarvoor en voor langer vormen deze vier dingen een mooie basis.

Ik weet niet meer precies wanneer het ging kriebelen om dat voor de gein eens allemaal achter elkaar te doen. Een grote ‘fit’-dag dus. Geen of maar en ertussen. Het plannetje groeide, ik ging nadenken over aantrekkelijke parcoursen en de planning. Gister leek me een geweldig moment: een dag na het klaren van de grote klus. De weergoden werkten mee en zo werd het inderdaad een prachtdag.

Ik ben om negen uur begonnen met het zwemmen van een retourtje Doenbrug in een  idyllisch rustige Schie, tussen de futen. Deze foto’s zijn van het zwemparcours, maar dan ’s avonds:

Bij het zwemmen had ik geen last van het kroos

Het leek me fijner om eerst hard te lopen, met nog relatief frisse benen, en daarna pas te fietsen. Dus na douchen en koffie drinken (ook het wisselen mocht rustig) heb ik een rondje Kerkbuurt-Zweth hardgelopen. Me thuis omgekleed en geluncht, en daarna vertrokken voor een rondje Voorne-Putten op de racefiets, een van mijn favoriete routes. Thuis gegeten en daarna samen met manlief een avond-ommetje van tien kilometer gemaakt over de geliefde paden hier in de buurt:

Over het Veerhuiseiland

Door het weiland van de Schiezone

De Tempel op over de vlonder

Tien in plaats van twintig vond ik genoeg, vanwege de overlap met het hardlopen. Zo heb ik in totaal wel twintig kilometer gelopen. We waren net voor het donker thuis:

Ik ben er twaalf uur mee bezig geweest, waarvan een kleine 8,5 uur echt sportend. Het ging allemaal makkelijk en lekker, op een stukje fietsen na: in de tegenwind langs het Spui had ik m’n bidons sneller leeg dan verwacht en kreeg ik dorst. Daar is niks en ik had geen zin doolhof Spijkenisse in te gaan. In Hoogvliet heb ik uiteindelijk drinken kunnen kopen. Een tijdlang alleen maar ‘waar is water?’ denken is niet mijn idee van genieten. Maar verder was het allemaal heerlijk en ook makkelijk. Het enige wat echt moe werd, was mijn rug.

Al doende realiseerde ik me ook nog wel wat dingen:

  • Ik ben geneigd om bij mijn definitie van ‘fit’ alleen aan de voor de hand liggende sportieve vaardigheden te denken: conditie, kracht, techniek. Maar, zo realiseerde ik me gister, en komen ook een boel cognitieve vaardigheden bij kijken, zoals plannen en organiseren (inclusief het materiaal), navigeren, prikkels verwerken, mezelf motiveren en ‘disciplineren’ (ik moet het wel dóen ook echt natuurlijk). Die horen wel ook bij ‘fit’. En zelfs ook nog wat huishoudelijke vaardigheden, want zo’n dag levert een bult wasgoed op:

  • Elk van de vier onderdelen levert een specifieke extra bijdrage aan mijn fitheid, of liever gezegd: gezondheid. Zwemmen voor mijn bovenlijf, hardlopen voor mijn botten, fietsen voor mijn hoofd en wandelen sociaal. Ik wandel wat af met vrienden en vriendinnen, het is daarvoor de meest geschikte sport, dat bleek ook gister. Hier is m’n wandelmaatje, dat ook een grote bijdrage leverde aan de catering (enigszins kippig: Henk is vorige week aan staar geopereerd):

  • Op dit moment is de tien kilometer hardlopen eigenlijk relatief het lichtst van de vier onderdelen. Dat komt enerzijds door mijn huidige getraindheid: ik heb veel hardgelopen de afgelopen tijd, zoals de halve marathon en onlangs nog vijftien kilometer in een triathlon. Anderzijds komt het ook doordat in mijn definitie de lat voor hardlopen relatief laag ligt. Afgezet tegen de triathlonafstanden zou dik twintig kilometer in verhouding zijn met het zwemmen en het fietsen. Maar twintig kilometer hardlopen kan ik niet zonder specifieke training. Hardlopen is en blijft mijn ‘minste’ van de drie triathlonsporten. Maar gister was het dus een eitje.
  • Ik heb me onderweg nog afgevraagd of er eigenlijk ook een stevige buikspiersessie ofzoiets bij zou moeten op de dag. Want ook ‘fitte’ buik- en corespieren vind ik nodig voor mezelf. Maar nee, concludeerde ik, dat is toch van een andere orde: dat is voorwaardescheppend. Ik doe krachttraining om op termijn nog steeds die vier dingen te kunnen.

Al met al was het een leerzame maar vooral heerlijke dag buitenspelen. Altijd leuk als een plannetje werkelijkheid wordt. Mijn grote-definitie-van-fit-dag: ik heb het eerst uitgeknobbeld en daarna écht gedaan!

 

Door |2022-09-02T10:30:58+02:002 september 2022|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|3 Reacties

Terug wennen aan normaal

De laatste weken is mijn werk ineens weer een heel stuk ‘normaler’ geworden, in de zin van: het lijkt weer veel op hoe het ging voor maart 2020. Er blijft nog steeds wel wat online doorgaan, maar de meerderheid is ‘live’. Ik geniet daarvan: van werken met ‘echte’ mensen, van de praatjes tussendoor, van de dynamiek en afwisseling in mijn werkende bestaan. Ik vind het echter ook druk: het reizen, en als ik dan thuiskom, moet ik nog opruimen en afhandelen wat er in de tussentijd is gebeurd.

De afgelopen twee weken had ik daardoor iets wat ik me nog herinnerde van meer dan twee jaar geleden: sport-planningsproblemen. Als ik dan mijn agenda leg op de openingstijden van het zwembad en mijn trainingsschema vergelijk met de beschikbare tijd en mijn dan  verwachte energieniveau, krijg ik het gewoon niet allemaal voor elkaar. Het is ook nog net zo dat ik een beetje wil opschalen omdat het seizoen in zicht komt en ik het fietsen uit de mottenballen wil halen, én dat het nou net wél slecht weer is (en niet zo’n beetje ook).

Dit ken ik wel, het gebeurde sowieso wel eens en dit keer gaf ik mezelf een trapje onder de kont om weer wat strakker agendabeheer te gaan doen (met het oog op die zwemtijden). Komt ook wel weer goed, net deze weken waren ook druk met werk.

Maar ik realiseerde me ook nog iets anders: de afgelopen jaren was het sporten het hoogtepunt van de dag, het uitje, de kans om iets anders te zien dan mijn eigen beeldscherm, lekker naar buiten, eindelijk bewegen. Op een dag als gister was ik al naar Amsterdam geweest, inclusief 2X15′ stadsfiets en twee stukjes lopen. Aan de activiteitenmeter van mijn horloge kan ik zien dat ik op zo’n werkdag veel meer beweeg dan op een beeldschermdag thuis.

Om dan aan het eind van de dag ook nog, zoals op de planning stond, hardlopend naar het zwembad te gaan, daar moest ik me echt even toe zetten. De heenweg was dan ook wat futloos.

De afgelopen twee jaar heb ik me aan het sporten vastgeklampt als manier om nog iets van dynamiek en afwisseling in een verder saai bestaan te hebben. Dat heeft beregoed gewerkt, ik kijk daar met genoegen op terug. Het is ook niet zo dat sport die rol nu helemaal verliest, en dat sport corvee wordt ofzoiets. Zo zwart-wit is het niet. Maar in de hiërarchie van leuke dingen krijgt het wel een iets minder prominente plek. Die het vroeger ook had.

Daar is niks mis mee. Het is alleen even wennen. Wennen aan een normaler bestaan.

 

 

Door |2022-04-07T17:33:38+02:007 april 2022|Fiets, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Project daglicht jaargang 2 √

Met het ingaan van de zomertijd heb ik de tweede jaargang van #projectdaglicht volbracht: in de wintertijd elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Het is weer gelukt, ik vond het makkelijker dan vorig jaar. Ik heb daar drie redenen voor bedacht:

  • De corona-omstandigheden waren minder taai. De lockdown duurde maar kort en daarna kwamen uiteindelijk drastische versoepelingen. Als ik alleen al naar het lunchzwemmen kan, is dat 2X10′ stadsfiets-daglicht, en de laatste weken fietste ik zelfs naar het station om naar opdrachtgevers toe te gaan en naar etentjes in Den Haag – dat soort dingen, die vorig jaar onmogelijk waren.
  • Het weer was beter, vooral de laatste weken: de zonnigste maart ooit. Wat was dat lekker, zeg! Ik heb zelfs al royaal buiten gezeten: op terrasjes, en thuis bij de lunch en koffie. Februari was wat taaier, met al die storm en regen, maar daarvoor was het vaak ook prima buitenweer. Hooguit zo grijs dat ik me afvroeg wat ‘daglicht’ eigenlijk was, maar goed.
  • Ik liep langer hard, door te trainen voor een halve marathon, vorig jaar tien kilometer. Die lange duurlopen voegen aardig wat daglicht-uren toe.

Ik heb dus veel minder vaak speciaal een ommetje moeten maken om aan het daglicht van de dag of het totaal aantal uren van de week te komen. Desalniettemin was het wandelen ook weer de moeite waard. Hier zijn een paar wandelfoto’s van de afgelopen tijd.

Reeuwijkse plas, januari, met Bastiaan

Stormschade in Park Zestienhoven na Eunice

Gewoon op het Veerhuiseiland – ben ik minder geweest dan vorig jaar, maar blijft leuk

De Schiedamse ijsvogel, afgelopen vrijdag, ommetje met Arno en Marjon – foto van Marjon

Weer een corona-winter goed doorgekomen dus. Net als vorig jaar voel ik me voor maart goed, beter dan gemiddeld. Beetje hooikoorts, meer dan vorig jaar, dat is het effect van de zachte winter. Nog steeds covidloos, ben ik blij mee. Het is wel duidelijk drukker dan vorig jaar, ik zit al af en toe weer te puzzelen met m’n agenda, dus het werk op de openingstijden van het zwembad leggen enzo. Dat is ook lang geleden! Maar al met al komt wel de betere tijd van het jaar er weer aan, en dat is fijn.

 

Door |2022-03-27T21:23:18+02:0027 maart 2022|Loop, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Mijmeringen over dagelijkse beweging

De post van laatst inspireerde me wel tot wat mijmeringen over mijn eigen NEAT, of nouja, ik noem dat ‘dagelijkse beweging’.

Ik leg het onderscheid anders dan in Menopocalypse. Je zou kunnen zeggen dat het gaat om beweging wel of niet op Strava. Tot twee jaar geleden klopte dat heel aardig, maar toen zakte in eens mijn stadsfietsbeweging (niet op Strava) weg en het wandelen dat ik – bewust – ter compensatie veel doe, zet ik wél op Strava. Dus lijkt dat ’training’, maar dat is het niet echt. Ik zet ook niet elke wandelingetje naar de winkels of van OV naar bestemming erop, terwijl ik in bijzondere gevallen de stadsfiets er wel op zet, dus dat blijft een beetje willekeurig.

Krijger 2Willekeurig is het onderscheid sowieso. In Menopocalypse valt yoga onder NEAT, maar wat is yoga? Wat ik doe, nog altijd met Adriene, varieert in intensiteit van op mijn rug liggen te ademhalen naar een serieus zware, snelle krachttraining waar ik zelfs wel eens spierpijn van krijg. Dat heet allemaal ‘yoga’, dus waar hebben we het dan over?

Dagelijkse beweging in de zin van ‘alledaags’ is yoga niet, juist niet, want het daagt mij uit om eens anders te bewegen dan wat ik toch al geneigd ben om te doen. Iets anders dan recht vooruit met mijn benen, zoals in de krijgerhoudingen bijvoorbeeld.

Ik ben geneigd de dagelijkse beweging niet ‘mee te nemen’ als ik nadenk over mijn trainingen, behalve misschien vlak voor een wedstrijd, maar ik ben er in de loop der jaren wel al tegenaan gelopen dat het wel degelijk een rol speelt, bijvoorbeeld:

  • Ik betrapte mezelf er een paar jaar geleden op dat ik rustdagen vaak samen liet vallen met een drukke werkdag, zo van: toch geen tijd om te trainen dan. Dus dan trainde ik niet, maar had ik bijvoorbeeld wel een dag met vroeg op, op de fiets door weer, wind en donker naar het station, staan in een drukke spitstrein, lopen naar opdrachtgever op m’n nette schoenen met laptop, handouts en boeken bij me, een trainingsgroep zinvol bezighouden en daartoe een boel geschuifel door de zaak of staan voor de groep, en dan de reis in andere richting. Dat is geen rustdag, mentaal niet, en fysiek ook niet.
  • Over die nette schoenen gesproken: die heb ik twee jaar lang nauwelijks gedragen (niet te zien op de webcam), en die paar keer dat ik dat wel deed en er een half uur op liep, viel me op dat ik spierpijn kreeg onder mijn voet en dat mijn enkels het zwaar hadden. Ze zijn best comfortabel, met een goed voetbed en maar een beperkt hakje – om dat werkgerelateerde lopen tussen OV en opdrachgever en het gedreutel ter plekke mogelijk te maken. Maar ze zijn anders dan de platte schoenen die ik thuis en bij het sporten draag, en dat merk ik.
  • Van heel lang geleden herinner ik me al een keer dat ik ’s ochtends diep was gegaan bij spinning en later op die dag op de stadsfiets door slecht weer naar ver weg ging. Op de terugweg, in een forse tegenwind, dacht ik: oef, dit is me eigenlijk te veel.
  • In tijden veel stadsfiets onder zware omstandigheden (tig keer natgeregend, wind tegen met haast, kou, donker) kan ik het niet altijd meer opbrengen om in het weekend ook nog te gaan trainen. Ik moet dat niet forceren, want dan maak ik het mezelf tegen en dan heb ik geen puf meer als het voorjaar wordt. Zo heb ik wel eens winters gehad waarin ik ‘niet fietste’, in de zin van: niet trainde voor het fietsen, niet meer fietste dan die gemiddeld 3,5 uur stadsfiets per week – zo’n beetje mijn vaste hoeveelheid als er geen corona in het spel is. Als ik in zo’n winter veel hardliep, pikte ik de draad van het fietsen zó weer op. Afgelopen week was ook zo’n week. Ik had een uitschieter met 5 uur stadsfiets. Dat heb ik misschien twee jaar niet gehaald en was zelfs pre-corona veel. Er mag weer van alles waar ik op de fiets naartoe ga. Er zat zelfs wat woon-werk-transport bij, nouja, naar het station, en nog naar een ander station om naar het museum van Vlaardingen te gaan, plus onder andere ritjes naar het theater, en de Parkrun. Met kou en wind, deels in het donker, en gister regen. Dat gaat me ook niet in de koude kleren zitten. Door het slechte weer schoot trainen op de fiets erbij in, maar dat is dan ook bepaald niet erg.
  • Huishouden doen na een zware training – valt me ook zwaar soms. Stofzuigen bijvoorbeeld, vervelend voor m’n rug en best inspannend. Strijken – niet zwaar, maar wel een rottige houding. Doe ik zo min mogelijk – en sinds corona nóg minder, want voor de webcam zie je toch niet veel kreukels. Wij doen het huishouden zelf, wel netjes verdeeld. Klussen besteden we dan meestal weer wel uit, terwijl ook dat bewegen is. Tuinieren doen we zelf, manlief meer dan ik, en we hebben maar een piepklein tuintje. Bij het harken (rare scheve beweging) heb ik mezelf wel eens geblesseerd.
  • De week voor de vorige, dus die van 24 januari, had ik een ‘uitschieter’ met wandelen, onder andere door twee gezellige afspraken. Ik kwam uit op 36 kilometer. Ik ben niet geneigd dat als sport te zien, maar toch: was het daarom dat het hardlopen zondag niet zo goed ging?
  • Ik heb wel eens gedacht: ik hoef geen hersteltrainingen te doen, m’n dagelijkse beweging en vooral de stadsfiets dient daartoe. Ik moet eerder uitkijken om niet te veel te doen. In de tijd dat ik alleen fietste had ik daartoe de ‘helemaal niets’-dagen in m’n logboek: niet trainen op de fiets maar ook niet op de stadsfiets rijden. Door de uitbreiding naar drie sporten is dat nog moeilijker dan voorheen. Het is misschien niet helemaal nodig, maar voldoende rust wel natuurlijk. Dat ik sinds twee jaar gemiddeld veel minder op de stadsfiets rijd, merk ik overigens niet aan mijn fietsconditie of herstel. Afgelopen jaar was zelfs mijn beste fietsjaar in heel lang, althans, voor wat betreft mijn gemeten FTP.

Wat ik verder weet, eerder al gelezen heb over ouder worden en ook weer las in Menopocalyps, is dat een belangrijke oorzaak van ergere veroudering dan nodig is, ‘m zit in het wegvallen van dagelijkse beweging, en dat komt weer voor een groot deel door toenemend gemak, mogelijk gemaakt door meer geld en de zich ontwikkelende technologie. De fiets wordt een e-bike, de boodschappen worden bezorgd, er komt een auto bij, uitvoerend werk wordt een kantoorbaan, niet meer aan kleine kinderen hoeven te tillen, een hulp doet het stofzuigen, Siri doet de lampen voor je aan en uit, enzovoort.

Allemaal kleine stapjes die er amper toe doen, maar zo verlies je in enkele decennia wel heel veel dagelijkse beweging. Als je je daar niet actief tegen verzet, gebeurt dat, zo verleidelijk is al dat extra gemak – comfort creep, heet dat (leerde ik uit dit boek). Het gevolg ervan is dat je conditie achteruit kruipt, en dat je, als je hetzelfde blijft eten, fiks aankomt in gewicht.

Manlief en ik verzetten ons wél actief. Donderdag nog. We hebben werklui over de vloer en daartegen zei Henk dat we ’s avonds op de fiets naar Delft zouden gaan – naar dat theater dus. ‘Hebben jullie geen auto dan?’ was de reactie. Jawel, maar dat soort dingen doen we gewoon niet met de auto, punt.

Fietsen is goed voor ons, onze portemonnee, het milieu en nog wat andere dingen, maar we zitten er ook gewoon niet mee. Als je niet went aan het gemak, raak je er ook niet aan gehecht namelijk. En meestal is het ook gewoon lekker.

* * *

Alles bij elkaar heb ik dus best wel veel NEAT  dagelijkse beweging. Daarmee kom ik al aan veel meer dan de 2,5 uur uit de beweegnorm. En dan komt trainen er nog bij. Wat ik leer van deze mijmeringen is dat ik best wat bewuster kan zijn van de invloed die ze heeft op het sporten. ‘Impact’ is er zeer zeker, helemaal onder zware omstandigheden zoals in deze tijd van het jaar.

 

 

Door |2022-02-09T15:15:18+01:009 februari 2022|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties
Ga naar de bovenkant