Triathlon algemeen

Over inspiratie en polarisatie – rijke boekenoogst!

Ik heb weer lekker veel gelezen de laatste tijd. Drie boeken gingen niet echt óver sport, maar ze waren daar wel relevant voor en ze gaven me nieuwe ideeën voor het begeleiden van sporters, en eentje ging echt over triathlontraining. Eerst de drie inspirerende, met overlap in de thematiek:

  • Body positive power – een geweldig boek in de strijd tegen lichaamsontevredenheid, wat voor de (vrouwen-)sport relevant omdat veel vrouwen sporten uit zelfhaat en niet uit plezier of uit welwillende zorg voor hun lichaam. Ik leerde er een boel van, onder andere over de dieetmiddelenindustrie (om niet ‘-maffia’ te schrijven) en was af en toe geschokt ook. Het meest heftige voorbeeld vond ik dat de auteur na het overwinnen van zeer ernstige anorexia bij de huisarts komt en dat die dan zegt dat ‘er wel een kilootje af mag’. Grappig: in het hele boek staat maar één zin waar ik van ging fronsen, en dat is in het voorwoord: dat elke vrouw het boek gelezen zou moeten hebben, ‘of je nu zestien bent of vijfenveertig’. Uh? Vanwaar die bovengrens? 
  • Intimiteit – een scherpe maatschappijkritiek, over hoe binnen een paar decennia de norm voor een ‘goed’ leven is veranderd van brave, gematigde aangepastheid aan de burgerlijke, vaak kerkelijke moraal naar mateloos ‘scoren’: presteren, succes hebben, rijk worden, links oogsten – maar ook voldoen aan het schoonheidsideaal. Die druk én de mateloosheid maakt dat we in toenemende mate vervreemden van onszelf – van onze lichamen. Met onder andere epidemieën van burn-out en depressie als gevolg. Het is iets wat ik bij sport als levenskunst blijf benadrukken: het gaat niet om de prestatie alleen. Sport kan een manier zijn om weer ‘closer’ met je lichaam te worden, maar ook om er juist nog verder van te vervreemden.
  • The passion paradox – Stulberg en Magness houden niet op mij te inspireren! Hun vorige boek vond ik al een klapper en ik volg ze met grote interesse op Twitter en via hun  nieuwsbrief. Belangrijkste nieuwe bijdrage in dit boek is voor mij dat zij naast gezonde passie (kenmerk: waardegedreven en gecombineerd met zelfreflectie) een onderscheid maken in twee soorten ongezonde: gedreven door angst of door externe bevestiging (om te ‘scoren’ – ja, Intimiteit echo’de af en toe). Je kunt – bijvoorbeeld – hard fietsen in een training omdat je dat lekker vindt en je jezelf ermee verbetert (in principe gezond), maar ook omdat je bang bent dat je anders een ‘loser’ bent, of dik wordt, of straks niet meer de anderen mee kunt komen (angstgedreven) of omdat het je veel kudo’s oplevert op Strava (externe bevestiging). Nogal wiedes natuurlijk dat Sportkunstenaars gaan voor het eerste! En sporten hoeft zelfs niet echt een ‘passie’ te zijn – het gewoon leuk vinden is ook al prima. 

Cover 80/20 TriathlonDan het triathlontrainingsboek. Dat was 80/20 Triathlon, een tip van Gringo van het Triathlonforum toen ik het erover had dat er nog zo weinig boeken waren waarin gepolariseerd trainen centraal staat. In dit boek dus wel, en dat is meteen wat ik er supergoed aan vind. Ik ben al jaren fan van gepolariseerd trainen, dus zo’n boek moet er echt zijn.

Iets meer in detail vind ik het echter wel een boek met twee gezichten.  Het eerste, algemene gedeelte vind ik geweldig. Ik heb vooral het tweede hoofdstuk, ‘Going Slower to get Faster’ met veel plezier gelezen. Het gaat eerst over de ontdekking – in de praktijk – van gepolariseerd trainen: 80 % van de tijd rustige duur, 20 % hoog-intensieve intervallen, en dus niet, althans niet doelbewust, trainen in de middelste intensiteit. Daaruit blijf je weg; dat is de ‘moderate-intensity-rut’: weinig trainingsopbrengst voor een realtief hoog blessurerisico. 

Daarna gaat het hoofdstuk in op de obstakels: waarom willen best veel sporters er níet aan, aan dat gepolariseerde trainen? En hoe verwerp je die argumenten? Ik vond het een feest van herkenning, vooral daar waar het gaat om dat de gedachte dat harder altijd beter is, dat het ‘niet lekker voelt’ (rustig trainen moet net langzamer dan wat fijn is, en als je geen topper bent, is dat écht langzaam) en het ego dat in de weg staat: rustige duurtraining is niet stoer; soms voelt het alsof je ‘niks’ gedaan hebt.

In dat soort discussies vind ik mezelf ook regelmatig terug. Laatst nog, toen iemand zei dat het doel van sporten voor hem was ‘zo moe mogelijk worden’. Ik zei nog: dat kun je toch niet écht willen, dat wil je je lichaam toch niet aandoen, altijd maar de zweep erover – maar hij snapte niet waar ik het over had (ja, hier echoën die boeken van hierboven).

Het zette me aan het denken – er ontbreken nog twee obstakels die ik wel hoor:

  • Het gaat niet alleen om moeite met de rustige pool. Er zijn ook sporters met een hekel aan, angst voor of moeite met zo diep gaan als nodig is voor de intensieve. Diep genoeg gaan is lastig en pijnlijk; het is, om maar iets te noemen, niet vrouwelijk om je zo het snot voor ogen te intervallen, en best wel veel oudere sporters lopen rond met het idee dat een hoge hartslag slecht is voor hun hart.
  • Het gegeven dat je in de ‘moderate-intensity-rut’ de meeste calorieën verbrandt per tijdseenheid dat je traint: minder intensief is minder calorieën; intensiever is maar heel kort vol te houden. Het nut van calorieën tellen is wat mij betreft zeer relatief (zie bijvoorbeeld hier waarom) en nooit een doel op zich van sporten, en zeker niet van een losse training (jaag je jezelf over de kling, kun je even later helemáál geen ‘calorieën meer verbranden’ als je uitgeput, opgebrand of geblesseerd thuis zit) maar het speelt wel voor veel sporters! 

Dat zijn mogelijk obstakels die vooral voor een bepaald type sporters gelden, wat me wel doet vermoeden dat de ‘at all levels’ van die cover mogelijk toch een behoorlijke bias heeft naar de hogere niveaus – zoals overigens zo ongeveer álle trainingshandboeken.

Dan het andere gezicht. Wat ik jammer vind aan het boek is dat het in de meer toepassingsgerichte hoofdstukken rigide omgaat met de getallen. Misschien werkt dat voor topsporters, maar niet voor gewone stervelingen. 

Concreet voorbeeld van de rigiditeit vind ik de trainingszones voor het zwemmen. Er is een gebied van 2″ per 100 meter waar je uit moet blijven – dat is een halve seconde per baantje. Niet alleen is dat het verschil tussen goed of wat minder afzetten, ‘m technisch net niet helemaal goed raken of wel, of al dan niet een stoorzender in de baan hebben – maar alleen al het verschil in vorm van de dag is bij mij al meer dan één seconde per baantje. Ik kán niet alleen m’n 100 meters niet op 2 seconde nauwkeurig timen, het heeft ook geen zin. Op mijn niveau althans niet. En al helemaal niet – voor niemand – als de zones bepaald zijn op basis van zo’n ruwe momentopname als een veldtest.

De rigiditeit zit hem ook in de toepassing van de percentages. De 80/20-regel geldt voor bijna elke week en elk van de drie sporten. Dat heb ik nooit elders zo gezien. Ik weet niet beter of het gaat om totalen over een trainingsperiode, waarin je periodes van meer rustige duur kunt afwisselen met periodes met meer intensiteit. Dat is het verschil tussen basis- en aanscherptraining.

Daarbij komt ook nog dat het percentage intensief schommelt met de totale trainingsbelasting. Bij topsporters ligt het soms onder de 10 %, maar die maken zo veel uren dat 10 % intensief nog steeds veel en dus heel belastend is. Als je 20 uur in de week traint, komt 20 % intensief neer op 4 uur – ga er maar aan staan! Train je minder, dan mag het percentage omhoog – dat is het idee achter de Time-Crunched boeken (zoals deze), waarin dat ook wordt uitgelegd.

Sowieso heb je natuurlijk geen tellertje meelopen in je lichaam, dus het komt écht niet op de laatste precieze procent en seconde aan. Dat kweekt maar dwangmatig gedrag en heel erg bezig zijn met de getallen in plaats van, bijvoorbeeld, hoe je je voelt en of je wel geniet. Dat is mijn grootste bezwaar tegen het boek.

Tot slot geloof ik in geen enkele trainingsaanpak die als heilige graal wordt gepresenteerd. Daarvoor verschillen individuele sporters te veel van elkaar. Ja, ik ben fan van gepolariseerd trainen; ik train zelf zo, voor fietsen al jaren, voor hardlopen krijg ik het zo langzamerhand onder de knie, met zwemmen experimenteer ik nog. En ja, ik kan het anderen aanraden. Maar altijd wel eerst als experiment, niet als wetmatigheid. 

Door |2019-04-29T15:37:58+02:0029 april 2019|Boeken, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|0 Reacties

Weer eens een hormonenverhaal

Ik ben hier de laatste maanden af en toe ‘gehint’ dat ik dusdanige verschijnselen had dat ik me naar de gynaecoloog had laten doorverwijzen. Daar ben ik woensdag geweest en dat was een opluchting, dus nu het verhaal. Omdat het óók over mijn sporten gaat, maar ook omdat ik het belangrijk blijf vinden om open te zijn over de overgang, al is het maar omdat er nog zo weinig informatie is over sporten in die jaren. 
 
Zo lang als ik dit blog schrijf, en nog langer zelfs, al 7,5 jaar, zijn mijn hormonen aan het ‘rommelen’. Meteen met de eerste subtiele veranderingen aan mijn cyclus ging ik slecht slapen, en dat was jarenlang mijn belangrijkste probleem, totdat een half jaar hormoonsuppletie dat in 2016 oploste. Sindsdien waren alleen de nukken en grillen van mijn cyclus een probleem, met onder andere grote vormdips (voorbeeld) en bijna-bloedarmoede tot gevolg, alsmede een boel praktische besognes.
 
Vorig jaar dacht ik dat de menopauze nabij was: ik voelde me anders, stabieler; ik was veel minder vaak én heftig ongesteld en ik kreeg voor het eerst opvliegers, een paar maanden lang – die overigens niet heel hinderlijk waren. Hèhè, dacht ik.
 
Maar dat was te vroeg gejuicht. Sinds eind januari heb ik een opeenvolging gehad van 5 weken PMS, toen een horror-menstruatie, meteen daarna weer 2,5 week PMS, toen nog een keer ongesteld, en sindsdien rommelt het wat door. Ik heb me 2,5 maand beroerd gevoeld van de zwaarte in lichaam en hoofd van de PMS of van het bloedverlies of van de buikpijn, of alles tegelijk. Ik vond het zwaar, de gewone dingen volhouden kostte veel wilskracht en ik heb enkele dingen afgezegd omdat dat volhouden me te veel werd. Het was ook praktisch vervelend – gelukkig zijn al te gênante situaties me ook dit keer bespaard gebleven, maar dat heeft me heel wat kopzorgen gekost. (Ik doorbreek graag het taboe op de overgang, maar er zijn wel grenzen.)  
 
Lastig allemaal, en bovendien had de huisarts in die periode een vleesboom bij me geconstateerd. Dat is op zich niet heel alarmerend en het was een verklaring voor die heftige menstruaties, maar het zat me toch niet lekker, en daarin speelt natuurlijk een rol dat mijn moeder aan baarmoederkanker is overleden. De kans dat ik dat zou hebben was heel klein, maar toch. In mijn somberste vlagen dacht ik natuurlijk wel aan kanker, of op z’n minst aan een buikoperatie.
 
Nou, de gynaecoloog afgelopen woensdag heeft me gerustgesteld: hij zag geen vleesboom (huh? Nouja, niet de eerste foute diagnose van m’n huisarts…) en verder ook niets verontrustends. Het enige wat er aan de hand is, zijn die ontregelde hormonen. En daarvoor heb ik, opnieuw dus, hormoonsuppletie gekregen. Net als drie jaar geleden ben ik daar ambivalent over (de overgang is geen ziekte), maar wat de doorslag geeft is dat mijn gezondheid onder druk stond de afgelopen maanden. Dankzij mijn goede basis veerde ik ook steeds snel weer terug, maar ik hield mezelf wel met ijzer bijslikken op de been.
 
Ik ben blijven sporten, soms met hangen en wurgen. Het enige wat even niet meer lukte een paar weken terug was hardlopen, want daar kreeg ik toen ook buikpijn bij. Dat is gelukkig al weer over en lopen gaat weer lekker. De halve marathon in februari was natuurlijk wel een slachtoffer van de ongein, ook omdat in die PMS-weken m’n vage bekkenblessure enorm opspeelde – vast geen toeval. Zwemmen en fietsen ging soms, bijvoorbeeld de eerste dagen op Mallorca, moeizaam, maar verder toch ook vaak goed, soms verrassend goed zelfs. Dat deed deugd. Mede daardoor kon ik de hele tijd voelen dat er ‘onderliggend’ niet zo veel aan de hand was. M’n rusthartslag is permanent wat aan de hoge kant, maar dat is niet zo gek, lijkt me.
 
Wel hing de angst voor ergere zaken als een schaduw over me, en had ik daardoor soms wat moeite met vooruit kijken, bijvoorbeeld naar het aanstaande triathlonseizoen. En ik dacht natuurlijk ook wel eens: wat als het net op de belangrijkste wedstrijddagen wéér hommeles is? Sinds woensdag kijk ik weer graag vooruit!
 
Door |2019-04-19T21:07:50+02:0019 april 2019|Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|1 Reactie

Mijn ene pootje is even lang

Het waren van die grappen die rondgingen toen ik net oud genoeg was om ze te snappen en nog niet al te flauw te vinden – lang geleden dus. Het waren onmogelijke vragen, namelijk over het verschil tussen één ding, en daar kwam dan een maf antwoord op. Ik herinner me er twee, dit is de eerste:

Wat is het verschil tussen een kerkklok?
Hoe harder des te bimbam. 

Daar moet ik nog wel eens aan denken omdat we tussen twee best wel bimbammende kerkklokken in wonen.

Maar het gaat nu om de andere:

Wat is het verschil tussen een dood vogeltje?
Zijn ene pootje is even lang.

Daar moest ik maandag aan denken, niet zozeer omdat ik een dood vogeltjes was (ik voel me zelfs de laatste paar dagen voor het eerst sinds eind januari weer fit, hèhè), maar omdat ik toen mijn nieuwe inlegzolen heb opgehaald. Die dienen enerzijds voor wat steun onder mijn voorvoeten, daar had ik een beetje last van, niet bij het sporten maar wel elke ochtend bij het opstaan.

Anderzijds is het een poging om iets te doen aan die hardnekkige scheeftrekproblemen bij bekken en heup en tot in mijn bovenrug. Ik heb een beenlengteverschil, vooral doordat mijn rechterknie meer naar binnen staat dan mijn linker, het effect van een heel oude blessure op toch al een zwak punt van mijn bouw. Van die knie zelf heb ik eigenlijk amper last, maar erdoor staat mijn bekken wel altijd ongelijk. Je ziet dat het rechterzooltje wat hoger is dan het linker:

InlegzolenDat heft in principe het beenlengteverschil op. Vandaar: sinds maandag is mijn ene pootje even lang.

De zolen ‘doen’ sowieso iets, want ik voel sinds maandag weer van alles, daar waar die scheeftrekblessure zich daarvoor vier weken lang keurig heeft gedragen – heel maart nergens last van gehad, in groot contrast met februari. Ze zijn een experiment, ik moet er sowieso nog erg aan wennen, en ik ben benieuwd. Ik mag er voorlopig ook nog niet mee sporten, eerst rustig opbouwen in het dagelijks leven.

Dat zooltjes mogelijk soelaas bieden, dat idee is als eerste geopperd door de – sowieso goed en interessante – chiropractor die ik vorig jaar in Launceston, Tasmanië bezocht. Het heeft nog even geduurd voor ik met dat advies iets gedaan heb. Deels was dat omdat mijn vorige steunzolen geen succes waren en gelukkig maar tijdelijk nodig vanwege een tijdelijke blessure. Ik bleef op die dingen blaren houden en voor mijn gevoel over twee eieren heen lopen.

Deels was het ook omdat in al die jaren dus ooit maar één iemand had gezegd dat zooltjes mogelijk een goed idee was. Ik weet natuurlijk ook nog niet of het helpt, maar toch is het gek dat er verder nooit iemand heeft geopperd dat die scheefstand van mijn bekken zou kunnen komen door ongelijke benen. Het enige wat in de buurt kwam was het advies van Jeroen van TriPro om een verhoginkje en een wigje onder het plaatje van mijn rechterfietsschoen te doen om die knie de goede kant op te kantelen. Dat was een heel simpele oplossing die wonderwel werkte. 

Ik ging zelf pas weer denken dat een zooltje het proberen waard was toen ik me realiseerde dat ik mogelijk gemiddeld genomen net iets meer last heb van die scheeftrekproblemen als ik veel hardloop. Het is niet heel eenduidig en zeker niet zo dat ik, als ik vandaag een lange duurloop loop, morgen scheef sta, maar ik denk wel dat het misschien net iets erger is in periodes waarin hardlopen centraal staat in mijn trainingen. 

De remedie was verder altijd een kwestie van ‘fixen’ (zoals bij de chiropractor) of oefeningen doen (fysiotherapeut) – en de rest van onverklaarbaar. En ik heb heel wat deskundigen geraadpleegd in de vier jaar dat dit nu duurt – en eerder trouwens ook al, want ik heb ook eerder met bekkenscheefstand te maken gehad.

Ik werd me ervan bewust dat je dus als het ware het advies krijgt dat hoort bij de deskundige die je raadpleegt, omdat ze allemaal vanuit hun eigen kokertje denken. Van een podotherapeut krijg je een zooltje, een chiropractor zet je gewrichten recht, een fysiotherapeut geeft je oefeningen, een osteopaat kijkt naar de samenhang met je organen – enzovoort. Je moet dus eigenlijk zelf al een idee hebben van wat de oplossing zou kunnen zijn voor je probleem, en dan kun je die krijgen. Door in dat kokertje te stappen.

Dan denk ik toch: ergens klopt er dan iets niet in de zorg. Toch? 

Nouja, ik hoop dat dit steunzolen-kokertje wat voor me gaat opleveren! 

Door |2019-04-03T12:38:18+02:003 april 2019|Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties

Rollercoaster

Ik heb al vaker geschreven dat ik dit weblog net zo goed Louises kwakkelblog had kunnen noemen. Daar heb ik afgelopen tijd weer veel stof voor verzameld. Vooraf afgelopen week was een rollercoaster – en het is nog niet voorbij. Ik zet het hieronder op een rijtje, ook om het van me af te schrijven.

Dus waarschuwing: niet lezen als je niet tegen verhalen over kwaaltjes kunt!

Ik had al geschreven dat ik zaterdag moest uitstappen uit de halve marathon met de ergste pijn in bekken en heup sinds het begin van die vage blessure, vier jaar geleden. Het is in die periode ook wel tijden heel erg goed gegaan en er was sowieso goed mee te leven. Maar net de laatste tijd ging het minder. Dat begon al in de herfst, en toen dacht ik: laat ik nog eens een poging wagen of ik het structureel op kan lossen. Dat zou sowieso fijn zijn, en bovendien ben ik de tijd- en geldvretende bezoekjes aan de chiropractor wel eens zat.

Zodoende ben ik begin november naar een osteopaat gegaan. Het kan toeval zijn, maar sindsdien gaat het eigenlijk alleen maar slechter. Ik heb dat eerder gehad: twee jaar geleden maakte Krullaards Perfect Reset het ook alleen maar erger. Ik twijfel op dit moment nog over de voortzetting van de behandeling.

De laatste keer adviseerde de osteopaat me om met de huisarts na te gaan of mijn linkernier wel okee is. Zo kijken osteopaten: naar de relatie tussen bewegingsapparaat en organen. Ik heb dat besproken met de huisarts, die ging er iets van fronsen, maar okee.

Twee keer bij de assistente mijn urine laten controleren, allebei de keren een miniem bloedspoortje erin. Dus misschien inderdaad iets niersteen-achtigs? Enerzijds heftig, anderzijds gaf het me hoop op verbetering van de scheefstand-narigheid. Zo ver was ik dinsdag.

Woensdagochtend heeft de huisarts een echo gemaakt van mijn nieren en blaas, en daar was niets bijzonders op te zien. Hij keek ook nog een keer naar mijn plas en toen zat er geen bloed in. Dus zag hij geen aanleiding om er verder iets mee te doen.

Enerzijds een opluchting: ik had al wat zitten googlen en nierstenen had mogelijk een dieet betekend, waarbij vooral allemaal dingen die ik erg lekker vind niet mogen: noten, zwarte thee en zout vooral.

Anderzijds een teleurstelling, want een oplossing van het scheeftrekken was dus ook niet via die kant te verwachten. En dat bloedspoortje? Dat was niks. En dat scheeftrekken? Gesprek met de huisarts: of ik een zittend beroep heb? Nou, soms, maar niet extreem, en ik sport veel. O, u sport veel (op wantrouwende toon)? Tsja, zo doe je het nooit goed natuurlijk, en over sport ga ik met m’n huisarts niet meer in discussie, na eerdere frustraties daarover. Nou, zei hij, dan lag het aan m’n bewegingspatroon, kon ik oefeningen voor doen. Ja, dûh – ik oefen me al jaren helemaal te pletter, bijna elke dag; ik kan nu dingen met m’n bil- en buikspieren en psoassen die die vier jaar geleden onmogelijk voor me waren.

Hij had wel nog een nuttige tip: m’n matras. Die heeft manlief inmiddels met de zijne, iets hardere, omgewisseld, en mogelijk maakt dat uit, ja.

Oja, en en passant meldde de huisarts ook even dat ik een vleesboom heb – of ik dat al wist. Nee, en het is op zich ook niet erg, het komt veel voor, en het is een verklaring voor al die heftige menstruaties van de afgelopen jaren. Maar helemaal happy werd ik er niet van – ik ga het wel over een tijdje laten controleren, want mijn moeder is aan baarmoederkanker overleden. Een vleesboom vergroot de kans daarop weliswaar maar ietsje, maar toch.

Nou goed, ondertussen trok de pijn in bil en heup wat weg en heb ik dinsdag en woensdag enorm genoten van de zon: ik ben naar afspraken in Leiden (heen, weer) en Den Haag gefietst. Dat ging vrijwel zonder pijn en ik kikkerde ervan op.

Donderdag ben ik ook alweer even gaan hardlopen, dat ging redelijk. Kort daarna ging ik hoesten. Het voelde wat kriebelig dus ik dacht aan hooikoorts. Maar gister werd ik in de loop van de dag wel héél moe, en rillerig. Ik lag om 8 uur in bed, ik heb 12 uur geslapen en vanochtend had ik 38,2. Griep. Dus. Ofzoiets.

Met dat ziekige lijf, al dacht ik toen nog aan hooikoorts, heb ik me gister nog wel opnieuw naar de chiropractor gesleept. Die heeft het hele gebied van onderrug, bekken en heupen gemobiliseerd, dit keer zonder het te manipuleren, en dat scheelt een stuk. Massage er later nog overheen en dat voelt allemaal veel beter nu.

Wel zei de chiropractor, ook alweer en passant, nog even dat ik in de gaten moet houden of het niet slijtage van mijn heup is. Volgende schrik! Toen ik daar later thuis op googlede, dacht ik: nee, dat is onwaarschijnlijk. Ik weet ook wel dat ‘peuten’ makkelijk slijtage roepen als ze het ook niet meer weten.

Ik ben voor deze klachten wel toe aan nieuwe deskundigheid, een frisse blik. Staat op de agenda. Wie weet een echt heel erg goede fysiotherapeut in Overschie en omgeving?

Maar eerst herstellen van deze griep (ofzoiets). Mijn vierde luchtweginfectie sinds september, m’n vijfde in een jaar, en drie daarvan hebben lang geduurd (3, 4 en 6 weken), zodat ik me nu wat zorgen maak omdat ik over een dikke week op fietstrainingsstage naar Mallorca vertrek. Ik probeer die zorgen weg te drukken; ik weet dat ik zwartkijkeriger word van ziek zijn.

Ik maak me zo langzamerhand ook zorgen over mijn weerstand in het algemeen. Voor mijn gevoel is mijn lichaam erg uit balans. Tussen al die luchtweginfecties in zat ook nog een blaasontsteking (december) en hormonen-ongein. Ik had hier al eerder geschreven dat ik regelmatig afgedraaid thuis was gekomen uit werk (moe, ergernissen) dus ik had mogelijk iets te veel hooi op mijn vork, maar dat was dan vanwege verminderde belastbaarheid, niet omdat de belasting zo groot was. En ook omdat de fysieke problemen op hun beurt ook voor extra belasting zorgen – de vicieuze cirkel van de blessure. Deze week alleen al: heftige pijn, m’n tweede halve-marathon-DNF, wel nierstenen, geen nierstenen, een vleesboom, een versleten heup en griep – dat kreeg ik allemaal op m’n bordje, deal er maar mee. 

Tussendoor had ik in januari juist ook een hardloop-topperiode. Snap jij het, snap ik het.

Mezelf minder belasten qua werk is heel moeilijk op korte termijn bij te sturen. Of nouja, preciezer: voor mij als eigen baas is de ziekmelddrempel heel hoog. Overigens, ook een teken ervan dat het een moeilijke tijd voor me is: ik heb me in het afgelopen jaar drie keer ziekgemeld voor werkdingen, dat is een record sinds ik voor mezelf ben begonnen (2001), en mogelijk komt er komende week ook nog wat bij. Zo went het wel, want de drie ziekmeldingen leidden tot begripvol verzetten van de afspraak, en daardoor wordt de drempel voor mij wat lager, wat wel goed is.

Sporten zit er dus voorlopig niet in. Met zo’n brak, koortsig lijf is dat glashelder.
Zucht. Maar misschien is de rust wel goed voor mijn heup.

En gelukkig is er op TV de Omloop en later het WK allround. En goede boeken. En donderdag, hoestend en wel, nog een mooi concert. Nu is er de laptop, met m’n rug tegen de verwarming…. 

(Nee, dat is niet ergonomisch, maar daar lijkt het scheeftrekken niet erger van te worden.) Er is een lieve man die voor me zorgt. En die hele rollercoaster van de afgelopen week – op z’n best kan ik er ook wel weer om lachen.

Tsja, en verder: accepteren maar. En er komen ook echt weer betere tijden.

 

Door |2019-03-02T14:50:24+01:002 maart 2019|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Update uit de lappenmand

Hoera, ik ben grotendeels uit de lappenmand:

  • Vandaag durf ik voor het eerst te zeggen dat de verkoudheid nou echt over is. Nouja, zo goed als. Vorige week maandag dacht ik ook dat het bijna over was, maar toen kwam er nog eerst een paar dagen keelpijn links, toen keelpijn rechts, en gister nog een dag met een enorme kikker in mijn keel. Maar die is vandaag weg, hèhè. Het heeft precies een maand geduurd, pfff….
  • De gekneusde rib gaat goed vooruit. Ik kan alles weer, geen echte pijn meer maar nog wel wat trekkerig en stijf gevoel soms. Zwemmen bleek vandaag nog het lastigste. Op zich interessant om te leren dat bij zwemmen de ’trekkracht’ dus voor een groot deel via je ribbenkast loopt. Verder is nu lekker veel bewegen prima om die laatste restjes in orde te krijgen. Dan is het redelijk meegevallen qua herstelduur: het gebeurde twee weken geleden.
  • Een al wat langer lopend gevalletje-lappenmand: mijn ijzer is weer helemaal dik in orde. Sterker nog: mijn HB is nog nooit zo hoog geweest, voor zover ik weet (8,8). Dat dacht ik van de zomer al te voelen, toen dacht ik nog: ik heb geen bloedarmoede gehad, maar ik ervaar nu wel bloedrijkdom! De pillen hebben dus geholpen, maar zeker ook dat ik sinds juni niet meer echt ongesteld ben geweest (over hèhè gesproken…).
  • Niet meer echt ongesteld en een stuk stabieler qua hormonen… maar de overgang roert zich af en toe nog wel: net de afgelopen dagen had ik twee keer een wat langer vlaagje hartkloppingen. Die gaan trouwens over als m’n hartslag stijgt, dus laatst heb ik een keer in het holst van de nacht beneden staan burpee-en en jumping-jack’en enzo – dat hielp! Vervelend is het ’s nachts wel. Maar meer dan dat ook niet.

Mijn loopconditie heeft weinig geleden en lopen gaat eigenlijk heel lekker op het ogenblik. Zwemmen, fietsen en m’n buikspieren is andere koek, maar dat is niet zo erg op dit moment. Ik ga weer lekker verder!

 

Door |2018-12-05T16:56:07+01:005 december 2018|Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

De wonderbaarlijke avonturen van een Ironmantas

Vanmiddag ben ik, op het politiebureau van Schiedam, herenigd met mijn Ironmantas! 

Ik met Ironmantas

Zoals ik hier eerder had verteld, was die rugtas bij de inbraak afgelopen zomer gestolen. Voor mij was het het meest onvervangbare ding van alles wat er gestolen was. Ik was blij dat ik van de Ironman-organisatie een vervangende tas kreeg, ook al was die heel anders. Ik dacht dat ik er verder naar kon fluiten – die tas zou al lang wel op de bodem van de plomp liggen of op een vuilnisbelt, zo dacht ik. De marktwaarde ervan is immers nihil. Maar de tas is niet gewoon te koop. De enige manier waarop je er een kunt krijgen is door mee te doen aan een Ironman, en dus hadden we bij de aangifte de waarde gezet op het inschrijvingsbedrag daarvan: zo’n 500 euro. 

Een paar weken geleden werden we opgebeld door de politie. De dag ervoor was een inbreker gepakt, dankzij een snelle actie van medewerkers van een energiebedrijf (het verhaal staat op Rijnmond). Bij die inbreker was aangetroffen…. een tas van de Ironman van Vichy! Dat was opgevallen, want dat was dus een dure tas, wist de politie. Of we er een foto van hadden – jawel, en jahoor, dat was ‘m!  

Het was niet het enige spoor dat naar ons leidde, dus we kunnen wel concluderen: ‘onze’ inbreker is gepakt. Nouja, dat is aan de rechter natuurlijk, maar het lijkt er sterk op. Inmiddels hebben we ook al formulieren ingevuld voor het OM en zijn we benieuwd naar de verdere afhandeling. 

En ondertussen kon ik mijn tas terugkrijgen. Wel even gek, hoor, na vier maanden zo’n verloren gewaande bekende weerzien. Maar erg fijn! Hij moet wel even in de was. Als-ie kon praten, had hij vast een hoop te vertellen! 

Tot slot: alle hulde voor het politiewerk! Zowel voor het pakken van de dief (toch voor ons een ‘we’ve got him’-momentje) als voor de manier waarop wij op de hoogte zijn gehouden. 

Door |2018-11-29T17:24:10+01:0029 november 2018|Triathlon algemeen|2 Reacties

Staartje

De verkoudheid waar ik dinsdag over schreef, krijgt nog een staartje: ik heb woensdag in een hoestbui een rib gekneusd. Ofzoiets, in elk geval: het doet sinds woensdag best wel pijn rond een zwevende rib aan de linkerkant, en sinds gister nog erger. In de nacht van donderdag op vrijdag gaf hoesten nog een keer een flinke steek, en gister, in de laatste 500 meter van een duurloop, helemaal.

Sindsdien heb ik dus meer pijn. Vooral als ik hoest of nies of hik ofzoiets, en bij sommige bewegingen, maar ik voel het eigenlijk zo’n beetje de hele tijd.

Zo lang ik nog hoest, wordt het eerder slechter dan beter dus, maar dat hoesten moet er toch binnen een paar dagen wel op zitten, hoop ik: het wordt, zoals ik had verwacht, langzaam-maar-zeker minder (maar o, wat duurt dat lang). Daarna kan de rib gaan herstellen. Maar dat duurt dan ook nog wel even, begrijp ik als ik google. Urgh.

Ik heb het nooit eerder gehad, een gekneusde rib, dus zeker ook niet door hoesten. Maak ik dat ook eens mee. Maf dat het juist gebeurt als het ergste hoesten erop zit. Vorige week dacht ik af en toe dat ik mezelf binnenstebuiten zou hoesten, maar zo erg is het niet meer. Ik zat woensdag op de stadsfiets, niks aan de hand verder. Nouja, hoesten dus, maar niet bijzonder hard. Kennelijk toch net een rare beweging gemaakt.

Ik kan me gelukkig wel redelijk bewegen, dus ik kan ook trainen. Bodybalance en core oefeningen sla ik maar even over, maar lopen en fietsen gaat, met wat pijn, maarja, pijn doet het sowieso. Zwemmen ga ik van de week proberen, dat kan ik lastig inschatten. Maar dat staat sowieso in de winterstand, dus er is geen man overboord als dat even niet gaat. 

Zucht. Echt weer zo’n typische lappenmand-periode, dit.

Door |2018-11-24T17:42:13+01:0024 november 2018|Loop, Triathlon algemeen|2 Reacties

Omdat het er nauwelijks over is gegaan #verkouden

Op zalikwel-zalikniet van vorige week volgde nog dagenlang zalikniet: de verkoudheid was naar m’n bronchiën gezakt (ofzoiets), ik was kortademig en hoestte me een ongeluk. Het gaat nu goed vooruit dus ik hoop de draad van het trainen weer op te pakken, maar over is het nog niet. Sterker nog: volgens een strenge nek-check zou ik nog niet mogen sporten, want mijn hoest komt van vrij diep van binnen. Maar het gaat nog wel twee weken duren voor die helemaal gesleten is, en daar ga ik niet op wachten.*  

Daarmee wordt de totale duur van deze verkoudheid dus mogelijk zo’n vier weken. In maart had ik er ook al zo een, die brak zelfs snotrecords, eind september had ik nog iets kleins, en zo ben ik strakjes in 2018 in totaal twee maanden verkouden geweest. Zijn mijn leven en trainen dit jaar twee maanden door verkoudheid beïnvloed geweest dus. Da’s best veel.

Daarmee is dit een ‘ouderwets’ jaar. Ik noem de zware, langdurige en frequente verkoudheden op gezondheidsgebied wel ‘the story of my life’ maar de afgelopen jaren waren wezenlijk anders. Ga maar na: op dit hele weblog is het nauwelijks over verkoudheid gegaan. 

Al mijn hele leven heb ik heftige verkoudheden: langdurig, frequent en zwaar, waaronder ik versta: me flink beroerd voelen, een dagje verhoging, even niet kunnen werken, en vooral heel veel snot produceren en/of hoesten, vaak door secundaire infecties aan holtes of bronchiën. Het zit in de familie: als we tegelijk verkouden waren vroeger thuis, grapte mijn moeder over de extra wassen die ze moest draaien voor alle zakdoeken van mijn vader, broer en mij, en zij zelf had om de haverklap bijholte-ontstekingen. 

Eind jaren ’90 heb ik er met de hulp van een natuurgeneeskundig arts wat een proberen te doen. In die tijd kwam ik wel mensen tegen die aan me vroegen of ik weer of nog steeds verkouden was, en dat wist ik dan zelf ook niet meer. Er liep een voorhoofdholteontsteking uit de hand: die duurde twee jaar. Daar zat toen een burnout achter, en van die stressgerelateerde luchtwegproblemen ben ik sindsdien wel af. Vroeger werd ik bijvoorbeeld standaard verkouden na een deadline. In de tijd van mijn proefschrift (winter 1996/1997) bijvoorbeeld drie keer achter elkaar: na het afleveren van de conceptversie, na de leescommissieversie en na de definitieve versie. Maar dat heb ik dus niet meer. Dus beter is het sindsdien zeker. Maar niet over.

In de jaren daarna ging het, met wat ups en downs, steeds nog ietsje beter. Ik was minder vaak verkouden en minder lang en heftig, en meestal was er een duidelijke aanleiding als ik weer wel eens serieus voor de bijl ging. Zoals die keer in 2013 dat ik al verkouden op stedentripje naar Rome ging, en het daar zonde vond om me in acht te nemen. Op de dag van de terugreis had ik koorts. Maar dat snap ik dan dus wel: ik had mezelf volledig afgeragd en daar had ik geen spijt van in die prachtige stad.

Het record was de periode tussen februari 2017 en maart 2018: meer dan een jaar was ik niet verkouden. Dat mocht wel in de krant! Ik moet bekennen: ik dacht dat ik eroverheen aan het groeien was. Zelfs na de verkoudheid van maart kon ik dat nog geloven. Die was immers zo zwaar kunnen worden onder extreme omstandigheden: de terugreis uit Australië. Met een verkouden kop 2X10 uur vliegen, 48 uur niet slapen en hier aankomen in grauwe ijskou – ja, ik snap wel dat mijn luchtwegen daar niet tegen kunnen.

Maar de huidige is wat mij betreft onverklaarbaar. Een ‘ouderwetse’ verkoudheid dus. Enige positieve wat ik erover kan zeggen is dat mijn energieniveau redelijk overeind is gebleven. Ik heb me wel eens uit-de-zak-geschudder gevoeld na twee weken snotteren.

Toch vraag ik me af waar ik dit slechte kalenderjaar aan verdiend heb. Mensen in mijn omgeving hebben al gevraagd of ik niet ‘te scherp’ stond of te zwaar aan het trainen was. Ik stond juist net niet scherp meer: ik had net geconstateerd dat ik op wintergewicht was: twee kilo zwaarder dan ’s zomers. Die twee kilo zijn nou weer weg, als gevolg, niet als oorzaak van de ziekte (frappant trouwens, bij zo veel minder actief en bij een boel honingdrop).

En als ik één conclusie kan trekken uit de goede voorbije jaren, dan is het wel dat ik van zwaar trainen niet vaker of erger verkouden word. Ik heb niet vaak zo zwaar getraind als in 2015/2016 en dat waren voor mijn luchtwegen juist prima jaren. Dat is mooi – daar ligt het dus niet aan, eerder omgekeerd.

De huidige verkoudheid is dus pech: gewoon tegen een rotvirus aangelopen. Ik hoor er meer mensen over, waaronder sportmaatje Nicole. Of het heeft iets te maken met de vrij pittige osteopathie-behandeling van twee weken geleden. Ik ben een hernieuwde poging aan het wagen om van dat ‘scheeftrekken’ van linkerbekken en –schouder af te komen en de eerste resultaten daarvan zijn zeer hoopvol, maar de behandeling kwam wel aan, zal ik maar zeggen, ook in mijn buik, en ik weet dat darmen belangrijk zijn voor de weerstand.

Of wat ook nog mogelijk is: dat de overgang jarenlang de verkoudheden heeft onderdrukt. Geen idee of dat zo zou kunnen werken, maar het valt me wel op dat ik precies in de jaren dat ik de meeste last had van de rommelige hormonen het minst verkouden was. Ik heb me daar wel over verbaasd: ik was in de ergste periodes van slecht slapen totaal uitgeput, maar verkouden werd ik niet. 

Of nog iets anders, wie weet. Ik heb ook wel moeten leren me niet al te druk te maken over mijn verkoudheden. Ja, het is vervelend, maar het is ook ‘maar’ verkoudheid. Als dat op je 52e je grootste gezondheidsprobleem is, valt het nogal mee allemaal.

 

*Ik hanteer die nek-check sowieso vrij losjes, als hulpmiddel, niet als wet. Mijn energieniveau is doorslaggevender, en ook of de verkoudheid nog aan het verergeren is (dan ben ik heel voorzichtig, motto: redden wat er nog te redden is) of alweer aan het verbeteren (dan kan ik wel een gokje wagen). Achteraf gezien was vorige week maandag hardlopen mogelijk geen goed idee. De symptomen waren op dat moment nog boven m’n nek, maar de verkoudheid is daarna nog naar eronder gezakt. Hij was nog niet ‘uit-ontwikkeld’, dat had ik verkeerd ingeschat. Nouja.

Door |2018-11-20T17:38:47+01:0020 november 2018|Triathlon algemeen, Vrouwensport|4 Reacties

Zin

Ik sta in Zin, het tijdschrift voor na je 50e, in de rubriek ‘ik sport’ (p. 77, nr.13), met mijn verhaal over het volbrengen van een hele triathlon op m’n 50e. Ik was daarvoor benaderd door de journaliste op basis van dit blog, altijd leuk natuurlijk.

Ik ben er ook wel blij mee, vind het een hele eer, alleen wel jammer dat mijn commentaar op de tekst niet is doorgevoerd. Ik had ‘m toegestuurd gekregen en daarop gereageerd, maar dat zie ik niet terug. Daardoor staan er een paar ietsje eigenaardige dingen in*, en de kop herken ik helaas niet als mijn woorden – dat zou ik nooit zo zeggen, misschien alleen in een heel specifieke context (toen ik halverwege het lopen was, heb ik wel zoiets gedacht, toen, in Vichy, zo van: en nu móet het ook gaan lukken, nu pakken ze het me niet meer af – maar verder zou ik het niet weten).

Dus: ietsje gemengde gevoelens, maar toch wel leuk natuurlijk, dik twee jaar na dato!


(*Je moet ook weten wat een/de Ironman is, anders wordt dat niet duidelijk; het ritme van zo veel trainen vind je niet ‘vanzelf’, en ik ben niet eerder getrouwd geweest, hoor, gezien dat huidige, ik heb mogelijk iets gezegd als ’toenmalige vriend, huidige man’. Dat soort dingen.)

Door |2018-11-19T12:37:07+01:0019 november 2018|Boeken, Triathlon algemeen, Vrouwensport|4 Reacties

Zalikwel-zalikniet

Sinds vorige week heb ik een verkoudheidsvirus te pakken. Het stelde eerst niks voor, maar ergens tussen donderdag en vrijdag ging het los in mijn strottenhoofd waardoor ik mijn stem kwijtraakte en vrijdagmiddag zelfs ietsje koorts kreeg. Ondertussen ben ik aan de beterende hand, maar ik snotter, hoest en proest nog en dat gaat ongetwijfeld nog wel even duren. 

Zoals dat altijd gaat, vind ik het best lastig om in de ‘grijszone’ te bepalen of ik kan trainen of niet. Dus dan krijg ik het dilemma van ‘zal ik wel of zal ik niet’. Voorzichtig zijn is goed, rust is noodzakelijk voor herstel, maar te voorzichtig zijn is zinloos, dat leidt alleeen maar tot onnodig conditieverlies – en tot een vrij acuut bewegingsgebrek. 

Vorige week begon heel simpel. Ik snotterde weliswaar wat, maar mijn energieniveau was normaal en niets stond trainen dus in de weg. Zo kon ik een unicum noteren: bij mijn weten had ik niet eerder in november in korte broek gefietst. Dinsdag kon het, heen en weer naar een werkafspraak rond lunchtijd in Den Haag. Ik maakte een blote-benen-in-november-selfie:

Blote benen en stukjes fiets vanuit selfie-perspectief

Woensdagavond voelde ik me voor het eerst wat minder fit dan normaal. M’n duurloop van 13 kilometer was hard aangekomen, dacht ik. Manlief en ik fietsten naar de stad en ik had moeite hem bij te houden, en ik was daarbij wat kortademig ook. In de bioscoop viel ik bijna in slaap, maar dat lag zeker ook aan de atmosfeer in de bioscoop en/of aan de film – een paar rijen voor ons klonk gesnurk. 

Donderdag had ik geen tijd om te trainen, wel voor in totaal zo’n twee uur stadsfiets, ook iets amechtig. Dit keer zat daarbij een heen-en-weertje naar Vlaardingen voor Van der Laan en Woe, en die hielden me dan weer probleemloos wakker. Eerder op de dag voelde het wel alsof ik bij het praten met mijn stembanden aan het gewichtheffen was – een raar, zwaar gevoel. Dat baarde me wel zorgen.

Vrijdag ging het in één keer naar ‘ik zal zeker niet’: geen haar op mijn hoofd die aan sporten moest denken. Ik vond naar de supermarkt scharrelen voor honingdrop al een opgave. Nouja, met koorts is sporten sowieso onverstandig. Naar Amsterdam gaan om daar een training te geven zat er ook niet in: ik produceerde alleen maar rasperige geluiden. Gelukkig was ook dat heel duidelijk – blijft lastig, hoor, als eigen baas, werk afzeggen.

Wel grappig trouwens: ik was de hele week niet aan zwemmen toegekomen, en op het moment dat ik vrijdagochtend vroeg mijn werk af-SMS’te (bellen ging niet) en terug kroop in bed, dacht ik dat ik door die vrijgekomen tijd misschien alsnog kon gaan zwemmen. Ik had duidelijk nog niet in de gaten hoe het er werkelijk voor stond in mijn lijf. Zwemmen? No way!

Zaterdag was ook nog duidelijk ‘ik zal niet’. Helaas kostte dat me mijn deelname aan de looptrainersdag – een lange dag op Papendal, nee, dat zat er echt niet in. Jammer, want vorig jaar was dat erg leuk. Een half uurtje wandelen dicht bij huis en wat mooie herfstkleuren zien was lekker maar ook genoeg. Verder hing ik op de bank, onder andere naar rugby en veldrijden kijkend. En ik heb de zaterdagkrant van voor naar achter gelezen. 

Gister begon het zalikwel-zalikniet. Uiteindelijk voor ‘wel’ besloten en op de fiets naar de chi-runningcursus gegaan. Dat ging allemaal best, al vond ik het wel heel wat, en het ging gepaard met gehoest, genies, een soms wat pap-achtig gevoel in mijn benen, een heel slome terugtocht op de fiets en het afslaan van een uitnodiging om ook nog even koffie te drinken – met het oog op mijn stem. Maar buiten zijn was lekker, de cursus weer leuk en leerzaam en het deed me goed om mijn van het hoesten en bankhangen stijve ribbenkast uit de kreukels te halen.

Vanmiddag de volgende zalikwel-zalikniet – hardlopen, met vier intervallen van 1 km op halvemarathontempo, de training die eigenlijk ook voor vrijdag gepland stond. Qua luchtwegen zou het wel kunnen, dacht ik, maar ik voelde me licht in mijn hoofd en dat deed me twijfelen. Ik ben gegaan vanwege de herinnering aan hoe lekker ik het gister en eergister vond om buiten te zijn, en aan de eerdere keren verkouden waarvan ik geleerd heb dat ik geneigd ben het dan allemaal onnodig somber in te zien, dus dat het best wel eens mee zou kunnen vallen. En dat deed het: ik heb lekker gelopen. Met wat gesnotter en gerochel en heel slome pauzes tussen de intervallen. Maar het voelde verder goed en sindsdien voel ik me ook weer beter. 

Zal ik dan morgen dus gaan zwemmen? Maar dan wil ik wel ’s avonds eigenlijk weg – heb ik daar dan energie genoeg voor? En geef ik mezelf wel voldoende rust om zo gauw mogelijk écht helemaal beter te worden? Dilemma’s, dilemma’s….

 

Door |2018-11-12T18:55:19+01:0012 november 2018|Fiets, Loop, Triathlon algemeen|0 Reacties
Ga naar de bovenkant