Sporten voor je hoofd
‘Dat was lang geleden!’
De titel van dit blog heb ik de laatste tijd opvallend vaak gedacht: ik doe allerlei dingen voor het eerst sinds lang weer eens. Deze week was het drie keer.
Gister was ik naar de sauna, en dat was een jaar geleden. Zo lang heeft er sinds ik naar de sauna ga (al meer dan 30 jaar) nog niet eerder tussen gezeten. Dat grote gat is wel makkelijk verklaarbaar uit twee omstandigheden: dat ik vorig jaar 3,5 maand weg ben geweest en dat afgelopen zomer zo extreem mooi was. In een ‘echte’ zomer heb ik geen behoefte aan sauna. Bovendien heb ik het vrij druk gehad met werk: ondanks die reis ben ik op weg naar een normale jaaromzet. De sauna mocht dus ook wel weer eens een keer – ik had het deze week zomaar ineens tussendoor even rustig.
‘Omstandigheden’ verklaren ook één kant van het dat-was-lang-geleden-gevoel van afgelopen woensdag, toen ik ‘om de oost’ naar Amsterdam fietste: de route over Ter Aar en Uithoorn en dan langs de Amstel de stad in.
Ik was al lang niet naar Amsterdam gefietst, en de laatste paar keren was ‘om de west’ geweest, via de Ringdijk van de Haarlemmermeerpolder. Dat had er gewoon mee te maken dat het niet zo vaak uitkwam om naar Amsterdam te fietsen en áls, dan moest ik in het westen van de stad zijn. Nu was mijn eindpunt het Centraal Station, dan is deze route het handigste. Fiets daar in de stalling, fietstas in een (peperdure) kluis, avondje met vriendin en theater, met de trein terug naar huis.
‘Dat is lang geleden’ sloeg woensdag ook op alle herinneringen die er langs die route liggen. Drie triathlonparcoursen: 010, Alphen (die heroïsche van laatst! Het is nu veel lekkerder weer) en Ter Aar (m’n PR’s op de 1/8e en kwart! Gaat-ie volgend jaar nog door? Zou er dan nog een snellere tijd in zitten? Kan wel….). Al die keren dat ik die route fietste in de jaren dat manlief en ik nog niet samenwoonden en dit de kortste route was tussen onze huizen. (toen die keer dat het keihard hagelde op het fietspad langs de Gouwe, en ik vond dat ik door moest fietsen want ik was in training voor de 150 km van de Amstel Gold Race – maar in Wadddinxveen heb ik Henk toen toch gebeld om me met de auto op te komen halen. Wanneer was dat precies? Het was de dag voor Henks marathon. Maar welk jaar? 2004 denk ik.)
Nog dichter bij Amsterdam kom ik op terrein dat vroeger ’thuis’ was. Waar ik veel sporen heb liggen en de omgeving dus de ene na de andere herinnering oproept, fragmentjes uit de afgelopen dertig jaar. Van dingen die mijn leven hebben bepaald (aan de overkant is de Ronde Hoep – daar ontdekte ik in de tijd van mijn burnout hoe veel beter ik me ging voelen van fietsen. Fietsen deed ik al graag, maar daar en toen kwam er nog wel wat bij) tot vrij triviale dingen (onder de brug van de A10, waar we als roeitraining in de winter een circuitje deden. Zo heette dat doen, nu zou het bootcamp heten).
En zo huppelt er van alles mijn hoofd binnen. Ik kijk mijn ogen uit op wat zo heel erg hetzelfde is (het landschap van het Groene Hart), en wat er is veranderd (die muur van KPMG-gebouw in Amstelveen, de hoge gebouwen van de Omval).
Ik rijd dan in een gebied dat voor mijn gevoel is gekrompen. Toen ik in mijn studententijd op Uilenstede woonde, vond ik fietsen naar Uithoorn best een eind, en nu denk ik bij Uithoorn ‘ik ben er bijna’. Of dat volgens mij de Grote Bocht* nu dichter bij uitspanning ’t Kalfje ligt dan vroeger. Mijn actieradius is veel groter geworden, zo realiseer ik me dan.
Die actieradius verklaart ook een andere categorie ‘dat is lang geleden’. Voor het eerst in meer dan een jaar ben ik weer flink wat kilometers aan het maken in mijn duurlopen. Dinsdag liep ik bijvoorbeeld 12 kilometer en dan kan het rondje met het schelpenzandpaadje langs de Zweth weer. Daar was ik lang niet geweest. Het is een leuk paadje, al was het dinsdag een en al plas en blub!
Ik zou nu trouwens dat GoogleMaps het over ‘bedrijventererein Schieveen’ heeft – nou, dat is alleen maar weiland, hoor. Nog steeds wel. Maar misschien als ik hier over dertig jaar ook nog eens langs memory lane kom lopen of fietsen…
*Wij van de nette burgerroeivereniging Poseidon noemden dat de Grote Bocht – bij de andere verenigingen heette die de Hoerenbocht.
Kentering?!
Ik had het hier al aangekondigd: ik was afgelopen dinsdag fietsen in Limburg, het jaarlijkse rondje met fietsmaatje Jo, zonder Jo. Ik bedoel: de planning was om met haar samen te gaan, maar ze belde ‘s ochtends af omdat ze door haar rug gegaan was. Ik heb toen wel even staan dubben, want alleen werd het wel een heel andere dag, had ik daar zin in? Ik was niet helemaal overtuigd maar ging wel op pad, met een extra boek voor de lange treinreis.
Het eerste uur fietste ik nog een klein beetje bedrukt rond. Er was niks mis met de tocht: Limburg was mooi als altijd en het was leuk om weer eens de heuvels op te fietsen. Maar, zo dacht ik, er hing een grauwsluier overheen – die er al wekenlang over alles hing. Ik was al een tijdje niet in m’n hum. Leuke dingen waren leuk, maar er ontbrak iets aan. Zo ook aan fietsen in Limburg. En dat ging dus om meer dan alleen Jo.
En toen, na een dik uur, trok de grauwsluier plotsklaps op, samen met de echte wolken. Het effect deed me denken aan 24 juni 2016, misschien wel mijn meest memorabele hoofd-opklaar-fietstocht, toen ik van huis was gegaan voor een lange pre-Ironman-training met Brexit-uitslag-bedrukking en andere wolken om mijn hoofd – en totaal opgeklaard thuiskwam. Ook toen veranderde het weer mee.
Net als toen was er nu eigenlijk geen aanleiding. Ik heb op dat moment in Limburg niet iets specifieks gedacht of opgelost. De opklaring kwam vanzelf. Wat fietsen al niet vermag…
Daarna heb ik in Limburg met volle teugen genoten. Niks mis met fietsen in m’n eentje. Ik maakte op het drielandenpunt een selfie, een drielandenselfie dus.
En toen viel de Eyserbosweg mee daarna ging de Keutenberg ook prima – beter dan vorig jaar, allebei. Dat zijn altijd de twee Angstgegners, zal ik maar zeggen, en altijd opnieuw denk ik: ojee, als ik ‘m nog maar opkom, die Keutenberg. Angst die een climax bereikt als ik aan de voet de hoek met dat bosje omkom en dan ineens tegen die muur opkijk (stijgingspercentage >20%). Ik weet het, ik ken hem – en toch schrik ik ervan. Maar ik ben ‘m wel eens moeizamer opgeharkt, die muur. Ben ik dan toch redelijk in vorm?
En dan gaat ineens verder meer de goede kant op vallen. Die website voor trainingsbegeleiding is af, ik lanceer ‘m binnenkort, als de kinderziektes eruit zijn. Woensdag werden er achter elkaar een aantal nieuwe spulletjes bezorgd, waaronder een vervanger voor de magnetron, een kekke nieuwe e-reader en een geweldige nieuw espresso-apparaat dat veel lekkerder koffie maakt dan de oude, kapotte.
Bovendien kreeg ik van de importeur van Suunto met wie we contact hadden gehad over de gestolen horloges en de daarop volgende vermogens-meet-sores een heel erg aardig aanbod: er hing nog ergens een witte Suunto Ambit 2S rond, gebruikt maar in prima staat, en die kon ik van hem krijgen. Gratis.
Echt? Een witte Suunto Ambit 2S? Dat is hetzelfde als mijn oude horloge! Hoera! Hij is al onderweg, ik kan niet wachten!
De Coros gaat dan waarschijnlijk retour, maar daar kom ik nog op terug.
En om het helemaal af te maken heb ik vandaag bij de triathlon van Binnenmaas gefietst als nooit tevoren. Ik had in een triathlon nog nooit harder gereden dan 32,9 km/u gemiddeld, en ik wilde heel graag een keer de grens van 33 oversteken. Maar ik had geen idee van mijn vorm, al gaf Limburg wel hoop. Welnu, het werd over 40,2 km maar liefst (foto van de Coros):
En voor de Strava-kenners: dat leverde nog een QOM op ook, ik heb er gauw een screenshot van gemaakt:
(Manlief noemt ’t Queen of the Molshoop, want er zijn daar helemaal geen mountains!)
En nou op naar de 34?!
Ik ben wel benieuwd of dit record komt doordat ik anders ben gaan trainen (ik heb spinning ingewisseld voor twee intensieve wegtrainingen en deed deze zomer minder lange duurtrainingen dan voor mij gebruikelijk is), door meer zuurstof in mijn bloed dankzij het ijzer, of door nog iets anders. De weersomstandigheden waren perfect, maar het parcours was dat zeker niet: ik ben onder andere een keer vol in de remmen gemoeten voor een auto (er waren meerdere valpartijen ook) en ik miste een afslag waardoor ik moest keren.
Na een paar weken toch vooral veel tobben en twijfelen ben ik blij met deze bevestiging. Alles doet net nog!
Zwemmen ging, op me verslikken in een golf na, okee, en nouja, het enige overblijvende minpuntje is dat mijn achillespees na 3,5 kilometer gevoelig werd, dus het werd een DNF, dat viel een beetje tegen. Ik wist dat de kans erop groot was, maar ik had gehoopt zo’n 7 km te kunnen hardlopen en dan had ik ‘m uitgewandeld, maar dat zat er dus niet in. Altijd lastig als herstel van een blessure geen rechte lijn omhoog is…
Dus het is allemaal nog niet helemaal jofel, met die achillespees, donderdag een crematie, en de afhandeling van de inbraak sleept zich ook voort, maar ik voel me in vergelijking met vorige week een ander mens, en dat is erg fijn!
PS Ja, ik zit op Strava, sinds het nieuwe horloge. Maar ik weet nog niet of dat blijvend is, want als ik een Suunto terugkrijg, ga ik in elk geval ook weer naar Movescount, wat ik mis. En een dubbele boekhouding, mwah, ik twijfel nog – want Strava is wel leuk.
Uitgesudderd: een Ironman zegt niks
Kort nadat manlief van de zomer Ironman geworden was, schreef ik dat ik daar nog meer over wilde schrijven maar dat nog even moest sudderen. Het is nu wel gaar, zal ik maar zeggen, dus hier komt het uitgesudderde resultaat.
Kort na Henks finish realiseerde ik me dat we nu weliswaar allebei Ironman zijn, maar dat niet betekent dat we ‘hetzelfde’ hebben meegemaakt. Dat is wat Maarten Ducrot altijd zo mooi weet te omschrijven over het wielerpeloton na een Tour-etappe: 180 renners, 180 verhalen over die etappe.
Meer in het bijzonder zat het verschil erin dat een Ironman volbrengen voor mij veel meer op het randje van mijn kunnen is dan voor Henk. Voor hem is het op die dag nooit spannend geweest of hij het zou gaan halen binnen de limiet, en ook is hij er nooit bezorgd over geweest of hij wel zou kunnen starten – waar ik een half jaar voor de mijne twee maanden lang niet kon lopen en af en toe de vertwijfeling nabij was.
Ik zoek de grenzen van mijn kunnen op, met alle risico’s van dien voor dit lijf, dat kwetsbaarder, blessuregevoeliger is dan dat van Henk. Na zijn finish dacht ik ook even: ja, jeetje, als het zo makkelijk is… Ineens kon ik me voorstellen, beter dan voorheen, dat sterke sporters op zoek gaan naar grotere uitdagingen: sneller tijden, extremere parcoursen of omstandigheden, of nóg langer. Omdat een Ironman doen ze niet in de buurt van hun grenzen brengt, terwijl dat wel lonend is. Zoals ze van @ironmantri zelf eens twitterden:
If it doesn’t challenge you, it doesn’t change you.
Tegen je grenzen aanschurken maakt zo’n sportbelevenis bijzonder. Het hele proces heeft voor mij juist daarom zo veel betekend. Omdat ik er een groot risico mee nam, en ik ervan geleerd heb om dat risico goed te hanteren. De trouwe volgers van dit weblog hebben daar veel over kunnen lezen, en zie anders deze voorbeeldpost.
De keerzijde is dat ik – sowieso al een grotere stresskip dan Henk – veel zenuwachtiger was voor de Ironman dan hij. En misschien is het wel daarom dat ik die dag niet boven mezelf uit kon stijgen, wat Henk wel deed. Ik was daar wel een beetje jaloers op: Henk had in de verste verte nog nooit zo snel gezwommen als in Kopenhagen en de rest ging ook hartstikke goed, beter dan verwacht. Ik kan dat van Vichy niet bepaald zeggen. Daarvoor was het mogelijk te groot, te beladen.
Ik heb het daar wel moeilijk mee gehad, zeker in dit voor mij ook wat kwakkelige seizoen: waarom zit het voor mij nou nooit, nouja, bijna nooit, echt eens allemaal mee? Blader door dit weblog en dan zie je dat ik nogal eens wat teleurstelling te verpruimen heb. Neem dit seizoen: één echte topprestatie, een paar aardige (voorbeeld), tegenover meerdere sterk tegenvallende prestaties (voorbeeld 1, voorbeeld 2, voorbeeld 3) en teleurstellingen (voorbeeld). Het komt bij mij niet makkelijk ik denk wel eens: ik krijg niet altijd loon naar werken. Nouja, het hangt ervanaf met wie ik mezelf vergelijk natuurlijk, er zijn zat sporters die het ongelofelijk vinden wat ik wel presteer. Jezelf met anderen vergelijken is altijd link.
Het gebrekkige loon naar werken heeft niet alleen, maar wel óók te maken met het opzoeken van die grenzen. Als ik altijd alleen maar triathlons zou doen zoals die van laatst op de Bosbaan (korte afstand, weinig competitie), zou ik mogelijk een zonniger zelfbeeld hebben, voor wat betreft mijn prestaties. Maar dat bevredigt niet genoeg: ik daag mezelf dan onvoldoende uit, leer er niet genoeg van.
Mijn zelfbeeld wordt niet bepaald door absolute prestaties als een PR neerzetten, mijn leeftijdscategorie winnen en de snelste fietstijd van alle vrouwen realiseren. Dat is leuk, maar het zegt eigenlijk heel weinig. Van alles gaat het daar wel het minste om.
En zo ging het me uiteindelijk dagen: een Ironman volbrengen, het is maar een prestatie. En dat zegt helemaal niks.
Evaluatie wedstrijdseizoen
Lang leve de korte afstanden!
Wat mij betreft is de kern van een evaluatie altijd de vooruitblik, dus hier komt-ie meteen: ik ga me volgend jaar in het triathlonseizoen concentreren op de korte afstanden, 1/8e en sprint, en stel dus de langere wedstrijden minstens een seizoen uit.
Twee redenen hiervoor:
- Ik heb dit seizoen de meeste lol gehad bij die kortste afstanden. Mijn beste prestaties heb ik geleverd op de 1/8e (PR in Ter Aar, op hetzelfde niveau gepresteerd in Wilhelminadorp), de sprint (PR en overwinning in mijn leeftijdscategorie bij de Bosbaantriathlon en mijn beste jaarprestatie was de sprint-run-bike-run van Triathlon 010, die dag voelde het geweldig) en op een kwart (persoonlijk parcours record, vergelijkbaar met mijn PR, bij Binnenmaas, en dat leverde een heuse podiumplek op).
Deels was het een beetje pech dat twee langere afstanden, Oud-Gastel en Bocholt, alsmede twee andere kwarten (Krimpen en Alphen) samenvielen met vorm-dips. Nouja, met een vrij pittige vormcrisis in het voorseizoen en met een dipje eind september.
Maar deels zijn die korte afstanden ook gewoon goed te behappen en is het lekker om zonder voorbehoud te kunnen knallen. Bovendien zijn het de leukste, gezelligste evenementen. Ik heb ook dit seizoen weer ondervonden: het leukst zijn de kneuterige triathlons met een gemêleerd deelnemersveld. En tot slot: er zit nog rek op die PR’s. In Ter Aar heb ik helemaal niet goed gelopen door inspanningsastma en de Bosbaan was geen heel snel parcours en koud zwemmen. Wie weet, ook op mijn 52e nog op naar nieuwe PR’s?
Dus puur en alleen voor het sportplezier vind ik de korte afstanden het leukste. Er is meer, ik wil meer, maar daarover strakjes. - Ik heb nog een keer een goede trainingswinter nodig om mijn hardlopen vooruit te helpen en dan weer langere afstanden aan te durven. Ik kan geneigd zijn dit seizoen te zien als een verloren seizoen voor het hardlopen. Ik had in het voorjaar al de mislukte marathon en het gebrek aan progressie te ‘verknagen’, en in die vormcrisis in het voorjaar zakte mijn hardlopen, voor mij de moeilijkste van de drie sporten, het verste weg. Ik heb het weer genoeg uit die dip weten te trekken om de triathlons te volbrengen, maar echt goed heb ik geen één keer gelopen, hooguit in een training. En nog wel vaker was er iets waardoor ik een looptraining moest overslaan: pijntje hier of daar, moe.
Toch ervaar ik het niet helemaal als mislukt, want ik heb wel stappen gezet op het gebied van techniek en een andere trainingsaanpak. Dat draait echter eigenlijk pas sinds eind juni weer een beetje, en dat was volop in het triathlonseizoen. Met de andere twee sporten ernaast lukte het in die korte periode niet om progressie te boeken. Dat kan alleen in de winter, als ik fietsen op een laag pitje zet en drie keer per week kan trainen en regelmatig een wedstrijd kan doen – alleen lopen dan dus, als wedstrijd, en niet lopen als sluitpost van een triathlon, dan bouw ik onvoldoende tempo-hardheid op. Maar komende winter komt dat er niet van, omdat we dan op reis gaan. Ik ga straks 3,5 maand helemaal niet lopen, daarna begin ik weer bij nul. 5 kilometer is dan voor volgend seizoen ambitieus genoeg. Een stap vooruit hoop ik dan in de winter van 2018/2019 te zetten.
Tevredener ben ik trouwens over de andere twee sporten:
- Ik heb dit jaar harder gefietst dan ooit tevoren in triathlons, daarbij geholpen door mijn al niet eens meer zo heel nieuwe fiets waarmee ik nooit eerder echt goed in vorm korte afstanden had gedaan. Ik ben trots op een paar fietsresultaten, zoals de 2e fietstijd van de 40+-dames bij Triathlon010, de snelste fietstijd van alle vrouwen bij de Bosbaantriathlon op vrijdag, en de 33,1 km/u gemiddeld die ik bij Binnenmaas reed. Af en toe voelde het ook superlekker!
- Ik heb ook beter gezwommen dan ooit te voren, volgende op het derde PR van dit kalenderjaar: dat op de kilometer zwemmen in januari. Ik ben al sneller geweest dan toen zelfs, het is er alleen niet van gekomen om dat ook goed te klokken. Ook met zwemmen stop ik straks 3,5 maand, maar ik kijk er nu al naar uit dat weer op te pikken volgend jaar.
Ondanks een aantal best goeie prestaties heb ik me in een wedstrijd maar één keer echt helemaal top gevoeld en er alles uitgehaald waar ik voor trainde (Triathlon 010). Deze foto is dus van het beste sportmoment van het jaar:
Een paar keer zat ik ertegenaan, zoals in Wilhelminadorp en Binnenmaas, en ook op sommige trainingen heb ik me supergoed gevoeld en enorm genoten. Nouja, misschien is één zo’n piekmoment per seizoen ook al heel wat? De vorige twee seizoenen had ik dat helemaal niet gehad zelfs.
Het was ook af en toe een moeilijk seizoen. Krimpen, Bocholt en Oud-Gastel waren eerder diepte- dan hoogtepunten, al ben ik achteraf best trots dat ik die laatste twee toch nog heb volbracht – het is dit seizoen bij één DNF gebleven gelukkig, en dat was wijs toen. Ook aan het eind ging het weer niet helemaal lekker, al ben ik uit die dip nu alweer uit de weg omhoog (geloof ik). Allebei de keren was de oorzaak duidelijk: de hormonale kermis die overgang heet. Ik had daar ook andere symptomen van, en het meest kenmerkende op sportgebied was dat ik in die vlagen het gaspedaal niet kon vinden.
Maar er is meer…
Dan de rest. Ik sport niet alleen voor de uitslagen en voor de prestatie. Ik sport ook niet alleen voor dat pure sportplezier van de korte afstanden. Ik zoek ook de uitdaging op van de langere, en ik verleg graag mijn grenzen. Het was op dat punt geen groots seizoen, maar aan het eind toch zeer bevredigend omdat ik dit jaar in kouder water heb gezwommen dan ooit tevoren. Dat is het soort grenzen-verleggen waar het me om gaat.
Wat me ook drijft, is nieuwe dingen doen. Dit jaar waren er een boel nieuwe dingen: nooit eerder deed ik zo veel wedstrijden (12), daarbij zat mijn eerste door-de-weekse triathlon en er volgden er nog twee, een nieuwe afstand in een nieuw land en ook nog eens de rommeligste triathlon ooit, mijn eerste start als onderdeel van een duo dus een triathlon met een pauze erin, mijn eerste korte run-bike-run en later mijn eerste officiële run-bike-run (dus niet als gemankeerde triathlon), andere nieuwe en voor herhaling vatbare parcoursen (Wilhelminadorp, Terneuzen, Alphen, Bosbaan). Voeg daarbij mijn nieuwe rol als trainer en als supporter van ‘Ironhenk’ en als helft van een Ironcouple:
Er was een boel nieuws en goeds en grensverleggends dus en daarvan heb ik genoten en geleerd. Ook van de minder prettige kanten. Ik heb vooral door Oud Gastel ook weer stappen gezet in het leren omgaan met en het accepteren van het nu soms zo grillige lijf. Als het nu niet lekker gaat heb ik meer vertrouwen dat dat maar tijdelijk is. Bovendien zat er tussen die twee slechte vlagen een veel stabielere periode waarin ik me juist fitter en sterker dan in heel lang. Ik hoop dat dat een vooruitblik is geweest op hoe het er na de menopauze uit kan komen te zien. Ga ik dan betere jaren tegemoet?
Voor de langere termijn kriebelt er wel nog wat. Ik wil sowieso graag in 2019 in Almere starten (zeg ik nu). Dat kan dan weer, omdat dan manliefs ’project’ om van ’14-’18 de In Flanders Fields marathon te lopen afgerond is, en die is altijd in hetzelfde weekend. Maar in 2019 heb ik mijn handen weer vrij. Ik weet nog niet wat ik daar dan wil gaan doen: de halve triathlon (ik wil sowieso graag eens een halve doen in goeden doen, dat is er tot nu toe nog niet van gekomen), de hele in mijn eentje, of de hele als onderdeel van een trio of duo. Daar heb ik nog royaal de tijd voor om over na te denken.
En ja, dus toch weer gedachten over een hele? Ja, soms, een beetje. Nog steeds omdat ik denk dat het beter kan dan in Vichy en omdat het voor het zwemmen en fietsen wel te overzien is. En ook wel omdat ik afgelopen zomer heb ervaren hoe veel beter het kan zijn als de overgangshormonen zich een tijdje koest houden. En omdat ik dat grote doel toch ook wel een beetje gemist heb – hoe leuk het ook was om zo veel kleine doeletjes te hebben.
* * *
Dit seizoen laat zich niet vergelijken met het vorige, met zo’n duidelijke piek als de Ironman. Het was goed, ik kan ermee vooruit, maar het smaakt ook ergens wel nog naar meer. Niet meteen – ik ben moe, nu, ik merkte vorige week na de run-bike-run dat ik traag herstelde. Van de winter ga ik lekker op reis. Maar daarna… de toekomst kriebelt al!
Zeeuws drieluik #2: triathlon voor de lol
De triathlon in Wilhelminadorp wordt georganiseerd door het CIOS in Goes, en voordat de ‘buitenstaanders’ startten, hadden de leerlingen van die opleiding hun triathlon afgelegd. Dat was voor sommigen een verplicht nummer, want toen ik samen met wat andere ‘buitenstaanders’ met mijn fiets aan kwam lopen bij het parc fermé, hoorde ik een leerling tegen een paar anderen zeggen, wijzend in onze richting:
Die mensen, die doen dit voor hun lol, hè? Dat kun je je toch niet voorstellen?
Nou, de toon was gezet!
Het was mijn eerste doordeweekse triathlon, en dat was gek. Donderdag al: m’n vaste rustdag de dag voor een wedstrijd voelde onwennig, dat ik ’s avonds om me heen zat te kijken zo van: Ga ik niet trainen? Onee, morgen wedstrijd! De start was ook pas om 3 uur, dus vrijdagochtend heb ik nog gewoon wat werk gedaan en ik heb zelfs nog de badkamer staan dweilen, wat me tot dit stilleven inspireerde van wetsuit, triathlonspulletjestas én dweilemmer:
Desalniettemin vroeg op pad gegaan naar Zeeland, en dat was maar goed ook, want ik moest over Dordrecht rijden om de opstoppingen van verkeer naar Concert at Sea te vermijden. ‘Moeten al die mensen niet werken op vrijdag?’ dacht ik nog, maar dat gold voor mijzelf ook natuurlijk (overigens: ook de terugweg liep over Dordrecht, want toen stond er weer van alles vast vanwege een stremming bij de Haringvlietbrug).
Ruim op tijd daar, en wat een schattig triathlonnetje, zeg. Een klein parcje fermé vlakbij de parkeerplaats waar mijn auto stond (logistiek heel handig), heel weinig deelnemers (80, hoorde ik zeggen, zou kunnen, er is nog geen uitslag), heel kneuterig, geen enkele pretentie, hartstikke gezellig onderling (praatje pot in het parc fermé en zelfs onderweg, vind ik altijd erg leuk, zeker zoiets als met de dame naast me zadel-ervaringen uitwisselen), veel lokale deelnemers (aan de accenten te horen – ze zeggen daar allemaal hoed voor goed). En ontzettend on-commercieel, met zelfs geen enkele sponsor-aanduiding op het startnummer, kom daar nog eens om:
Voeg daarbij ideale omstandigheden: afgerond was het voor Zeeuwse begrippen windstil (je voelde wel net verschil tussen mee en tegen, maar nog minder wind dan dit heb je in Zeeland amper), het bleef droog, het was aangenaam maar niet te warm, en het water was voor mij warm genoeg om zonder wetsuit in te gaan, ook al mocht het ook met. En daarbij voelde ik me ook helemaal fit, en dat, misschien wel voor het eerst sinds eind april, zelfs al een paar dagen achter elkaar.
Wat ik ook nog niet eerder had meegemaakt, was dat het zwemmen in een rechte lijn was, en dat we dus met z’n allen eerst dik 500 meter moesten lopen naar de start, in een optocht van triatleten en supporters. Daar het kanaal in, in hetzelfde zoute Oosterscheldewater als woensdag, alleen nu dus in een andere vorm (en warmer).
Ik lag nog wat te dobberen, had net iemand horen zeggen dat het nog 3 minuten was tot de start en toen startten ze ineens al, oeps. Ik moest mezelf door twee klonten schoolslagzwemmers heen knokken en toen ik eenmaal uit het water was, bleek ik bij de plotselinge start niet hard genoeg op het knoppie van mijn horloge gedrukt te hebben, dus ik heb niets precies geregistreerd (urgh, ik heb een slecht knoppie-druk-seizoen). Verder lekker gezwommen, ik denk in ongeveer tien minuten, da’s prima.
Je moest jezelf aan een touw uit het kanaal hijsen, over een tapijtje heen. Dat ging op zich okee, ware het niet dat de persoon na mij het touw uit het lood trok, en daardoor kukelde ik om. Ik werd omhoog geholpen door Dennis die ik ken van het Triathlonforum, die erbij was als vrijwilliger. Zonder erg, maar het kostte wel even tijd. En T1 was al traag, want we moesten een behoorlijk eind lopen naar de fiets en ook met de fiets nog een stuk.
Maar toen kon ik eindelijk gaan fietsen en dat ging hartstikke lekker. Voor mijn gevoel althans, want ik had m’n horloge maar helemaal uit gezet. Ook wel eens prima: geen idee van gemiddelde snelheid en hartslag, puur op wat de benen willen. De eerste ronde was voorbij eer ik er erg in had. Ik was weer eens lekker pacman aan het spelen: inhalen, inhalen, inhalen. Ik denk een stuk of 15 anderen? Zelfs een op het oog sterke kerel op een triathlonfiets! En op het laatst – hoera – nog net de kerel die ik al het hele tweede rondje in het vizier had.
Zo vloog het fietsen voorbij. Na de langere afstanden van de laatste weken ervoer ik 22 km als ultrakort. Uit wat ik opving van de klokken die ik wel zag of tijden die ik hoorde omroepen, heb ik die 22 kilometers binnen 40 minuten gereden, gemiddeld nog net iets sneller dan in Ter Aar en mijn snelste ‘bike split’ ooit (ergens in de buurt van de 33 km/u gemiddeld).
Wisselen en toen lopen, en dat ging wel okee naar mijn huidige vorm – samen binnen de 30 minuten, nou, vooruit dan maar, en verder geen noemenswaardige problemen, behalve dan dat er zich een zandkorreltje in mijn hiel boorde, maar daar kon ik goed mee doorlopen.
Een beetje haast had ik wel, want toen ik begon met lopen had ik mijn supporter zien staan: mijn broer was uit Vlissingen gekomen om te kijken en daarna zouden we uit eten. Daarna maakte ik deze foto:
Met broer, Dennis en Kitty, NTB-official en bekende van de Vrouwentriathlon, had ik lekker veel persoonlijke aanmoedigers!
Zo finishte ik in 1u23-nogwat (uitslagen staan nog niet op de site). Daarmee ben ik dik tevreden. Dat is een prestatie die zich verhoudt tot mijn recente PR: de omstandigheden waren beter (vooral: minder wind), maar het was nu twee kilometer langer fietsen en T1 kostte veel meer tijd. Het is wel een soort bevestiging van dat het dit seizoen óf goed gaat, óf prut, met niks ertussenin!
Nog veel tevredener dan over de tijd was ik over hoe het voelde en dat het gewoon weer hartstikke leuk was. Dat gevoel was ik een paar weken kwijt geweest, en dat had ik dus echt even nodig. Want ja, ik doe dit dus écht voor de lol!
Waar een triathlon al niet goed voor is
Bij de 1/3e triathlon van Oud Gastel afgelopen zaterdag had ik bij het fietsen en het lopen een stijgende lijn te pakken ten opzichte van de vorige keer. Bij het fietsen had ik ondanks regen en knetterharde en toenemende wind een hoger gemiddelde dan in Bocholt…
… en lopen ging zonder wandelen en voelde dynamischer dan toen – ook wel geholpen door de koelte, natuurlijk.
Het lukte met m’n eindtijd van 04u13’22 om niet laatste te worden (uitslag), wat in dat veld nog best een beetje spannend is – knetterhoog niveau – maar ik haal dan gelukkig op de fiets wel een boel deelnemers van de kortere afstanden in.
En nog een klein leuk dingetje: ik had persoonlijke jury-aanmoediging, langs de kant en zelfs vanaf de motor. Hans Geerts was NTB-jury en hij en ik waren ooit, heel lang geleden, huisgenoten, in onze studietijd op Uilenstede. Hans deed toen ook al aan triathlon; ik vond dat toen nog echt een volstrekt idiote bezigheid, herinner ik me. Een paar jaar geleden was ik hem, ook in Oud Gastel, voor het eerst weer tegengekomen, erg leuk. Het moet voor hem toen eigenlijk gekker zijn geweest dan voor mij, denk ik zo. Maar goed, we hebben na afloop nog even staan praten en we gaan elkaar vast vaker tegenkomen.
Oja, en de jury was verder ook erg aardig: het jurylid op deze foto had me in de eerste wisselzone net geholpen bij het aantrekken van een fietsshirt over m’n natte pakje (want brr, het was fris):
Maar ter zake. Ik had deze triathlon eerder gedaan, 3 jaar geleden, en toen gezwommen in 26 minuut-nogwat. Dat was voor mij toen razendsnel, maar de afstand was waarschijnlijk iets korter dan 1300 meter (ik had toen nog geen GPS-horloge). Ik ben sindsdien sneller gaan zwemmen, dus ik dacht dat 25-minuut-nogwat echt wel haalbaar zou zijn, mits ze de afstand gelijk hadden gehouden.
Het zwemmen mocht niet in wetsuit, dat scheelt misschien iets, maar bij mij niet heel veel. Het voelde hartstikke lekker. Weinig last van de drukte, lekker water, mijn slag voelde goed, ik haalde zwemmers in.
Mijn eerste verrassing was dat ik bij de keerboei naast manlief bleek te zwemmen – normaal ben ik toch echt wel sneller, afgelopen woensdag nog, toen we samen in de Schie zwommen. ‘Ben ik nou zo langzaam of jij nou zo snel?’ vroeg ik hem nog gauw.
De terugweg voelde echter nog lekkerder, en ik dacht hem ook wel echt losgezwommen te hebben. Maar bij het klauteren uit de Roosendaalse Vliet was hij de persoon vóór mij.
En toen zag ik de klok.
35 minuut-nogwat.
35 minuten? Over 1300 meter? 10 minuten langzamer dan mijn inschatting? Ja, de klok klopte, mijn horloge liet hetzelfde getal zien.
Vijfendertig minuten??? Man-o-man, wat was dat een dreun. Beslist de grootste discrepantie tussen inschatting, gevoel en resultaat ooit. Mijn langzaamste zwemgedeelte ooit in een triathlon. Totaal onverklaarbaar. Nouja, inmiddels heb ik van Henk en clubgenoot Marcel (die met ons meereed, was gezellig) begrepen dat ze 5 minuten langzamer waren dan bij eerdere edities, en het was ook echt langer, zeker 1400 meter – maar dan nog houd ik zo’n 5 onverklaarbare minuten over. En dat is nog steeds veel op zo’n tijd. Ter vergelijking: in Ter Aar was ik 10 seconde langzamer dan ik had voorspeld.
De dreun nam ik als het ware mee de fiets op – ik heb niet de bewonderenswaardige vaardigheid van veel topsporters om een teleurstelling meteen naast me neer te leggen en te focussen op het vervolg. Fietsend in de grauwe, kille motregen tegen windkracht 4, 5, misschien aan het eind wel 6 in, vroeg ik me ernstig af waarom het nog doe, triathlons. En of ik het nog wel leuk vind. Dat is wel een beetje te zien, geloof ik:
Dat soort vragen stellen is ze beantwoorden natuurlijk. Ik train niet om zo weinig loon naar werken te krijgen. Ja, het trainen is ook leuk, maar het wordt als het ware gekleurd door het werken naar doelen toe. Op dat punt heb ik vorig jaar een topjaar gehad, en is het dal nu wel heel diep, in dit season after.
Waarom fietste ik verder? Er ging van alles door mijn hoofd. Hoop dat het beter zou gaan – en het ging ook beter, nouja, beter dan in Bocholt, nog niet echt op niveau, maar ik had in elk geval weer enige macht in mijn benen. Het besef dat ik op dit moment extreem wisselvallig presteer, en dat het vast ook wel weer eens de goede kant op zal vallen, maar daar moet ik wel voor door blijven gaan, anders ontneem ik mezelf de kans op succes helemaal. Een tijd is maar een tijd, als ik stop omdat die tegenvalt laat ik me ringeloren door meetbare prestaties, en dat is lang niet het enige wat telt. Zie het als nuttige training (‘ik ben er nou toch’). Enne: ik laat me niet zomaar kennen.
Maar vrolijk werd ik er niet van. Het zijn sowieso – nog steeds – vrij taaie tijden voor mij, voor ons, ook op ander vlak. Ook dat weegt mee.
Zondag kikkerde ik weer een beetje op. Ik was als vrijwilliger bij de Vrouwentriathlon (ik heb o.a. naderhand het persbericht geschreven). Dat was sowieso leuk en gezellig, en bemoedigend om al die vrouwen op hun eigen (sterk uiteenlopende) niveau te zien sporten, plezier maken en hun grenzen verleggen.
Maar ook maakte ik een praatje met collega-vrijwilliger Wilma, die – met een topsportachtergrond – inmiddels overgangsconsulente is. Hèhè, eindelijk eens iemand die iets zinnigs te melden heeft over sporten in de overgang! (Zie mijn eerdere, tevergeefse zoektocht naar informatie). Mijn verhaal over extreem wisselvallig presteren en af en toe het gaspedaal totaal niet kunnen vinden herkende ze en ze kon het uitleggen aan de hand van de wisselwerking van die wiebelige vrouwelijke hormonen en stresshormoon cortisol.
Cortisol is hetzelfde hormoon dat waarschijnlijk verantwoordelijk is geweest voor al mijn slechte slapen in een eerdere fase van de overgang. Kennelijk komt dat bij mij heel nauw, ook al heb ik bepaald niet het gevoel dat ik van stress aan elkaar hang. Maar, zo begreep ik ook al eerder: het hormonale gewiebel is al een bron van stress op zich voor je lichaam. Wilma noemde dat interne stress, waardoor je minder ‘aanspoorbaar’ bent door externe stressoren zoals een wedstrijd. Dus waar ik denk met een wedstrijd bezig te zijn, denkt mijn lijf pompiedom – zoiets.
Wiebelen, dat hebben de hormonen de afgelopen weken gedaan als nooit eerder (zie hier). Het heel grillige (en vaak onder-)presteren is eigenlijk sinds februari (zie mijn eerdere marathontwijfels) en het lijkt alleen maar zotter te worden. Ik verlang enorm naar meer voorspelbaarheid en stabiliteit, naar het einde van de menstruaties (maar vergeet dat voorlopig maar weer – gewoon weer na 4 weken, en op het ogenblik het heftigst ooit).
Er zijn nog twee overeenkomsten tussen dat slapen en de wisselvallige sport, en dat zijn duidelijk mijn levensthema’s op dit moment.
In de eerste plaats zijn het lessen in de dingen nemen zoals ze komen. Ik kon niet op wilskracht in slaap komen, ik kan ook niet op wilskracht beter presteren (dat is juist het hele punt). Ik heb het niet in de hand. Ik doe wat ik kan doen, en dan komt het of niet. Ik heb niet anders dan dat te accepteren, ook al is dat soms moeilijk.
In de tweede plaats confronteert het me met de angst dat het nooit meer goed komt, dat het vanaf nu alleen maar een rechte lijn naar beneden is. Dat ik nooit meer de sportvrouw kan zijn die ik was. Dat ik nooit meer boven mezelf uit kan stijgen. Dat ik nooit meer de kick van wél goed presteren zal ervaren. Dat de verslechtering in dit tempo doorzet. Dat ik dus binnenkort dit soort dingen niet meer kan doen. Dat ik niet meer kan genieten van het sporten. Dat ik instort. Dat het einde van mijn sportieve bestaan rap nadert.
Ik weet dat dat niet waar is allemaal. Die angst voor de rechte lijn naar beneden, richting het zwarte gat, die draag ik al mijn hele leven met me mee, maar die is niet rationeel. Mijn PR op de 1/8e is nog maar zes weken geleden (ik word daar achteraf hoe langer hoe blijer mee). Net als met het slapen gaat het met het sporten ooit weer goedkomen. Deze levensfase, en zelfs dus de 1/3e triathlon van Oud Gastel, biedt me de kans weer een stukje van die angst af te verwerken en te oefenen in vertrouwen en hoop.
En ook daarom sport ik.
En nu echt vergeten verder, dat beeld van die klok. Vervangen door mooiere beelden, zoals de bovenste foto. Er zijn in Oud Gastel sowieso een boel leuke foto’s gemaakt, dus hier zijn er nog een paar. Mijn gang door T2 is helemaal te volgen: binnenkomst, sok aan, schoen aan, knoppie-druk en gaan!
Hier is een mooie ‘zweeffoto’ van manlief:
En tot slot: deze vond ik gewoon grappig en kleurrijk, schoentjes wachtend op hun loper in T2 (het zijn twee gescheiden wisselzones):
(Dank aan Ilona van Nijnatten, Koen Mol, Petra Huijsmans en Paul van Dongen voor de foto’s en @tveerke voor het doorgeven ervan.)
Even een hiaat opvullen
Ik ontdek net een hiaat in mijn blog – heb ik het echt al die tijd lang niet gehad over Marc Van den Bossche? Jeetje. Nou, daar moet ik echt even wat aan doen. De post hieronder is de eigenlijke voorlopig laatste post van dit blog, zie daar voor als je wilt weten hoe het verder in elkaar zit.
Ik was net even aan het googlen omdat ik benieuwd was waar Marc Van den Bossche recentelijk mee bezig is, en toen kwam ik een artikel tegen dat mij meteen kippenvel bezorgde, over zijn rouw na de dood van zijn geliefde. Hij beschrijft daar hoe het doorslaggevende inzicht in zijn rouwproces kwam tijdens het zwemmen:
Dat het inzicht kwam toen ik al anderhalf uur aan het zwemmen was, was niet toevallig. Duursporten doet iets met je denken, je krijgt ideeën en inzichten.
Dat is niet voor het eerst dat hij dat schrijft: in zijn boeken Wielrennen en Sport als levenskunst staat de relatie tussen denken en sport centraal. Van den Bossche – wel ‘de fietsende filosoof’ genoemd, maar hij loopt ook hard en zwemt dus ook – beschrijft bijvoorbeeld hoe hij zelf zijn wetenschappelijke bijdragen uitdenkt op de fiets, maar zeker Sport als levenskunst gaat verder als pleidooi voor sport als noodzakelijke vorm van zorg voor lichaam en geest; duursport draagt bij aan een zinvol leven.
Als je tenminste maar niet te prestatiegericht bent. In dat artikel van hierboven zegt hij bijvoorbeeld
Niet de tijd die je doet over een marathon is belangrijk, maar hoe je ernaar toeleeft: het trainen, het rusten, het eten, het respecteren van je lichaam.
Daarin echoot voor mij mijn belangrijkste Ironman-conclusie: dat het proces de moeite waard was, lonender dan die ene dag in augustus, en dat die 15 uur, 8 minuten en 46 seconden er eigenlijk ook niet zo veel toe doen. Waar het om gaat, is hoe het toewerken naar die dag twee jaar lang mijn leven mede heeft vormgegeven. Daar heb ik van geleerd, daar ben ik sterker van geworden, en ik durf zelfs te zeggen: een beter mens.
Een andere uitspraak van Van den Bossche die heel vaak in mijn hoofd zit is dat we elkaar als sporters eigenlijk niet naar tijd en prestatie zouden moeten bevragen, maar naar genot. Dus als iemand vertelt de Mont Ventoux opgefietst te zijn, vraag dan niet ‘Hoe lang heb je erover gedaan’ maar ‘En, genoten?’ Ik doe daar echt mijn best op! Want genieten, dat is waar het om gaan, sowieso, maar zeker op mijn niveau.
Kortom, Van den Bossche werk heeft me zeer geïnspireerd bij mijn eigen denken over de zin van duursport. Waarvan nu eindelijk dan toch nog acte op dit blog.
(Grappig, ik zocht een link voor Sport als levenskunst en ik zie ineens mijn eigen naam! Ik heb dat boek gerecenseerd voor Fiets Magazine, ik wist niet dat de uitgever daaruit had geciteerd. Het wordt daarmee een beetje cirkeltje, want Marc Van den Bossche wijdt in dat boek enkele pagina’s aan mijn Afzien voor Beginners. We hebben ook wat contact gehad, en ik wist dat zijn vrouw overleden was. Zijn nieuwste boek heb ik maar gauw besteld! We hebben elkaar nog nooit ‘live’ ontmoet, maar wie weet komt dat ooit nog.)
Terugblik: de rest van de wereld
Ik had die vrijdag 180 fietstrainingskilometers op het programma staan, en ik zou een ‘rondje eilanden’ doen: naar de wide open spaces van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse dammen en dijken, weilanden en watervlaktes, het land waar ik vandaan kom en me mee verbonden voel. ’s Ochtends wilde ik wel nog even het nieuws zien, vanwege de uitslag van het Brexit-referendum. Wat een mokerslag!Met een donderwolk van hier tot gunter rond mijn hoofd stapte ik op de fiets. Ik had eerst wind tegen en het ging nog regenen ook, maar dat paste wel bij mijn stemming.Gaandeweg draaide ik gunstiger in de wind en het weer klaarde op tot stralend zonnig. Mijn hoofd ging daarin mee, en helemaal opgeruimd en verfrist kwam ik na 180 kilometer thuis aan. Ik had de Brexit niet opgelost, dat kan niet natuurlijk. Ik was er zelfs niet intensief mee bezig geweest. Ik kon me later niet herinneren waar ik dan wel aan had gedacht. Maar dat maakt niet uit: het fietsen, het weer, de vele uren van alleen zijn en het landschap hadden hun heilzame werk gedaan.