Jaararchieven: 2015

Planken en andere besognes

Op die plankfoto van gisteren zie je onder mij als plank ook nog planken: die van onze houten vloer. Dat zal een van de laatste foto’s zijn van die vloer, want die is aan z’n laatste maanden bezig. Dat ligt niet aan die vloer zelf, maar aan wat eronder zit: verrotte vloerbalken:

Stukken verrotte vloerbalk

Stukken van de rotte vloerbalken

De vloer moet dus vervangen. We zijn in de laatste fase van besluitvorming over de sloop en renovatie. Die gaat plaatsvinden in het voorjaar, zodat we nog kunnen profiteren van de verlaagde BTW op de arbeid. Dat hele project heeft nogal wat voeten in de aarde, want alles moet uit de woonkamer, inclusief de reusachtige boekenkast mét alle boeken. En we ‘kamperen’ in totaal twee maanden boven, want de nieuwe vloer is van schuimbeton en dat moet goed droog zijn voordat alles weer terug op zijn plaats kan.

Die verbouwing valt samen met mijn triathlonseizoen. Én met een drukke werkperiode: in april en mei is mijn agenda voller dan gemiddeld.

Oef.

Nouja, we gaan in elk geval een boel uitbesteden – ik ga niet zelf met tientallen kilo’s boeken lopen sjouwen of de oude vloer slopen, sowieso niet, maar zeker niet vlak voor mijn triathlons. En die werkdrukte, die heeft ook voordelen: als eigen baas verdien ik dan ook lekker en dus kan ik het dan op een ander moment rustiger aan doen (volgend jaar?). Bovendien ben ik dan veel bij opdrachtgevers en dus weg van mijn kantoor-aan-huis, wat makkelijker is dan thuis bezig zijn met werklui over de vloer.

En misschien is er nog wel een voordeel. Ik ben geneigd om te denken: ojee, wat een gedoe, en dat net in mijn seizoenspiek, als dat maar goed gaat, wordt niks met die halve triathlon. Maar misschien is het net omgekeerd. Ik kan immers last hebben van overconcentratie, van te hooggespannen verwachtingen. Ik heb misschien wel baat bij afleiding, bij andere en gekke dingen aan mijn hoofd. Bij misschien met opluchting afreizen voor een wedstrijd-weekend in Bilzen of Bocholt, en het boven bivakkeren achter me laten.

Ik weet het nog niet, ik ben benieuwd, nouja, ook een klein beetje benauwd soms. Ik kan er in elk geval van leren voor het toeleven naar de hele triathlon volgend jaar. Misschien moet ik dan de tijd maximaal vrij houden om me optimaal voor te bereiden. Of misschien moeten we dan juist de volgende grote verbouwing plannen. Er is nog wel meer te verbeteren aan dit oude huis!

Door |2015-03-24T10:28:49+01:0024 maart 2015|Triathlon algemeen|0 Reacties

Plankfoto’s

Hier de foto die bij de post van vorige week hoort: ik (in fietstenue) aan het planken.

plank

Planken op de planken

Deze foto is geposeerd, dat zie ik zelf aan m’n voeten: met sokken op een houten vloer, dat maakt het veel zwaarder, want die voeten glijden dan weg. Maar tijdens mijn (overigens nog niet weer geëvenaarde) record-poging van dinsdag heb ik geen foto gemaakt. Er was geen fotograaf in de buurt, en als ik probeer tijdens het planken een selfie te maken, krijg je zoiets:

plank-selfie

Plank-selfie

Leuke lamp daar aan het plafond, zal ik maar zeggen…

Door |2015-03-23T12:29:26+01:0023 maart 2015|Triathlon algemeen|0 Reacties

Doeletje bereikt: planken

De weg naar het grote doel, de hele triathlon in augustus 2016, is bezaaid met kleinere tussendoelen en -doeletjes. Zaterdag haalde ik er daar al één van: een goede halve marathon lopen. Gister kwam er nog één bij: vijf minuten planken. Planken is een gemene oefening voor rompstabiliteit, en die is belangrijk voor een goede houding bij andere sporten. Je traint er letterlijk van top tot teen mee, met de nadruk op schouders en buik. Ik kreeg planken daarom in november aangeraden zowel bij de atletiekvereniging als door Jeroen van de bike-fitting – en voor zwemmen is het ook nuttig.

Dus ik in november beginnen en toen hield ik het een halve minuut vol, een keer of vijf. Op dat moment leek vijf minuten me echt totaal onhaalbaar, terwijl dat wel een realistisch doel zou moeten zijn  – atletiektrainer Dick noemde het, en ook op internet duikt het op (hier bijvoorbeeld). Vijf keer een minuut vond ik al een hele mijlpaal, maar daarna kon ik het stapsgewijs blijven opbouwen, twee à drie keer per week, en dat ging eigenlijk makkelijker dan verwacht.

Nouja, makkelijk – het blijft een naar gevoel, ik ga er als een gek van trillen, vooral mijn bovenbenen, die sterk zijn maar niet gewend aan statische belasting. Ik heb dan ook niet het gevoel dat ik nu tien keer zo sterk ben als in november, het is meer dat mijn lijf gewend is aan hoe k*t planken voelt, en daar doorheen kan bijten. Rond de 4,5 minuut bleef ik even hangen, want dat ervoer ik als dusdanig zwaar dat ik het niet heb gedaan toen ik bijvoorbeeld verkouden was of vlak voor de halve marathon. Ondertussen begon mijn hardloopgroep er ook mee, maar ik liep daarop voor en bovendien doen zij het buiten, op de harde, natte, koude sintelbaan – brrr. Ik doe het lekker binnen, hoor, met een mat onder mijn ellebogen!

Gister was het dan zo ver: voor het eerst heb ik het vijf minuten volgehouden. En sterker ben ik natuurlijk ook wel geworden, dat merk ik bij fitnessen ook, vooral aan mijn buikspieren. En ik heb ook het idee dat ik als ik moe word, beter rechtop kan blijven bij het hardlopen – want bochel-achtig inzakken is daarbij wel één van mijn zwakke punten. Als het daartegen helpt, is af en toe vijf minuten trillend doorbijten de moeite waard!

Enne… wat is vijf minuten? Het wereldrecord planken staat op 80 (bron)!

 

Door |2015-03-18T11:28:14+01:0018 maart 2015|Triathlon algemeen|5 Reacties

De eerste keer

Na 3,5 maand binnen in de Tacx gestaan te hebben, mocht mijn nieuwe fiets vandaag voor het eerst samen met mij naar buiten. Met mij met moeie benen van gister erop, dus een rustig ritje, ideaal om te wennen. Aan dat ‘rustig’ moest ik mezelf na een kilometer echter al herinneren, want de fiets verleidt enorm tot hard rijden: hij wil heel graag hard vooruit! Wat een kick!

Ik moest zelfs lachen toen ik tegen de wind in draaide – tegenwind, waar? Nouja, die was echt wel voelbaar, maar het scheelt een stuk met mijn andere fietsen. Een beetje onwennig was het nog wel, natuurlijk, vooral inschatten welke bochten ik wel en niet in de aero-houding, dus in het ligstuur, kan nemen, maar dat wende al, en verder vond ik het prima gaan. De aanpassing aan mijn schoen lijkt ook goed te werken: ik wring minder met mijn bekken.

Ik had me hooguit onze eerste keer iets idyllischer voorgesteld, met zon en een echt lente-gevoel. In plaats daarvan was het waterkoud en guur. Maar daardoor wel lekker rustig op de fietspaden, ideaal om te wennen. Ook dat viel mee: ondanks de andere zit hield ik goed overzicht over het verkeer. De enige last had ik van grote hordes hardlopers breeduit over het fietspad: de marathon van Rotterdam nadert en hele meutes zijn hier in de regio bezig met lange duurlopen. Misschien toch maar een bel installeren!

Door |2015-03-15T17:28:57+01:0015 maart 2015|Fiets|0 Reacties

Klein maar fijn

IMGHeel afgelopen week heb ik getwijfeld: zal ik wel, zal ik niet zaterdag meedoen aan de Halve van Oostvoorne? Ik wilde dit seizoen zo graag een PR lopen, dacht ook dat dat moest kunnen, maar de drie pogingen mislukten. Ik wilde twee weken geleden nog een vierde poging wagen, maar toen werd ik verkouden. En ook nu twijfelde ik over mijn vorm: de verkoudheid was pas dinsdag definitief geweken, woensdag had ik wat hooikoorts, donderdag last van mijn rug, twee nachten matigjes geslapen… Ging ik dan niet onderweg naar de vierde teleurstelling?

Gister was ik bij mijn masseur, Marcel van In Goede Handen, en die gaf net het duwtje dat ik nodig had. Dat duwtje had twee ingrediënten:

  • Als je niet gaat lopen, laat je je bepalen door angst – zei Marcel. En die vierde keer, die gaat er sowieso een keer van komen, dus waarom niet morgen? Hmm, ja. Angst voor teleurstelling – da’s een slechte raadgever, want zo gun ik mezelf ook niet de kans op succes, zo realiseerde ik me.
  • Lopers zijn meestal ontevreden over hun tijd, zei Marcel. Hij had afgelopen week een paar CPC-deelnemers onder handen gehad, en die waren allemaal ontevreden. Marcels inschatting is dat minstens tweederde van de lopers niet loopt zoals-ie wil. Anders gezegd: zo makkelijk loop je niet op de toppen van je kunnen, en voor dat wél doen, moet alles meezitten en of dat zo is, weet je niet van tevoren. Dat is ook een kwestie van vaak doen, en accepteren dat het vaker tegen- dan meevalt. Oja. Later bleek manlief, een ervaren loper, dat te herkennen.

Volgens Marcel voelden mijn benen ook nog eens prima. Dus, vandaag op naar Oostvoorne, nog vol met twijfels, want afgelopen nacht was zelfs ronduit slecht (da’s mijn enige echte overgangskwaaltje: dat ik veel slechter slaap dan vroeger), dus zo energiek voelde ik me niet. Zelfs bij het inlopen dacht ik nog: ???, want mijn hartslag vloog omhoog.

Toen klonk het startschot, chaotische start, dus rustig begonnen, en eenmaal met wat ruimte om me heen eens gekeken wat de benen wilden. Dat was wel zo rond de 5’30 lopen, de tijd nodig voor een PR. Bij de meest recente poging lukte dat niet, kon ik het gaspedaal niet vinden – nu dus wel. Maar ging ik dat volhouden? Bij de eerste twee halve marathons dit seizoen ging ik in de tweede helft helemaal op een hoop.

Kilometer 12, 13, 14, 15… ik werd wel moe, maar nee, niet op die hoop. En ondertussen vond ik het lekker lopen: prachtig parcours door de duinen en met veel slingeren dus nooit saai – en de zeelucht doet mij altijd goed. Bovendien bleef ik steeds andere lopers in het vizier houden en zelfs inhalen, dat deed ook deugd.

Zou ik de laatste drie kilometer nog kunnen versnellen? Dat werd lastig, want daarin zat hoogteverschil (het nadeel van die mooie duinen) en één van de weinige onbeschutte stukken. Ik moest alle zeilen bijzetten om mijn tempo vast te houden, maar dat lukte, en aan het eind kon ik zelfs nog sprinten, geholpen door een lekkere afdaling terug Oostvoorne in.

Ik kwam over de finish in bruto precies een evenaring van mijn PR, maar netto 30 seconden sneller. Da’s een klein PR, een PR’etje, maar ik ben er heel blij mee, want het waren niet de makkelijkste omstandigheden en bovenal: ik heb pijnvrij en krachtig gelopen, het hele eind. En dat is echt voor het eerst.  Want die tijd, nouja, da’s mooi, maar dat hele PR, dat stond eigenlijk symbool voor het seizoensdoel ‘de halve marathon onder de knie krijgen’. Vandaag had ik voor het eerst het gevoel dat dat zo was. En dat is hartstikke fijn!

En ik heb Marcel een SMS’je gestuurd om ‘m te bedanken voor z’n peptalk!

(Ik sta trouwens niet in de officiële uitslag, want ik had een startnummer overgenomen van iemand.)

 

Door |2015-03-14T19:58:29+01:0014 maart 2015|Loop|1 Reactie

Fast after 50: wat is normaal?

Cover boekIk ben nog 10 maanden lang niet de doelgroep van dit boek, maar een gewaarschuwd mens telt voor twee en ook op m’n 49e vond ik Fast after 50 van Joe Friel de moeite waard. Ik houd ervan als een boek me aan het denken zet, en dit boek heeft dat zeker gedaan, vooral over de vraag: wat is eigenlijk ‘normaal’ ouder worden?

Aan het begin van het boek betoogt Friel dat ons beeld van ‘normale’ veroudering gebaseerd is op wat we onze eigen en de oudere generaties zagen doen, en daarvan is bekend dat het grote gros er geen gezonde levensstijl op nahoudt, inclusief te weinig bewegen. En dus takel(d)en die ouderen gemiddeld waarschijnlijk meer af dan wat je ‘normaal’  zou kunnen noemen: gemiddeld is niet per se normaal.

Friel komt met allerlei cijfers en voorbeelden waaruit blijkt dat tot op hoge leeftijd fit blijven mogelijk is, en dat bijvoorbeeld verlies aan spiermassa niet zo dramatisch hoeft te zijn als ons ‘gemiddeld’ wordt voorgespiegeld. Dat is een hoopvolle gedachte, die aansluit bij wat Friel ook betoogt: dat je zo oud wordt als je denkt te zijn. Als het bijvoorbeeld in je beeld van ouder worden past dat je dan ‘rustig aan’ hoort te doen, dan kak je harder in dan nodig is. Dat overkomt veel duursporters: eenmaal een dagje ouder blijven ze nog steeds veel trainen, maar vooral in de lage hartslagzones. Intensieve en krachttraining doen ze niet meer, en dan geldt ‘use it or lose it’ genadeloos: je raakt dan een boel vermogen kwijt.

Volgens Friel is de sleutel voor tot op hoge leeftijd fit en snel blijven dan ook: intensief trainen. Het grootste deel van het boek boek is gewijd aan uitleggen hoe je dat als oudere kunt bereiken. Dat gaat tot op het niveau van voedingsadviezen en concrete trainingsschema’s met minuten per type interval. Maar ook met leuke vondsten: als je én intensief wilt trainen, én op kracht, én op duur, én je hebt vanwege je hogere leeftijd meer hersteltijd nodig, dan zitten er algauw niet genoeg dagen in een week voor je hele trainingsschema. Nou, zegt Friel, dan maak je je weken gewoon langer en baseer je je trainingen op een ritme van 8 of 10 dagen. Dat kan makkelijker als je eenmaal met pensioen bent en de weekends niet langer een ritme van 7 dagen afdwingen. Slim!

Zo kun je dus, als je maar wilt, tot op hoge leeftijd trainen, progressie maken, aan wedstrijden meedoen. Maar op dat punt aangekomen kreeg mijn denken over dat ‘normaal’ nog een tweede duwtje: is het wel ‘normaal’ om boven de 70 nog steeds in de weer te zijn met trainingsschema’s, seizoensdoelen en wedstrijden winnen? Is dat niet veel ego, krampachtig jong willen blijven? Is het niet ‘normaal’ om bij het ouder worden minder prestatiegericht te zijn, en om meer in het algemeen wat onthecht te raken – zodat je uiteindelijk het leven zelf kunt loslaten? Over dat de dood onherroepelijk dichterbij komt gaat het bij Friel niet, en ook niet over wat dat doet met je ziel.

Wél over dat blijven presteren in de eerste plaats van motivatie afhangt, maar die motivatie neemt hij aan. Fast after 50 is bestemd voor sporters die die motivatie wel nog hebben, en die daarin dus sterk verschillen van de ‘gemiddelde’ oudere. Of dat normaal is? Ik weet het niet. Ik weet in elk geval wel dat het voor veel mensen ook al niet normaal is om je als 49-jarige vrouw druk te maken om je sportieve prestaties, dus wie ben ik om een oordeel te vellen? Dat wil ik ook niet – erover mijmeren wel.

Wat daarbij komt, dus bij dat gemijmer, is dat ik nog niet overtuigd ben van Friels betoog. Hij haalt onderzoeken aan waaruit blijkt dat mensen die tot op hoge leeftijd (intensief) sporten zo veel fitter zijn dan niet-sportende leeftijdgenoten. Maar misschien is dat alleen een correlationeel, geen causaal verband. Ik bedoel: misschien verouderen die mensen wel langzamer, en blijven ze daarom tot op hoge leeftijd actief in sport en gemotiveerd om veel te doen. Anders gezegd: blijven ze jong omdat ze sporten, of sporten ze omdat ze jong blijven? Ik zag afgelopen zondag als vrijwilliger bij CPC een vrouwelijke 55+-topper die ik 35 geschat had, niet alleen qua loopsnelheid (1u19 of daaromtrent op de halve marathon), maar ook qua huid, haar en silhouet. Zo’n lichaam is extreem, abnormaal – in haar voordeel. Maar dat wil niet per se zeggen dat als ik maar veel blijf hardlopen, ik ook 35 blijf lijken.

Brengt me op één puntje dat me teleurstelde: Fast after 50 besteedt maar 3 pagina’s specifiek aan vrouwen, en dan vooral in het kader van de strijd tegen het toenemende lichaamsvet. Het begint met:

Science still has a lot to learn about the human body. That’s especially true when it comes to menopause and the aging female athelte.

Als dat zo is, dan kan Friel daar niet zo veel aan doen – maar het lijkt wel een beetje te impliceren dat de hele rest van zijn verhaal alleen uitgaat van (kennis over) mannen. De meeste ervaringsverhalen zijn ook van mannen. Hmm, jammer. Ik had al eerder gezocht naar informatie over sport en de overgang, dit is de tweede teleurstelling op dat gebied – nouja, er gaat één ervaringsverhaal over.  Ik blijf zoeken, en zal op dit weblog melden wat ik vind.

 

Door |2015-03-13T18:04:30+01:0013 maart 2015|Boeken, Vrouwensport|0 Reacties

Stom

Ik ga er prat op dat ik een voorzichtige sporter ben: heel blijven vind ik het allerbelangrijkste, zodat sporten ook op de langere termijn mogelijk en leuk blijft. Wijs, verstandig, enzovoort.

Nouja, meestal dan. Vorige week ben ook ik in de grote te-veel-doen-valkuil getuimeld.

Ik was verkouden, rond vorig weekend op z’n ergst, maar heel erg was het niet, dus wel wat gezwommen op techniek en zondag een heel rustig rondje gelopen – mijn rusthartslag was toen dik 15 slagen hoger dan normaal. Maandag een pittige werkdag, althans, onder de omstandigheden, dus verder niks gedaan. Dinsdag voelde ik me een stuk beter en dacht ik: het kan wel weer. ’s Avonds hardgelopen, en toen viel me bij het inlopen op dat mijn hartslag vreemd hoog was in vergelijking met mijn tempo. Verder niet veel aandacht aan besteed. Woensdag t/m vrijdag gewoon getraind, inclusief een spinning-training waarbij ik ‘in het rood’  ging. Vrijdag ging het zwemmen voor geen meter, maar verder eigenlijk niks bijzonders.

En oja, in die nachten raakte mijn neus steeds verstopt, beetje restanten snot ofzo.

Zaterdag had ik een lange duurloop op het programma, en eenmaal met hartslagmeter om viel me op dat mijn rusthartslag nog steeds of weer hoog was: meer dan 10 slagen boven normaal, eigenlijk helemaal niet zo veel lager dan de week ervoor. Tsja, wat nou? Want ik voelde me niet ziek. Dus toch gaan lopen, op hartslag voor de zekerheid. Dat ging eigenlijk prima, alleen was ik wel een halve minuut per kilometer langzamer op hartslag 130 (duurtrainingsintensiteit) dan normaal. Huh?

Gister had ik een drukke dag, met op de fiets naar Den Haag en als vrijwilliger bij CPC, vandaag is het wat rustiger, beide dagen is mijn rusthartslag hoog (al zakt-ie wel een beetje), voel ik me moe, snotter ik nog steeds wat en nu moet ik constateren: ik ben gewoon nog ziek. Nouja, ziek is een groot woord, ik ben nog niet fit, ik hang wat tegen een bijholte-ontsteking aan. Dat heb ik wel vaker, dat de laatste restantjes verkoudheid heeeeeeel lang duren. Vervelend, straks ben ik weer drie weken bezig met een niet-ernstig verkoudheidje, maarja, geen onbekende dus.

Maar dan moet ik onderkennen dat ik vorige week te veel heb gedaan. Mezelf te snel beter verklaard. Met maar liefst 9 trainingsuren was het een pittige week. Terwijl ik niet fit was. Daar is maar één woord voor: stom.

Er zijn wel verzachtende omstandigheden: ik werd vorige week ook met veel ’trammelant’ ongesteld. Het varieert in deze pre-overgang enorm hoe veel last ik daarvan heb: elke maand is anders. En deze maand was de slechtste ooit: vijf dagen van buikpijn, opgeblazen gevoel, onrust in mijn lijf, daardoor slecht slapen, daardoor moe. Die vermoeidheid maskeerde de malaise van de restanten verkoudheid. En bij hormonale ongein en slecht slapen is er geen bezwaar tegen sporten, vandaar.

Maar die hoge hartslag, echt, die had ik serieuzer moeten nemen. Nouja, geen man overboord natuurlijk. Dan nu rust nemen. Had ik dat eerder gedaan, dan was ik nu vast al beterder geweest.

Wat alleen jammer is, is dat ik nou alweer twee mogelijke halve marathons misloop. Ik wil nog zo graag een PR lopen voordat het fietsseizoen dat onmogelijk gaat maken. En meer in het algemeen zou ik nog heel graag iets van bevestiging krijgen voor het hardlopen van de afgelopen maanden. Want getraind, dat heb ik, maar het is ook best vaak moeizaam gegaan, er was de hele tijd wel wat. Zoals nu dus ook weer. Zucht.

Maarja, misschien moet ik in mijn handjes knijpen dat de echte griep me niet te pakken heeft gehad, want daarover hoor ik veel heftigere verhalen dan dat beetje gekwakkel van mij.

 

Door |2015-03-09T15:32:11+01:009 maart 2015|Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Een nieuwe lente en een nieuw geluid

Nouja, mei is het nog niet en ik vond het van de week af en toe nog best frisjes, maar soms ook al heel lekker en het weerbericht voor het weekend is veelbelovend (bron):

weerberichtDie piekjes gaan naar 14 à 15 graden! In ieder geval heb ik deze week mijn seizoen laten kantelen, zo voelt het: van winter naar zomer. Dat wil zeggen dat ik overstap van 2-0-3 (+1) naar 2-2-2 en liefst zelfs naar 3-2-2, als dat lukt. De getallen slaan op het aantal trainingsmomenten per sport, in de triathlonvolgorde. Dat wil zeggen:

– Ik blijf twee keer zwemmen maar liefst drie keer in de week. Nouja, tenminste…Vorige week was ik zo enthousiast, en toen dacht ik: en nu doorpakken. Maar vandaag, bleh… nouja, het blijft zoeken. Die derde keer brengt met zich mee dat ik combi’s van sporten moet maken of twee keer op één dag moet gaan trainen om ook nog een rustdag over te houden. Ik doe dat sowieso wel eens, maar als het ‘moet’, maakt dat de planningspuzzel een stuk ingewikkelder, dus dat zal niet altijd lukken.

– Ik ga weer fietsen, met één keer spinning en minstens één duurtraining in de week, zo gauw mogelijk richting de vier uur die ik dit seizoen nodig heb (wat ik als niet zo veel ervaar). Ik ben gister wezen spinnen en dat was de echte aftrap van het seizoen dus. Het ging hartstikke goed, althans, voor zover ik kon bepalen, want op zo’n spinningfiets heb je geen idee van snelheid of vermogen. Maar ik kon prima diepgaan. Zondag ga ik op de fiets naar Den Haag, daar ben ik vrijwilliger bij City Pier City. En nee, dat is niet op de nieuwe fiets, dat is daarvoor niet zo handig. Bovendien: die staat nog in winterstand, op de tacx. Ik hoop hem daar volgende week uit te verlossen – ik popel, maar heb dit weekend verder geen tijd. Morgen lange duurloop, en dan is het ook nog WK allround én Strade Bianche. Drukdrukdruk!

– Ik ga van drie naar twee keer in de week hardlopen, en dat betekent dat het echte opbouwen erop zit en dat ik de komende tijd behoud wat ik heb. Af en toe een lange duurloop, verder nog eens per week een training bij RA meer op snelheid.

En de (+1), dat was krachttraining en planken, die training is geen losse meer, maar die doe ik in verkorte vorm vóór spinning, als ik dan toch in de sportschool ben. Ook niet meer opbouwend, maar gericht behoud van wat ik nu heb. Nouja, met planken wil ik nog één stapje zetten: ik ben gevorderd tot 4,5 minuut, mijn doel was 5. Maar goed, dat lukt nog wel natuurlijk. Sowieso ben ik dik tevreden over de progressie qua krachttraining, maar daarover een andere keer meer.

(Zie ook mijn eerste blogpost, over mijn wintertrainingsschema en trainingsdoelen)

Door |2015-03-06T16:14:46+01:006 maart 2015|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Het komt als je het niet verwacht

Zit ik al de hele middag in mijn hoofd met dat belegen nummer van de Tröckener Kecks: Danig in de war. Vanwege die ene regel erin: ‘Want het komt als je het niet verwacht’. Dat dacht ik toen ik tussen de middag uit het zwembad kwam.

Ik had van dat zwemmen namelijk niks verwacht. Het ging de laatste tijd sowieso wat moeizaam: enorm zoeken naar de techniek, en maar al te vaak vond ik hem niet. Ik had het idee eerder langzamer dan sneller te worden, en ik had daarover al contact met Roy, mijn leraar van Zwemanalyse. Bovendien ben ik verkouden, niet ernstig, alleen gister net erg genoeg om niet te trainen. Vandaag fit genoeg om wel te gaan, ik had er weer zin in, maar ik hoestte nog wel, en dat maakt zwemmen niet zo makkelijk.

En tot slot was ik op de fiets onderweg naar het zwembad bijna van mijn sokken gereden door een auto van wie ik ondanks haaientanden geen voorrang kreeg. Dat was echt op het nippertje, en toen ik me omkleedde, trilden mijn handen nog van de schrik.

Dus, dacht ik: therapeutisch zwemmen. Als het maar lekker is. Verwacht geen enkele prestatie.

En toen ging het dus geweldig. Voor het eerst sinds de laatste les van de Zwemanalyse-cursus, een dikke maand geleden, had ik het gevoel dat ik ‘m weer echt raakte – want daar gaat het om, dat ik met mijn onderarm en hand echt stuw, tégen het water, in plaats van die arm met mijn elleboog naar achter te trekken, dóór het water. Ik heb op vrijdag altijd een vaste baangenoot, en die zei dat hij me nog nooit zo hard had zien zwemmen. Terwijl ik bewust heel rustig zwom vanwege de rochel in mijn keel.

Vandaar: het komt als je het niet verwacht. En dat heb ik met sporten wel vaker: dat ik het beste presteer op momenten dat ik het het minste verwacht. Zo deed ik mijn beste triathlon op een zondag nadat ik de week ervoor verkouden was geweest en pas op vrijdag had besloten te gaan starten, zo van: we zien wel.

Als ik die ‘we zien wel’ en ‘als het maar lekker is’-houding nou eens zou kunnen meenemen naar momenten dat het er wél om gaat… da’s nog een hele mentale uitdaging!

Door |2015-02-27T17:17:14+01:0027 februari 2015|Zwem|0 Reacties

Herkenbaar en toch ook weer niet

chrissieTijdens het lezen van A life without limits van Chrissie Wellington had ik momenten dat haar verhaal frappant dichtbij kwam: dan herkende ik iets, meer dan bij het lezen van de andere triathlonboeken. En dan denk je: dat is omdat ze een vrouw is – nouja, misschien, maar één van de meest verrassende overeenkomsten tussen haar en mij heeft daar toch niet veel mee te maken: ook op Wellington maakten ooit Live Aid en Band Aid en de bijbehorende beelden van de hongersnood in Ethiopië een grote indruk, zo groot dat ze voor de rest van haar leven betrokken is bij ontwikkelingssamenwerking. Dat geldt ook voor mij: die acties openden mij de ogen voor de onrechtvaardigheid op de wereld, en ook al ben ik, net als Chrissie, inmiddels sadder and wiser over de rol van hulp, toch heeft het thema me nooit meer losgelaten. Opvallend vind ik wel dat Chrissie nog maar 8 was ten tijde van die acties (ik 19). Ze was er vroeg bij, zal ik maar zeggen.

Iets anders wat ik herken, is Wellingtons enorme drive om zichzelf te verbeteren, die, als hij uit de verkeerde hoek komt, desastreus uitpakt. Ik ken dat uit mijn burn-out; Wellington vertelt vanaf het begin van het boek over haar eetproblemen. Ze zegt ook eerlijk dat de maniakale manier waarop ze zich op haar sport gestort heeft, een verplaatsing van die naar verslaving neigende energie is. Onduidelijk is waar haar ‘nooit goed genoeg’-overtuiging vandaan komt en of ze hem inmiddels heeft weten om te buigen naar een positievere. De drive hoeft daarvan niet minder te worden, wel gezonder gericht (spreek ik uit eigen ervaring).

Maar er zijn ook dingen die ik totaal niet herken. In de eerste plaats is dat Wellingtons buitengewone talent. Ze gaat wat hardlopen, naast een zware baan, ze doet maar wat, loopt de marathon van Londen… en finisht in 3u08. ‘I simpy ran’, schrijft ze, en echt moe is ze er niet van geworden. Vervolgens rolt ze de triathlon-sport binnen, en binnen een paar jaar heeft ze talloze wereldkampioenschappen en -records op haar naam staan. In het boek wordt het bijna saai: wéér een overwinning, wéér een record, wéér een kampioenschap. Maar het is natuurlijk een uniek verhaal, dat ook maar weer eens laat zien hoe buitengewoon getalenteerd topsporters zijn. Gewone stervelingen zouden bezwijken onder wat zij succesvol aankan – ze werd pas laat prof zelfs, dus het begin van haar triathloncarrière vond plaats naast een ambitieuze baan!

En wat ik ook niet herken, is hoe neuzelig je wordt van topsport. Het gaat in één hoofdstuk wel heel uitgebreid over het drama van een stevige verkoudheid – ze pikt dan net voor het wereldkampioenschap een virus op, en kan niet meedoen. Tsja, ziek zijn, het overkomt iedereen wel eens. Maar voor een topsporter is zoiets een mega-ramp. Op dat soort momenten ben ik blij dat ik dat navelstaren niet herken. Maar zo’n sterk lichaam, zo veel talent, daar ben ik wel een beetje jaloers op, hoor!

Door |2015-02-24T12:53:20+01:0024 februari 2015|Boeken|0 Reacties
Ga naar de bovenkant