Waarom

Troostfoto’s

Ik weet al lang dat ik buiten sporten nodig heb om m’n hoofd op orde te houden. Ook nu blijkt dat weer van onschatbare waarde – vooral fietsen, maar hardlopen en wandelen doen ook duiten in het zakje. Ik prijs me nog steeds gelukkig dat er in Nederland geen verbod op is (Spanje) of dat het is beperkt tot een kilometertje om je huis (Frankrijk) – ik heb hem daar wel voor geknepen.

Meer dan anders zie ik op dit moment tijdens het sporten in de omgeving zaken die me troost bieden. Ik heb daar af en toe foto’s van gemaakt, hier komen er een paar.

In de eerste week ervoer ik vooral de natuur als troostrijk: de ‘gewoonheid’ van de planten en de dieren, ook nog in dit mooie seizoen – ze hebben geen weet van wat voor crisis dan ook en zijn gewoon aan het groeien en bloeien. Ik ging op zoek naar de ganzen en de schapen langs het Spui (mooi buitendijks fietspad, aan de Puttense kant). Die kwam er niet heel geweldig op, maar ze waren er wel:

Beter lukte de foto van een fors stuk uit Schotland geïmporteerde natuur die terwijl ik mijn telefoon pakte ineens heel dichtbij kwam – oeps!:

Het was gelukkig alleen goedmoedige nieuwsgierigheid.

In de grote hoeveelheid stralende zon was het voorjaar steeds schitterend, zoals vorige week:

Deze week viel me op dat ik juist het zien doorgaan van gewoon werken troostrijk vond, zoals varen – mooi, we worden nog bevoorraad:

Vrachtschip

Zelfs het affakkelen bij Pernis had wel wat:

Daarbij was het licht ook mooi, zeker in samenspel met wolken en hoge dingen (windmolens, bomen):

Deze laatste foto is vlak bij huis, en wat ik ook leuk vond, was om daar nieuwe dingen te ontdekken. Maandag wandelden manlief en ik een ommetje over een route die we allebei vaak hardlopen, maar dan andersom, en dus trager. En dan zie je ineens nieuwe dingen – deze waterwerken (en de rommel) waren me nooit eerder opgevallen, dat gebouwtje rechts is een gemeentelijk gemaal:

Gister wandelde ik ‘m andersom, en nóg een ontdekking: er loopt een onverhard paadje langs de nieuwe waterweg, althans, zo ziet het eruit en het loopt inderdaad min-of-meer door:

Zo kun je dus op steenworp afstand van thuis nieuwe dingen ontdekken, wat troostrijk is bij gebrek aan tochten en vakanties.

 

Door |2020-04-03T11:05:59+02:003 april 2020|Fiets, Loop, Waarom|0 Reacties

Sport als corona-levenskunst

We zitten allemaal nog volop in de aanpassing aan een radicaal ander leven dan we gewend waren en dat we verwacht hadden – ik ook, over mijn persoonlijke dingen de volgende keer weer. Vandaag even een link naar de sport- en beweegadviezen in tijden van corona die NOC*NSF vandaag deed uitgaan.

Ik was blij verrast. Vooral omdat sport en bewegen zo duidelijk wordt gekoppeld aan kwaliteit van leven en mindset, en dus niet alleen wordt gezien als middel om lichamelijk gezond te blijven. Hèhè… sport als levenskunst, juist nu!

 

Door |2020-03-26T18:34:43+01:0026 maart 2020|Waarom|0 Reacties

Gedachten over sporten en weerstand

In de oproepen die ik dinsdag linkte, staat ook dat het goed is om zo te trainen dat het geen grote aanslag doet op je immuunsysteem, om dat zo goed mogelijk te hebben als je besmet raakt met het corona-virus. Dat is een wijs advies, het is alleen de vraag wat het precies betekent. Ik heb begrepen dat sommige sporters het vertalen in ‘alleen kort en rustig trainen’. Ik doe dat niet: ik doe ook intensieve intervallen, zowel lopend als op de fiets. Ik fiets nog niet lang, het is nog maar maart, maar ik hoop dat wel uit te gaan breiden. Hier mijn gedachten daarover.

Waarom?

Waarom zo ‘onvoorzichtig’? Nou, de belangrijkste reden is dat ik denk dat mijn aanpak geen kwaad kan. Volgens mij gaat het om goede individuele dosering. Belangrijkste is dat ik me niet helemaal leegtrek en over mijn grenzen jaag – dat geeft zeker een immuun-dip. Helemaal als het gepaard gaat met zware omstandigheden en/of een uitputting van de koolhydraatvoorraden in mijn spieren (hongerklop).

Maar als ik doe wat ik goed kan hebben, is dat geen probleem. Ik verteer lang fietsen goed, en ik ben weliswaar gewend aan pittige intervallen, maar loodzware, lange (anaerobe) intervallen doe ik nooit (zie dit recente artikeltje over mijn manier van hardloop-intervallen). Ik kom van trainingen dan ook niet total loss of uitgeput terug. Want ik weet wel hoe dat voelt, van wedstrijden bijvoorbeeld, of loodzware tochten.

Tot zover de belangrijkste reden – hier gaat het om, zal ik maar zeggen: gezondheid voorop. De volgende redenen wegen daar dan nog extra in mee:

  • Ik wil goed blijven op de langere termijn. Mijn inschatting is dat de huidige situatie lang gaat duren. Als ik lang alleen maar kort en rustig train, raak ik veel kwijt wat ik mogelijk nooit meer terug krijg, want ik ben op de ‘use it or lose it’ leeftijd.
  • Ik heb op dit moment extra rust- en hersteltijd omdat ik verder niet zo veel te doen heb buitenshuis. Ik hoef op dit moment niet, bijvoorbeeld, om 6 uur op, om me dan door het donker en slecht weer op de fiets naar het station te haasten om in een volle spitstrein naar Amsterdam te reizen, staand met een zware tas met laptop op m’n nette schoenen, dan 8 uur lang druk in de weer om een groep schrijvende professionals wat te leren, tussendoor eten in een lawaaierige kantine, en aan het eind van middag weer door spits terug – 12 uur van huis (ik kan daar wel eens over mopperen, maar ik zou er wat voor geven nu…). Ik merk nu dat ik fysieke energie over heb aan het eind van de dag. Gelukkig kan ik sporten, en soms ook pittig ook – dan houd ik nog steeds energie over.
  • Ik heb leuk sporten nodig voor mijn hoofd, en alleen maar kort en rustig is niet leuk. Er is maar weinig leuk op het moment, dus laat me af en toe lekker knallen, vooral als er wat woede of frustratie uit moet. Na de ergerlijke woorden van minister Wiebes zondag over dat zelfstandigen er zelf voor gekozen hadden, liep ik een paar kogelharde kilometer-intervallen – heerlijk. Lange fietstochten doen wonderen voor mijn hoofd. Ik heb dat knetterhard nodig.

Niet in de hand

Er komt nog iets bij. ik weet dat de invloed die ik zelf heb op mijn weerstand maar beperkt is. Je kan ‘m helemaal niet ‘optimaliseren’, je kan alleen voorkomen dat je ‘m ondermijnt.

Bovendien: in het advies ‘houd je weerstand op peil’ zit de maakbaarheidsgedachte opgesloten. Kort door de bocht: ‘als ik maar kort en rustig train, kom ik hier wel goed doorheen’ en in de venijnige variant: ‘iemand die wel heel ziek wordt, heeft te zwaar getraind’. Zo is het gewoon niet.

We zitten in een soort loterij, dat is het akelige van het coronavirus: bij de meesten verloopt het mild, sommigen worden er erg ziek van. Voor zover ik begrepen heb, tast de medische wetenschap nog in het duister wat het verschil is tussen die twee groepen. Ja, oud zijn en al iets hebben, maar dat is niet het hele verhaal.

Ik hoop natuurlijk ook dat ik, als ik het krijg, zo’n mild geval word, en ik zie zeker het nut van het op peil houden van mijn weerstand. Maar ik weet ook dat ik het niet in de hand heb.

Nader weerstandsonderzoek

Dit alles op een rijtje zettende, realiseerde ik me dat ik natuurlijk best wel ervaringsdeskundig ben op het gebied van weerstand tegen verkoudheden. Immers, ik ben nogal eens verkouden, ik schreef daar in november 2018 over – dat was een slecht seizoen op dat gebied. Wat ik daar al schreef over wat ik zelf kan doen aan mijn weerstand, weet ik al lang:

  • Van zwaar of lang trainen word ik niet vaker verkouden.
  • Ik word zieker als ik mezelf erg vermoei als ik al iets heb, zoals verkouden op stedentrip gaan of verkouden terug komen reizen uit Australië.

Dat is dus niks nieuws.

Maar toen ging ik eens na hoe het zat met de verkoudheden van de afgelopen twee jaar. Waren er in de voorafgaande dagen weerstands-ondermijnende zaken aan te wijzen? Ja, dat was zo:

  • Drie keer heb ik in de voorafgaande dagen in een slechte airco gezeten; de laatste twee zelfs bij dezelfde opdrachtgever – ik heb daar al eens geklaagd over het binnenklimaat.
  • Vier keer had ik mezelf  ervoor – inderdaad – uitgeput. Eén keer door extreme overprikkeling, drie keer door sport: twee keer bij een loop waarbij ik tot het gaatje gegaan was (zoals mij PR op de 15 kilometer vorig jaar – de dag erna werd ik verkouden), één keer bij de heroïsch koude triathlon van Alphen – een kleine week later werd ik verkouden.
  • Het enige resterende geval, dus de enige zonder mogelijk verklarende voorafgaande omstandigheden, was sowieso afwijkend: andere symptomen waaronder koorts. Dat noem ik dan ook griep en geen verkoudheid. Mogelijk was dat gewoon een heftiger virus.

Ik weet dat ik nu het gevaar loop om in de post hoc ergo propter hoc valkuil te vallen: ik redeneer terug vanaf een verkoudheid en vind dat overeenkomsten in de voorafgaande dagen. Dat wil niet zeggen dat die omstandigheden de infectie veroorzaakt hebben. Er kwam altijd nog iets aan te pas, namelijk een virus, en ik kan talloze voorbeelden vinden van dezelfde omstandigheden zónder daarna een verkoudheid. Dus er is geen duidelijk causaal verband.

Voornemens

Maar ik leer er wel wat van. Het lijkt erop dat ik in corona-tijden vijf dingen niet moet doen:

  • Wedstrijden waarbij ik tot het gaatje ga, en al helemaal niet in de kou. Geen probleem: er zijn geen wedstrijden, en de betere tijd van het jaar breekt aan. Het kan wel nog steeds koud en nat zijn natuurlijk, daar moet ik voor oppassen.
  • In de airco gaan zitten. Ook geen probleem, want ik kom op het ogenblik nergens waar dat zo is. Ik ben vooral thuis immers, of buiten.
  • Mezelf anders uitputten, bijvoorbeeld door overprikkeling. Daar kan sporten juist bij helpen: even weg van alles.
  • Hongerklops en koolhydratenuitputting veroorzaken. Daar lette ik trouwens al goed op. Het is ook een reden waarom ik nooit nuchter train, bijvoorbeeld, ook al is dat effectief voor de vetverbranding: te groot risico voor mijn weerstand.
  • Doortrainen als ik niet fit ben. Niet dat ik dat zo fanatiek wél deed, maar in geval van twijfel ga ik nu strenger zijn voor mezelf.

En laten we er verder het beste van hopen. Voor ons allemaal.

* * *

PS Ik had deze blogpost in concept al klaar toen ik vanochtend de nieuwsbrief van Growth Equation kreeg. Steve Magness betoogt daarin iets soortgelijks als ik, en voegt er nog aan toe dat plotseling veel minder gaan doen je weerstand óók ondermijnt. Dus, zegt hij, doe niet te gek, maar blijf zeker wél in je routine!

Door |2020-03-19T15:31:00+01:0019 maart 2020|Fiets, Loop, Waarom|0 Reacties

Lustrum!

Ai, had ik het net te laat in de gaten: op 3 november bestond dit weblog 5 jaar! Op 3 november 2014 verscheen de eerste post.

Grappig, ik had toen nooit gedacht dat het blog een lustrum zou gaan meemaken. Het was bedoeld voor die hele triathlon, een kleine twee jaar later. Misschien nog wat nasleep, en dat was het dan. Maar ik ben gewoon verder gegaan met schrijven. 

Als ik terugblik op die vijf jaar, dan voel ik nog steeds trots en blijdschap over wat de aanleiding was: die ene hele triathlon op m’n 50e. Leuk ook dat ik toen ben gaan schrijven, ook al was het nog zo onzeker en was ik bang dat het een faal-blog zou worden.

Het is gelukt. Ik heb me niet laten inpakken door faalangst. Dat heeft me meer zelfvertrouwen gegeven, meer rust misschien ook. Ik voel me een ‘volwassener’ en wijzer sporter. Door wat ik zelf heb gedaan en gepresteerd, maar ook door wat ik heb geleerd door trainer te worden (iets wat ik vijf jaar geleden niet had voorzien), door te praten met anderen en door te lezen en te schrijven. Net als met mijn zakelijke blog leer ik zelf door het schrijven, omdat dat me dwingt mijn gedachten tot in de puntjes uit te denken.

Ik ben zeker ook wijzer geworden door de vele tegenslagen die ik heb overwonnen. Als één ding anders is gelopen dan ik had voorzien, is dat de mate waarin dit Louises kwakkelweblog werd. Man-o-man, wat een boel blessures en andere fysieke ongein is er gepasseerd in die vijf jaar. Voorop staan de overgang en de ‘scheeftrekblessure‘. Die laatste is ook bijna aan een lustrum toe, en hopelijk gaat-ie dat niet halen, want ik ben daar al een tijdje hoopvol mee bezig – voor het eerst in jaren verandert er echt wat. Daarover een andere keer meer, want ik wil niet te vroeg juichen. Ook de overgang is haar grip aan het verliezen; ik voel me stabieler dan in heel lang.

Voor de volgende vijf jaar wens ik mezelf eigenlijk vooral meer stabiliteit toe. Van bekken, van hormonen en van leven en van body, mind and soul in het algemeen. Met sporten hangt dat dubbel samen: sporten helpt om te stabiliseren, maar stabiliteit helpt ook bij het sporten. Soms denk ik nog steeds wel eens – als ik me nou eens wat langer stabiel goed voel, zal ik het dan toch nóg eens proberen, zo’n hele triathlon? 

Door |2019-12-09T15:54:43+01:009 december 2019|Boeken, Trainer, Triathlon algemeen, Waarom|2 Reacties

We have to harmonize mind, body and soul

Afgelopen donderdag was de workshop ‘Sterk verhaal over ouder worden‘, die ik gaf samen met Babet. Er waren zeven deelnemers, wat precies mooi is in die ruimte. Kijk de deelnemers eens vlijtig aan de slag met één van de opdrachten:

Nu de workshop erop zit, kan ik hier ook wel een belangrijke inspiatiebron ervoor in het zonnetje zetten: Sister Madonna Buder, ook wel de Iron Nun genoemd. Zij is 89, is op haar 48e begonnen met hardlopen, en heet ondertussen 390 triathlons volbracht, waaronder een heleboel hele. Daarbij was ze regelmatig de oudste ooit, en heeft ze leeftijdscategorieën ‘geopend’. Bovendien heeft ze gaandeweg een boel wereld- en parcoursrecords voor haar leeftijdscategorie gevestigd, en is ze meervoudig wereldkampioen.

Ze inspireert talloze andere sporters, als vrouw, als oudere, als religieuze. Mij ook. Ik las onlangs haar autobiografie, maar ik vind het nog gaver om haar in actie te zien. Ik vind het alleen al superstoer om te zien hoe ze op een triathlonfiets rondrijdt. Dat vind ik, meer dan 30 jaar jonger, soms al op z’n minst ‘afwijkend’ – bij een 50+-vrouw denken mensen al eerder aan een e-bike. Laat staan bij 80+. Maar ze doet het!

Ik heb donderdag twee filmpjes van haar laten zien. In het eerste zegt ze (na 1 minuut) dat het wel degelijk ‘discouraging’ is om langzamer te worden, dat het discipline kost en een gevecht is om te blijven doen wat ze doet, en dat ze zich wel eens afvraagt waarom ze ermee doorgaat. Die vraag beantwoordt ze in het tweede prachtig (na 30 seconden):

No matter who we are….

We need to exercise

We have to harmonize mind, body and soul.

Het waarom van veel sporten heb ik nooit kernachtiger uitgedrukt gezien. Daarom neem ik ze mee. En gaf ik ze mee aan de deelnemers van afgelopen donderdag.

 

Door |2019-12-02T17:32:45+01:002 december 2019|Fiets, Trainer, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

Meer sporten omdat het wel/niet goed is voor je hart

Ik kan er niet omheen; het thema ‘hart en sport‘ houdt me nog steeds bezig. Mogelijk valt het me daardoor op dat het er vaak over gaat. Zoals afgelopen week. Ik had het zelf niet gezien maar ik hoorde van Nicole dat Een Vandaag er een item over had: mensen die veel hardlopen, hebben meer aderverkalking.

Zoiets had ik net daarvoor ook gelezen, maar wel met veel nuance erbij: het type aderverkalking is van het minder gevaarlijke soort; er is dan ook niet aangetoond dat het ook tot meer hartdoden onder lopers zou leiden – hardlopers leven nog steeds langer dan  niet-sporters. En misschien komt het bij de ‘fanatici’ wel door een bepaalde levensinstelling: extreme persoonlijkheden die niet alleen hun hardlopen ‘pushen’. Ik las dat op een stuk uit Runnersworld dat ik vond via Twitter.

De teneur van dat stuk is: er zijn een heleboel harten – de meeste – die prima tegen heel veel hardlopen kunnen. Maar mogelijk zijn er ook enkele harten die er minder goed tegen kunnen – misschien maar 0,1%. Er is geen manier om vast te stellen wat voor hart je hebt. En een beetje hardlopen is sowieso goed. Dus als je plezier beleeft aan veel hardlopen: vooral doen. Bij risico de boel wel in de gaten houden.

Meer is er eigenlijk niet met zekerheid over te zeggen; onderzoeksresultaten zijn nogal verwarrend. Het is ook lastig om onderzoek te doen waarbij je precies de juiste dingen meeneemt dan wel uitsluit, en dat scheelt erg veel.

Een ander ‘lijntje’ in het stuk is dat het erop lijkt dat ‘mainstream’ media graag op de negatieve kanten van veel sporten duiken – zie de kop van Eén Vandaag.

Dat stuk uit Runnersworld zag ik nadat ik uitvoerig een ander artikel had bestudeerd, van Sweat Science – Alex Hutchinson twitterde erover. Dat gaat vooral in op de relatie tussen extreem veel sporten en hartritmestoornissen zoals boezemfibrilleren. Bij de onderzochte sporters, een groep die 35 uur per week trainde over minstens een jaar of tien, kwam het niet vaker voor dan bij gematigdere sporters. De harten van die extreme sporters waren sowieso niet ongezonder. Ook niet gezonder trouwens.

Op dat artikel leek mij onderzoeksmethodologisch ook wel het een en ander aan te merken, vooral:

  • Mensen die 35 uur per week kunnen trainen, zijn geen ‘gewone’ mensen – hun levens wijken nog wel op meer punten af dan alleen zo veel sporten. Ze hoeven – kennelijk – niet te werken, en/of het zijn van die zeldzame wondermensen die veel meer lijken te kunnen dan gewone stervelingen. Wat was het ook alweer, kan niet iets van 2 % van de mensen echt met maar een paar uur slaap per nacht toe? Zulk soort uitzonderingsgevallen.
  • Degenen die na een paar jaar intensief trainen al hartproblemen ontwikkelden en daardoor kalmer aan moesten gaan doen, zijn automatisch niet in de groep betrokken. De groep bestaat dus waarschijnlijk uit die mensen die een hart hebben dat goed tegen veel sporten kan. Over andere harten, van andere mensen, zegt dat niet zo veel. Dat leer ik uit dat eerdere artikel.

Maar dan nog: er is geen reden om je sporten te beperken omwille van de gezondheid van je hart. Maar je hoeft het er ook niet voor uit te breiden.

Want veel sporten, dat doe je niet voor je hart. Je doet het zelfs niet voor je gezondheid, al is dat mooi meegenomen. Waar het wél om gaat, dat las ik net heel mooi verwoord op een blog van ProRun, van Ingrid Achterberg. Talloze malen moet zij uitleggen waarom zij ultralopen doet, want 50 minuten joggen is toch ook genoeg? Haar antwoord vond ik zeer herkenbaar:

50 minuten joggen per week? Ik moet er niet aan denken. Laat mij maar lekker draven over de paadjes, buiten in de natuur. Zelfs als ik geen zin heb, ja ook ik heb dat wel eens, knap ik er snel van op. Ik voel me beter, lichtvoetiger en vrolijker als ik aan het hardlopen ben. Voor mij is hardlopen een manier van leven geworden. Ja, ik ben fysiek fitter maar nog meer ben ik ook mentaal fitter. Veel meer in balans. Ik voel mij er prettig bij en volgens mij is dat de kern waar het omgaat. Daar verandert geen enkel onderzoek wat aan.

Precies.

Door |2019-12-01T17:47:28+01:001 december 2019|Loop, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Kippenvel bij elke stap

Afgelopen dinsdag heb ik een van mijn meest bijzondere loopjes ooit gelopen. Qua training stelde het niks voor: ongeveer 6,5 kilometer op duurlooptempo, en ik heb tussendoor nog een aantal keer stilgestaan ook, om de weg te zoeken en foto’s te maken. Maar ik heb nog nooit eerder zo’n historisch parcours afgelegd: door het centrum van Berlijn, vrijelijk zwervend tussen oost en west. Ik was me bij elke stap ervan bewust dat ik iets aan het doen was dat tot 30 jaar geleden niet kon, en ik had dus bij elke stap kippenvel.

Ik was er voor werk, moest er dinsdagmiddag zijn, ben maandag heen gegaan met de trein, dinsdagavond meteen teruggevlogen, na middernacht pas thuis, het werk was vrij inspannend – dus alles bij elkaar is zoiets best een slopend tripje. Maar die ochtend had ik even vrije tijd, en dat was kicken. Ik had speciaal m’n hardloopschoenen meegenomen.

Ik ben gelopen via Checkpoint Charlie, waar nog een restant Muur te zien was:

muur

Door naar de Brandenburger Tor:

Brandenburger Tor

Waar vlakbij een plaquette ligt over Reagan’s beroemde woorden – jeetje, ja, dat is al meer dan 30 jaar geleden (ik voelde me ineens soms ook oud):

Mr. Gorbachev, tear down this wall

Langs de Reichstag, met het nieuwe gedeelte van na de eenwording, maar ook het beladen oude uit de Nazi-tijd (eerder had ik ook al op afstand het grote Holocaustmonument gezien):

Reichstag

Stukje langs de Spree, met uitzicht op de landmarks van voormalige Oost-Berlijn:

TV turm, Friedrichstrasse

En daarna over Unter den Linden…

…terug naar het hotel in de buurt van de Dom:

Grote kerk

Tsjongejonge. Nergens is zo veel twintigste-eeuwse Europese geschiedenis samengebundeld als in het centrum van Berlijn, en aan een deel daarvan, dat van de val van de Muur, bewaar ik zelf herinneringen. Ik ben in de laatste jaren van het bestaan van de muur een aantal keer in Oost-Berlijn en de DDR geweest, als studenten-uitwisselingsproject (nouja, uitwisseling… wij zochten de Oost-Europeanen op, omgekeerd kon niet). Ik kreeg er vrienden, die me vertelden over hoe het was om achter iedereen een Stasi-agent te moeten vermoeden en dus nooit iemand te kunnen vertrouwen. Dat was nog erger dan niet mogen reizen, of in je wonen of werk belemmerd worden als je geen lid was van de partij.

Ik was er sindsdien amper meer geweest, en ik moest dus nog wennen aan het ‘nieuwe’ Berlijn. Meteen toen ik van het station naar het centrum gingen met de U-Bahn was het al raak: ik reed gewoon dóór station Friedrichstrasse, waar je vroeger altijd moest overstappen om over de grens te gaan. Met z’n visum, z’n strenge douane-beambten, z’n verplichte geldwisselen – en met het gevoel de gevangenis in te stappen.

Voor Berlijners is het misschien al lang weer gewoon, maar voor mij was het heel bijzonder om nauwelijks meer te kunnen zien waar die vermaledijde Muur ooit heeft gestaan. Om, ik kon het niet laten, om de pilaren van de Brandenburger Tor heen te slingeren – dat kon  vroeger écht niet, daar stond de Muur, nu maakte m’n GPS een mooi zigzagje:

GPS-track slingert

Het was, zoals op de foto’s te zien is, miezerig en grijs weer. Desalniettemin heb ik van elke stap genoten. Ik kon weer voelen hoe ik me voelde op de avond van 9 november 1989 – één van de grootste historische gebeurtenissen uit mijn leven. De hoop, de vreugde… en ik herinnerde me van alles van daarvoor en sindsdien, in Berlijn, in de wereld, in mijn eigen leven.

Niet alles daarvan is even vreugdevol, I know, en toch overheerste voor mij dinsdagochtend een sterk gevoel van bevrijding.

Dat alles, in een uurtje hardlopen!

 

Door |2019-10-03T19:38:24+02:003 oktober 2019|Loop, Waarom|1 Reactie

En dan: winnen!

Schrijf ik hier zaterdag een blogpost over dat begrenzen, genieten en accepteren van elke prestatie veel belangrijker zijn bij het sporten dan presteren, en wat doe ik dan de dag erna?

Winnen.

Ik heb gisteren de 50+-vrouwen-categorie gewonnen van de 1/8e triathlon Hoeksche Waard (voorheen Binnenmaas)! Althans, zo leek het, maar daarover verderop meer.

En ja, dat is leuk. Ik heb vaker m’n leeftijdscategorie gewonnen, maar nog niet eerder van zo veel vrouwen (20) en mét prijsuitreiking.

En dat terwijl het eigenlijk helemaal niet heel goed ging. Zwemmen ging eigenlijk zelfs gewoon belabberd. Achteraf hoorde ik van zo’n beetje iedereen hetzelfde verhaal: het was een partij vrij worstelen. Ik ben halverwege de heenweg maar om de meute heen gaan zwemmen, daarna ging het beter. Maar bijna 14 minuten – zo langzaam ben ik nog nooit geweest op die afstand, volgens mij, zelfs niet bij mijn triathlondebuut, in hetzelfde water, in 2011. Lopen ging dan weer wel okee en steeds lekkerder, ondanks dat ik veel had gegeven bij het fietsen.

Het maakte me allemaal niet zo veel uit: met het oog op de 180 kilometer tijdrit in Almere over twee weken wilde ik maar één ding: hard fietsen. En dat ging wel goed. (Nouja, ik had eerlijk gezegd nog op een iets hoger vermogen gehoopt – de lagere trainingszones, die ik in Almere nodig ga hebben, hebben duidelijk meer progressie geboekt dan de hogere. Dat is hoe ik het wil en waar ik voor getraind heb, dus dat is okee. Afgezien van gister ben ik daar zelfs superblij mee, met hoe m’n training aan het uitpakken is. Maar daarover later meer.)

Eén ding? Nee, ik wilde twee dingen: hard fietsen en lol hebben. Dat tweede is ook gelukt, op dat eerste stuk zwemmen na. Ik heb lekker gesport, daar was het prima weer voor, de Hoeksche Waard lag onder een fraaie wolken-en-zonlucht. Daarna was ik vrijwilliger-parcourswachter tijdens het fietsen op de kwart afstand, en daarna supporter en fotograaf langs het loopparcours van manlief en een hoop andere bekenden, onder andere van het Triathlonforum. Hier loopt Henk voorbij:

Altijd gezellig bij deze ‘moeder aller triathlons’ die voor ons voelt als een thuiswedstrijd (zie eerdere verslagen). Die een andere naam heeft, voor het eerst op zondag was, een prachtig parc fermé heeft gekregen (kunstgras hockeyveld) en gelukkig minder tumultueus verliep dan vorig jaar.

Ik heb bovendien genoten van de prestaties van anderen. Van Nicole, die een vlekje (nare zwem-DNF) van een paar jaar geleden wegpoetste door nu wél prima te finishen.Hier staan we samen te glunderen:

Van die boel bekenden. En van manlief, die tot zijn verrassing tweede werd bij de H60+.

Dus we gingen met twee trofeeën naar huis:

Ik weet hoe relatief het is. De winnares van de 60+-categorie was een stuk sneller dan ik!

Er zijn ook heus een boel snellere 50+-vrouwen. Gister misschien zelfs wel. De uitslagen waren namelijk een zootje en werden vanmiddag nog gecorrigeerd. Als de nieuwe versie klopt, was ik maar derde. Dat vind ik zelf een beetje katerig, en ook lullig tegenover die andere twee vrouwen. Maar geen idee wat er nou wel echt klopt.

Voor de rest, en hoe dan ook: 1e, 3e, wat maakt het uit; het gaat er niet om.

Gaan doet het veel meer om die glunderende koppies op de foto’s hierboven!

 

Door |2019-09-02T17:26:04+02:002 september 2019|Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

Zelfverwoesting? Nee, begrenzing!

Cover boekDan het laatste boek van de serie zomerrecensies op dit blog van de laatste weken, en dat is bepaald niet het minste: het heeft me van allemaal het meest aangezet tot nadenken. Het is niet een echt sportboek, maar ik zag wel de relevantie. Het gaat om Het Zelfverwoestingsboek van Marian Donner. Ik heb er zo veel over te zeggen dat dit eigenlijk meer een essay is dan een recensie. Met uiteindelijk als wijze les: bepaal weloverwogen je sportdoelen.

Het kan altijd beter

Het eerste belangrijke punt dat Donner maakt, past in een trend – ik had het hier eerder bijvoorbeeld ook al over Intimiteit, dat zit ook in die hoek, en in de media hoor ik er ook regelmatig over: de observatie dat de huidige maatschappijvorm (noem het maar het neoliberale kapitalisme), aanzet tot een onbegrensde individuele verbeterdrang. Je kunt altijd nog beter, mooier, succesvoller, gezonder, slanker, rijker, sneller en sterker worden, en dat ‘moet’ ook, om te kunnen scoren, bijvoorbeeld op de sociale media – waarvan ook het aantal likes altijd meer kan.

In drie woorden samengevat: ‘Better never stops’.

Verbeteren is op zich mooi natuurlijk, het is mogelijk zelfs een ingebouwde behoefte van de mens – de oude Grieken hadden het er in elk geval al over. En enige mate van zelfdisciplinering is ook niet verkeerd en ook niet voorbehouden aan het huidige tijdsgewricht.

Maar al dat verbeteren heeft momenteel een keerzijde: de permanente onvrede van het nooit goed genoeg zijn en het over je grenzen gejaagd worden omdat álles beter moet. Dat wordt wel gezien als de oorzaak van de epidemie van onder andere depressie en burn-out.

En als je dat krijgt, ligt dat ook weer aan jezelf: je bent een ‘loser’ als je niet mee kan komen. Je hebt dan niet genoeg je best gedaan.

Het is een knetterhard mensbeeld. Ik ben blij met zoveel kritische publicaties erover. Dat maakt mij bewuster en het geeft ook hoop op verandering.

Je kunt ook jezelf altijd verbeteren

Maar Donner gaat verder. Ze betoogt dat ook het ‘werken aan jezelf’ mateloos kan zijn. Je kunt altijd een nog beter mens worden. Ook dat is nooit goed genoeg. Kijk maar naar de hoeveelheid zelfhulpboeken.

Daar begint het voor mij een beetje te jeuken. Want ook ik doe daaraan mee. Het hele idee van sportkunstenaar, van sport als levenskunst is dat je van sporten een beter mens wordt: stronger, wiser, kinder, in de woorden van één van mijn inspiratiebronnen.

Dat ‘moet’ dus kennelijk, een beter mens worden? Altijd maar op jacht naar stronger, wiser, kinder? Daarin schuilt datzelfde risico van mateloosheid. En van dus eigenlijk ook nooit zomaar goed genoeg zijn.

En er is nog iets. Door al dat werken aan onszelf komen we niet toe aan werken aan een betere, andere wereld. Altijd maar beter zijn met jezelf verbeteren draagt bij aan het behoud van de status quo. Ook daarin heeft het neoliberale kapitalisme het goed voor elkaar.

Nou, die zat. Ik las het boek vlak voor de triathlon van Klazienaveen, en op één moment in het parc fermé voor de start keek ik om me heen en dacht ik: ‘en wat als al deze mensen nou eens deze dag niet aan een triathlon hadden besteed, maar aan het werken aan een betere wereld?’ Ik had op dat moment acuut kunnen stoppen met sporten.

Ik ben gewoon van start gegaan, en heb met plezier en toewijding gesport. Maar de vraag heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Hoe verhoudt sport als levenskunst zich tot de wens of zelfs noodzaak de wereld te verbeteren? Donner heeft het daar niet rechtstreeks over, ik heb er zelf over doorgedacht.

De wereld verbeteren

Die noodzaak tot het veranderen van de wereld is er, volgens mij: ik maak me zorgen over de klimaatcrisis en over de toenemende ongelijkheid tussen de ‘have’s’ en de ‘have not’s’ die tot zo veel polarisatie leidt. Aan de klimaatcrisis draagt mijn sporten rechtstreeks bij: wij gebruiken onze auto bijna alleen maar om naar sportevenementen te gaan; ik vlieg regelmatig om ergens anders te gaan fietsen, van een weekje Portugal of Mallorca tot de halve wereld over; onze volgende plannen betreffen Azië.

Maar de oplossing is niet simpel. Stoppen met sporten? Nee, dat is ‘m zeker niet. Om minstens drie redenen.

In de eerste plaats, dat heb ik hier ook al vaker geschreven: ik heb sporten nodig voor zowel mijn lijf als mijn hoofd. Dat je dingen ‘moet’ doen om je staande te houden in de wereld en mee te doen in de maatschappij, dat erkent Donner ook. Als ik niet zou sporten, zou ik bovendien onhebbelijker zijn, m’n frustratie eerder uiten richting andere mensen. Ook dat kan niet de bedoeling zijn, en het verbetert zeker de wereld niet. Op die wereld heb ik maar weinig grip. Heel veel tijd stoppen in het verbeteren ervan zou daarom tot machteloze frustratie leiden – niet te harden.

Ten tweede: zelf ineens heel erg goed je best moeten doen om maar, bijvoorbeeld, klimaatbewust te leven is precies diezelfde valkuil: het moet altijd beter, je kunt altijd meer doen, en als je dat niet doet, ligt het aan je jezelf. Het neoliberale dogma, maar dan in een alternatieve vorm.

Als we allemaal diep gebukt gaan onder vliegschaamte, hoeven de RyanAirs en de KLM’s van deze wereld niet te veranderen, hoeft ook de regelgeving op vlieggebied niet te veranderen. Dan laden we op onze eigen schouders wat in een groter verband niet klopt.

Ten derde: ik vind sporten leuk, ik kan er enorm van genieten. Het boek heeft als ondertitel ‘waarom we meer moeten stinken, drinken, bloeden, branden en dansen’. Zo heel letterlijk bedoelt Donner dat niet, net zoals ze ook heus niet vindt dat we onszelf moeten verwoesten. Ze bedoelt wel dat er aan dingen simpelweg voor de lol of zomaar doen, niks mis is. Niet alles hoeft een verbeterproject te zijn. Ook werken aan een betere wereld niet, dat kan ook weer ‘moeten’ worden.

Doe nou eens gewoon niks moeten, dat is Donners zelfverwoesting. Wees eens níet streng voor jezelf. Faal, wijk af, wees ongezond en lelijk – en ondermijn daarmee dat harde systeem. In plaats van je er dienstbaar aan te maken.

Dus er is niks mis met sporten, zo lang dat maar niet helemaal in het licht komt te staan van altijd maar beter, sneller, verder, sterker, gezonder, slanker, toffer, mooier, enzovoort.

Begrensd sporten

Oftewel: er is niks mis met sporten, zo lang je maat houdt. Dat voegt dit boek toe aan hoe ik sport als levenskunst zie: er is een noodzaak tot begrenzing, tot goed genoeg zijn. Het moet niet altijd meer zijn.

Dat zit hem er vooral in dat je bij het bepalen van je doelen de afweging maakt: als ik dit doe, ten koste van wat gaat dat dan, en is dat het me waard? Hoe wil ik leven?

Voor mij is dat in helder geworden door dat jaar van m’n hele triathlon. Dat was gaaf, maar er moest zo veel voor wijken dat ik het niet voor herhaling vatbaar vond. Ik wil een leven met plek voor weekendjes wandelen met vriendinnen, voor bloedgeven als donor en voor Buitenkunst – dat waren concrete voorbeelden van dingen die ik dat jaar niet kon doen.

Ik denk dat ik in staat zou zijn om een hele triathlon te volbrengen in minder tijd dan de 15u18 van 28 augustus 2016. Dat kriebelt af en toe, en dat heeft het bij vlagen zelfs best sterk gedaan. Zal ik nog een keer? Maar nee, de prijs die ik daarvoor moet betalen is me te hoog: mijn leven wordt dan te eenzijdig.

Want dat is verstopt onder ‘better never stops’: dat elke keuze voor meer en beter ook ten koste gaan van iets anders. Ik volg een paar sportgerelateerde accounts op Twitter en als ik zie hoe veel tips voor beter trainen, eten en herstellen daar passeren in een week… dat trekt allemaal, maar ik zou een dagtaak hebben aan ze allemaal uitvoeren.

Er kan een heleboel, maar moet het ook? Nee dus. Het kan zelfs niet, en dat is een belangrijk besef.

Begrenzing geldt in het bijzonder ook voor materiaal, want daarin komt dat neoliberale kapitalisme helemaal tot uitdrukking natuurlijk: je materiaal kan ook altijd nog beter, en dan word je sneller. Je kunt je, zeker in de triathlonsport, helemaal arm kopen en zo grote bedrijven rijk maken.

En ja, dat levert wat op. Ik heb bijvoorbeeld zelf nagedacht over andere wielen. Ik rijd op de doodgewone wielen die bij mijn fiets geleverd werden. Daarmee ben ik bij langere wedstrijden een uitzondering: met hoge velgen of zelfs een dicht achterwiel zou ik sneller kunnen zijn. Maar dan hebben we het over honderden euro’s. Ik trek daar een grens: dat vind ik het niet waard.

Het gaat om het trekken van zulke grenzen. Waar ze precies liggen, daarin zullen mensen van elkaar verschillen. Eén van de overwegingen kan zijn of je tijd en aandacht vrij wil maken om je in te zetten voor een betere wereld. Dat ‘moet’ niet, maar het is wel de overweging waard. Ik ben daar nog niet uit trouwens. Ik doe wel wat dingen, maar is het genoeg? En wat zou een volgende stap kunnen zijn? Ik heb geen idee.

Een andere overweging is dat er voldoende ruimte in je leven over moet blijven om te ‘stinken, drinken, bloeden, branden en dansen’ – in Donners woorden. Dus niet alleen maar strak in de presteer- en verbeterdiscipline, maar ook rustig kunnen aanklooien en ‘slechte’ dingen doen – nouja, die zijn dus niet slecht.

Sport als levenskunst in het neoliberale kapitalistische tijdperk betekent dus ook: niet klakkeloos meegaan in het verder, sneller, meer en beter. Grenzen trekken, bezinnen, alleen en samen. Ook dat is sportkunstenaarschap.

* * *

Tot slot drie andere dingen die ik me voorneem om te ontkomen aan de ‘altijd beter/nooit goed genoeg’-drang:

  1. Voortdurend mijn vinger aan de pols: in hoeverre geniet ik van wat ik aan het doen ben met mijn sport? Is het goed puur omwille van zichzelf? Ik wist altijd al dat dat belangrijk was, maar in mijn prioriteitenlijst is het toch nog maar weer eens gestegen. Ik neem me ook opnieuw voor andere sporters juist daarnaar te vragen – in hoeverre heb je genoten? Dat is belangrijker dan de tijd of welk ander prestatie- of verbeterdoel dan ook.
  2. Vieren wat ik bereik. Mijn prestatie accepteren als zijnde het beste wat mijn lijf in die omstandigheden eruit weet te schudden – en dat is dus goed genoeg. Het hoeft niet altijd beter. Elke prestatie verdient onvoorwaardelijke aandacht. Dat neem ik me ook voor in contact met anderen: als iemand een halve marathon heeft gedaan, niet vragen wanneer de hele volgt, of een snellere. Gewoon blij zijn met die halve marathon. Of zelfs met een ‘mislukking’. Ik heb dit al in de praktijk gebracht in Klazienaveen: ja, ik wilde onder de 6 uur, en nee, dat  is niet gelukt, maar het was toch okee, want dat is wat mijn benen wilden, na die training en onder die omstandigheden.
  3. En ja, het sterker, wijzer, aardiger worden heeft ook nog altijd z’n plek. Zeker als je ‘aardiger’ oprekt tot ‘socialer’. Want levenskunst is niet per se alleen maar met jezelf bezig zijn. Je kunt wel degelijk met sporten een beter mens worden, en een beter mens betekent een betere wereld – in je eigen directe omgeving.

 

Door |2019-08-31T18:16:21+02:0031 augustus 2019|Boeken, Triathlon algemeen, Waarom|1 Reactie

Over inspiratie en polarisatie – rijke boekenoogst!

Ik heb weer lekker veel gelezen de laatste tijd. Drie boeken gingen niet echt óver sport, maar ze waren daar wel relevant voor en ze gaven me nieuwe ideeën voor het begeleiden van sporters, en eentje ging echt over triathlontraining. Eerst de drie inspirerende, met overlap in de thematiek:

  • Body positive power – een geweldig boek in de strijd tegen lichaamsontevredenheid, wat voor de (vrouwen-)sport relevant omdat veel vrouwen sporten uit zelfhaat en niet uit plezier of uit welwillende zorg voor hun lichaam. Ik leerde er een boel van, onder andere over de dieetmiddelenindustrie (om niet ‘-maffia’ te schrijven) en was af en toe geschokt ook. Het meest heftige voorbeeld vond ik dat de auteur na het overwinnen van zeer ernstige anorexia bij de huisarts komt en dat die dan zegt dat ‘er wel een kilootje af mag’. Grappig: in het hele boek staat maar één zin waar ik van ging fronsen, en dat is in het voorwoord: dat elke vrouw het boek gelezen zou moeten hebben, ‘of je nu zestien bent of vijfenveertig’. Uh? Vanwaar die bovengrens? 
  • Intimiteit – een scherpe maatschappijkritiek, over hoe binnen een paar decennia de norm voor een ‘goed’ leven is veranderd van brave, gematigde aangepastheid aan de burgerlijke, vaak kerkelijke moraal naar mateloos ‘scoren’: presteren, succes hebben, rijk worden, links oogsten – maar ook voldoen aan het schoonheidsideaal. Die druk én de mateloosheid maakt dat we in toenemende mate vervreemden van onszelf – van onze lichamen. Met onder andere epidemieën van burn-out en depressie als gevolg. Het is iets wat ik bij sport als levenskunst blijf benadrukken: het gaat niet om de prestatie alleen. Sport kan een manier zijn om weer ‘closer’ met je lichaam te worden, maar ook om er juist nog verder van te vervreemden.
  • The passion paradox – Stulberg en Magness houden niet op mij te inspireren! Hun vorige boek vond ik al een klapper en ik volg ze met grote interesse op Twitter en via hun  nieuwsbrief. Belangrijkste nieuwe bijdrage in dit boek is voor mij dat zij naast gezonde passie (kenmerk: waardegedreven en gecombineerd met zelfreflectie) een onderscheid maken in twee soorten ongezonde: gedreven door angst of door externe bevestiging (om te ‘scoren’ – ja, Intimiteit echo’de af en toe). Je kunt – bijvoorbeeld – hard fietsen in een training omdat je dat lekker vindt en je jezelf ermee verbetert (in principe gezond), maar ook omdat je bang bent dat je anders een ‘loser’ bent, of dik wordt, of straks niet meer de anderen mee kunt komen (angstgedreven) of omdat het je veel kudo’s oplevert op Strava (externe bevestiging). Nogal wiedes natuurlijk dat Sportkunstenaars gaan voor het eerste! En sporten hoeft zelfs niet echt een ‘passie’ te zijn – het gewoon leuk vinden is ook al prima. 

Cover 80/20 TriathlonDan het triathlontrainingsboek. Dat was 80/20 Triathlon, een tip van Gringo van het Triathlonforum toen ik het erover had dat er nog zo weinig boeken waren waarin gepolariseerd trainen centraal staat. In dit boek dus wel, en dat is meteen wat ik er supergoed aan vind. Ik ben al jaren fan van gepolariseerd trainen, dus zo’n boek moet er echt zijn.

Iets meer in detail vind ik het echter wel een boek met twee gezichten.  Het eerste, algemene gedeelte vind ik geweldig. Ik heb vooral het tweede hoofdstuk, ‘Going Slower to get Faster’ met veel plezier gelezen. Het gaat eerst over de ontdekking – in de praktijk – van gepolariseerd trainen: 80 % van de tijd rustige duur, 20 % hoog-intensieve intervallen, en dus niet, althans niet doelbewust, trainen in de middelste intensiteit. Daaruit blijf je weg; dat is de ‘moderate-intensity-rut’: weinig trainingsopbrengst voor een realtief hoog blessurerisico. 

Daarna gaat het hoofdstuk in op de obstakels: waarom willen best veel sporters er níet aan, aan dat gepolariseerde trainen? En hoe verwerp je die argumenten? Ik vond het een feest van herkenning, vooral daar waar het gaat om dat de gedachte dat harder altijd beter is, dat het ‘niet lekker voelt’ (rustig trainen moet net langzamer dan wat fijn is, en als je geen topper bent, is dat écht langzaam) en het ego dat in de weg staat: rustige duurtraining is niet stoer; soms voelt het alsof je ‘niks’ gedaan hebt.

In dat soort discussies vind ik mezelf ook regelmatig terug. Laatst nog, toen iemand zei dat het doel van sporten voor hem was ‘zo moe mogelijk worden’. Ik zei nog: dat kun je toch niet écht willen, dat wil je je lichaam toch niet aandoen, altijd maar de zweep erover – maar hij snapte niet waar ik het over had (ja, hier echoën die boeken van hierboven).

Het zette me aan het denken – er ontbreken nog twee obstakels die ik wel hoor:

  • Het gaat niet alleen om moeite met de rustige pool. Er zijn ook sporters met een hekel aan, angst voor of moeite met zo diep gaan als nodig is voor de intensieve. Diep genoeg gaan is lastig en pijnlijk; het is, om maar iets te noemen, niet vrouwelijk om je zo het snot voor ogen te intervallen, en best wel veel oudere sporters lopen rond met het idee dat een hoge hartslag slecht is voor hun hart.
  • Het gegeven dat je in de ‘moderate-intensity-rut’ de meeste calorieën verbrandt per tijdseenheid dat je traint: minder intensief is minder calorieën; intensiever is maar heel kort vol te houden. Het nut van calorieën tellen is wat mij betreft zeer relatief (zie bijvoorbeeld hier waarom) en nooit een doel op zich van sporten, en zeker niet van een losse training (jaag je jezelf over de kling, kun je even later helemáál geen ‘calorieën meer verbranden’ als je uitgeput, opgebrand of geblesseerd thuis zit) maar het speelt wel voor veel sporters! 

Dat zijn mogelijk obstakels die vooral voor een bepaald type sporters gelden, wat me wel doet vermoeden dat de ‘at all levels’ van die cover mogelijk toch een behoorlijke bias heeft naar de hogere niveaus – zoals overigens zo ongeveer álle trainingshandboeken.

Dan het andere gezicht. Wat ik jammer vind aan het boek is dat het in de meer toepassingsgerichte hoofdstukken rigide omgaat met de getallen. Misschien werkt dat voor topsporters, maar niet voor gewone stervelingen. 

Concreet voorbeeld van de rigiditeit vind ik de trainingszones voor het zwemmen. Er is een gebied van 2″ per 100 meter waar je uit moet blijven – dat is een halve seconde per baantje. Niet alleen is dat het verschil tussen goed of wat minder afzetten, ‘m technisch net niet helemaal goed raken of wel, of al dan niet een stoorzender in de baan hebben – maar alleen al het verschil in vorm van de dag is bij mij al meer dan één seconde per baantje. Ik kán niet alleen m’n 100 meters niet op 2 seconde nauwkeurig timen, het heeft ook geen zin. Op mijn niveau althans niet. En al helemaal niet – voor niemand – als de zones bepaald zijn op basis van zo’n ruwe momentopname als een veldtest.

De rigiditeit zit hem ook in de toepassing van de percentages. De 80/20-regel geldt voor bijna elke week en elk van de drie sporten. Dat heb ik nooit elders zo gezien. Ik weet niet beter of het gaat om totalen over een trainingsperiode, waarin je periodes van meer rustige duur kunt afwisselen met periodes met meer intensiteit. Dat is het verschil tussen basis- en aanscherptraining.

Daarbij komt ook nog dat het percentage intensief schommelt met de totale trainingsbelasting. Bij topsporters ligt het soms onder de 10 %, maar die maken zo veel uren dat 10 % intensief nog steeds veel en dus heel belastend is. Als je 20 uur in de week traint, komt 20 % intensief neer op 4 uur – ga er maar aan staan! Train je minder, dan mag het percentage omhoog – dat is het idee achter de Time-Crunched boeken (zoals deze), waarin dat ook wordt uitgelegd.

Sowieso heb je natuurlijk geen tellertje meelopen in je lichaam, dus het komt écht niet op de laatste precieze procent en seconde aan. Dat kweekt maar dwangmatig gedrag en heel erg bezig zijn met de getallen in plaats van, bijvoorbeeld, hoe je je voelt en of je wel geniet. Dat is mijn grootste bezwaar tegen het boek.

Tot slot geloof ik in geen enkele trainingsaanpak die als heilige graal wordt gepresenteerd. Daarvoor verschillen individuele sporters te veel van elkaar. Ja, ik ben fan van gepolariseerd trainen; ik train zelf zo, voor fietsen al jaren, voor hardlopen krijg ik het zo langzamerhand onder de knie, met zwemmen experimenteer ik nog. En ja, ik kan het anderen aanraden. Maar altijd wel eerst als experiment, niet als wetmatigheid. 

Door |2019-04-29T15:37:58+02:0029 april 2019|Boeken, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties
Ga naar de bovenkant