Trainer

Bullshitdetectie

Ik heb gister een webinar gevolgd dat, tot mijn verrassing, vandaag tot een dubbelpost kan leiden op dit blog en mijn andere over tekst en communicatie. Het was een webinar van Mysportscience Academy over pseudo-wetenschap in sport- en gezondheidsadviezen. Ik vond het erg leuk: inhoudelijk interessant, met een aanstekelijke dosis maatschappijkritiek, en goed gepresenteerd met fraaie visuals. Ik moest bijvoorbeeld lachen om de grote foto van een poepend rund toen het ging over de vele bullshit die er rondgaat.

Want daar ging het dus over: bullshit. Die is alomtegenwoordig. Gezondheids- en prestatieclaims die niet gefundeerd zijn op gedegen wetenschappelijk onderzoek en waar veel geld aan wordt verdiend. Die claims, die zijn talig, en daar is het raakvlak tussen mijn twee vakken.

Je bullshitdetector moet bijvoorbeeld afgaan bij vage woorden die wetenschappelijk klinken. Een voorbeeld was keto-adaptation: onduidelijk wat dat is, dus niet te meten; niet te testen.

Een voorbeeld dat mij erg aansprak ging over ‘oxygenated’ water, met zuurstof verrijkt. In een reclame daarvoor staat dat veel mensen een tekort hebben aan ‘schone’ zuurstof. Dat woord suggereert dat er ook ‘vieze’ zuurstof is. Maar dat is onzin.

Een tweede raakvlak is het domein van de drogredenen. Zo wordt er veel gepromoot met een beroep op vuistregels als ‘iets wat natuurlijk is, is goed’, de ad populum (‘als veel mensen het gebruiken is het goed’) en de autoriteitsdrogreden (‘als een succesvolle topatleet het gebruikt, is het goed’). Meer in het algemeen exploiteert de commercie onze gevoeligheid voor de ‘quick fix’. Die trucjes kun je leren doorzien.

Om een ander deel van de onzin te detecteren, moet je logisch nadenken. Bijvoorbeeld: hoe moet die zuurstof uit dat verrijkte water in je bloed komen? Dat gaat niet via de weg die water neemt, namelijk via je maag en darmen, maar via je longen. Voor andere claims heb je soms behoorlijk wat vakkennis nodig, en daar is dus een belangrijke rol weggelegd voor integere deskundigen.

Tot slot speelt media-wijsheid een rol. Media geven soms een heel rare draai aan onderzoek, en veel onzin wordt via de sociale media eindeloos herhaald.

Het is goed om sceptisch te blijven om niet in die onzin te trappen. Gebrek aan scepsis heeft zelfs vergaande consequenties. Al die niet-werkende nepmiddelen leiden af van het echte werk en kosten geld en tijd die je niet aan wel-werkende oplossingen kunt besteden. En er is echte schade. Op basis van holle claims is de omzet van de dieet-industrie bijvoorbeeld 71 miljard per jaar, en worden we gemiddeld alleen maar dikker – en ongelukkiger. Het belangrijkste effect van al die diëten is immers het beruchte jo-jo’en.

De sprekers, Asker Jeukendrup en Nick Tiller, waren zeer eensgezind in hun – voor mij dus verrassende – conclusie dat onderwijs in kritisch denken onontbeerlijk is. Daar begint het detecteren van bullshit. Ja, op de basisschool al, tot en met het hoger onderwijs. Ze zien dat echter veel te weinig. Ik kan het belang alleen maar beamen. En mijn ‘andere’ vak heeft daar een rol in te spelen: leren de sturende kracht van taal te doorzien.

 

Door |2023-05-25T10:29:59+02:0025 mei 2023|Trainer|0 Reacties

Sportkunstenaar in bedrijf: Asset health management

Ik heb donderdagmiddag als Sportkunstenaar een ‘intermezzo’ verzorgd van een half uur tijdens een afscheidssymposium ter gelegenheid van de pensionering van een bevlogen hardloper. Nouja, niet alleen hardloper en dat is ook niet zijn pensioen: het ging om iemand die zich in zijn werkende leven bezig heeft gehouden met asset management in de infrastructuur: het beheer van buizen, gericht op het verlengen van de levensduur daarvan. De andere praatjes gingen dan ook onder andere daarover.

Het was zijn collega’s opgevallen dat wat zij als asset managers doen eigenlijk best wel lijkt op wat sporters doen, of meer in het algemeen: asset management lijkt op wat je met een lichaam doet om het gezond te houden – fit for purpose. Je wilt dan bijvoorbeeld faalmechanismen opsporen en voorkomen. Dingen die kunnen scheuren of breken bijvoorbeeld, door een plotselinge grotere impact of door herhaalde kleinere. De conditie  wordt door allerlei factoren bepaald, waaronder het materiaal, de omgeving en de bedrijfsvoering. Dat materiaal degradeert, het wordt brosser, en gaat uiteindelijk, na een bepaalde levensduur en afhankelijk van de belasting, onherroepelijk stuk. Die time to failure duurt natuurlijk liefst zo lang mogelijk.

Dit soort ‘haakjes’ tussen asset management en fitheid vormden de aanleiding voor mijn onderdeel, om zo een brug te slaan tussen het werkende leven en de sport van de afscheidnemer. Ik werd er al een tijd geleden voor gevraagd en ik moest even wennen aan het idee, maar ik werd al gauw enthousiast, want inderdaad: het lijkt eigenlijk frappant veel op elkaar. 

Zo is het in beide gevallen moeilijk om er precies achter te komen hoe het er met de fitheid voorstaat: van de asset health index weet je niet alles wat je zou willen weten. Ik heb gister aan het begin van mijn praatje laten zien dat daar geen vastomlijnde definitie van is en dat de criteria ervoor die je wel vindt op internet nogal willekeurig zijn.

Er is bijvoorbeeld een lijst van criteria die zegt dat je als veertiger met gestrekte benen met je handen je tenen moet kunnen aanraken. De willekeur daarvan heeft deze vijftiger gedemonstreerd door haar handen plat op de grond te leggen, zoals op de foto hiernaast.

Ben ik zo fit? Welnee, ik heb de daarvoor benodigde lenigheid van mijn vader geërfd – dat is mijn materiaal. 

Aan je materiaal en je omgeving kun je niet zo veel doen, maar aan je bedrijfsvoering wel. Dat heb ik de ongeveer honderd aanwezigen dus laten nagaan: hoe staat het eigenlijk met jouw bedrijfsvoering, als beïnvloedbaar onderdeel van je asset health management? Ik had daarvoor in overleg met twee asset managers een scoreformulier met vragen bedacht en een oefening. Die deden het hartstikke goed: ik hoorde lekker gedruis – sommige vragen riepen duidelijk veel op, ik zag fraaie uitvoeringen van de oefening én er werd gelachen.

Dat lachen was zeker mijn bedoeling, en daarnaast wilde ik de aanwezigen aanzetten tot nadenken over wat ‘fit’ voor henzelf betekent en in hoeverre ze aan hun eigen norm daarvoor voldoen. Ik heb het zelf met veel plezier gedaan, het was verder ook een interessante en gezellige middag.

Sportkunstenaar in bedrijf, hopelijk wordt dat vervolgd!

 

Door |2022-11-27T16:45:35+01:0027 november 2022|Loop, Trainer|0 Reacties

Looptrainersdag: nuttig en aangenaam

Gister ben ik voor de derde keer naar de looptrainersdag van de Atletiekunie gegaan, dat wordt een goede traditie. Het was weer leuk, sterker nog: het was interessanter dan de vorige editie. Mijn workshops waren leerzamer, althans 2,5 van de 3, en ze werden voorafgegaan door een geweldig plenair verhaal. 

Eerst over dat verhaal. Dat was van Mark Tuitert. Ik kende zijn verhaal op hoofdlijnen, herken de filosofie die hij hanteert, en ik zou jeuk kunnen krijgen omdat het best wel een simplistisch maakbaarheidsverhaal is, zo van: held overwon diverse tegenslagen en eindigde glorieus aan de top (namelijk: met goud in Vancouver). Maar ik hing juist aan zijn lippen, en dat deed de hele zaal. Dat had er alles mee te maken dat hij een geweldige spreker is. Wat vooral opviel, was hoe veel hij van zichzelf blootgaf, bijvoorbeeld over hoe hij de vechtscheiding van zijn ouders ervoer (ik laat het bij een voorbeeld om niet te veel te spoilen). Daar zaten herkenbare dingen bij en ik voelde zowel kippenvel als het prikken van tranen achter mijn ogen. Als een spreker dat voor elkaar krijgt – wauw. Ik heb in lang niet zo ademloos naar iemand geluisterd.

Het enige wat ik heb opgeschreven is ‘verandering is een constante’. Tuitert doelde daarmee op de beste zijn, als topsporter – dat ben je altijd maar tijdelijk. Hij was rond de eeuwwisseling misschien de beste, of op weg dat te worden, maar toen braken eerst Shani Davies en daarna Sven Kramer door, en lagen de kaarten totaal anders geschud. Maar het geldt op andere vlakken net zo zeer. In je leven bijvoorbeeld, met het ouder worden.

Als er uit Tuiterts verhaal nog meer lessen te trekken zijn, volgen die hier later, want ik kocht in de lunchpauze zijn boek en hij signeerde het en ik zal het gaan lezen en er dan hier over schrijven.

Na die opening liep ik onder een heerlijk zonnetje naar de andere kant van het terrein van Papendal voor mijn eerste workshop, over fascia (bindweefsel) van Rita Zwiers. Daar had ik wel eens wat over gehoord, maar ik had geen samenhangend beeld. De gaten in mijn kennis werden opgevuld en we deden nuttige en aangename oefeningen, yoga-achtig:

Ik vond het als trainer nuttige extra kennis, bijvoorbeeld om rekening mee te houden bij blessures. Ik wist bijvoorbeeld niet dat fascia een belangrijke rol spelen in je balans, omdat er receptoren in zitten. Mijn beeld dat rekken op de yoga-manier goed en belangrijk is, zeker voor de lange termijn, is bevestigd. Voor mezelf neem ik me voor meer te gaan doen met verende oefeningen. En ik wil er eigenlijk ook nog wel meer over weten, eens kijken hoe dat kan.

De tweede workshop was buiten, van Andrea Hofsté: powerwalking. Ik was benieuwd in hoeverre dat een alternatief is voor mensen die tijdelijk of helemaal niet meer kunnen hardlopen. Dat is het inderdaad. De eye opener qua techniek voor mij was dat als je bij het wandelen je armen eigenlijk in de hardlooppositie houdt, dus met je ellebogen in een hoek van 90 graden recht naar voor en achter zwaaiend, je beter rechtop loopt en met je armzwaai je pasfrequentie kunt verhogen, zodat je sneller kunt lopen zonder dat je passen groter worden.

Het was lekker om op Papendal te wandelen. Bij powerwalking doe je ook krachtoefeningen, aangepast aan de natuurlijke omgeving – en daarvan had ik gister spierpijn!

Bij mijn keuze voor workshop 2 en 3 speelde in mijn achterhoofd dat ik me via mijn aanstaande boek specialiseer in coaching en training van ouderen, vandaar dat ik na de lunch een workshop deed over orthopedische hulpmiddelen, door mensen van Livit –  Die workshop was in twee helften:

  • De eerste helft ging over blades en dat is weliswaar ver van mijn bed, maar ik vond het wel heel gaaf om een keer zo’n blade van dichtbij te zien, compleet met illustratie van hoe die aan en uit gaat, want er was een para-atleet bij. Hij kon dus ook vertellen hoe het was om erop te (leren) lopen.
  • De tweede helft van de workshop ging over steunzolen, en daar heb ik eigenlijk niets nieuws gehoord en zeker geen antwoord op de voor mij meest brandende vraag daarover: wanneer is een steunzool de beste oplossing, en wanneer kun je iemand beter doorverwijzen naar, zeg, een fysiotherapeut, sportarts of nog een heel andere deskundige? Bovendien was het aangekondigde onderwerp ‘steunkousen’ kennelijk vervallen – jammer.

Net als vorig jaar vond ik dat na de lunch één workshop wat mager was, de middag ging zo wel heel snel voorbij. De lunch had wat mij betreft korter gekund, en dan had ik graag nog een vierde workshop gedaan. Dat is op zich een goed teken, lijkt me: de dag maakte leergierig.

Heen en weer rijdend met trainer Paul van Rotterdam Atletiek (van de groep van manlief) en tussendoor zo hier en daar wat babbelend met andere trainers (het waren er meer dan 1100 – een record!) was het ook een gezellige dag. Volgend jaar weer!

 

Door |2023-02-22T14:27:27+01:007 november 2022|Boeken, Loop, Trainer|0 Reacties

Boek is af!

Met deze druk op Verzenden heb ik zojuist het manuscript van Optimaal blijven sporten voor 45+’ers naar de uitgever gestuurd. Mijn boek is af!

Het was de laatste tijd niet meer druk in uren, maar wel nog in ruimte in mijn hoofd. Ongeveer twee weken geleden waren de laatste inhoudelijke en structuurpuzzelstukjes in elkaar gevallen en sindsdien had ik wel het gevoel dat het af was. Ik heb de laatste tijd besteed aan afredigeren en nog wat bijslijpen. Daardoor verbeterde het nog wel, maar het waren geen essentiële dingen meer.

Desalniettemin bleef ik er erg mee in m’n hoofd zitten, en daardoor had ik af en toe moeite om me met andere dingen bezig te houden. Lezen heb ik bijvoorbeeld heel weinig gedaan, al een tijdje.

Gister en eergister kreeg ik mezelf zelfs niet meer goed van de computer losgeplukt om te gaan sporten, overigens ook door andere dingen, waaronder ander werk dat ook nog af moest. Maar zo in beslag genomen worden is zeldzaam voor mij. En ook niet goed, merkte ik, dus vanochtend ben ik in Pernis wezen zwemmen, lekker op de fiets erheen, in de stralende zon, naar dat fijne zwembad, de ontdekking van dit seizoen. Ik knapte ervan op.

Er was eerder gelukkig wel ruimte voor leuke dingen en broodnodige afleiding. Afgelopen zondag hebben Nicole en ik bijvoorbeeld meegedaan met de Wassenaarse Zwemloop, een erg leuk en beetje spannend evenement: zwemmen in een zee met hoge golven en lopen over een loodzwaar maar prachtig parcours in de duinen.

Selfie van twee zonnige en winderige koppies

De wisselzone

Desalniettemin: mijn hoofd moet een beetje herstellen. Gelukkig heeft het daar de komende tijd gelegenheid voor!

 

Door |2022-08-31T16:44:12+02:0031 augustus 2022|Boeken, Loop, Trainer, Zwem|0 Reacties

Ik sta in Fiets, met een nieuwtje

Fiets Magazine heeft elke maand een rubriek ‘Fietser’ en deze maand sta ik daarin! Dat is sowieso leuk natuurlijk, maar wat er nog extra leuk aan is, is dat ik daarin een nieuwtje aankondig – iets waar ik al jaren op de achtergrond mee bezig ben: als alles goed gaat, verschijnt volgend jaar van mij een boek! Het is bedoeld voor mensen (m/v) die met hart en ziel sporten, merken dat ze een dagje ouder worden, en zich afvragen: hoe blijf ik goed en hoe houd ik het leuk?

Ik ben kort na mijn Ironman begonnen met schrijven – ik zag toevallig onlangs nog dat ik dat hier had aangekondigd. Het boek is een paar keer van opzet veranderd, en een paar jaar geleden in de plooi gevallen van dat over en voor die oudere sporter. En met ook: ik heb tien sporters geïnterviewd of op een andere manier erbij betrokken. Ik heb er ook eigen ervaringen in verwerkt, soms in de vorm van bewerkte stukken van dit blog. Daarnaast heb ik ook praktische en informatieve nieuwe stukken geschreven.

Het interviewen en schrijven was leuk en leerzaam om te doen. Het is zo het boek geworden dat ik zelf graag een jaar of tien geleden had willen lezen. Mijn zoektocht naar informatie toen heeft me onder andere langs opleidingen gevoerd en veel doen lezen en praten – grondstof voor dit boek. Een titel heeft het nog niet, daar ben ik hard over aan het nadenken.

De laatste maanden ben ik vooral bezig geweest met het zoeken naar een uitgever. Die heb ik nu, of althans: een mondeling akkoord, met enthousiasme over en weer – erg leuk. Wordt vervolgd dus!

 

Door |2022-03-23T13:41:00+01:0023 maart 2022|Boeken, Fiets, Trainer, Triathlon algemeen, Vrouwensport|1 Reactie

Hardlooptrainersdag: boel ambivalentie en toch tevreden

Eindelijk was ik gister weer eens naar de Looptrainersdag van de Atletiekunie. Ik was daar in 2017, toen vond ik het erg leuk. In 2018 was ik ziek, in 2019 te laat met inschrijven (ik was op vakantie en daarna was het vol) en vorig jaar ging het niet door. Dus eindelijk weer!

Althans, als ik van tevoren had geweten dat het weer zo uit de hand zou lopen met corona, had ik het misschien niet gedaan. Eigenlijk kon het niet, vond ik, ook niet met QR-code: honderden mensen uit het hele land die binnen door elkaar krioelden en op elkaar gepakt in rijen stonden voor koffie, op een dag met bijna een record aantal besmettingen. Met wat aanpassingen aan de logistiek had dat krioelen en hutje-mutje rond de koffie-automaten volgens mij best wel voorkomen kunnen worden, maarja, de QR-code lijkt wel een vrijbrief voor ‘alles kan’. 

Ik ben er zo goed en zo kwaad als het ging doorheen gelaveerd, erg ambivalent: ik was er zelf immers ook. Ik heb dat de laatste tijd vaker, dat ‘eigenlijk kan dit niet’-gevoel. Als ik uit de drukte vluchtte, trof ik op de rustigere plekken steeds mensen die daar ook mee worstelden, het was wel fijn om het er dan over te hebben.

Gister waren er drie workshoprondes, in 2017 vier plus een plenaire spreker. Ik vond het programma gister eigenlijk magertjes, voor wat ik ervoor betaal en de reis die ik onderneem naar Papendal. Ik was om 5 uur alweer thuis, wat op zich fijn is natuurlijk, maar mijn kennishonger was nog niet helemaal gestild.

Over twee van de drie workshops was ik niet direct superenthousiast, al vond ik ze wel aardig, en ik realiseerde me in de loop van de dag dat ze me wel aan het denken zetten, en dan zijn ze dus wel de moeite waard geweest. Ook ambivalentie dus eigenlijk – dat was kennelijk het thema gister.

Bij de praktijkworkshop van Oldstars Running deden we hele leuke dingen en het was heerlijk om buiten te spelen en met elkaar te lachen, maar ik snapte steeds maar niet wat hardlopers van 55+ enerzijds gemeenschappelijk hebben (behalve die willekeurige leeftijdsgrens) en anderzijds scheidt van jongeren. Er is nogal een verschil tussen een 55-jarige die voor het eerst wat gaat lopen omdat hij of zij meer moet bewegen en, zeg, een 55-jarige die recentelijk een PR op de 5 km heeft gelopen (dan wel haar 64-jarige echtgenoot die onlangs z’n 32e Rotterdamse marathon heeft gelopen). Toch vallen die allemaal onder Oldstars, althans, dat zeiden de organisatoren, maar deze 55-jarige met het recente PR vond het eerlijk gezegd toch een beetje bejaardengymnastiek.

Het punt van die gymnastiek was: beweeg gevarieerd. Dat lijkt me voor elke leeftijdsgroep relevant. En ik blijf moeite houden met het framen van ouderen als in principe krakkemikkig en het ‘wegmoffelen’ van prestatiegerichte ouderen. 

Enfin, na het uurtje buitenspelen ging mijn eerste theorieworkshop over Mystical Miles, door Hans Koeleman: hardlopen op basis van betekenisgevende verhalen. Dat was vermakelijk, maar ik vond het wat structuurloos waardoor ik nu niet kan zeggen wat de boodschap precies was. Koeleman vertelde zelf graag zijn verhalen, vooral dat over de nachtelijke duurlopen in de duinen die hij organiseert, maar voor de lopers is dat meer de ervaring dan het verhaal, lijkt me. Wel realiseerde ik me een boel over mezelf, onder andere:

  • Dat wielrennen/fietsen sporten zijn met veel meer verhaal dan hardlopen, dat ik misschien wel daarom wel wielerhelden heb maar geen hardloophelden, en dat dat misschien wel een factor is waardoor fietsen zo veel meer voor mij betekent dan hardlopen. Dat een sport van verhalen aan elkaar hangt, dat is voor mij vanzelfsprekend – ik dacht meteen aan wat Maarten Ducrot zo vaak zegt: 190 renners in koers, over de streep kun je 190 verschillende verhalen horen. Maar hardlopen heeft dat minder. Hardlopen is ook gewoon saaier in de zin van dat de sterkste (bijna) altijd wint. Wielrennen is veel meer een metafoor voor het echte leven.
  • Dat ikzelf praat over hardlopen en mijn sport in het algemeen als ontdekkingsreis, avontuur, zoektocht, en dat dat niet per se het frame is dat andere mensen aanspreekt.  Zo’n nachtelijke duurloop, daarbij denk ik: laat mij dan maar wandelen. In het spoor van helden, zoals Ellen van Langen, daar heb ik niks mee. Strijd en oorlog – noppes. Trots? Mwah. Maar anderen kan dat natuurlijk wel degelijk drijven. Als trainer moet je volgens mij op zoek naar het frame van je lopers, om ze te motiveren en bij te sturen niet zozeer je eigen verhaal ‘erin duwen’. Volgens mij was dat niet de boodschap van de workshop, maar ik had er wel wat aan! 

De derde workshop, door Luc Schout, ging over peesblessures en die was gewoon wel okee: helder verhaal, duidelijke structuur, goed afgestemde boodschap. Ik leerde daar vooral over het belang van een gefaseerde aanpak tijdens het herstel: de acute, herstel- en terug-naar-de-sport-fasen vragen om andere oefeningen. Dus niet bij achillespeesproblemen klakkeloos alleen maar de trap-oefening doen. Die is alleen op z’n plek in de middenfase, niet in de acute en ook niet in de terug-naar-het-sporten-fase.

Tussen de bedrijven door heb ik me aangenaam verpoosd met andere drukte-ontvluchters en ik ben heen en weer gereden met Paul van RA. Ik vond het wel lekker om weer eens een dag in het trainersvak ondergedompeld te zijn. Zo hoor je nog eens wat – ik praatte bijvoorbeeld maar heel even met iemand uit Brabant waardoor ik nu maar wel mooi bekend ben met de canicross.

Ondanks de ambivalentie is precies dat zo ontzettend lekker aan elkaar in het echt zien, dat ik heel erg hoop dat we nou eindelijk eens een goeie draai gaan geven aan die hele corona-ellende.

Om 5 uur thuis dus, daar bleek de sporttrui perfect te passen en ik heb ook nog een herbruikbare mok aan de dag overgehouden (wonderbaarlijk genoeg kregen we ter plekke toch nog koffie in kartonnen bekertjes, ook dat was nog een kleine ambivalentie – maar goed):

 

Door |2021-11-07T15:48:40+01:007 november 2021|Loop, Trainer|0 Reacties

Project daglicht, seizoen 2, week 1 √

Net als vorig jaar heb ik het voornemen om de hele wintertijd lang elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal elke week minstens 7 uur. Deze eerste week was dat makkelijker dan vorig jaar, want ik ‘mocht’ onder andere op de stadsfiets naar een opdrachtgever hier in de stad om daar ‘live’ aan echte mensen rond een tafel een training te geven. Dat is sowieso supergaaf, en het zorgde voor 45 minuten daglicht.

Desalniettemin zit ik nog steeds veel naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren voor mijn werk, en ik denk niet dat dat gauw zal veranderen. Overdag naar buiten is dan broodnodig, vooral tegen de wintersomberheid en -futloosheid. Met het vroege donker moet ik er dan bijvoorbeeld voor kiezen om eerst te gaan hardlopen en daarna mijn werk af te maken. Daarbij was project daglicht vorig jaar een uitgelezen stok achter de deur, vandaar dit tweede seizoen.

De eerste week is prima geslaagd en er was zelfs een flinke dot zon bij dat daglicht – helemaal mooi! De foto is van de stiltewandeling van vanochtend. Met heen en weer vanaf huis goed voor 2 uur buiten, en daarmee ging ik royaal over de zeven uur deze week.

Door |2021-11-07T14:47:34+01:007 november 2021|Loop, Trainer, Waarom|0 Reacties

Stiltewandeling laat zich al een jaar lang niet tegenhouden door corona

– – – Persbericht Overschie – – –

Tijdens de Overschiese Sportweek van september 2020 namen Babet Blom en Louise Cornelis het initiatief tot stiltewandelingen: om de week ongeveer drie kwartier (3,5 kilometer) samen wandelen zonder te praten. De beweging is goed en fijn, en door de stilte ervaar je de omgeving op een heel andere manier. De groep liep onder andere door Park Zestienhoven en op landgoed De Tempel.

Het was natuurlijk vanwege corona een bijzonder jaar, maar wandelen kon altijd nog. Babet: “We hebben altijd rekening gehouden met de anderhalve meter en met de maximale groepsgrootte. Zo is het gelukt om door te gaan, ook in de wintermaanden. We hebben toen wel veel geluk gehad met het weer: het was bijna altijd droog op zondagochtend, en vaak prachtig. Ondertussen hebben we de vier seizoenen gehad en daar dus – in stilte – van genoten. Van de paddenstoelen in de herfst naar het uitbundige groen van het voorjaar. Wat vooral opvalt in de stilte is dat je meer andere geluiden hoort. De snelweg en een langsrijdende brommer, maar ook vogels en de wind in de bomen.”

De groep is klein maar fijn. Louise: “Meer wandelaars zijn zeker welkom. Iedereen kan op eigen tempo lopen. Meestal liep ik voorop en Babet achteraan. Zij wacht dan op de laatste en we houden sowieso iedereen in zicht. Als het nodig is, lopen we wat korter – dat kan allemaal. Je kunt zeker een keer mee komen doen. Dat kost niets, het is sowieso gratis. Dus kom eens ervaren hoe dat is, in stilte wandelen in onze eigen mooie wijk! ”

Het is weliswaar een stiltewandeling, maar voor de start en na afloop mag er wel degelijk gepraat worden. En dus is het ook gezellig!

Als je mee wilt doen, is het handig om even met Babet of Louise contact op te nemen over de data, plek en tijd. In principe is het op zondag in de even weken, vertrek om half 11, meestal bij de molen, maar soms kiezen we voor de afwisseling een andere plek.

Over de initiatiefnemers: Babet en Louise wonen allebei in Overschie, ze wandelen dolgraag, en ze werken al een paar jaar samen op het gebied van bewegen en leefstijl. Ze geven ook wel eens samen een workshop. Louise is trainingsbegeleider bij sportkunstenaar.nl en Babet is onder andere leefstijlcoach.

Stiltewandelaars komen van het Veerhuiseiland af (augustus 2021)

Door |2021-09-24T18:04:38+02:0024 september 2021|Loop, Trainer|0 Reacties

Acht keer knallen langs de roeibaan

Gister heb ik mijn eerste triathlon van het seizoen gedaan: de sprint van TriRotterdam. Ik wist al een tijdje dat ik daarbij wilde zijn omdat twee van mijn coachees zouden starten in de rookie race, en toen het dichterbij kwam en zekerder werd dat het door zou gaan, kon ik de verleiding niet weerstaan. Het ging toen net weer wat beter met m’n rug, maar toch heb ik voor de korte afstand gekozen. Tien kilometer hardlopen leek me tricky, en bovendien: acht rondjes fietsen om die roeibaan leek me niet zo leuk.

Bij deze triathlon ben ik vaker gestart, ook toen het nog triathlon010 heette, en ook al is het eigenlijk in Zevenhuizen, het is toch een beetje een thuistriathlon natuurlijk. Van de organisatie, TriHard, had ik vorig jaar een positieve indruk gekregen over hoe ze met de corona-omstandigheden omgingen, onder andere omdat ze ‘against all odds‘ TriOuderkerk lieten doorgaan. Dat gaf vertrouwen.

Ik keek er wel van op dat vorige week uit de lucht viel dat je je moest laten testen voor toegang, nouja, ik niet dus, want ik ben al volledig gevaccineerd. Gelukkig maar. Maar het zou mijn eerste ervaring met de CoronaCheck-app worden – een systeem waar ik sowieso m’n bedenkingen bij heb, en net vorige week werd wel duidelijk dat het totaal faalt. Ik ben blij dat ik niet voor m’n triathlonnetje eindeloos in de rij heb hoeven staan tussen het meest besmettelijke volk van dit moment: het uitgaanspubliek. Dan lijkt me het getest moeten worden riskanter dan het doen van de triathlon zelf.

Ik heb de hele week netjes getaperd, dus kalm aan gedaan en een paar gerichte trainingen gedaan, naar de masseur geweest, het eten van zaterdagavond bepaald (overschotel met courgette en pasta), enzovoort. Dus ik was er wel klaar voor, sterker nog, ik zat me duidelijk in te houden en kreeg fikse beweegbehoefte.

Toen werd het toch nog even spannend vanwege de nieuwe maatregelen, maar uiteindelijk leidde dat er alleen toe dat er geen publiek welkom was. Jammer, manlief had meegewild voor foto’s en om dan de 18 km terug naar huis te lopen als eigen training. Het is sowieso door het compacte parcours een leuke kijk-triathlon. Het zag er nu, toen ik aankwam, vreemd rustig uit, maar alles heeft ook zo z’n voordelen: alle ruimte om te parkeren bijvoorbeeld.

Wel goed dat ik zelf meedeed, anders had ik m’n coachees niet eens kunnen zien dus. Nu kon ik ze zien starten:

Daarna had ik alle tijd om mezelf voor te bereiden, zoals het inrichten van het plekje in het parc fermé:

Op naar de start – met eigenlijk geen idee wat ik kon verwachten, maar wel met de hoop dat ik eens onder de 1,5 uur zou kunnen duiken, wat een PR op de sprint zou opleveren. Dat ik geen idee had, zat hem er vooral in dat ik mijn eigen trainen de afgelopen maanden als nogal rommelig heb ervaren, waardoor ik voor geen van de drie sporten echt helemaal op dreef ben. Dat kwam door een optelsom van omstandigheden:

  • Corona. Ik ben nog niet terug op niveau na vijf maanden niet zwemmen, al begint het wel weer te komen. Ook ontbreekt het me aan een ambitieus triathlondoel: dat was ik had, is geannuleerd. Zonder zo’n doel sport ik weliswaar nog steeds graag en veel, maar er zit wat minder lijn in en ook wat minder druk achter. Tot slot heeft corona nog steeds ook wel grote invloed op mijn dagelijks leven, vooral door het thuiswerken. Het gaat bij vlagen, maar soms ben ik daar wel moe en zat van. De permanente onzekerheid knaagt soms ook, net als de frustratie om de ‘clusterfuck’ van het beleid.
  • Het weer. Ik ervaar eigenlijk bijna heel 2020 al als lastig. Het voorjaar was extreem koud en nat, toen was het even heet, en nu is het al wekenlang soms nat en kil maar vooral instabiel en benauwd. Dat heeft vooral m’n fietsen wel gehinderd, zwemmen ook een beetje.
  • Fysiek ongemak. Tussen december en mei had ik last van m’n schouder waardoor ik niet lang op de race- of triathlonfiets kon zitten. Dat is over: het is als sneeuw voor de zon verdwenen toen ik weer kon zwemmen. Mijn rechterschouder heeft het zwemmen kennelijk enorm gemist! Recentelijk heb ik een paar weken getobd met een rib en rug. Ook dat is over, maar ik heb daardoor al een tijdje weinig hardgelopen, terwijl dat net lekker ging en ik er fietsen voor op een zacht pitje had gezet (zie vorige post). Fietsen heb ik dus net juist wat meer gedaan, maar in totaal toch veel minder dan normaal. 
  • Drukte. Ik heb in juni knetterhard gewerkt (fijn voor m’n portemonnee!) en daarbij ook nog geprobeerd de Tour en het EK te volgen én te genieten van de dingen die sinds lang weer mogen, zoals film en theater. Dat was leuk, maar het is ook even schakelen en passen en meten qua tijd.

Dus ik heb lekker gesport, maar scherp – nee.

Enfin, wij van start. Zonder wetsuit: tot mijn verrassing was de watertemperatuur in het zonnetje opgelopen tot boven de 22 graden. Ik had nog even ruzie met de knopjes van m’n nieuwe horloge en dat is ook niet helemaal goed gegaan helaas. Ondertussen zag ik zo’n beetje het hele zwemveld voor me uit speren, althans, zo voelde het. Een groot deel daarvan heb ik daarna weer ingehaald. Mijn zwemtijd, 17:42, valt wat tegen, ik denk dat het langer was dan 750 meter en mijn zwemmen is gewoon ook nog niet stabiel. Het voelde wel goed.

Eerste wissel ging vlekkeloos, en altijd fijn om te gaan fietsen. Toen ontdekte ik dat van de knopjes, dus weer even wat horloge-gepiel, en daarna: knallen. Vier rondjes rond de roeibaan is een intervaltraining van 8 rechte stukken hard (boven FTP) en in de bochten van de kopse einden steeds even herstellen. Dat pakte hartstikke goed uit: ondanks toenemende wind reed ik 33,2 gemiddeld – één van m’n snelste bikesplits ooit, en net wat sneller dan in 2018, toen ik in de winter ervoor 5000 kilometer had gefietst Down Under. Wauw, waar komt dat vandaan?! Ik had het op de fiets al in de gaten en dat was een grote kick.

De tweede wissel was even lastig: er hing een fiets in de weg op mijn plek, die viel van het rek toen ik ‘m opzij duwde, toch maar even netjes geweest en ‘m opgeraapt. Ik vond het sowieso iets rommelig in het parc fermé, er liepen ook wat mensen in de weg en sommigen namen met hun spulletjes wel erg veel ruimte in. Toen ik inpakte om weg te gaan, trof ik bovendien een vreemde helm tussen m’n spullen aan. Aan het nummer erop kon ik zien dat de bijbehorende fiets al weg was, dus ik heb ‘m maar afgegeven als gevonden voorwerp.

Het lopen begon daarna zeer moeizaam: het eerste stuk van 1,25 km recht tegen de wind in was ik voor mijn gevoel niet vooruit te branden. Gelukkig was het op dat moment wel zwaar bewolkt en niet zonnig, want dit was al warm en benauwd genoeg. Langzaam-maar-zeker kwam er iets meer schot in, zeker toen ik als mikpunt een bekende voor me zag: een man van de Veenendaalse triathlonvereniging met wie ik voor de start even had staan praten. Nu haalde ik hem (70+) in en kon ik bij het passeren even hallo zeggen.

Volgens de officiële meting heb ik zo toch m’n streeftempo van 5’30/km gehaald – ik had zelf wat trager geklokt. Wel kon ik aardig uitsprinten, en dat zette Esther op de foto:

Zo kwam ik in 1uur29-nogwat over de finish, zag ik, dus hoera, voor het eerst onder de 1u30 inderdaad! De nogwat bleek later wel 59 seconden te zijn, hahaha! Ik snoep al jaren bij elke sprint die ik doe een paar seconden van m’n PR af.

De medailles waren op, helaas, ik ben benieuwd of  ik die nog nagestuurd krijg. Ze waren bij de serie ervoor al op, beetje suf – Esther was de eerste finisher geweest die het zonder moest doen.

Hier de officiële uitslag, die lang op zich deed wachten overigens:

Als ik 3e word van 9 50+-vrouwen en 29e van alle vrouwen, dan was D50+ dus relatief sterk, dat is af en toe zo. De vorige keer won ik bij de D50+, met een langzamere tijd. Mijn age group is zo klein dat het qua klassering alle kanten op kan gaan. Wel veel vrouwen, 94 van de 250 – dat was me niet zo opgevallen eigenlijk. Wel had ik al horen omroepen dat een bekende van me de lange afstand had gewonnen: Jelte, m’n hardlooptrainersopleidingsgenoot. Ik wist niet dat die ook zo hard kon zwemmen en fietsen.

Na de finish nog even staan praten met Ivo en Esther, gezellig, en zij hadden het ook goed gedaan. Toen huiswaarts, zoals de bedoeling was qua coronamaatregelen. Dik tevreden op de bank, Tour en EK kijken. Nu een beetje moeie rug, dat is op dit moment duidelijk m’n zwakste plek.

Het smaakt naar meer, zo’n middagje buitenspelen. Er staan nog twee triathlons en een zwemloop op de planning – maar opnieuw is alles ontzettend onzeker. Laten we hopen dat het meevalt, met het oog op veel meer dan alleen een paar triathlons. 

 

Door |2021-07-12T11:23:08+02:0012 juli 2021|Fiets, Trainer, Triathlon algemeen|2 Reacties

Het gaat om de totale belasting

Ik heb de laatste tijd zowel in theorie als in praktijk geleerd dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de totale trainingsbelasting goed hanteerbaar is. Dat wil zeggen dat je eigenlijk relatief licht en makkelijk moet trainen – meestal.

Eerst de theorie. Enigszins druppelsgewijs via forums en twitter drong tot mij door dat er een nieuwe, andere opvatting is van gepolariseerd trainen. Ik ken dat eigenlijk alleen maar als: het overgrote deel van je tijd (pak ‘m beet: 80 %, al komt dat niet nauw) train je rustige duur, een beperkt deel van je tijd train je hoog-intensief. Wat ik opving, was dat ook wel geformuleerd wordt als: de meeste van je trainingssessies (die 80 % weer) houd je licht en makkelijk, een beperkt deel van je sessies zijn zwaar. Van die eerste soort herstel je snel, de tweede vraagt langer herstel.

Dat klinkt misschien niet zo anders, maar dat is het wel. De eerste opvatting rekent op basis van tijd en intensiteit (hartslag, tempo, vermogen); de tweede opvatting rekent op basis van sessies en ervaren zwaarte en herstelduur. Dat zijn verschillende dingen.

Voor mijzelf betekent het bijvoorbeeld dat als ik lange, rustige duurlopen doe, die volgens de eerste opvatting onder de rustige pool vallen, maar in de tweede opvatting onder de zware. Ik vind langer dan ongeveer 1,5 uur lopen gewoon zwaar. Dus dat wil zeggen dat ik bij drie keer in de week hardlopen gericht op een halve marathon, eigenlijk drie zware sessies doe: die lange duurloop, lange intervallen op halve-marathontempo, en korte, snellere intervallen – die ik weliswaar leuk vind om te doen en niet als heel zwaar ervaar als ik bezig ben, maar die me soms wel spierpijn bezorgen. In de eerste opvatting doseer ik ‘rustig’ en ‘intensief’  zo prima, maar in de tweede opvatting train ik zo te zwaar.

Aan de andere kant ervaar ik zelfs een intensieve fiets-intervaltraining meestal als goed te doen. Aan het eind van een interval lig ik weliswaar met m’n tong op het stuur, maar uitfietsend herstel ik al en ik kom fris thuis. De dag erna ben ik er zeker van hersteld. Die trainingen vallen voor de duur van de intervallen onder de intensieve pool in de eerste opvatting, maar onder de lichte, makkelijke in de tweede.

Mijn indruk is dat die tweede opvatting ‘voortschrijdend inzicht’ is, dus dat bijvoorbeeld iemand als Stephen Seiler, de wetenschapper achter gepolariseerd trainen, van visie is veranderd. Dat weet ik niet helemaal zeker, en ik weet ook niet helemaal zeker of die redenatie van hierboven over mezelf klopt, dus of je bij die tweede opvatting inderdaad van subjectieve, ervaren zwaarte moet uitgaan. Dat staat nergens, maar dat zou kunnen komen omdat het een typisch mindere-goden-probleem is. Trainingsleer gaat erg uit van toppers en geen enkele toploper vindt rustige duur zo zwaar; dat is voor mij zo omdat ik geen goede loper ben.

Net toen ik op basis hiervan bedacht had dat ik misschien m’n halvemarathonopbouw moet veranderen, had ik een gevalletje pech waardoor ik wekenlang nauwelijks kon lopen: er was bij de chirpractor iets met een rib-wervelgewricht gebeurd waarvan nog onduidelijk is of dat een gevalletje oeps, foutje was (ontwrichting) of iets wat broodnodig was en eindelijk loskwam. Van die rib had ik niet zo veel last, maar de grote rugspier eroverheen trok van lopen in een zeer pijnlijke kramp die ik dan nog dagen voelde. Het is inmiddels beter, maar mijn halvemarathonambities zijn van de baan. Dat heeft ook met het praktische punt te maken.

Dus nu de praktijk. Ik had de hele winter een prima trainingsbalans, met yoga, hardlopen gericht op de tien kilometer, veel wandelen en af en toe fietsen bij goed genoeg weer. In mei veranderde dat kort na elkaar allemaal: ik ging weer zwemmen, eindelijk werd het minder koud en nat en kon ik dus meer gaan fietsen, en tegelijkertijd veranderde ik m’n looptraining voor de halve marathon – met de zwaarte zoals hierboven beschreven.

Dat ging dus niet goed, nouja, dat lukte niet. Wat ik vooral merkte, was dat fietsen er veel minder van kwam dan ik had gehoopt of gewild. Geen tijd voor, te moe, of uit anticipatie: ‘ik kan wel lang gaan fietsen, maar voor morgen staat een zware hardlooptraining op het programma’. Of gewoon geen zin – ook een veeg teken, want normaal gesproken fiets ik dolgraag in deze tijd van het jaar.

Daarna ging het lopen dus even niet, en toen m’n rug weer een béétje okee was, ben ik prompt voor een lange tocht op de fiets gesprongen terwijl ik die week ook al een intervaltraining had gedaan – ineens was er ruimte.

Ik realiseerde me dat het gewoon te veel, te zwaar is om drie sporten tegelijk te willen opbouwen, zwemmen ook nog eens vanaf nul. Dat gevoel van ‘geen zin om te fietsen’ was een signaal van net iets te grote lichamelijke belasting. In een tijd dat het bij vlagen druk en veeleisend is met werk en ook nog steeds niet allemaal even relaxed of gewoon: het thuiswerken valt me bij vlagen zwaar, ik had een paar dagen last van m’n tweede vaccinatie (niks ergs, maar wel moe en hartkloppingen), de mogelijkheden die de versoepelingen bieden zijn fijn maar ook wennen en ze kosten tijd. Daarbij nog EK en Tour en dat gáát gewoon niet allemaal.

Terug naar de tekentafel, en dat werd dus: hardlopen terug naar de onderhoudsstand. Mijn langste geplande loop is tien kilometer bij een triathlon, dus daar koers ik nu op.

Ik leer hier veel van voor toekomstige trainingsperiodes:

  • De sporten los van elkaar opbouwen, hooguit twee tegelijk. Niet met z’n drietjes tegelijk dus. Als ik dat eventueel wél wil, ervoor zorgen dat de rest van m’n leven niet te veeleisend is (wat ik deed in 2016 in aanloop naar de Ironman).
  • Mijn trainingsplannen in samenhang bekijken, en dan niet alleen naar de tijdsverdeling tussen rustig en intensief kijken, maar ook naar de totale zwaarte – niet meer dan ongeveer twee zware trainingen per week, en in anderszins veeleisende periodes nog minder zelfs. (Nou hoop ik trouwens dat ik niet nog een keer ga meemaken dat ik bij zwemmen weer moet herbeginnen na vijf maanden zonder, maar dat terzijde.)

Voor nu zijn de halvemarathonambities voorlopig dus de deur uit, ik fiets weer wat meer (ook goed voor m’n hoofd, vooral de lange, rustige ritten), én ik kijk inmiddels uit naar mijn eerste triathlon: volgende week zondag is het zo ver!

Door |2021-07-01T17:13:00+02:001 juli 2021|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties
Ga naar de bovenkant