Vrouwensport

We have to harmonize mind, body and soul

Afgelopen donderdag was de workshop ‘Sterk verhaal over ouder worden‘, die ik gaf samen met Babet. Er waren zeven deelnemers, wat precies mooi is in die ruimte. Kijk de deelnemers eens vlijtig aan de slag met één van de opdrachten:

Nu de workshop erop zit, kan ik hier ook wel een belangrijke inspiatiebron ervoor in het zonnetje zetten: Sister Madonna Buder, ook wel de Iron Nun genoemd. Zij is 89, is op haar 48e begonnen met hardlopen, en heet ondertussen 390 triathlons volbracht, waaronder een heleboel hele. Daarbij was ze regelmatig de oudste ooit, en heeft ze leeftijdscategorieën ‘geopend’. Bovendien heeft ze gaandeweg een boel wereld- en parcoursrecords voor haar leeftijdscategorie gevestigd, en is ze meervoudig wereldkampioen.

Ze inspireert talloze andere sporters, als vrouw, als oudere, als religieuze. Mij ook. Ik las onlangs haar autobiografie, maar ik vind het nog gaver om haar in actie te zien. Ik vind het alleen al superstoer om te zien hoe ze op een triathlonfiets rondrijdt. Dat vind ik, meer dan 30 jaar jonger, soms al op z’n minst ‘afwijkend’ – bij een 50+-vrouw denken mensen al eerder aan een e-bike. Laat staan bij 80+. Maar ze doet het!

Ik heb donderdag twee filmpjes van haar laten zien. In het eerste zegt ze (na 1 minuut) dat het wel degelijk ‘discouraging’ is om langzamer te worden, dat het discipline kost en een gevecht is om te blijven doen wat ze doet, en dat ze zich wel eens afvraagt waarom ze ermee doorgaat. Die vraag beantwoordt ze in het tweede prachtig (na 30 seconden):

No matter who we are….

We need to exercise

We have to harmonize mind, body and soul.

Het waarom van veel sporten heb ik nooit kernachtiger uitgedrukt gezien. Daarom neem ik ze mee. En gaf ik ze mee aan de deelnemers van afgelopen donderdag.

 

Door |2019-12-02T17:32:45+01:002 december 2019|Fiets, Trainer, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

De spagaat

Afgelopen zaterdag leverde ik een van mijn beste sportprestaties ooit. Ik was daar naartoe gepiekt met toegewijd trainen en ik voelde me dan ook topfit. Fitter dan in heel lang zelfs, of liever gezegd: stabieler fit dan in heel lang.  

Woensdag zat ik bij de…. cardioloog. Die me geruststelde – inderdaad heb ik, zoals ik al dacht, de afgelopen zes weken meer last gehad van panikerende artsen dan van m’n hart zelf.

Wat is er gebeurd? Welnu, ik had hier vorig jaar al eens geschreven dat ik af en toe last had van hartkloppingen. Of nouja, last… ik merkte hartkloppingen op, last had ik er nauwelijks van. De huisarts had toen onder andere gezegd: als je ze nou een keer hebt, kom dan even langs om een ECG te laten maken, dan weten we meer.

Prompt had ik ze daarna tien maanden niet meer, en daarna een paar keer alleen maar midden in de nacht. Ik had ondertussen geleerd hoe ik m’n hart weer rustig kon krijgen, dus dan deed ik dat en sliep ik gewoon weer verder. Soms was me omdraaien in bed, hoesten of wat drinken al genoeg, en als het moest, ging ik uit bed, liep ik een paar rondjes door de huiskamer, deed wat burpees en jumping jacks en zodra ik dan ging hijgen, was het over. Dat was wel eens vervelend natuurlijk, om 3 uur ’s nachts lig ik liever in bed dan dat ik door de woonkamer hups, maar dat was dan ook alles.

Tot de ochtend van 9 augustus. Toen werd ik met die hartkloppingen wakker en dacht ik: nu is de kans voor dat ECG. Zo gezegd, zo gedaan. Moest ik nog voorzichtig naar de huisarts toe schuifelen ook, want het stopt dus als mijn hartslag oploopt. Maar het lukte, en inderdaad was er op dat ECG iets te zien: boezemfibrilleren.

Achteraf gezien leek het wel alsof op dat moment alle alarmbellen gingen rinkelen. Ik vat het kort samen: later op de ochtend had ik de Eerste Harthulp aan de lijn die me sommeerde onmiddellijk te komen, dat heb ik geweigerd (ik zat met een heel rustige hartslag te werken), toen ‘moest’ ik terug naar de huisarts, die schreef bloedverdunners en bètablokkers voor en zei nog een paar andere alarmerende dingen.

Ik snapte er niks van. Eerst leek er niet zo veel aan de hand, ik had ook eigenlijk afgerond nergens last van, ik voelde me hartstikke fit – vanwaar die paniek? Mijn huisarts ging ook nog net op vakantie, dus daar kon ik niet terecht met mijn vragen.

Ik in spagaat, in finishersshirt Challenge Almere TriTogetherDe week erna heb ik urenlang gegoogled, ik ben bij de apotheek gaan praten (omdat in de bijsluiter van de bloedverdunners stond dat ze voorgeschreven worden bij boezemfibrilleren ‘plus een andere risicofactor’ – van die andere factor was ik me niet bewust), ik heb gebeld met de Infolijn van de Hartstichting en ik heb gepraat met een aantal ervaringsdeskundigen.

Langzaam-maar-zeker werd me helder dat ik inderdaad boezemfibrilleren heb, maar dan wel in een zeer lichte vorm: ik heb het maar heel sporadisch, mijn hartslag blijft binnen de perken, ik kan het zelf stoppen en ik voel me er niet slecht bij. Ik was blij dat ik de bètablokkers meteen had geweigerd, omdat mijn hartslag 99 % van de tijd rustig en laag is – in rust onder de 50. En fatsoenlijk sporten is er moeilijk mee (zie hier). Met de bloedverdunners ben ik op eigen houtje gestopt – ik was er niet van overtuigd dat het nodig was, en ik wilde niet leeglopen als ik bij al dat fietsen eens een keer op mijn oren zou gaan.

Ondertussen had ik dat boezemfibrilleren niet meer. Wel is mijn hart ’s nachts vaak onrustig, nu meer met overslagen – nog onschuldiger dan boezemfibrilleren, hooguit vervelend. Volgens mij zijn het de jongste overgangsgrillen. Want die hartkloppingen heb ik steeds in dezelfde periode als opvliegers, en dat valt ook samen met het wegblijven van m’n cyclus. Ik ben nu dik drie maanden niet ongesteld geweest, een record, en ik moet zeggen: op de hartkloppingen na is dat een verademing.

Volgens de cardioloog, waar ik woensdag dus eindelijk mee sprak, kan het wel zo zijn dat mijn hart door het vele sporten gevoeliger is voor boezemfibrilleren. Duursporters hebben het relatief vaak, zelfs een paar beroemde, waaronder Robert Gesink, al is de relatie niet eenduidig (zie bijvoorbeeld hier). Ik ben benieuwd, ik krijg nog een echo van mijn hart, en daar is dat misschien uit af te leiden.

Verder: geen medicijnen, ik kan en mag alles, niks om me zorgen over te maken – wat ik nooit heel erg gedaan heb, want ik bleef ervan overtuigd dat mijn hart het goed deed – of mijn leven of sporten aan aan te passen. Volgens de cardioloog kan ik er gewoon honderd mee worden. En als het door de overgang komt, gaat het vast wel weer voorbij, denk ik zelf.

Met de huisarts heb ik het inmiddels uitgepraat – er zijn inderdaad die vrijdag in augustus wat dingen fout gegaan. Dat kan gebeuren natuurlijk.

Ik heb de afgelopen weken veel geleerd. Maar dat heeft me dus wel veel tijd en stress gekost. Precies in dezelfde weken als dat ik eerst topvorm aan het kweken was en later een superprestatie leverde. Dat was een heel gekke spagaat.

 

Door |2019-09-20T16:52:02+02:0020 september 2019|Triathlon algemeen, Vrouwensport|3 Reacties

En dan: winnen!

Schrijf ik hier zaterdag een blogpost over dat begrenzen, genieten en accepteren van elke prestatie veel belangrijker zijn bij het sporten dan presteren, en wat doe ik dan de dag erna?

Winnen.

Ik heb gisteren de 50+-vrouwen-categorie gewonnen van de 1/8e triathlon Hoeksche Waard (voorheen Binnenmaas)! Althans, zo leek het, maar daarover verderop meer.

En ja, dat is leuk. Ik heb vaker m’n leeftijdscategorie gewonnen, maar nog niet eerder van zo veel vrouwen (20) en mét prijsuitreiking.

En dat terwijl het eigenlijk helemaal niet heel goed ging. Zwemmen ging eigenlijk zelfs gewoon belabberd. Achteraf hoorde ik van zo’n beetje iedereen hetzelfde verhaal: het was een partij vrij worstelen. Ik ben halverwege de heenweg maar om de meute heen gaan zwemmen, daarna ging het beter. Maar bijna 14 minuten – zo langzaam ben ik nog nooit geweest op die afstand, volgens mij, zelfs niet bij mijn triathlondebuut, in hetzelfde water, in 2011. Lopen ging dan weer wel okee en steeds lekkerder, ondanks dat ik veel had gegeven bij het fietsen.

Het maakte me allemaal niet zo veel uit: met het oog op de 180 kilometer tijdrit in Almere over twee weken wilde ik maar één ding: hard fietsen. En dat ging wel goed. (Nouja, ik had eerlijk gezegd nog op een iets hoger vermogen gehoopt – de lagere trainingszones, die ik in Almere nodig ga hebben, hebben duidelijk meer progressie geboekt dan de hogere. Dat is hoe ik het wil en waar ik voor getraind heb, dus dat is okee. Afgezien van gister ben ik daar zelfs superblij mee, met hoe m’n training aan het uitpakken is. Maar daarover later meer.)

Eén ding? Nee, ik wilde twee dingen: hard fietsen en lol hebben. Dat tweede is ook gelukt, op dat eerste stuk zwemmen na. Ik heb lekker gesport, daar was het prima weer voor, de Hoeksche Waard lag onder een fraaie wolken-en-zonlucht. Daarna was ik vrijwilliger-parcourswachter tijdens het fietsen op de kwart afstand, en daarna supporter en fotograaf langs het loopparcours van manlief en een hoop andere bekenden, onder andere van het Triathlonforum. Hier loopt Henk voorbij:

Altijd gezellig bij deze ‘moeder aller triathlons’ die voor ons voelt als een thuiswedstrijd (zie eerdere verslagen). Die een andere naam heeft, voor het eerst op zondag was, een prachtig parc fermé heeft gekregen (kunstgras hockeyveld) en gelukkig minder tumultueus verliep dan vorig jaar.

Ik heb bovendien genoten van de prestaties van anderen. Van Nicole, die een vlekje (nare zwem-DNF) van een paar jaar geleden wegpoetste door nu wél prima te finishen.Hier staan we samen te glunderen:

Van die boel bekenden. En van manlief, die tot zijn verrassing tweede werd bij de H60+.

Dus we gingen met twee trofeeën naar huis:

Ik weet hoe relatief het is. De winnares van de 60+-categorie was een stuk sneller dan ik!

Er zijn ook heus een boel snellere 50+-vrouwen. Gister misschien zelfs wel. De uitslagen waren namelijk een zootje en werden vanmiddag nog gecorrigeerd. Als de nieuwe versie klopt, was ik maar derde. Dat vind ik zelf een beetje katerig, en ook lullig tegenover die andere twee vrouwen. Maar geen idee wat er nou wel echt klopt.

Voor de rest, en hoe dan ook: 1e, 3e, wat maakt het uit; het gaat er niet om.

Gaan doet het veel meer om die glunderende koppies op de foto’s hierboven!

 

Door |2019-09-02T17:26:04+02:002 september 2019|Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

Zomer-drukdrukdruk

Al een paar weken lang heb ik heel weinig werk, zoals meestal in de zomer, wat ik eigenlijk wel lekker vind. Dus ik ben niet druk met werk. Dus je zou zeggen: dan heeft ze wel tijd om te bloggen. Maar kijk eens aan: m’n laatste post is al meer dan 3 weken geleden. Dat komt: ik ben zo in de zomer wél druk met andere dingen:

  • Ik ben veel aan het trainen. Ik ben ineens weer helemaal fietser, als ik naar mijn logboek kijk. Ik maak lange ritten, als voorbereiding op de 180 kilometer tijdrit op 14 september, als fietser bij de trio-triathlon van Almere. Het gaat goed, al is het soms wel behelpen met het weer. Ik schrijf op dit moment eigenlijk tegen wil en dank: Jo en ik hadden vandaag in Limburg willen gaan fietsen, maar met het voorspelde onweer hebben we dat  maar niet gedaan. Het waait ook heel veel, af en toe onaangenaam veel op de fiets, en een paar weken terug was het te snikheet om ook maar iets te doen. Dus het is wat passen en meten, maar op zich gaat het trainen gewoon goed. Van veel fietsen word ik bovendien gelukkig! 
    Zwemmen en hardlopen staan op een wat lager pitje, maar ik heb wel onder andere de Boulevardloop kunnen toevoegen aan mijn palmares (ook al winderig) en een zeezwemclinic gedaan (ook al, pff… ik kwam niet tegen wind en stroming in, erg frustrerend). 
  • Ik heb genoten van de Tour de France, de wedstrijd zelf en de ‘bijverschijnselen’: de praatprogramma’s en vorige week het criterium van Wateringen. En sindsdien alweer van Remco Evenepoel (Classicá San Sebastian en EK tijdrijden) – wat een kerel. En ja, ook het overlijden van Bjorg Lambrecht liet me niet onberoerd. Ik had zelf net die dag met windkracht 5 achter mijn snelste tijd ooit gereden op het traject Vlissingen (broer) – thuis, ik kwam thuis en mijn broer appte het en op dat moment realiseerde ik me maar weer eens hoe kwetsbaar een fietser eigenlijk is.
  • Ik ben lekker aan het lezen, boel mooie en interessante sportboeken, en het is de hoogste tijd dat ik daar eens wat meer over ga bloggen. Wordt vervolgd dus.
  • Ik ben ook nog bezig met wat gezondheidsdingetjes. Ik kom bij een nieuwe chiropractor die een nieuwe diagnose heeft gesteld voor mijn bekken-heup-scheeftrekken en van wie ik nu vooral mijn linkerlies heel fanatiek moet rekken. Ik ben benieuwd wat dat me op gaat leveren. Het ging al best wel goed, maar echt weg of over was het niet. Wie weet. Ik heb ook nog steeds overgangsgedoe, of althans: ik zit nu ook in een medische mallemolen vanwege de hartkloppingen die ik daaraan wijt, dat is wel vervelend. Maar het belemmert mijn functioneren niet; ik voel me prima. De huisarts wil het alleen verder uitzoeken.
  • En verder doe ik wat zomerklusjes en ik rommel wat rond op m’n gemakje. Want ook daarvoor is het zomer!

 

Door |2019-08-09T14:12:13+02:009 augustus 2019|Fiets, Loop, Vrouwensport, Zwem|0 Reacties

Het seizoen is lekker op dreef!

Afgelopen zaterdag meteen mijn tweede triathlon: de Brouwersdam90, een nieuwe voor mijn collectie afstanden, nummer 12: 1 km zwemmen, 79 fietsen, 10 lopen – al kwam ik in totaal uit op meer dan 92 kilometer.

Dit was een ‘serieuzere’ wedstrijd dan vorige week in voorbereiding op de belangrijkere doelen van dit seizoen. Althans, dat had ik van tevoren bedacht, dichterbij heb ik zelfs nog getwijfeld of ik wel zou starten, vanwege de watertemperatuur. Dat kwam net goed, ik heb vorige week twee keer buiten gezwommen, dat viel mee, en de temperatuur in de Grevelingen naderde de cruciale 15 graden. Vooruit dan maar.

Daar kwam nog bij dat ik aan Ter Huh een beetje stijve rug had overgehouden, die niet beter werd van eerst een middag fietsen (was als relaxte herstel- en bijkletstraining met Jo bedoeld, maar daarvoor was eigenlijk het te koud en winderig – wat is er toch met deze mei-maand?) en de dag erna urenlang intensief achter de computer zitten schrijven en later in de week nog wat stress. Wat bewegen, massage en een dagje sauna vrijdag verbeterden het wel weer, maar het was nog niet helemaal over en trok iets naar mijn hamstrings.

De wekker ging zaterdagochtend al om 6 uur en in m’n beweging om ‘m uit te zetten schoot er kramp in m’n ene hamstring – heb ik anders nooit, niet zo’n goed begin van de dag. Toen gingen manlief en ik onderweg en net toen we de dam opreden, ging het regenen en daalde de temperatuur naar dik onder de 10 graden. Ojee – daar had ik de kleren niet voor bij me (ik herhaal: wat is er toch met deze mei-maand?). 

Het is blijven regenen totdat we het water in gingen, dus dat was voorbereiding in een koud, nat en naargeestig parc fermé. Ze voorspelden ook nog meer regen, dus ik zag de bui (letterlijk en figuurlijk) al hangen: dat ging me veel te koud worden. Ik kon gelukkig nog mouwstukken lenen (bedankt, startnummer 827!), maar ben van de narigheid een paar dingetjes vergeten, waarvan één belangrijk: mijn sokken klaarleggen. Ik ben nog aan het wennen aan de nieuwe inlegzolen, gaat prima en bevalt goed, maar het is wat blaargevoelig bij hardlopen, en ik kan dat dus nog niet zonder sokken.

Ik moest ook heel veel moed verzamelen om al koud en nat ook nog water van 14,7 graad in te stappen, maar dat ging uiteindelijk wel, viel mee, nouja, alleen een beetje koude handen.

En… kwallen – oeps! ik heb best een kwallenfobie overgehouden aan wat nare ervaringen in mijn jeugd aan de Westerschelde, dus toen ik ze in beeld kreeg moest ik wel even op mezelf inpraten! Gelukkig zaten ze vrij diep en waren het kleine, witte, die zijn niet zo erg. Maar toch.

Het zwemmen leek lang te duren, maar uiteindelijk was het toch best goed gegaan, bleek uit mijn tijd: dik 22 minuten is sowiewso okee onder die omstandigheden, en misschien zelfs snel als ik echt de 1100 meter heb gezwommen die m’n horloge aangaf – dan ben ik iets omgezwommen, wat zou kunnen. Ik hield er opluchting dat het erop zat aan over, en een superstoer gevoel: kwallenangst overwonnen en m’n koudst-water-triathlon ooit! 

Dizzy uit het water (de kou), flink eind lopen en meteen maar door de zure appel heen gebeten en m’n tas in gedoken op zoek naar mijn sokken, onderin in een hoekje van mijn tas natuurlijk, onder alle natte zooi. Shirt aan, mouwstukken aan – de traagste wissel ooit. Nouja, niks aan te doen. Het heeft me mogelijk twee plekken in de klassering gekost, maarja.

Op de fiets duurde het ook even voordat ik lekker reed, maar daarna ging het ook wel goed. Ik wilde mijn hartslag begrenzen bij 145 en rond de 140 rijden, dat lukte niet helemaal, hij lag nog iets lager. Experiment was hoe hard ik daarbij kon rijden en welk vermogen. Ik hoopte op 30 gemiddeld, dat zou veel bevestiging geven voor de grotere doelen. Vermogen kon ik zien en dat zag er goed uit. Snelheid, geen idee, daar kijk ik onderweg niet naar, maar het voelde wel okee. 

Heel makkelijk fietsen was het niet. Eten en drinken kosten me veel aandacht omdat het lang geleden was dat ik zo’n lange afstand deed, en ook wel omdat er geen verzorging was tijdens het fietsen (en daarbuiten ook minimaal – wat mij betreft het belangrijkste verbeterpunt voor de organisatie). Het parcours was hier en daar technisch, het was druk, er stonden er veel met pech langs de kant en er waren ook nare valpartijen, en er werd veel gestayerd: ik heb hele pelotons en kop-over-kop-duo’s voorbij zien trekken. Ik was behoorlijk aan het stuivertje wisselen met een paar anderen, en het niet-stayeren heeft me ook best veel aandacht gekost.

Werd ik in m’n 3e rondje nogalliefst  ’teruggefloten’ door de jury toen ik aan het inhalen was – moest ik m’n benen stilhouden en gingen ze me uitleggen dat ik afstand moest houden – ja, dahag! Nouja, ik heb het braaf gedaan, geen zin in straf, maar wel bijna met opgestoken middelvinger. De willekeur van de jurering… ik vind dat een van de lastige dingen van triathlon, moet ik zeggen. 

Met fietsshirt en geleende mouwstukken voldoet m’n outfit niet geheel aan de normen van de stijlpolitie, en de nieuwe helm past ook nog niet in mijn zelfbeeld, maar hij is wel heel lekker.

Wel vond ik het leuk. De zee zien, de weidsheid van de eilanden, altijd fijn. Het stuk buitenlangs de dijk voelde voor mij als een soort thuiswedstrijd, dat kan ik dromen omdat ik regelmatig van Vlissingen naar huis fiets daarover. Sowieso grappig om op één dag zes keer in Zeeland te komen (vier fiets- en twee looprondes), hahaha – ik ben twaalf keer de provinciegrens overgestoken!

Het bleef droog en werd zelfs steeds warmer en zonniger, hoera! Wel ook steeds iets meer wind, maar nog steeds wel heel weinig wind voor op die plek. Bij de doorkomsten ter hoogte van start en finish stond veel publiek, dat was wel leuk ook.

Tweede wissel traag door wc-bezoek, ik kon met de eindtijd niet meer zo zitten dus dan maar even netjes. Wel had ik snel gezien dat ik zo’n drie uur bezig was in totaal en een snelle rekensom was dat ik mijn gehoopte fietstijd vér had overtroffen. Ik heb 31,8 gemiddeld gereden. Weer zo’n huh – waar haal ik dit ineens vandaan? Veruit mijn snelste fietstijd ooit op een afstand langer dan de kwart. Wauw! 

Vervolgens sloeg bij het lopen toch de rug- en hamstringstijfheid toe, dus dat ging gewoon belabberd. Nouja, dat beschouw ik maar als gevalletje pech. Ik had erna flinke spierpijn in mijn hamstrings, dus dat had duidelijk echt niet veel sneller gekund. De ondergrond was ook nog eens flink bonkerig én er zat een steentje in m’n schoen, dat heeft ook nog even tijd gekost. 

Loop-actiefoto

Bij het keerpunt werd ik wel aangemoedigd door coachee Mirjam, die net haar eerste 1/8e triathlon had volbracht, dat vond ik erg leuk. Manlief kwam me in de tweede ronde voorbij, die was ook wel lekker bezig. Ik zag ook nog een paar andere bekenden (Linda, Olaf, Aart), altijd leuk.

Uiteindelijk finishte ik in 4 uur 10, dik tevreden met die tijd onder die omstandigheden, vooral blij met mijn fietsen en ook trots erop dat ik dat zwemmen had aangedurfd en doorstaan. Ik werd 8e van 15 D50+-vrouwen, en overall ook lang niet laatste – dat is bij zo’n langere afstand met van die fiets-kanonnen altijd maar afwachten, want dat is een relatief hoog niveau. Heel weinig vrouwen op die afstand trouwens, maar zo’n 15 %. 

Medaille

Het seizoen is lekker begonnen zo. Ik ben heel blij met de vorm die er zomaar ineens weer is – ik voel me verder ook al een tijdje gewoon goed, na maanden van gesukkel, erg fijn. Ik weet dat ik niet te hard moet hopen dat het zo blijft, maar een beetje doe ik dat toch heus wel. Nou weer een paar weken lekker trainen. Van plan dat iets bij te sturen: meer aandacht voor lopen, ten koste van fietsen. Dat waag ik er maar op, na dit geslaagde experiment.

 

Door |2019-05-27T21:16:41+02:0027 mei 2019|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Zwem|2 Reacties

Taboe doorbreken (2): tampon-anekdote

Goed, ik zit dus op de taboe-doorbrekende toer, ik heb gister opgeroepen om taboes te doorbreken om van elkaars ervaringen te profiteren in plaats van door te sukkelen. Laat ik er dan nog maar eentje doen en een anekdote vertellen die ik toen het gebeurde heb weggecensureerd. Het was op de dag waarover ik hier een uitgebreide blogpost schreef: de zeer moeizame 1/3e triathlon van Oud Gastel in 2017

(Even terzijde: wat ik daar schreef, over het niet kunnen vinden van het gaspedaal en daardoor zwaar tegenvallende prestaties, dat is sindsdien zo ‘gewoon’ geworden dat ik er niet meer van opkijk. Mijn prestatieniveau fluctueert met minstens 10 anders onverklaarbare procenten. De laatste tijd zijn de dalen weer frequenter dan de uitschieters – mijn eigen hormonen laten zich tot nu toe nog niet afdoende reguleren door de pillen (zie hier). Ik vind het niet fijn, maar accepteer het gelatener dan toen. Alles went, dus het jaagt me geen angst meer aan. Wel moet ik nog wel eens aan die klok in Oud Gastel denken.)

Wat ik toen níet schreef, is het verhaal van het grootste stressmoment van die hele dag. Ik was op die dag ongesteld, en ik had uitgerekend dat ik aan het begin van het lopen een tampon moest verwisselen. Maar waar – geen dixi te bekennen langs het parcours.

Dan maar ergens de bosjes in – daar zit ik op zich niet zo mee, ik ben afgehard van al die jaren fietsen. Beetje discrete plek zoeken en verder zelf niet moeilijk over doen, dan kan het wel (al zou ik op het punt van makkelijk kunnen piesen wel een man willen zijn – die hebben aan een boom genoeg).

Ik haal eerst m’n oude tampon eruit, constateer dat dat echt tijd was ja, en pak dan pas de nieuwe. Ik haal ‘m uit z’n cellofaantje en PLOEF – hij ontploft. Hij was namelijk volgezogen met water – het regende, en hij had net de twee fiets-uren achterop m’n rug doorgebracht. Zeiknat. Zoiets:

Ontplofte tampon

 

Ik herkende het effect van wel eens een tampon aantreffen in een zak van een kledingstuk dat net de was in is geweest. Het cellofaantje houdt ‘m dan nog in bedwang, maar eigenlijk is-ie onbruikbaar geworden. Want zo’n volgezogen tampon, die past niet meer.

Nouja, ik heb ‘m erin weten te frummelen, daar tussen die bosjes, maar dat kostte flinke tijd en moeite, en het zat bepaald niet lekker en dat heb ik geweten tijdens het lopen. Maar verder is alles goed gegaan, dus ik ben ‘netjes’ gefinisht, zonder dat het bloed langs mijn benen liep. 

Wat ik ervan geleerd heb is (1) tampons waterdicht verpakt meenemen en (2) eerst checken of de nieuwe wel okee is voor je de oude weghaalt. 

Maar daar had ik dus ook nooit iets over gelezen. En het verbaasde me eigenlijk dat dit me overkwam na al die fietsjaren. Is er nooit eerder een tampon natgeregend? Kennelijk. 

Nouja, wel wat van geleerd. En waarom is de drempel zo hoog om het hierover te hebben? Zelfs met vrouwen onder elkaar. Ik denk dat we van elkaars ervaringen nog veel meer zouden kunnen leren. Iemand tips?

 

Door |2019-05-12T15:23:02+02:0012 mei 2019|Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|7 Reacties

Taboe doorbreken: extreme zadelpijn bij vrouwen

BrooksVandaag geef ik op de Vrouwenracefietsdag een workshop over blessures, kwalen en ongemakken die vrouwelijke fietsers treffen. In de voorbereiding daarvan realiseerde ik me dat sommige taboes rond vrouwenzaken nog erger zijn dan ik dacht.

Of nouja, taboe, het is een gebrek aan informatie, en ik denk dat daar een taboe aan ten grondslag ligt. En dat heeft consequenties, zo realiseerde ik me. Grote consequenties: ik schrok ervan.

De organisatoren van de Vrouwenracefietsdag attendeerden me namelijk op dit artikel. Daarin wordt verwezen naar de open brief van Hannah Dines en via haar Twitter vond ik nog zoiets van een Nederlandse fietster: persoonlijke verhalen over zadelpijn, bewonderenswaardig open. En schokkend dus.

ISMNatuurlijk, ik weet van zadelpijn. Maar dat het zó ver kon gaan, dat wist ik niet. Zadelpijn klinkt eigenlijk te onschuldig. Het zijn verhalen over schaamlippen met wonden, bulten van formaat golfbal, blaren, ontstekingen, omgekeerde acné (puistjes naar binnen), pus, lipomen, operaties, littekenweefsel, non-stop pijn, steeds erger worden de pijn, wringen en scheef zitten op het zadel en dus overal pijn – en een eindeloze zoektocht naar oplossingen. *oef*

Mij was de ernst van deze problematiek onbekend, ondanks dat ik mezelf al bijna 20 jaar goed informeer over vrouwen-fietszaken (voor mezelf, en lang voor dit blog schreef ik er ook al over, onder andere als Fietsvrouw-columniste). Ik heb er nooit uit eerste hand over gehoord, wat kan zijn omdat het vooral speelt in de top (diepere zit, meer uren in het zadel) en omdat ik er zelf amper over ben begonnen. Ik heb heel weinig zadelpijn; alles was altijd zó op te lossen met een ander zadel, voor het laatst voor de triathlonfiets (zie hier). Wat een geluk, denk ik nu. 

Selle ItaliaMaar ik heb er ook nog nooit ergens iets over gelezen, althans, niet over hoe veel vrouwen er last van hebben, hoe erg het kan zijn en hoe moeilijk op te lossen.

Als het al over zadelpijn gaat, gaat het over de basale dingen zoals een goed zadel en een goede fietsbroek. Vaak gaat het ook over het nut van vettigheid smeren. Maar dat kan ernstige drukproblemen niet oplossen, en bovendien werkt het voor sommige vrouwen averechts (voor mij, bijvoorbeeld: ik krijg er puisten van). Wat wel laat zien dat de oplossing heel persoonlijk is – dat is dus ook een hoofdlijn in mijn verhaal vandaag. Een goede bike-fitter kan daarbij helpen.

Selle SMPEen andere hoofdlijn is dat pijn niet normaal is en er niet bijhoort. Hannah Dines is zeker te lang doorgegaan met de pijn verbijten. Ze beschrijft de cultuur van dat doorbijten in die open brief. Maar daarnaast heeft het taboe haar parten gespeeld. Dines schrijft dat er sowieso niet over pijn wordt gepraat en al helemaal niet over de ede delen. Pijn hoort erbij, dacht ze –  het doet ‘daar’ wel vaker pijn. *schrik*

Saillant detail vind ik dat Dines wel ‘shorts, shoes, gloves’ kreeg toen ze bij de nationale selectie kwam, maar geen broekenvet. Wist zij veel.

Wat – in 2014 wist ze niet van het bestaan van broekenvet?

En ze heeft geen bike-fitting gedaan waarbij ook de zit op het zadel bekeken is? *shock*

Want echt, er zijn oplossingen. Maar daar moet je dan natuurlijk wel naar op zoek. En daarom is informatie belangrijk. Anders heb je geen idee waar je moet beginnen. En je moet zelf ook de hobbel durven te nemen natuurlijk om het met je bike-fitter over je schaamlippen te hebben. 

Vandaar: het taboe moet eraan! Hopelijk doen mijn workshop en deze post daartoe een duit in het zakje. Om met Dines’ hashtag te spreken: #vivelevulva! 

 

(De plaatjes bij dit topic zijn allemaal zadels waar sommige vrouwen baat bij hebben, maar dat is dus ook heel persoonlijk. Van boven naar beneden zijn de merken: Brooks, Cobb, ISM, Selle Italia, Selle SMP en – het fully adjustable – Bisaddle. Dat laatste is een tip van bike-fitter Jeroen van TriPro – het is in alle richtingen en dimensies aan te passen, zelfs verschillend per kant, dus asymmetrisch. Hij liet het me onlangs zien en het is echt iets heel anders dan andere zadels!)

 

Door |2019-05-11T09:48:43+02:0011 mei 2019|Fiets, Vrouwensport|2 Reacties

Over inspiratie en polarisatie – rijke boekenoogst!

Ik heb weer lekker veel gelezen de laatste tijd. Drie boeken gingen niet echt óver sport, maar ze waren daar wel relevant voor en ze gaven me nieuwe ideeën voor het begeleiden van sporters, en eentje ging echt over triathlontraining. Eerst de drie inspirerende, met overlap in de thematiek:

  • Body positive power – een geweldig boek in de strijd tegen lichaamsontevredenheid, wat voor de (vrouwen-)sport relevant omdat veel vrouwen sporten uit zelfhaat en niet uit plezier of uit welwillende zorg voor hun lichaam. Ik leerde er een boel van, onder andere over de dieetmiddelenindustrie (om niet ‘-maffia’ te schrijven) en was af en toe geschokt ook. Het meest heftige voorbeeld vond ik dat de auteur na het overwinnen van zeer ernstige anorexia bij de huisarts komt en dat die dan zegt dat ‘er wel een kilootje af mag’. Grappig: in het hele boek staat maar één zin waar ik van ging fronsen, en dat is in het voorwoord: dat elke vrouw het boek gelezen zou moeten hebben, ‘of je nu zestien bent of vijfenveertig’. Uh? Vanwaar die bovengrens? 
  • Intimiteit – een scherpe maatschappijkritiek, over hoe binnen een paar decennia de norm voor een ‘goed’ leven is veranderd van brave, gematigde aangepastheid aan de burgerlijke, vaak kerkelijke moraal naar mateloos ‘scoren’: presteren, succes hebben, rijk worden, links oogsten – maar ook voldoen aan het schoonheidsideaal. Die druk én de mateloosheid maakt dat we in toenemende mate vervreemden van onszelf – van onze lichamen. Met onder andere epidemieën van burn-out en depressie als gevolg. Het is iets wat ik bij sport als levenskunst blijf benadrukken: het gaat niet om de prestatie alleen. Sport kan een manier zijn om weer ‘closer’ met je lichaam te worden, maar ook om er juist nog verder van te vervreemden.
  • The passion paradox – Stulberg en Magness houden niet op mij te inspireren! Hun vorige boek vond ik al een klapper en ik volg ze met grote interesse op Twitter en via hun  nieuwsbrief. Belangrijkste nieuwe bijdrage in dit boek is voor mij dat zij naast gezonde passie (kenmerk: waardegedreven en gecombineerd met zelfreflectie) een onderscheid maken in twee soorten ongezonde: gedreven door angst of door externe bevestiging (om te ‘scoren’ – ja, Intimiteit echo’de af en toe). Je kunt – bijvoorbeeld – hard fietsen in een training omdat je dat lekker vindt en je jezelf ermee verbetert (in principe gezond), maar ook omdat je bang bent dat je anders een ‘loser’ bent, of dik wordt, of straks niet meer de anderen mee kunt komen (angstgedreven) of omdat het je veel kudo’s oplevert op Strava (externe bevestiging). Nogal wiedes natuurlijk dat Sportkunstenaars gaan voor het eerste! En sporten hoeft zelfs niet echt een ‘passie’ te zijn – het gewoon leuk vinden is ook al prima. 

Cover 80/20 TriathlonDan het triathlontrainingsboek. Dat was 80/20 Triathlon, een tip van Gringo van het Triathlonforum toen ik het erover had dat er nog zo weinig boeken waren waarin gepolariseerd trainen centraal staat. In dit boek dus wel, en dat is meteen wat ik er supergoed aan vind. Ik ben al jaren fan van gepolariseerd trainen, dus zo’n boek moet er echt zijn.

Iets meer in detail vind ik het echter wel een boek met twee gezichten.  Het eerste, algemene gedeelte vind ik geweldig. Ik heb vooral het tweede hoofdstuk, ‘Going Slower to get Faster’ met veel plezier gelezen. Het gaat eerst over de ontdekking – in de praktijk – van gepolariseerd trainen: 80 % van de tijd rustige duur, 20 % hoog-intensieve intervallen, en dus niet, althans niet doelbewust, trainen in de middelste intensiteit. Daaruit blijf je weg; dat is de ‘moderate-intensity-rut’: weinig trainingsopbrengst voor een realtief hoog blessurerisico. 

Daarna gaat het hoofdstuk in op de obstakels: waarom willen best veel sporters er níet aan, aan dat gepolariseerde trainen? En hoe verwerp je die argumenten? Ik vond het een feest van herkenning, vooral daar waar het gaat om dat de gedachte dat harder altijd beter is, dat het ‘niet lekker voelt’ (rustig trainen moet net langzamer dan wat fijn is, en als je geen topper bent, is dat écht langzaam) en het ego dat in de weg staat: rustige duurtraining is niet stoer; soms voelt het alsof je ‘niks’ gedaan hebt.

In dat soort discussies vind ik mezelf ook regelmatig terug. Laatst nog, toen iemand zei dat het doel van sporten voor hem was ‘zo moe mogelijk worden’. Ik zei nog: dat kun je toch niet écht willen, dat wil je je lichaam toch niet aandoen, altijd maar de zweep erover – maar hij snapte niet waar ik het over had (ja, hier echoën die boeken van hierboven).

Het zette me aan het denken – er ontbreken nog twee obstakels die ik wel hoor:

  • Het gaat niet alleen om moeite met de rustige pool. Er zijn ook sporters met een hekel aan, angst voor of moeite met zo diep gaan als nodig is voor de intensieve. Diep genoeg gaan is lastig en pijnlijk; het is, om maar iets te noemen, niet vrouwelijk om je zo het snot voor ogen te intervallen, en best wel veel oudere sporters lopen rond met het idee dat een hoge hartslag slecht is voor hun hart.
  • Het gegeven dat je in de ‘moderate-intensity-rut’ de meeste calorieën verbrandt per tijdseenheid dat je traint: minder intensief is minder calorieën; intensiever is maar heel kort vol te houden. Het nut van calorieën tellen is wat mij betreft zeer relatief (zie bijvoorbeeld hier waarom) en nooit een doel op zich van sporten, en zeker niet van een losse training (jaag je jezelf over de kling, kun je even later helemáál geen ‘calorieën meer verbranden’ als je uitgeput, opgebrand of geblesseerd thuis zit) maar het speelt wel voor veel sporters! 

Dat zijn mogelijk obstakels die vooral voor een bepaald type sporters gelden, wat me wel doet vermoeden dat de ‘at all levels’ van die cover mogelijk toch een behoorlijke bias heeft naar de hogere niveaus – zoals overigens zo ongeveer álle trainingshandboeken.

Dan het andere gezicht. Wat ik jammer vind aan het boek is dat het in de meer toepassingsgerichte hoofdstukken rigide omgaat met de getallen. Misschien werkt dat voor topsporters, maar niet voor gewone stervelingen. 

Concreet voorbeeld van de rigiditeit vind ik de trainingszones voor het zwemmen. Er is een gebied van 2″ per 100 meter waar je uit moet blijven – dat is een halve seconde per baantje. Niet alleen is dat het verschil tussen goed of wat minder afzetten, ‘m technisch net niet helemaal goed raken of wel, of al dan niet een stoorzender in de baan hebben – maar alleen al het verschil in vorm van de dag is bij mij al meer dan één seconde per baantje. Ik kán niet alleen m’n 100 meters niet op 2 seconde nauwkeurig timen, het heeft ook geen zin. Op mijn niveau althans niet. En al helemaal niet – voor niemand – als de zones bepaald zijn op basis van zo’n ruwe momentopname als een veldtest.

De rigiditeit zit hem ook in de toepassing van de percentages. De 80/20-regel geldt voor bijna elke week en elk van de drie sporten. Dat heb ik nooit elders zo gezien. Ik weet niet beter of het gaat om totalen over een trainingsperiode, waarin je periodes van meer rustige duur kunt afwisselen met periodes met meer intensiteit. Dat is het verschil tussen basis- en aanscherptraining.

Daarbij komt ook nog dat het percentage intensief schommelt met de totale trainingsbelasting. Bij topsporters ligt het soms onder de 10 %, maar die maken zo veel uren dat 10 % intensief nog steeds veel en dus heel belastend is. Als je 20 uur in de week traint, komt 20 % intensief neer op 4 uur – ga er maar aan staan! Train je minder, dan mag het percentage omhoog – dat is het idee achter de Time-Crunched boeken (zoals deze), waarin dat ook wordt uitgelegd.

Sowieso heb je natuurlijk geen tellertje meelopen in je lichaam, dus het komt écht niet op de laatste precieze procent en seconde aan. Dat kweekt maar dwangmatig gedrag en heel erg bezig zijn met de getallen in plaats van, bijvoorbeeld, hoe je je voelt en of je wel geniet. Dat is mijn grootste bezwaar tegen het boek.

Tot slot geloof ik in geen enkele trainingsaanpak die als heilige graal wordt gepresenteerd. Daarvoor verschillen individuele sporters te veel van elkaar. Ja, ik ben fan van gepolariseerd trainen; ik train zelf zo, voor fietsen al jaren, voor hardlopen krijg ik het zo langzamerhand onder de knie, met zwemmen experimenteer ik nog. En ja, ik kan het anderen aanraden. Maar altijd wel eerst als experiment, niet als wetmatigheid. 

Door |2019-04-29T15:37:58+02:0029 april 2019|Boeken, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

Weer eens een hormonenverhaal

Ik ben hier de laatste maanden af en toe ‘gehint’ dat ik dusdanige verschijnselen had dat ik me naar de gynaecoloog had laten doorverwijzen. Daar ben ik woensdag geweest en dat was een opluchting, dus nu het verhaal. Omdat het óók over mijn sporten gaat, maar ook omdat ik het belangrijk blijf vinden om open te zijn over de overgang, al is het maar omdat er nog zo weinig informatie is over sporten in die jaren. 
 
Zo lang als ik dit blog schrijf, en nog langer zelfs, al 7,5 jaar, zijn mijn hormonen aan het ‘rommelen’. Meteen met de eerste subtiele veranderingen aan mijn cyclus ging ik slecht slapen, en dat was jarenlang mijn belangrijkste probleem, totdat een half jaar hormoonsuppletie dat in 2016 oploste. Sindsdien waren alleen de nukken en grillen van mijn cyclus een probleem, met onder andere grote vormdips (voorbeeld) en bijna-bloedarmoede tot gevolg, alsmede een boel praktische besognes.
 
Vorig jaar dacht ik dat de menopauze nabij was: ik voelde me anders, stabieler; ik was veel minder vaak én heftig ongesteld en ik kreeg voor het eerst opvliegers, een paar maanden lang – die overigens niet heel hinderlijk waren. Hèhè, dacht ik.
 
Maar dat was te vroeg gejuicht. Sinds eind januari heb ik een opeenvolging gehad van 5 weken PMS, toen een horror-menstruatie, meteen daarna weer 2,5 week PMS, toen nog een keer ongesteld, en sindsdien rommelt het wat door. Ik heb me 2,5 maand beroerd gevoeld van de zwaarte in lichaam en hoofd van de PMS of van het bloedverlies of van de buikpijn, of alles tegelijk. Ik vond het zwaar, de gewone dingen volhouden kostte veel wilskracht en ik heb enkele dingen afgezegd omdat dat volhouden me te veel werd. Het was ook praktisch vervelend – gelukkig zijn al te gênante situaties me ook dit keer bespaard gebleven, maar dat heeft me heel wat kopzorgen gekost. (Ik doorbreek graag het taboe op de overgang, maar er zijn wel grenzen.)  
 
Lastig allemaal, en bovendien had de huisarts in die periode een vleesboom bij me geconstateerd. Dat is op zich niet heel alarmerend en het was een verklaring voor die heftige menstruaties, maar het zat me toch niet lekker, en daarin speelt natuurlijk een rol dat mijn moeder aan baarmoederkanker is overleden. De kans dat ik dat zou hebben was heel klein, maar toch. In mijn somberste vlagen dacht ik natuurlijk wel aan kanker, of op z’n minst aan een buikoperatie.
 
Nou, de gynaecoloog afgelopen woensdag heeft me gerustgesteld: hij zag geen vleesboom (huh? Nouja, niet de eerste foute diagnose van m’n huisarts…) en verder ook niets verontrustends. Het enige wat er aan de hand is, zijn die ontregelde hormonen. En daarvoor heb ik, opnieuw dus, hormoonsuppletie gekregen. Net als drie jaar geleden ben ik daar ambivalent over (de overgang is geen ziekte), maar wat de doorslag geeft is dat mijn gezondheid onder druk stond de afgelopen maanden. Dankzij mijn goede basis veerde ik ook steeds snel weer terug, maar ik hield mezelf wel met ijzer bijslikken op de been.
 
Ik ben blijven sporten, soms met hangen en wurgen. Het enige wat even niet meer lukte een paar weken terug was hardlopen, want daar kreeg ik toen ook buikpijn bij. Dat is gelukkig al weer over en lopen gaat weer lekker. De halve marathon in februari was natuurlijk wel een slachtoffer van de ongein, ook omdat in die PMS-weken m’n vage bekkenblessure enorm opspeelde – vast geen toeval. Zwemmen en fietsen ging soms, bijvoorbeeld de eerste dagen op Mallorca, moeizaam, maar verder toch ook vaak goed, soms verrassend goed zelfs. Dat deed deugd. Mede daardoor kon ik de hele tijd voelen dat er ‘onderliggend’ niet zo veel aan de hand was. M’n rusthartslag is permanent wat aan de hoge kant, maar dat is niet zo gek, lijkt me.
 
Wel hing de angst voor ergere zaken als een schaduw over me, en had ik daardoor soms wat moeite met vooruit kijken, bijvoorbeeld naar het aanstaande triathlonseizoen. En ik dacht natuurlijk ook wel eens: wat als het net op de belangrijkste wedstrijddagen wéér hommeles is? Sinds woensdag kijk ik weer graag vooruit!
 
Door |2019-04-19T21:07:50+02:0019 april 2019|Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|1 Reactie

Rollercoaster

Ik heb al vaker geschreven dat ik dit weblog net zo goed Louises kwakkelblog had kunnen noemen. Daar heb ik afgelopen tijd weer veel stof voor verzameld. Vooraf afgelopen week was een rollercoaster – en het is nog niet voorbij. Ik zet het hieronder op een rijtje, ook om het van me af te schrijven.

Dus waarschuwing: niet lezen als je niet tegen verhalen over kwaaltjes kunt!

Ik had al geschreven dat ik zaterdag moest uitstappen uit de halve marathon met de ergste pijn in bekken en heup sinds het begin van die vage blessure, vier jaar geleden. Het is in die periode ook wel tijden heel erg goed gegaan en er was sowieso goed mee te leven. Maar net de laatste tijd ging het minder. Dat begon al in de herfst, en toen dacht ik: laat ik nog eens een poging wagen of ik het structureel op kan lossen. Dat zou sowieso fijn zijn, en bovendien ben ik de tijd- en geldvretende bezoekjes aan de chiropractor wel eens zat.

Zodoende ben ik begin november naar een osteopaat gegaan. Het kan toeval zijn, maar sindsdien gaat het eigenlijk alleen maar slechter. Ik heb dat eerder gehad: twee jaar geleden maakte Krullaards Perfect Reset het ook alleen maar erger. Ik twijfel op dit moment nog over de voortzetting van de behandeling.

De laatste keer adviseerde de osteopaat me om met de huisarts na te gaan of mijn linkernier wel okee is. Zo kijken osteopaten: naar de relatie tussen bewegingsapparaat en organen. Ik heb dat besproken met de huisarts, die ging er iets van fronsen, maar okee.

Twee keer bij de assistente mijn urine laten controleren, allebei de keren een miniem bloedspoortje erin. Dus misschien inderdaad iets niersteen-achtigs? Enerzijds heftig, anderzijds gaf het me hoop op verbetering van de scheefstand-narigheid. Zo ver was ik dinsdag.

Woensdagochtend heeft de huisarts een echo gemaakt van mijn nieren en blaas, en daar was niets bijzonders op te zien. Hij keek ook nog een keer naar mijn plas en toen zat er geen bloed in. Dus zag hij geen aanleiding om er verder iets mee te doen.

Enerzijds een opluchting: ik had al wat zitten googlen en nierstenen had mogelijk een dieet betekend, waarbij vooral allemaal dingen die ik erg lekker vind niet mogen: noten, zwarte thee en zout vooral.

Anderzijds een teleurstelling, want een oplossing van het scheeftrekken was dus ook niet via die kant te verwachten. En dat bloedspoortje? Dat was niks. En dat scheeftrekken? Gesprek met de huisarts: of ik een zittend beroep heb? Nou, soms, maar niet extreem, en ik sport veel. O, u sport veel (op wantrouwende toon)? Tsja, zo doe je het nooit goed natuurlijk, en over sport ga ik met m’n huisarts niet meer in discussie, na eerdere frustraties daarover. Nou, zei hij, dan lag het aan m’n bewegingspatroon, kon ik oefeningen voor doen. Ja, dûh – ik oefen me al jaren helemaal te pletter, bijna elke dag; ik kan nu dingen met m’n bil- en buikspieren en psoassen die die vier jaar geleden onmogelijk voor me waren.

Hij had wel nog een nuttige tip: m’n matras. Die heeft manlief inmiddels met de zijne, iets hardere, omgewisseld, en mogelijk maakt dat uit, ja.

Oja, en en passant meldde de huisarts ook even dat ik een vleesboom heb – of ik dat al wist. Nee, en het is op zich ook niet erg, het komt veel voor, en het is een verklaring voor al die heftige menstruaties van de afgelopen jaren. Maar helemaal happy werd ik er niet van – ik ga het wel over een tijdje laten controleren, want mijn moeder is aan baarmoederkanker overleden. Een vleesboom vergroot de kans daarop weliswaar maar ietsje, maar toch.

Nou goed, ondertussen trok de pijn in bil en heup wat weg en heb ik dinsdag en woensdag enorm genoten van de zon: ik ben naar afspraken in Leiden (heen, weer) en Den Haag gefietst. Dat ging vrijwel zonder pijn en ik kikkerde ervan op.

Donderdag ben ik ook alweer even gaan hardlopen, dat ging redelijk. Kort daarna ging ik hoesten. Het voelde wat kriebelig dus ik dacht aan hooikoorts. Maar gister werd ik in de loop van de dag wel héél moe, en rillerig. Ik lag om 8 uur in bed, ik heb 12 uur geslapen en vanochtend had ik 38,2. Griep. Dus. Ofzoiets.

Met dat ziekige lijf, al dacht ik toen nog aan hooikoorts, heb ik me gister nog wel opnieuw naar de chiropractor gesleept. Die heeft het hele gebied van onderrug, bekken en heupen gemobiliseerd, dit keer zonder het te manipuleren, en dat scheelt een stuk. Massage er later nog overheen en dat voelt allemaal veel beter nu.

Wel zei de chiropractor, ook alweer en passant, nog even dat ik in de gaten moet houden of het niet slijtage van mijn heup is. Volgende schrik! Toen ik daar later thuis op googlede, dacht ik: nee, dat is onwaarschijnlijk. Ik weet ook wel dat ‘peuten’ makkelijk slijtage roepen als ze het ook niet meer weten.

Ik ben voor deze klachten wel toe aan nieuwe deskundigheid, een frisse blik. Staat op de agenda. Wie weet een echt heel erg goede fysiotherapeut in Overschie en omgeving?

Maar eerst herstellen van deze griep (ofzoiets). Mijn vierde luchtweginfectie sinds september, m’n vijfde in een jaar, en drie daarvan hebben lang geduurd (3, 4 en 6 weken), zodat ik me nu wat zorgen maak omdat ik over een dikke week op fietstrainingsstage naar Mallorca vertrek. Ik probeer die zorgen weg te drukken; ik weet dat ik zwartkijkeriger word van ziek zijn.

Ik maak me zo langzamerhand ook zorgen over mijn weerstand in het algemeen. Voor mijn gevoel is mijn lichaam erg uit balans. Tussen al die luchtweginfecties in zat ook nog een blaasontsteking (december) en hormonen-ongein. Ik had hier al eerder geschreven dat ik regelmatig afgedraaid thuis was gekomen uit werk (moe, ergernissen) dus ik had mogelijk iets te veel hooi op mijn vork, maar dat was dan vanwege verminderde belastbaarheid, niet omdat de belasting zo groot was. En ook omdat de fysieke problemen op hun beurt ook voor extra belasting zorgen – de vicieuze cirkel van de blessure. Deze week alleen al: heftige pijn, m’n tweede halve-marathon-DNF, wel nierstenen, geen nierstenen, een vleesboom, een versleten heup en griep – dat kreeg ik allemaal op m’n bordje, deal er maar mee. 

Tussendoor had ik in januari juist ook een hardloop-topperiode. Snap jij het, snap ik het.

Mezelf minder belasten qua werk is heel moeilijk op korte termijn bij te sturen. Of nouja, preciezer: voor mij als eigen baas is de ziekmelddrempel heel hoog. Overigens, ook een teken ervan dat het een moeilijke tijd voor me is: ik heb me in het afgelopen jaar drie keer ziekgemeld voor werkdingen, dat is een record sinds ik voor mezelf ben begonnen (2001), en mogelijk komt er komende week ook nog wat bij. Zo went het wel, want de drie ziekmeldingen leidden tot begripvol verzetten van de afspraak, en daardoor wordt de drempel voor mij wat lager, wat wel goed is.

Sporten zit er dus voorlopig niet in. Met zo’n brak, koortsig lijf is dat glashelder.
Zucht. Maar misschien is de rust wel goed voor mijn heup.

En gelukkig is er op TV de Omloop en later het WK allround. En goede boeken. En donderdag, hoestend en wel, nog een mooi concert. Nu is er de laptop, met m’n rug tegen de verwarming…. 

(Nee, dat is niet ergonomisch, maar daar lijkt het scheeftrekken niet erger van te worden.) Er is een lieve man die voor me zorgt. En die hele rollercoaster van de afgelopen week – op z’n best kan ik er ook wel weer om lachen.

Tsja, en verder: accepteren maar. En er komen ook echt weer betere tijden.

 

Door |2019-03-02T14:50:24+01:002 maart 2019|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties
Ga naar de bovenkant