Vrouwensport

Ouwe lullen met humor

Twee jaar geleden waren Babet en ik op zoek naar een leuk filmpje om te gebruiken in onze workshop ‘Door de overgang fietsen‘. We vonden niks. We vonden eigenlijk alleen maar bloedserieuze dingen, en wat misschien leuk bedoeld was, vonden we niet grappig. We zeiden toen al tegen elkaar: kennelijk geen gelukkige combi, overgang en humor. Iets soortgelijks heb ik hier vaker gezegd over boeken voor (oudere) vrouwen: waar is de lol, wat moeten vrouwen veel, en wat een opsomming van narigheid.

Wat een verademing is dan Het grote ouwelullenboek van Jerry Goossens en Frank van Hennemondt. Het gaat erover hoe de midlife man zichzelf oud maakt, en hoe die de klok weer terug kan draaien.

Een echt mannenboek dus, over problemen als kaal worden, erectiestoornissen en de prostaat. Ook serious stuff, maar geschreven met een vlotheid en humor die me regelmatig ontzettend clichématige dingen deed denken met als strekking dat mannen wel humor hebben en vrouwen niet. Alleen de titel al!

Het effect dat de humor heeft op mij is dat ik de op zich ook weer vrij recht-toe-recht-ane maakbaarheidsboodschap met ‘fitheid’ als niet ter discussie staand hoogste ideaal veel beter pruim dan in die vrouwenboeken. In die vrouwenboeken wordt gedramd dat je meer moet bewegen en gezonder moet eten. De ouwe lullen krijgen zo’n zelfde boodschap aan de hand van het ‘Goossens/Van Hellmondt-afvalprogramma’ (knipoog naar al die naar goeroes genoemd diëten): het meeste gewicht in kilo’s val je af als je in bed blijft liggen, want dan verlies je spiermassa. Daar zit een zelfrelativering in die ik prettig vind. En dat is maar één voorbeeld – het gaat zo door. Het leest als een trein.

Ik vond het boek bovendien leerzaam. Ik ben lang niet zo ingelezen in mannenzaken als in vrouwenzaken, en zo keek ik op van de sterke samenhang tussen erectieproblemen en allerlei leefstijlfactoren. Ik wist niet dat die zo sterk was, en dat erectiestoornissen dus inderdaad, zoals de titel van het hoofdstuk erover luidt, de ‘kanarie in de kolenmijn’ zijn voor hart- en vaatziekten, met bewegen als belangrijkste remedie.

Ik had ook wel eens gehoord dat mannen een soort overgangsklachten kunnen krijgen, de penopauze, inclusief afnemende zin in seks. Ik wist niet dat dat eigenlijk ook een welvaartsziekte is: sterke samenhang met het metaboolsyndroom van te veel lichaamsvet, hoge bloeddruk, zich ontwikkelende diabetes type 2. En de afname van testosteron, maar dat is dus geen noodlot, maar een gevolg van dat syndroom. Wat zich versterkt, want je wordt zwaarder en slomer en je verliest spiermassa, en dus beweeg je nog minder enzovoort.

Waarmee dit boek iets laat zien waarmee ik het heel erg eens ben: veel van wat we zien als ‘gewone’ veroudering, is in feite voortijdige veroudering, veroorzaakt door onze leefstijl. Daarin speelt slechte voeding een rol, maar zeer zeker ook te weinig bewegen. Als je actief blijft, gaat veroudering maar heel langzaam en kun je tot op hoge leeftijd fit en sterk blijven. Wat ik van Joe Friel leerde, inmiddels al heel wat jaren geleden: wat wij om ons heen zien, is misschien gemiddelde veroudering, maar geen gewone – te zeer gekleurd door de inactiviteit van de generatie voor ons en om ons heen. Ons beeld van ouder worden is veel te negatief. Ik las dat allemaal met grote instemming.

De stap naar de boodschap ‘en dus moet je meer gaan bewegen en beter gaan eten’ gaat mij dan dus wel iets te hard, zeker als je bijvoorbeeld moet gaan rekenen aan je ‘Rested Metabolic Rate‘ of als een geïnterviewde sportvoedingsdeskundige zegt dat je ’s ochtends een ‘anabole prikkel’ nodig hebt (p, 177). Echt, ik eet nooit anabole prikkels, hoor! Dat is me te maakbaar en te analytisch allemaal, maar bovenal: er hoort wat mij betreft een oriëntatie op waarden aan vooraf te gaan. Wat wil je eigenlijk met je leven? Daarover gaat het nauwelijks. Het hoofdstuk over de ‘Is dit alles’-vraag van de typische midlifecrisis is opvallend kort en oppervlakkig en lijkt dat soort zijnsvragen eigenlijk zelfs te ontkennen en als je je ongelukkig voelt, moet je maar weer gaan bewegen.

Waar gezondheid misschien een vrij vanzelfsprekende waarde is, verschoot ik van het stukje over de wenselijkheid van de ‘blokjesbuik’ (het six pack van zichtbare buikspieren). Die wordt als ‘voor mannen van middelbare leeftijd niet per definitie buiten bereik’ beschouwd  (p. 152), maar je mag je toch echt wel afvragen waarom het zo nastrevenswaardig is, en of er niet meer is op de wereld (zie dit boek, waar ik nog heel vaak aan moet denken, het heeft me echt geïnspireerd).

Tussendoor relativeren Goossens en Van Hennemondt de vanzelfsprekendheid van de zelf-optimalisatie gelukkig wel enigszins. Een goed stuk vond ik dat waarin ze expliciet maken dat niemand ‘schuld’ heeft aan een slechte gezondheid of voedingsstatus in een maatschappij die sterk uitnodigt tot het maken van ongezonde keuzes, en waar sociaal-economische factoren maken dat veel mensen niet veel andere lol in hun leven hebben dan lekker eten (p. 119).

Tot slot viel me nog een klein ding op: ook in dit boek gaat het over NEAT, verbranding door dagelijkse beweging, dit keer veel beter uitgelegd dan in Menopocalypse. Op dat punt winnen de ouwe lullen dus ook, maar op een ander punt is de cirkel van deze recensie rond, want Menopocalypse is nou net dat ene vrouwenboek wél met humor.

Het kan dus wel. Ik zeg: op naar het ouwe-trutten-boek!

 

Door |2022-02-19T17:28:12+01:0019 februari 2022|Boeken, Vrouwensport|0 Reacties

Het blijft een moeilijk onderwerp

Ook al is voor mijzelf het grootste leed geleden, het thema ‘sporten in de overgang’ blijft me boeien. Vandaar dat ik onlangs Menopocalypse las – al was het alleen maar vanwege de titel.

Nouja, eigenlijk was ik voor wat mijzelf betreft benieuwd of Amanda Thebe ook in zou gaan op leven en sporten na de menopauze. Die indruk had ik gekregen op basis van haar tweets. Dat is echter nauwelijks het geval: het gaat vooral over de overgang zelf.

Een andere verwachting, die op basis van de titel, werd wel ingelost: de humor. Dat is een van de redenen waarom het in grote lijnen misschien wel het beste ‘overgangsboek’ dat ik ken, want het is mij en anderen al eens opgevallen dat de combinatie van humor en overgang zeldzaam is. 

De andere reden is dat het ook inhoudelijk een goed boek is. Had ik dit maar tien jaar geleden gelezen. Een boel van wat erin staat, heb ik moeizaam moeten bevechten, uitvinden, oppikken en stukje-bij-beetje geleerd, veelal te laat. Belangrijkste daarvan is dat het niet zozeer het dalen van de geslachtshormonen is dat rechtstreeks allerlei problemen veroorzaakt, opvliegers voorop (het standaard beeld), maar dat het de stressreactie (cortisol) is van je lichaam op de rommelige hormonen, waar je werkelijk de gekste dingen van kan krijgen.

Met daaruit voortvloeiend: het belang van het niet verder ‘stresseren’ van dat lichaam dan wel zorgen voor voldoende rust en ontspanning. Dat laatste leerde ik pas afgelopen april, toen ik in ging zien dat ik, zoals zo veel andere vrouwen ook doen, de vlucht naar voren had gekozen toen sporten niet zo lekker ging.

Wat ik ook goed vind aan het boek is dat het een breed en genuanceerd beeld geeft van de overgang. Veel informatie gaat uit van één bepaald beeld, daar heb ik veel last van gehad. Dus iederéén last heeft van ofwel ‘last van opvliegers’. ‘Het einde aan het zorgen’.  ‘Aankomen in gewicht’. Ik vond dat vaak vervreemdend en stereotiep. In Menopocalypse herken ik wel veel, bijvoorbeeld het rare en overrompelende van het begin van grote, onverklaarbare problemen. Thebe kreeg zelf uit het niets heftige en frequente migraine die haar totaal onderuitschoffelde. Het duurde jaren voor ze leerde dat dat door de overgang kwam. Bij mijzelf was het het plotselinge slechte slapen, eind 2011.

Zo was er een heleboel meer wat ik met instemming en ‘herkenning-achteraf’ las (‘had ik dat maar eerder ergens gelezen’). Dus: een leuk, goed, breed, genuanceerd boek met een boel informatie en tips.

Alleen nou net op het onderwerp ‘sport’ vind ik het minder breed en genuanceerd. Dat geeft eigenlijk maar één recept, waarvan krachttraining de hoofdmoot is. Ze noemt dat Menopause Metabolic Resistance training, MMR. Ze werkt dat ver uit, met página’s lang gedetailleerd alle oefeningen beschrijven en een trainingsschema.

Ik begrijp wel waar dat vandaan komt: Thebe is zelf fitnesstrainer. Maar eerder in het boek staat dat je wat sporten betreft vooral moet doen wat je leuk vindt. Fitness werkt voor haar, ze vindt het leuk, en ze heeft er commercieel belang bij. En ja, krachttraining helpt tegen veroudering, bijvoorbeeld tegen spierverlies en botontkalking. Maar wat nou als je al een andere sport doet? Hoe ga je daarmee om in de overgang? En leer je fitnessoefeningen wel uit een boekje? Wie vindt dat eigenlijk wél leuk, wie houdt dat vol, drie keer in de week met gewichten en zware grondoefeningen in de weer op je eigen zolder? Als je het niet toch al deed?

Er zit ook nog – vind ik, maar dat is ook wel vanuit mijn werk, waarin ik regelmarig met de logica van indelingen en de helderheid van concepten enzo bezig ben – een conceptueel probleem in. Thebe onderscheidt trainen (drie keer in de week een korte maar stevige en veelzijdige fitness-routine) van ‘NEAT’: non-exercise activity thermogenesis. Dat wil zeggen: alle beweging die niet onder training valt, zoals schoonmaken, boodschappen doen, wandelen, tuinieren – en vervoer op de stadsfiets, zou ik erachter denken, maar dat is te Nederlands gedacht natuurlijk. Dat doe je op de andere dagen, voor de extra beweging en als herstel van de krachttraining. Maar dat staat wel in het trainingsschema, en dan is het volgens mij juist géén NEAT. Zwemen, yoga en zumba vallen er bovendien ook onder. Als het maar ontspannen is.

Drie keer per week MMR, drie keer per week NEAT. Maar dan ‘mag’ je  kennelijk op de dagen dat je krachttraining doet niet wandelen, schoonmaken of in de tuin werken? Dat vind ik gek. Er is ook nog één dag per week helemaal ‘off’ en dan moet je stilzitten ofzoiets? Dat snap ik neat – uh, niet. En (bedacht ik later, dus dit is een edit) ik vind het in totaal ook helemaal niet zo veel beweging, maar het is misschien bovengemiddeld voor Canadese vrouwen van rond de 50?

In het hoofdstuk over sport staat dan weer wel een paragraaf waarbij ik instemmend ging knikken. Die heet: ‘don’t let the old lady in’ en gaat over het belang voor je gezondheid en fitheid van blijven geloven dat gezond en fit zijn mogelijk is, ook als je een dagje ouder wordt. Dus niet te gauw gaan denken dat je ‘nou eenmaal geen 18 meer bent’ en dat je dus maar moet accepteren dat het allemaal niet meer wil, dat je het kalmer aan moet gaan doen. We zijn gemaakt om tot op hoge leeftijd actief te blijven (zie ook dit onderzoek). Als tegenwicht tegen het negatieve beeld van ouder worden dat dominant is in de maatschappij, kan dat niet vaak genoeg herhaald worden.

Dus: het boek is de moeite waard, maar sporten in de overgang blijft een lastig onderwerp!

Door |2022-02-03T12:06:22+01:003 februari 2022|Boeken, Vrouwensport|0 Reacties

Legendarisch!

Strava deelt lauwerkransjes uit voor de sporters die het vaakst op een stukje route (‘segment‘) lopen of fietsen:

Je bent dan de local legend op zo’n segment. Die heb je in twee soorten: overall en speciaal voor vrouwen. Strava meet het over 90 dagen, dus het gaat om de meeste ‘segment-pogingen’ in die tijd.

Gister viel mij weer zo’n eer ten deel: ik werd de vrouwen-local-legend op een hardloopsegment op de Industrieweg. Ik vond dat een twijfelachtige eer. Sowieso ging het welgeteld om twee hele pogingen. Dat laat alleen maar zien dat daar weinig Strava-vrouwen lopen. En dat snap ik wel, want het is bepaald niet de gezelligste plek van Rotterdam. Het is door een industriegebied met een bedenkelijke reputatie – denk louche garagebedrijven en drugsdeakers.

De Industrieweg is de kortste route van hier naar het zwembad, en zo af en toe loop ik daarnaartoe, voor een ‘run-swim-run’. Overdag, in principe. Ik zou het in het donker wel durven, maar prettig is het niet. Ik fiets er in het donker wel doorheen, maar ik rijd er sowieso altijd defensief. Ik ben er wel eens gesneden door bestelbusjes enzo, bijna geramd door een linksrijdende brommer en er scheurt ook wel eens wat vér boven de 50 km/u doorheen. Enzovoort

Nou goed, op die straat ben ik nu dus local legend bij de vrouwen! Ik ging eens na waar ik dat nu verder ben. De rest is allemaal op de fiets. Ik heb 30 lauwerkransjes bij de vrouwen, en één overall. Die is grappig: op onze graveltocht over de Brabantse Wal reden we even fout een steil klimmetje op dat boven doodliep op privé-terrein. Het segment heet dan ook ‘Per ongeluk bultje op‘. Die ene keer was genoeg om local legend te worden, en ik reed er ook de tweede tijd ooit – van twee dames. Dat is makkelijk scoren!

Eén keer was ook genoeg om local legend te worden bij de vrouwen in een aantal ‘buitengewesten’ dankzij ons rondje langs de randjes van Nederland in september: bij de Eemshaven en van daar naar Delfzijl, op een onverharde weg onder Simpelveld (toen we ook verkeerd gereden waren), net over de grens van Zeeuws-Vlaanderen (‘Hontseinde’) en in het hoge Noorden van Friesland (‘Wijnaldum tot Jacobipolder’).

Iets serieuzer is mijn grote collectie vrouwen-lauwerkransjes allemaal langs de A13 tussen hier en Delft. Daar doe ik standaard mijn intervaltrainingen, dan rijd ik heen en weer, dus één training is goed voor twee keer de hele trits segmenten in beide richtingen. Daarvan heb ik er nogal wat gedaan in de afgelopen 90 dagen, of liever gezegd: in de twee weken dat ik snelheid aan het kweken was. Op het segment met de meeste pogingen zijn dat er nu 13 (in totaal boven de 70).

Ook daar zitten er tussen waarvan ik denk: mjah, die laten ook zien dat dit niet bepaald de meest idyllische omgeving is, pal langs de snelweg. Zo heet er eentje ‘Gas happen en gas geven‘ (11 pogingen).

Local legend op de Industrieweg, een doodlopend klimmetje, uithoeken waar kennelijk bijna nooit iemand fietst, de parallelweg langs de snelweg… je zou zeggen: wat dóet ze daar? Ik ben er niet voor de lauwerkransjes, hoor, dat zegt me weinig. Maar het is wel duidelijk dat ik voor lekker sporten niet per se een fraaie omgeving nodig heb….

 

Door |2021-11-09T17:01:51+01:009 november 2021|Fiets, Loop, Vrouwensport|0 Reacties

Hoe kom ik op m’n 55e nog aan PR’s?

Die vraag uit de titel kreeg ik naar aanleiding van mijn PR op de sprint van laatst in Leiderdorp en sindsdien ben ik ook nog een PR op de 5 kilometer verder:  waar heb ik dat toch aan te danken? Interessante vraag, met best wel veel kanten.

Ten eerste, over m’n leeftijd: ik ben op sportgebied sowieso een laatbloeier: met triathlon begonnen op mijn 45e, hardlopen een paar jaar daarvoor. Beetje stokpaardje dan: op je 55e ben je helemaal nog niet zo heel veel slechter als op je 45e, als je tenminste toegewijd blijft trainen. Veroudering gaat zo langzaam dat er nog een heleboel dingen het effect ervan teniet kunnen doen. Over die dingen gaat het hieronder.

Wat géén verklaring is voor het triathlon-PR, is sneller wisselen. Daar heb ik juist nog een boel op te winnen. Ik heb daar dit en vorig seizoen geen aandacht aan besteed, vanwege de grote onzekerheid van de wedstrijden en echt leuk of belangrijk vind ik het niet. Ik was zelfs zondag nog een beetje aan het klungelen met m’n schoenen – soit. Misschien iets voor volgend jaar. Of niet. Ik vind het gewoon niet zo interessant.

Dan waar het wél in zit, ik kan vijf dingen bedenken:

1. De externe zaken moeten een beetje meezitten. Daarmee bedoel ik vooral het parcours en het weer. Mijn PR op de kwart triathlon bijvoorbeeld stamt uit 2014, gevestigd op het razendsnelle parcours van Ter Aar, onder ideale omstandigheden. Sindsdien ben ik echt wel beter geweest al op de kwart, maar dat was dan steeds onder minder gunstige omstandigheden. Zo heel veel sprinttriathlons heb ik ook niet gedaan, in die elf seizoenen, dus dan is elk resultaat ook nog een toevalstreffer. Mijn PR op de 1/8e staat veel scherper (ook in Ter Huh).
Bij de snelle Parkrun speelde een rol dat de temperatuur ideaal was (in de zin van: koud voor de tijd van het jaar) en dat je door de bomen van het Kralingse Bos geen last had van de wind. Ik ken het parcours ondertussen natuurlijk ook op mijn duimpje, dat helpt ook.

(Vanwege de grote variatie in parcoursen is het spreken in termen van PR’s bij triathlon eigenlijk een beetje quatsch trouwens. Zo heel belangrijk vind ik het dan ook niet. In Leiderdorp was vooral fijn dat er voor mijn gevoel heel erg uitkwam wat ik er met trainen in had gestopt. Wat dat dan voor tijd of plaats wordt, heb ik niet in de hand, dus dat zal dan wel.)

2. De interne omstandigheden moeten ook meezitten: de vorm van de dag en langer dan dat. In Almere had ik nog een beetje een dipje, maar ik ben in het algemeen nu in goede doen, beter dan in de afgelopen jaren. Dat de overgang erop zit en ik nu dik twee jaar na de menopauze ben, heeft daar heel veel mee te maken – ah, wat lekker, die grotere stabiliteit en al m’n bloed voor mezelf mogen houden. Het is iets waar ik weinig over lees. De meeste dingen over sporten na de menopauze zijn problematiserend, zo van: je verliest spierkracht en botdichtheid en het wordt allemaal moeilijker (voorbeeld). Dat het na de overgang juist weer beter gaat, heb ik sporadisch van andere vrouwen gehoord, bij kleedkamergesprekjes zeg maar. Mag wel meer aandacht voor zijn!

3. Ik ben al lang zo goed als heel: nauwelijks blessureleed, niet ziek geweest, niet eens verkouden. Daarbij speelt het vorige punt ook ene rol, maar corona ook, in elk geval qua verkoudheden. Misschien heb ik ook wel profijt van het regelmatigere en rustigere leven, wie weet. En de vele yoga helpt denk ik ook. Ik kan in elk geval al heel lang goed trainen. 

4. Bij elk van de drie sporten zijn er afzonderlijke verklaringen voor mijn huidige niveau:

Zwemmen – gaat nog steeds met kleine stapjes beter, vooral door techniek. Ik zwom vorig jaar net voor de eerste lockdown op m’n hardst ooit, en dat niveau heb ik nu bijna weer helemaal terug, dankzij goeie trainingsmaanden sinds zwemmen weer kan.

Fietsen – de triathlonfiets en de aero-helm maken me bij dezelfde vorm sneller dan voordat ik die had, respectievelijk sinds zes en twee jaar. Sinds corona doe ik mijn intensieve trainingen allemaal op de triathlonfiets en niet meer binnen, bij spinning. Dat lijkt ook z’n vruchten af te werpen. Dat ik ook al anderhalf jaar veel minder stadsfietskilometers afleg, lijkt niet te deren. Ik geniet erg van het fietsen in coronatijd, beter worden gaat dan bijna vanzelf.

Hardlopen – ik krijg steeds beter onder de knie hoe ik dat moet aanpakken, vooral qua trainen (doseren!), maar ook qua techniek, ondersteunende oefeningen (voeten, heupen, core) en schoenen (halve drop). Ik heb bovendien een aantal jaar ‘verbruikt’ aan het onder de knie krijgen van de langere afstanden, daar schoot de snelheid op de 5 en 10 kilometer wat bij in. Bovendien is dit de sport die het meest te lijden heeft (gehad?) van de vormschommelingen en het blessureleed van de afgelopen jaren, en die dus misschien ook wel het meest profiteert van de grotere stabiliteit. Helemaal stabiel is het nog steeds niet, getuige Almere, maar het wordt wel steeds beter. Als ik 25’03 kan lopen op de 5 kilometer, zit er misschien nog wel meer in, ik ben benieuwd.

5. Leereffect. Ik teer inmiddels op elf seizoenen triathlonervaring en ik leer steeds beter hoe ik hardlooptraining moet aanpakken (steeds gedoseerder!) en hoe ik me op een wedstrijd moet voorbereiden. Van dit en vorig seizoen, allebei zo heel anders dan normaal, is een wijze les voor mij dat ik helemaal niet zo doelgericht te werk hoef te gaan om goed te worden – het gaat met een kleinere plek voor prestatiedoelen ook, en misschien zelfs beter. Onder de coronaomstandigheden geniet ik bovendien van alles wat wél doorgaat, en de rest maakt me eigenlijk niet zo veel uit. Dat reduceert de wedstrijdspanning en dat helpt ook – bij beide recente PR’s was daar geen spoor van en was ik wel gefocust, maar optimaal ontspannen. Voor Leiderdorp geldt ook nog dat ik van de twee eerdere triathlons van dit jaar had geleerd en die lessen kon ik toepassen. Me inhouden op de fiets vind ik best moeilijk namelijk. Zo leer ik wel ook nog steeds bij, ook na elf jaar nog. Ik kijk alweer uit naar het volgende seizoen!

 

Door |2021-09-08T17:56:45+02:008 september 2021|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Zwem|0 Reacties

Afzien en opkikkeren in Almere

Gister de OD (olympische afstand: 1500 meter zwemmen, 40 fietsen, 10 lopen) gedaan bij de Duin TriAlmere. In deze tijden is alles wat doorgaat hartstikke gaaf, ik keek ernaar uit en heb plezier gehad, maar het was toch ook niet helemaal wat ik ervan verwachtte. Deels lag dat aan mij, deels aan de triathlon.

Eerst over mij. Waar ik een paar weken lang het gevoel heb gehad fysiek de hele wereld aan te kunnen, was dat net de laatste paar dagen wat anders. Diverse oorzaken: werkstress, misschien net wat te vroeg gepiekt, niet helemaal lekker kunnen taperen door te veel andere dingen (ook leuke gelukkig, zoals een uitje met vriendin Beatrijs naar Zoutelande, inclusief zaterdagochtend een duik in zee) en ook een component ‘onverklaarbaar’ en/of dus misschien toch weer een hormonaal oprispinkje, met wat opvliegers en hartkloppingen ook. Dat is nog steeds af en toe zo, met die overgangsdingen, maar steeds minder vaak en minder erg. Zaterdagavond voelde ik me daardoor wel wat brak, en de nacht van zaterdag op zondag heb ik er slecht door geslapen.

Wat wedstrijdspanning toen ook, nouja, niet zozeer voor de wedstrijd, maar ik vond om kwart over zes opstaan en dan met alle spullen gaan rijden naar een onbekende bestemming waar ik om half 10 moest starten ook een beetje stresserig. Ik zou altijd wel een beetje spanning daarvoor hebben, denk ik, maar merk wel meer dat ik door het gedepriveerde leven van de afgelopen anderhalf jaar weer moet wennen aan zulke prikkelrijke en uitdagende bezigheden. Wel goed om te doen dus.

Die hele onderneming in m’n uppie, want publiek was niet welkom. Volgens mij is dat sowieso gewoon nog verboden qua coronamaatregelen, maar in de deelnemersinformatie stond het wat omfloerster: ’toeschouwers worden verzocht thuis te blijven’. Met manlief heb ik het er dus verder niet eens over gehad.

Het ging allemaal goed. De ’10 minuten lopen’ uit de deelnemersinformatie, van parkeerplek naar de locatie, leken me wel fors naar beneden afgerond, de rijen voor corona-check, aanmelden en bike-check waren lang en mij viel op dat je je bij de corona-check niet hoefde te legitimeren, zodat je dus eigenlijk met de telefoon van een ander naar binnen kon – bij TriRotterdam was dat strenger.

Maar goed, toch op tijd in het parc fermé, paar ouwehoertjes tussendoor waar ik altijd wel van houd, en m’n spulletjes klaar kunnen zetten:

De zwemstart was lastig omdat er stenen in het water lagen. Die last was er vier keer: start, tussentijdse landgang uit en in, en bij de finish. Tussendoor heb ik okee gezwommen. Beetje rommelig in het eerste heenrak van de twee heen-en-weertjes, maar dat is altijd wel. Lekker water, dat IJmeer: warm genoeg voor de shorty. Beetje golfslag van de bries, maar geen hinder. 32 minuten over gedaan, dat is gebruikelijk, zou ik zeggen, en het voelde goed.

Probleemloze wissel naar de fiets, wel ver lopen daarmee. Toen vier heen-en-weertjes op de dijk, in het polderlandschap waar ik graag kom en waaraan ik dierbare fietsherinneringen heb van twee jaar geleden. Die bries was zeer duidelijk voelbaar: ik kon in de tegenwind de snelheid net boven de 30 houden, met wind mee liep-ie op tot bijna 40. Niet dat ik daarop heb gelet, ik keek naar m’n vermogen, en zag dat dat een beetje tegenviel. Achteraf gezien is ook mijn hartslag gek laag gebleven: duidelijk teken van een matige dag, het gaspedaal niet kunnen vinden. Niet die wonderbenen van de afgelopen tijd, zelfs niet die verrassende benen van TriRotterdam.

Desalniettemin heb ik nog 32,6 gemiddeld gereden (196 Watt NP) en aardig wat mensen ingehaald. Manlief vond er vanochtend op Facebook deze gave actiefoto van, met dank aan Evert:

Het maakt me nieuwsgierig, met het verhaal van zaterdag in m’n achterhoofd: wat kan ik eigenlijk op het ogenblik op de fiets op een goeie dag?

Misschien heb ik op de fiets iets te veel gegeven, want na de opnieuw probleemloze wissel bleken mijn benen totaal geen puf meer te hebben om te lopen. Dat viel gigantisch tegen. Wat erbij kwam, was dat het warm was, en qua warmte ben ik helemaal niets gewend natuurlijk in deze prutzomer. Ik geloof niet dat ik me de afgelopen tijd bij boven de 20 graden veel heb ingespannen. Dan is 25 graden ineens heet.

Ik had er echt last van, wat me ook tegenviel, want ik vind warmte vaak wel lekker juist. Misschien is dat ook nog een overgangsverschijnsel, ik heb daarover gelezen: dat je in de overgang en na de menopauze minder goed tegen hitte kan. Ik heb voor mezelf nog onvoldoende gegevens om dat echt te kunnen bepalen, maar de moeite die mijn lijf gister had was wel gek. Op een gegeven moment was ik zelfs wat rillerig, als soort paradoxale reactie op hitte.

Het parcours vond ik ook nog eens lastig, met in elk van de vier rondjes een stuk vals plat, deels over bouwterrein zonder bestrating, gevolgd door een zo steile afdaling op van dat puntige beton dat je die voorzichtig moest nemen, daarna een stukje over gras. Best wel grappig, door zo’n nieuwbouwwijk en bosjes, maar zwaar. Daarbij drukte: het was niet afgesloten en dus fietsten en wandelden er mensen overheen, met honden, kinder- en invalidewagens zelfs, en er was toch best wel veel publiek, waardoor ik ging denken dat ik de enige was die het ‘liever geen publiek’ serieus had genomen.

Ik liep zo moeizaam dat de vertwijfeling toesloeg, zo van: waarom train ik hier eigenlijk voor, als ik dan zó niet vooruit te branden ben? Lopen heeft dat bij mij soms zo, dat het kan voelen alsof de zin van mijn sportende bestaan verdwijnt. Ik heb halverwege overwogen uit te stappen, maar dacht: nouja, eventueel maar wandelen. Daarna trok het juist wat bij, alsof mijn benen zich toen enigszins neerlegden bij het hardlopen.

Met een sukkelgangetje en wat wandelen af en toe sleepte ik me naar de finish. In het derde rondje moest ik bij de waterpost zelfs helemaal stoppen en wachten, want er stond geen water klaar. Dat duurde gelukkig niet lang. In het laatste rondje zag ik om me heen wat meer lopers met moeite en haalde ik zelfs nog een paar mensen in. Uiteindelijk viel mijn gemiddelde tempo me nog mee: 6’45 zelf geklokt, de officiële registratie maakt daar zelfs 6’21 van – sneller dan mijn duurlooptempo, nou, zo voelde het niet!

Ik probeerde het laatste stukje ook nog uit te sprinten, maar kon toen voelen dat er echt helemaal niets meer in m’n benen zat.

Bij de finish zag ik dat ik die in 2:52:06 had bereikt, wat meeviel: zowel het fietsen als het lopen was eigenlijk iets te kort. Bovendien zag ik dat ik tweede was van de D50+, dat viel ook niet tegen. Eenmaal thuis zag ik in de uitslag dat ik ook laatste was in die leeftijdscategorie, hahaha, we waren maar met twee! Bovendien geen D60+, dus misschien was ik wel de oudste deelneemster overall. Dan niet laatste worden is toch mooi!

Na de finish vond ik de verzorging wat teleurstellend: alleen water en sportdrank. Bij TriRotterdam was er meer, dat schept dan verwachtingen. Gelukkig waren de medailles dit keer niet op:

Direct daarna vond ik het overal veel te druk. Net als bij TriRotterdam kruisten de vertrekkende sporters degenen die bezig waren, zowel in het parc fermé als daarbuiten, niet handig. Waar ik ’s ochtends mijn wachttijd al vrij lang had gevonden, stonden er nu enorme rijen sporters voor de middagseries overal te wachten. Direct buiten het afgesloten gebied krioelde het bovendien inmiddels van de toeschouwers. Nog wat herrie erbij van muziek en omroeper… zelfs zonder corona zou voor mijn vermoeide zelf de overprikkeling dreigen, nu ben ik maar zo snel mogelijk weggevlucht. Zo anders weer dan bij TriRotterdam en de twee triathlons van vorig jaar, waar ik de hele tijd overal ruimte heb ervaren.

Dat hele stuk terug naar de auto liep ik achter een deelneemster aan die lekker liep te kletsen met de drie toeschouwers die ze bij zich had. Leuk voor haar, maar uh… Om er toch ook voor mijzelf nog wat sociaals van te maken ben ik bij Renée, mijn vriendin uit Almere, langsgegaan en dat was hartstikke gezellig.

Frappant genoeg voelde ik me de rest van de dag en ook vandaag eigenlijk beter dan zaterdag en gisterochtend. Wel een iets gevoelige rechtervoetzool van die stenen in het water en moe van de inspanning, maar ook weer opgekikkerd. Het voelt alsof mijn energieniveau precies het goede zetje heeft gekregen. In die zin was het natuurlijk toch een fijne, zonnige ochtend buitenspelen!

 

Door |2021-08-16T09:28:14+02:0016 augustus 2021|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Zwem|0 Reacties

Stel je oordeel uit

Ik heb de laatste maanden veel sport gekeken, misschien wel meer dan ooit eerder. Giro, EK voetbal, Tour, Olympische Spelen… De hoeveelheid tv-uren werd zeker door de corona-omstandigheden ingegeven. Er is nog steeds minder ander vermaak en we zijn nog steeds allebei veel meer thuis dan normaal, en dan is het makkelijk om de tv aan te zetten. Als de een het niet doet, doet de ander het wel, en er is weinig leuker dan samen mooie sport kijken.

Aan EK en Olympische Spelen raakte ik bovendien ook wel een beetje verslaafd, dus dat ik dan in de ban kom van zo’n toernooi. Bij de Tour kan ik dat soms ook wel hebben, maar dit jaar niet zo. Mogelijk was dat omdat de strijd om het klassement al vroeg beslist was en ik geen grote Pogacar-fan ben. Ik vond de Olympische Spelen het interessantst, dus daarover een beschouwing in deze blogpost.

Ik heb vooral gekeken naar het (baan-)wielrennen en hardlopen, en wat zwemmen – het tijdsverschil en de beperkte uitzendrechten maakten het lastig om te volgende wat ik wilde, en ik had ook nog wel eens wat anders te doen natuurlijk. Van de triathlon heb ik alleen de gemengde-team-estafette gezien, integraal teruggekeken, erg leuk, al is het alleen maar omdat mannen en vrouwen het dan samen doen. Ik heb één keer slaap opgeofferd, en dat was om de vrouwentijdrit te zien. Wekken om 5 uur, tussen hun finish en de mannen nog even geslapen.

Aan het begin gingen er enkele grote Olympische dromen in rook op, zoals die van Van der Poel met z’n plankje, van de Nederlands wegwielrensters en van alle positief getesten. Dat maakte me weer eens zeer bewust van het grote risico van doelen. In het bepalen van een doel zit een heel grote kans op teleurstelling ingebakken. Dat geldt helemaal voor prestatiedoelen, zoals: ik ga voor een medaille. Je hebt het bereiken daarvan sowieso niet in eigen hand. Dat wist ik al, maar aan het begin van de Spelen was het heel zichtbaar.

Daarna keerde dat ‘mislukken’ helemaal om (na een tenenkrommende persconferentie) en op dit moment is er in de Nederlandse sportmedia vooral een hosanna-stemming over het behaalde aantal medailles. Mij zegt de medaillespiegel en de totale hoeveelheid eerlijk gezegd helemaal niets, ik kan er zelfs wat cynisch over worden.

Zo van: en nu, land nummer 7 op de ranglijst? Zijn we nu ineens zo’n tof land met zo’n geweldige sportcultuur dan? Gaan we nu in de tussenliggende jaren wel aandacht geven aan, zeg, de handboogschieters? Wat is de prijs die we betalen voor die vracht medailles; wat hebben ‘we’ niet kunnen doen omdat er zo veel geld en aandacht naar de topsport ging? Wat als er helemaal geen effect is op de breedtesport? Waarom zijn medailles zo belangrijk?

Trots kan ik al helemaal niet voelen, daarvoor heb ik er te weinig mee te maken. We delen dezelfde nationaliteit, nou en? Ik ben sowieso niet zo nationalistisch in m’n sportbeleving. De overwinning van Roglic in de tijdrit, daar pinkte ik ook een traantje bij weg.

Wat ook wel laat zien: Roglic ‘ken’ ik, ik volg hem al jaren, en bekend maakt bemind. Dus ik leef wel mee met de sporters die ik ken, en dat zijn vaker landgenoten. Daar gaat sowieso de meeste media-aandacht naar uit, maar dit jaar al helemaal, bij deze media-bubbel-spelen

Dus kan ik dan genieten van bijzondere prestaties van die ‘bekenden’, waarbij die van Hassan en van de 4X400 meter van gister erbovenuit steken. Ik kan me ook vergapen aan prestaties die op mij als buitenaards overkomen, zoals 75 km/u rijden op een baanfiets of de dingen die turners kunnen in ringen, aan stokken en op bruggen.

Nog meer indruk maakten de momenten van van sportiviteit en vriendschap, zoals tussen de twee hoogspringers die besloten het goud te verdelen en toen ongelofelijk blij waren en die tussen Nageeye en Abdi op de marathon. Maar ik kon ook medelijden voelen met Laurine van Riessen en Lotte Kopecky – vond sowieso dat er op de baan veel gevallen werd.

Ik pinkte ook een traantje weg bij het interview met Mieke Gorissen die haar 28e plek op de marathon amper kon geloven. Echt, het gaat niet alleen maar om medailles. Om maar iets te noemen: de 23 gouden medailles van Michael Phelps konden hem niet gelukkig maken

Er waren ook nog wel interessante discussies met een bredere relevantie dan de sport: over de kleding van mannen versus vrouwen en de mentale druk op topsporters. Dat over die druk leek een beetje door te slaan: ja, natuurlijk is het goed om er open over te zijn, maar het is geen prestatie om eronder te bezwijken en je bent dan ook niet ‘zielig’. Stef Clement zei dat over Dumoulin, daar zijn veel mensen overheen gevallen, maar ik was het met hem eens. Als je van je hobby je beroep maakt, daar succes in hebt en dus veel geld mee verdient, en dan moeite krijgt met de druk, dan is daar van alles over te zeggen, onder andere dat het knap is hoe Dumoulin terug is gekomen. Maar zielig – nee. Ik vond Clement sowieso een geweldige commentator, mede omdat hij niet meeging in het medaille-hosanna-geroep. 

Alles bij elkaar, wat heb ik hier nou aan voor mijn eigen leven, voor mijn eigen sporten? Nou, een boel plezier, ontroering en bewondering bij het kijken. Maar het gaat ook nog verder dan dat.

Als ik alles op een rijtje zet, kom ik tot één conclusie: dat je de balans niet te vroeg moet opmaken, dus dat je niet aan scorebord-journalistiek moet doen. Om te weten hoe het écht met je gaat (of met je ploeg of met je land of wat dan ook), houd dan de lange lijn in de gaten en het totaalplaatje. Net zoals het aan het begin van de Spelen niet allemaal pikzwart was (‘onheilspellend scenario’) is het nu niet allemaal alleen maar geweldig.

In relatie met het thema van dit weblog: die ene Ironman was geweldig, maar voor mijn leven is het belangrijker dat ik nu, vijf jaar later, nog steeds met veel plezier sport.

Over wat deze 36 Nederlandse medailles waard zijn voor ‘ons’ kan het oordeel pas later geveld worden.

Nou even een weekje niks, en dan begint de Vuelta alweer!

 

Door |2021-08-08T17:02:19+02:008 augustus 2021|Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|4 Reacties

Nauwelijks bijwerkingen vaccinatie

Aangezien het er veel over gaat, hier mijn duit in het zakje: ik had van de vaccinatie van woensdag nauwelijks bijwerkingen. In algemene zin voelde ik me prima, iets preciezer had ik van twee dingen wel last:

  • De aangeprikte spier was stijf en pijnlijk. Dat was echt wel fors, erger dan ik me van eerdere vaccinaties herinner. Woensdagavond en donderdagochtend had ik moeite om mijn arm boven schouderhoogte opgetild te krijgen en in de nacht ertussen kon ik er niet goed op liggen. Zwemmen zou zelfkastijding geweest zijn! Na 24 uur begon het af te nemen en vrijdag was het weer gewoon. Misschien was het een beetje pech door het prikken zelf, want het voelde meteen als een triggerpoint/dry-needling-behandeling, dus misschien was de prik net in een gevoelig stukje spier terechtgekomen.
  • De twee trainingen met lange, intensieve intervallen afgelopen weekend (fietsen en hardlopen, allebei met blokjes net onder de anaerobe drempel) voelden net wat moeizamer dan anders en mijn hartslag bleef ietsje laag voor het tempo/vermogen. Dat zijn verschijnselen die ik eerder wel benoemd heb als ‘het gaspedaal niet kunnen vinden’. Daar heb ik de hele overgang lang regelmatig last van gehad. Daardoor herken ik het inmiddels als een signaal dat mijn lichaam met iets anders bezig is en minder puf heeft dan normaal om (zwaar) te sporten. In de overgang was het bezig met de instabiele hormonen, nu was het kennelijk bezig met het ‘kweken’ van immuniteit tegen corona. Helemaal zeker weet ik dat niet trouwens, want ik heb nog steeds ook wel eens wat wiebelige hormonen, dus misschien was het alleen dat wel. Hoe dan ook, het viel wat mij betreft binnen normale fluctuaties in de vorm van de dag. ik kon gewoon trainen, maar het voelde minder lekker en ik had ook geen topprestatie kunnen leveren. Maar dat valt wel mee dus.
Door |2021-05-17T15:50:33+02:0017 mei 2021|Triathlon algemeen, Vrouwensport|1 Reactie

De vrouw bestaat niet

Interessant stuk in de nieuwsbrief van Mysportscience gister, ik citeer Kirsty Elliot-Sale:

Should women get different sport and exercise science advice/support than men? The honest answer is that [right now] we just don’t know.

Dat wist ik al wel, maar Elliot-Sale gaat verder met uitleggen aan wat voor soort onderzoek het ontbreekt. Wat ik al wist, is dat er weinig sportwetenschappelijk onderzoek onder vrouwen gebeurt, maar wat zij voor mij verheldert is dat het geen oplossing is om te zeggen dat onderzoekers meer vrouwen in hun onderzoeksgroepen moeten betrekken. Zo simpel is het niet.

Want welke vrouw je onderzoekt, dat maakt hormonaal nogal wat uit – veel meer dan bij mannen:

  • In welke fase van de menstruatiecyclus zit die vrouw? Maakt uit voor hoge of lage niveaus van de geslachtshormonen.
  • Wat voor soort cyclus heeft die vrouw – een kunstmatige, door de pil? Met ovulatie of niet? Regelmatig of niet? Maakt allemaal uit!
  • In welke fase van de levenscyclus zit die vrouw – rond zwangerschap en menopauze vinden grote veranderingen plaats.

Je kunt dus wel ‘vrouwen’ onderzoeken, maar wat zegt dat dan over de invloed van de geslachtshormonen? Je zou kunnen zeggen: ‘de’ vrouw bestaat niet – ooit de titel van een boek van Maarten ’t Hart waar ik op de middelbare school (al!) een werkstuk over schreef.

Dat dit veel uitmaakt, of kan uitmaken, is hoogst actueel. Niet op sportgebied, maar voor wat betreft de bijwerkingen van de corona-vaccins. Zodra bekend werd dat het vooral vrouwen onder de 60 waren die bij AstraZeneca de stolsel-bijwerking kregen, dacht ik al: er is vast een relatie met de vrouwelijke geslachtshormonen.

In een column van Rosanne Hertzberger in de NRC van afgelopen weekend las ik dat de vaccins alleen maar zijn uitgeprobeerd op vrouwen die niet zwanger waren of borstvoeding gaven én die aan anti-conceptie deden, dus met een relatieve oververtegenwoordiging van pilgebruiksters – die geen natuurlijke cyclus hebben.

De vrouwelijke proefpersonen waren dus niet representatief voor alle vrouwen. Daardoor duikt zo’n probleem mogelijk pas op bij uitrol in de gehele bevolking. Misschien plukken we daar nu de wrange vruchten van. Ik formuleer het allemaal voorzichtig, want zeker is het niet. Opvallend wel.

Ontnuchterend ook. De titel van Hertzbergers column is ‘Van het vrouwenlichaam weten we te weinig’. Dat is helemaal waar.

Door |2021-05-05T13:10:16+02:005 mei 2021|Vrouwensport|0 Reacties

Overgang, lifestyle en sport: take care!

Ik deed donderdag ’s avonds nóg een webinar, mijn derde van The Well HQ: ‘Sleep, eat and move better through perimenopause’, met dr. Hannah Short als deskundige. Ik heb er minder nieuwe dingen van geleerd dan bij de vorige twee, maar het zette me wel weer aan het denken dus was het opnieuw de moeite waard. (Perimenopause = overgang; moeilijk woord maar eigenlijk, in het Engels.)

Met de overgang al achter de rug en me sinds het begin ervan nogal te hebben vastgebeten in informatie erover in het algemeen en voor wat betreft sporten in het bijzonder, hoorde ik niet eens zo heel veel nieuws. Wat ik hoorde, vond ik wel goed en soms  een bevestiging van wat ik al eerder ergens had vernomen, maar wat lang niet overal te lezen of te horen is.

Belangrijkste bevestiging vond ik de gedachte dat sommige overgangsproblemen niet rechtstreeks door de dalende vrouwelijke geslachtshormonen worden veroorzaakt, maar door de stressreactie van het lichaam (overprikkeling sympathisch zenuwstelsel) op die hormonale veranderingen.

Hoofdboodschap in het webinar was dan ook om dat overprikkelde stresssysteem niet verder op te jagen. En dat is iets wat veel vrouwen wel geneigd zijn om te doen. Bijvoorbeeld: ze merken dat ze meer moeite krijgen met op gewicht blijven, en dan zetten ze zichzelf op een nóg strenger dieet. Dat is immers wat ze altijd hebben gedaan… en ineens werkt het niet meer, of averechts, en beland je qua stress in een vicieuze cirkel.

Terwijl dat lichaam het dus al zwaar heeft, en je er beter voor kan kiezen om er wat liever voor te zijn – to nurture it and to take care of it.

Het zette me aan het denken over hoe ik dat heb gedaan, en ik moet inderdaad wel onder ogen zien dat ook ik meer van hetzelfde ging doen toen ik overgangsproblemen kreeg: meer discipline. Ik wilde per se geen steek laten vallen met sporten (én werken), ook al kon ik in de fasen met extreem slaapgebrek amper meer uit mijn ogen kijken. Het trainen voor mijn eerste marathon, herfst 2015, bracht me zo bijvoorbeeld aan de rand van de overtraindheid. Ik herinner me ook nog een werkdag waarop ik nog voor ik de deur uit moest al twee huilbuien had gehad, nadat ik wéér maar twee uur had geslapen. Nog steeds gunde ik mezelf geen middagdutje, want dat leek me slecht voor mijn slaapritme.

En toch denk ik – ik weet niet of ik dat anders zou hebben gedaan, of ik mijzelf van toen iets anders zou aanraden. Een béétje anders misschien, een beetje meer mildheid, wel dag middagdutje af en toe. Maar niet heel erg anders. Want:

  • Die voorbeelden die ik hier noem, die waren van de slechte vlagen. Daartussenin zaten de hele overgang lang ook heel goede vlagen. Daarin kon ik wel voluit sporten én werken – geen probleem, hartstikke lekker juist! In die afwisseling zat een beetje een seizoenseffect (late winter en vroege voorjaar slechter dan de rest van het jaar), maar het was toch ook grotendeels onvoorspelbaar. In juni 2017 bijvoorbeeld had ik een paar zeer moeizame ‘hormonentriathlons’ (voorbeeld), maar die werden geflankeerd door twee goede prestaties in mei en juli. Het jaar ervoor had ik m’n Ironman volbracht, een paar maanden later begon ik aan 5000 kilometer fietsen Down Under – dat ging allemaal wel, sterker nog, dat was fantastisch. Dat was juist zo lastig eraan: de wisselvalligheid. Ik vond het niet reëel om te redeneren zo van: ‘Ik ga maar niet voor een marathon trainen want stel je voor dat ik dan net in een slechte vlaag zit.’ Dat lijkt me wat al te pessimistisch. Ik heb al die tijd moeite gehouden met het accepteren van de wispelturigheid van mijn lijf, maar precies daarin zat voor mij wel de crux.
  • Die zweep die ik erover legde bij mezelf heeft me voor de lange termijn ook veel opgeleverd: mijn werk en dus ook mijn inkomen zijn doorgelopen en ik ben nog steeds hartstikke goed in conditie. Nu het er allemaal op zit, kan ik daar allebei mee verder. Dat is iets wat in het webinar ook aan de orde kwam: kijk goed hoe je verder wil met je leven. Ik heb het om me heen wel zien gebeuren, oneerbiedig gezegd: als je inkakt vanaf je 45e, ben je op je 55e een bejaarde (die niet meer zonder dat middagdutje kan bijvoorbeeld). Use it or lose it. Als dat een keuze is – prima. Ik ben blij dat ik nu nog een boel jaren voor me heb waarin ik naar hartelust kan sporten en werken. Dat ik dat wilde, daar was ik me altijd van bewust. Misschien zelfs tè, dus dat ik zo bang was ’to lose it’ dat ik wat doorschoot in het ‘usen’.

Wat ik mezelf achteraf wel zou aanraden, was een ontspanningsroutine ontwikkelen. Daar ging het in het webinar ook over, en frappant, Yoga With Adriene werd specifiek genoemd. Daar ben ik al 131 dagen mee aan de slag nu, en het levert naast lichamelijke zaken als kracht en coördinatie zeker ook ontspanning, lichaamsbewustzijn en een diepe ademhaling op. En meer nog dan dat: plezier. Ik heb in die dagelijkse yoga genoeg lol om het met gemak vol te houden.

Die lol in zoiets spreekt voor mij, buiten-duursporter, bepaald niet voor zich. In de tijd van het slechte slapen heb ik ook wel ontspannings- en buikademhalingsoefeningen geprobeerd, maar die hield ik niet vol: ik vond ze niet leuk genoeg en ik had er te weinig aan. Ik lag er overdag soms bij te vechten tegen de slaap, maar in bed hielden ze me juist wakker omdat ze veel concentratie vroegen. Naar de sportschool voor yoga had ik toen niet opgebracht – ook niet leuk genoeg. Duidelijk voorbeeld van dat iets leuk moet zijn om effect te hebben!

Okee dus: ik had milder kunnen zijn, ik had meer aan ontspanning kunnen doen, en toch dat middagdutje af en toe wellicht. En verder? Dr. Short gaf de nodige lifestyle-tips. Een paar ervan hadden betrekking op sporten. Over trainen en presteren ging het (helaas) niet, wel over hoe je je sporten zo kunt inrichten dat je minder last hebt van de overgang:

  • Wissel veel af, en maak krachttraining en iets met een kalmerend effect op je lichaam, zoals yoga, onderdeel van je routine. Krachttraining en yoga hebben mogelijk een gunstige invloed op overgangskwalen, althans, op opvliegers (daar is kennelijk het meeste onderzoek naar), als je het tenminste gedurende langere tijd regelmatig doet.
  • Doe niet ineens heel gek, dus ga niet plotseling veel HIT-training doen. Als je iets wilt veranderen, doe dat dan geleidelijk.
  • Er is geen onderzoek waaruit een relatie blijkt tussen duurtraining en de overgang/opvliegers, anders dan de algemeen bekende effecten zoals die op je humeur.
  • Sport niet ’s avonds – voor een betere nachtrust (merkte ik zelf geen effect van overigens).
  • Bij stijfheid van spieren en/of gewrichten helpt een langere warming-up – veel vrouwen hebben dat nodig, een wat rustigere start van het sporten.
  • Mogelijk heeft blootstelling aan koud water, zoals ook in het koude seizoen in open water zwemmen, een gunstig effect – ik heb even gemist of dat ook weer op opvliegers was of algemener. Het was weer een boel rad Engels, de informatiedichtheid was hoog!
  • En verder onder andere: ga bij serieuze problemen altijd naar de huisarts, overweeg hormoonsuppletie, en experimenteer met plant-based voeding.

Meer in het algemeen zei dr. Short dat je lichaam in de overgang minder voorspelbaar en minder vergevingsgezind is. Dat herken ik zeer zeker!

 

Door |2021-04-24T12:20:36+02:0024 april 2021|Vrouwensport|0 Reacties

Presteren na de menopauze

Onder het motto ‘het gaat zo weinig over prestatiegericht sporten en de overgang dus schrijf ik er zelf maar over’ wil ik nog even een dingetje uitdiepen dat ik gister schreef:

De zorg dat ik, ondanks goed en lekker trainen, in de dikke twee jaar sinds m’n Sara-PR wel heel veel trager was geworden, is weg.

Die zorg, die zat hem erin dat ik de afgelopen maanden de indruk had dat ik op de tien kilometer behoorlijk langzamer was geworden sinds januari 2019. Sindsdien had ik geen tien meer voluit gelopen immers, dus ik ervoer gister wel als vergelijkend testmoment, ook al in de aanloop.

Drie weken geleden liep ik een testloopje en toen kwam ik tot precies 56 minuten, dik 2,5 minuut langzamer dan toen. Ik dacht toen: okee, daar kan misschien nog een minuut af, maar dat is dan nog steeds een aardige achteruitgang. Zeker omdat ik toen eigenlijk voor een halve marathon trainde en die tien kilometer toen ’tussendoor’ deed.

Nu was mijn training op de tien gericht. En ook goed gegaan, net zo goed als toen. Ik denk zelfs dat ik technisch nog wat vooruit gegaan ben, en baat heb voor het hardlopen bij de yoga.

Dus, vroeg ik me af, hoezo ben ik dan trager? De leeftijd? Wat overal staat, is dat je ongeveer 1 procent per jaar achteruit gaat door ouder worden. Dan zou ik dus maximaal ongeveer 1 minuut trager moeten zijn. Voor wat dat waard is, want daar zijn grote individuele verschillen in, het effect van trainen is veel groter, en dan heb je ook nog de omstandigheden en de vorm van de dag.

Dat besef ik ook wel: het is best lastig te vergelijken allemaal. Die omstandigheden, daar schreef ik gister al over, zijn sowieso heel anders door de corona-situatie, met effect op het lopen van zo’n tien kilometer zelf, maar ook op mijn hele bestaan.

De andere onzekere factor, zo besefte ik, is de menopauze. Achteraf gezien liep ik dat Sara-PR in een van de laatste pieken van de pieken en dalen van de overgang. Een paar weken erna dook ik in een van de langste, diepste, moeilijkste én laatste dalen. Inmiddels is alles een heel stuk stabieler. Ik ben liever stabiel iets trager dan dat ik afwissel tussen PR’s en DNF’s, zoals in de eerste helft van 2019.

Maar ondertussen was ik natuurlijk wel nieuwsgierig wat het effect op mijn presteren van de menopauze (juni 2019) is. De vrouwelijke geslachtshormonen zijn immers ook prestatiebevorderend, minder dat testosteron, maar toch. 

Welnu, ik denk dat ik kan concluderen dat het dus wel meevalt: ik was gister 40 seconden trager dan in januari 2019. Mijn gemiddelde hartslag was even hoog.

Sowieso is er eigenlijk niet zo veel veranderd. Ik ben bijvoorbeeld niet zwaarder dan toen – het is echt mogelijk om door de overgang te komen zonder extra kilo’s, ook al wordt het tegendeel wel beweerd. Ik hoef daar ook niet veel moeite voor te doen, net als eerder in mijn leven. Ik eet wel iets minder dan vroeger, denk ik, maar dat gaat vanzelf. 

Ik vond de overgang k*t en ik vind dat ik er lang last van heb gehad: dik acht jaar, bij vlagen, en met wisselende symptomen. Maar het mooie is; het gaat over! Ik heb baat bij de nieuwe stabiliteit en hoop dat er nog een boel mooie sportjaren gaan volgen! 

(met dank aan Nicole voor de inspiratie voor deze blogpost)

 

Door |2021-04-18T19:18:30+02:0018 april 2021|Loop, Vrouwensport|0 Reacties
Ga naar de bovenkant