Trainer

Stiltewandeling laat zich al een jaar lang niet tegenhouden door corona

– – – Persbericht Overschie – – –

Tijdens de Overschiese Sportweek van september 2020 namen Babet Blom en Louise Cornelis het initiatief tot stiltewandelingen: om de week ongeveer drie kwartier (3,5 kilometer) samen wandelen zonder te praten. De beweging is goed en fijn, en door de stilte ervaar je de omgeving op een heel andere manier. De groep liep onder andere door Park Zestienhoven en op landgoed De Tempel.

Het was natuurlijk vanwege corona een bijzonder jaar, maar wandelen kon altijd nog. Babet: “We hebben altijd rekening gehouden met de anderhalve meter en met de maximale groepsgrootte. Zo is het gelukt om door te gaan, ook in de wintermaanden. We hebben toen wel veel geluk gehad met het weer: het was bijna altijd droog op zondagochtend, en vaak prachtig. Ondertussen hebben we de vier seizoenen gehad en daar dus – in stilte – van genoten. Van de paddenstoelen in de herfst naar het uitbundige groen van het voorjaar. Wat vooral opvalt in de stilte is dat je meer andere geluiden hoort. De snelweg en een langsrijdende brommer, maar ook vogels en de wind in de bomen.”

De groep is klein maar fijn. Louise: “Meer wandelaars zijn zeker welkom. Iedereen kan op eigen tempo lopen. Meestal liep ik voorop en Babet achteraan. Zij wacht dan op de laatste en we houden sowieso iedereen in zicht. Als het nodig is, lopen we wat korter – dat kan allemaal. Je kunt zeker een keer mee komen doen. Dat kost niets, het is sowieso gratis. Dus kom eens ervaren hoe dat is, in stilte wandelen in onze eigen mooie wijk! ”

Het is weliswaar een stiltewandeling, maar voor de start en na afloop mag er wel degelijk gepraat worden. En dus is het ook gezellig!

Als je mee wilt doen, is het handig om even met Babet of Louise contact op te nemen over de data, plek en tijd. In principe is het op zondag in de even weken, vertrek om half 11, meestal bij de molen, maar soms kiezen we voor de afwisseling een andere plek.

Over de initiatiefnemers: Babet en Louise wonen allebei in Overschie, ze wandelen dolgraag, en ze werken al een paar jaar samen op het gebied van bewegen en leefstijl. Ze geven ook wel eens samen een workshop. Louise is trainingsbegeleider bij sportkunstenaar.nl en Babet is onder andere leefstijlcoach.

Stiltewandelaars komen van het Veerhuiseiland af (augustus 2021)

Door |2021-09-24T18:04:38+02:0024 september 2021|Loop, Trainer|0 Reacties

Acht keer knallen langs de roeibaan

Gister heb ik mijn eerste triathlon van het seizoen gedaan: de sprint van TriRotterdam. Ik wist al een tijdje dat ik daarbij wilde zijn omdat twee van mijn coachees zouden starten in de rookie race, en toen het dichterbij kwam en zekerder werd dat het door zou gaan, kon ik de verleiding niet weerstaan. Het ging toen net weer wat beter met m’n rug, maar toch heb ik voor de korte afstand gekozen. Tien kilometer hardlopen leek me tricky, en bovendien: acht rondjes fietsen om die roeibaan leek me niet zo leuk.

Bij deze triathlon ben ik vaker gestart, ook toen het nog triathlon010 heette, en ook al is het eigenlijk in Zevenhuizen, het is toch een beetje een thuistriathlon natuurlijk. Van de organisatie, TriHard, had ik vorig jaar een positieve indruk gekregen over hoe ze met de corona-omstandigheden omgingen, onder andere omdat ze ‘against all odds‘ TriOuderkerk lieten doorgaan. Dat gaf vertrouwen.

Ik keek er wel van op dat vorige week uit de lucht viel dat je je moest laten testen voor toegang, nouja, ik niet dus, want ik ben al volledig gevaccineerd. Gelukkig maar. Maar het zou mijn eerste ervaring met de CoronaCheck-app worden – een systeem waar ik sowieso m’n bedenkingen bij heb, en net vorige week werd wel duidelijk dat het totaal faalt. Ik ben blij dat ik niet voor m’n triathlonnetje eindeloos in de rij heb hoeven staan tussen het meest besmettelijke volk van dit moment: het uitgaanspubliek. Dan lijkt me het getest moeten worden riskanter dan het doen van de triathlon zelf.

Ik heb de hele week netjes getaperd, dus kalm aan gedaan en een paar gerichte trainingen gedaan, naar de masseur geweest, het eten van zaterdagavond bepaald (overschotel met courgette en pasta), enzovoort. Dus ik was er wel klaar voor, sterker nog, ik zat me duidelijk in te houden en kreeg fikse beweegbehoefte.

Toen werd het toch nog even spannend vanwege de nieuwe maatregelen, maar uiteindelijk leidde dat er alleen toe dat er geen publiek welkom was. Jammer, manlief had meegewild voor foto’s en om dan de 18 km terug naar huis te lopen als eigen training. Het is sowieso door het compacte parcours een leuke kijk-triathlon. Het zag er nu, toen ik aankwam, vreemd rustig uit, maar alles heeft ook zo z’n voordelen: alle ruimte om te parkeren bijvoorbeeld.

Wel goed dat ik zelf meedeed, anders had ik m’n coachees niet eens kunnen zien dus. Nu kon ik ze zien starten:

Daarna had ik alle tijd om mezelf voor te bereiden, zoals het inrichten van het plekje in het parc fermé:

Op naar de start – met eigenlijk geen idee wat ik kon verwachten, maar wel met de hoop dat ik eens onder de 1,5 uur zou kunnen duiken, wat een PR op de sprint zou opleveren. Dat ik geen idee had, zat hem er vooral in dat ik mijn eigen trainen de afgelopen maanden als nogal rommelig heb ervaren, waardoor ik voor geen van de drie sporten echt helemaal op dreef ben. Dat kwam door een optelsom van omstandigheden:

  • Corona. Ik ben nog niet terug op niveau na vijf maanden niet zwemmen, al begint het wel weer te komen. Ook ontbreekt het me aan een ambitieus triathlondoel: dat was ik had, is geannuleerd. Zonder zo’n doel sport ik weliswaar nog steeds graag en veel, maar er zit wat minder lijn in en ook wat minder druk achter. Tot slot heeft corona nog steeds ook wel grote invloed op mijn dagelijks leven, vooral door het thuiswerken. Het gaat bij vlagen, maar soms ben ik daar wel moe en zat van. De permanente onzekerheid knaagt soms ook, net als de frustratie om de ‘clusterfuck’ van het beleid.
  • Het weer. Ik ervaar eigenlijk bijna heel 2020 al als lastig. Het voorjaar was extreem koud en nat, toen was het even heet, en nu is het al wekenlang soms nat en kil maar vooral instabiel en benauwd. Dat heeft vooral m’n fietsen wel gehinderd, zwemmen ook een beetje.
  • Fysiek ongemak. Tussen december en mei had ik last van m’n schouder waardoor ik niet lang op de race- of triathlonfiets kon zitten. Dat is over: het is als sneeuw voor de zon verdwenen toen ik weer kon zwemmen. Mijn rechterschouder heeft het zwemmen kennelijk enorm gemist! Recentelijk heb ik een paar weken getobd met een rib en rug. Ook dat is over, maar ik heb daardoor al een tijdje weinig hardgelopen, terwijl dat net lekker ging en ik er fietsen voor op een zacht pitje had gezet (zie vorige post). Fietsen heb ik dus net juist wat meer gedaan, maar in totaal toch veel minder dan normaal. 
  • Drukte. Ik heb in juni knetterhard gewerkt (fijn voor m’n portemonnee!) en daarbij ook nog geprobeerd de Tour en het EK te volgen én te genieten van de dingen die sinds lang weer mogen, zoals film en theater. Dat was leuk, maar het is ook even schakelen en passen en meten qua tijd.

Dus ik heb lekker gesport, maar scherp – nee.

Enfin, wij van start. Zonder wetsuit: tot mijn verrassing was de watertemperatuur in het zonnetje opgelopen tot boven de 22 graden. Ik had nog even ruzie met de knopjes van m’n nieuwe horloge en dat is ook niet helemaal goed gegaan helaas. Ondertussen zag ik zo’n beetje het hele zwemveld voor me uit speren, althans, zo voelde het. Een groot deel daarvan heb ik daarna weer ingehaald. Mijn zwemtijd, 17:42, valt wat tegen, ik denk dat het langer was dan 750 meter en mijn zwemmen is gewoon ook nog niet stabiel. Het voelde wel goed.

Eerste wissel ging vlekkeloos, en altijd fijn om te gaan fietsen. Toen ontdekte ik dat van de knopjes, dus weer even wat horloge-gepiel, en daarna: knallen. Vier rondjes rond de roeibaan is een intervaltraining van 8 rechte stukken hard (boven FTP) en in de bochten van de kopse einden steeds even herstellen. Dat pakte hartstikke goed uit: ondanks toenemende wind reed ik 33,2 gemiddeld – één van m’n snelste bikesplits ooit, en net wat sneller dan in 2018, toen ik in de winter ervoor 5000 kilometer had gefietst Down Under. Wauw, waar komt dat vandaan?! Ik had het op de fiets al in de gaten en dat was een grote kick.

De tweede wissel was even lastig: er hing een fiets in de weg op mijn plek, die viel van het rek toen ik ‘m opzij duwde, toch maar even netjes geweest en ‘m opgeraapt. Ik vond het sowieso iets rommelig in het parc fermé, er liepen ook wat mensen in de weg en sommigen namen met hun spulletjes wel erg veel ruimte in. Toen ik inpakte om weg te gaan, trof ik bovendien een vreemde helm tussen m’n spullen aan. Aan het nummer erop kon ik zien dat de bijbehorende fiets al weg was, dus ik heb ‘m maar afgegeven als gevonden voorwerp.

Het lopen begon daarna zeer moeizaam: het eerste stuk van 1,25 km recht tegen de wind in was ik voor mijn gevoel niet vooruit te branden. Gelukkig was het op dat moment wel zwaar bewolkt en niet zonnig, want dit was al warm en benauwd genoeg. Langzaam-maar-zeker kwam er iets meer schot in, zeker toen ik als mikpunt een bekende voor me zag: een man van de Veenendaalse triathlonvereniging met wie ik voor de start even had staan praten. Nu haalde ik hem (70+) in en kon ik bij het passeren even hallo zeggen.

Volgens de officiële meting heb ik zo toch m’n streeftempo van 5’30/km gehaald – ik had zelf wat trager geklokt. Wel kon ik aardig uitsprinten, en dat zette Esther op de foto:

Zo kwam ik in 1uur29-nogwat over de finish, zag ik, dus hoera, voor het eerst onder de 1u30 inderdaad! De nogwat bleek later wel 59 seconden te zijn, hahaha! Ik snoep al jaren bij elke sprint die ik doe een paar seconden van m’n PR af.

De medailles waren op, helaas, ik ben benieuwd of  ik die nog nagestuurd krijg. Ze waren bij de serie ervoor al op, beetje suf – Esther was de eerste finisher geweest die het zonder moest doen.

Hier de officiële uitslag, die lang op zich deed wachten overigens:

Als ik 3e word van 9 50+-vrouwen en 29e van alle vrouwen, dan was D50+ dus relatief sterk, dat is af en toe zo. De vorige keer won ik bij de D50+, met een langzamere tijd. Mijn age group is zo klein dat het qua klassering alle kanten op kan gaan. Wel veel vrouwen, 94 van de 250 – dat was me niet zo opgevallen eigenlijk. Wel had ik al horen omroepen dat een bekende van me de lange afstand had gewonnen: Jelte, m’n hardlooptrainersopleidingsgenoot. Ik wist niet dat die ook zo hard kon zwemmen en fietsen.

Na de finish nog even staan praten met Ivo en Esther, gezellig, en zij hadden het ook goed gedaan. Toen huiswaarts, zoals de bedoeling was qua coronamaatregelen. Dik tevreden op de bank, Tour en EK kijken. Nu een beetje moeie rug, dat is op dit moment duidelijk m’n zwakste plek.

Het smaakt naar meer, zo’n middagje buitenspelen. Er staan nog twee triathlons en een zwemloop op de planning – maar opnieuw is alles ontzettend onzeker. Laten we hopen dat het meevalt, met het oog op veel meer dan alleen een paar triathlons. 

 

Door |2021-07-12T11:23:08+02:0012 juli 2021|Fiets, Trainer, Triathlon algemeen|2 Reacties

Het gaat om de totale belasting

Ik heb de laatste tijd zowel in theorie als in praktijk geleerd dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de totale trainingsbelasting goed hanteerbaar is. Dat wil zeggen dat je eigenlijk relatief licht en makkelijk moet trainen – meestal.

Eerst de theorie. Enigszins druppelsgewijs via forums en twitter drong tot mij door dat er een nieuwe, andere opvatting is van gepolariseerd trainen. Ik ken dat eigenlijk alleen maar als: het overgrote deel van je tijd (pak ‘m beet: 80 %, al komt dat niet nauw) train je rustige duur, een beperkt deel van je tijd train je hoog-intensief. Wat ik opving, was dat ook wel geformuleerd wordt als: de meeste van je trainingssessies (die 80 % weer) houd je licht en makkelijk, een beperkt deel van je sessies zijn zwaar. Van die eerste soort herstel je snel, de tweede vraagt langer herstel.

Dat klinkt misschien niet zo anders, maar dat is het wel. De eerste opvatting rekent op basis van tijd en intensiteit (hartslag, tempo, vermogen); de tweede opvatting rekent op basis van sessies en ervaren zwaarte en herstelduur. Dat zijn verschillende dingen.

Voor mijzelf betekent het bijvoorbeeld dat als ik lange, rustige duurlopen doe, die volgens de eerste opvatting onder de rustige pool vallen, maar in de tweede opvatting onder de zware. Ik vind langer dan ongeveer 1,5 uur lopen gewoon zwaar. Dus dat wil zeggen dat ik bij drie keer in de week hardlopen gericht op een halve marathon, eigenlijk drie zware sessies doe: die lange duurloop, lange intervallen op halve-marathontempo, en korte, snellere intervallen – die ik weliswaar leuk vind om te doen en niet als heel zwaar ervaar als ik bezig ben, maar die me soms wel spierpijn bezorgen. In de eerste opvatting doseer ik ‘rustig’ en ‘intensief’  zo prima, maar in de tweede opvatting train ik zo te zwaar.

Aan de andere kant ervaar ik zelfs een intensieve fiets-intervaltraining meestal als goed te doen. Aan het eind van een interval lig ik weliswaar met m’n tong op het stuur, maar uitfietsend herstel ik al en ik kom fris thuis. De dag erna ben ik er zeker van hersteld. Die trainingen vallen voor de duur van de intervallen onder de intensieve pool in de eerste opvatting, maar onder de lichte, makkelijke in de tweede.

Mijn indruk is dat die tweede opvatting ‘voortschrijdend inzicht’ is, dus dat bijvoorbeeld iemand als Stephen Seiler, de wetenschapper achter gepolariseerd trainen, van visie is veranderd. Dat weet ik niet helemaal zeker, en ik weet ook niet helemaal zeker of die redenatie van hierboven over mezelf klopt, dus of je bij die tweede opvatting inderdaad van subjectieve, ervaren zwaarte moet uitgaan. Dat staat nergens, maar dat zou kunnen komen omdat het een typisch mindere-goden-probleem is. Trainingsleer gaat erg uit van toppers en geen enkele toploper vindt rustige duur zo zwaar; dat is voor mij zo omdat ik geen goede loper ben.

Net toen ik op basis hiervan bedacht had dat ik misschien m’n halvemarathonopbouw moet veranderen, had ik een gevalletje pech waardoor ik wekenlang nauwelijks kon lopen: er was bij de chirpractor iets met een rib-wervelgewricht gebeurd waarvan nog onduidelijk is of dat een gevalletje oeps, foutje was (ontwrichting) of iets wat broodnodig was en eindelijk loskwam. Van die rib had ik niet zo veel last, maar de grote rugspier eroverheen trok van lopen in een zeer pijnlijke kramp die ik dan nog dagen voelde. Het is inmiddels beter, maar mijn halvemarathonambities zijn van de baan. Dat heeft ook met het praktische punt te maken.

Dus nu de praktijk. Ik had de hele winter een prima trainingsbalans, met yoga, hardlopen gericht op de tien kilometer, veel wandelen en af en toe fietsen bij goed genoeg weer. In mei veranderde dat kort na elkaar allemaal: ik ging weer zwemmen, eindelijk werd het minder koud en nat en kon ik dus meer gaan fietsen, en tegelijkertijd veranderde ik m’n looptraining voor de halve marathon – met de zwaarte zoals hierboven beschreven.

Dat ging dus niet goed, nouja, dat lukte niet. Wat ik vooral merkte, was dat fietsen er veel minder van kwam dan ik had gehoopt of gewild. Geen tijd voor, te moe, of uit anticipatie: ‘ik kan wel lang gaan fietsen, maar voor morgen staat een zware hardlooptraining op het programma’. Of gewoon geen zin – ook een veeg teken, want normaal gesproken fiets ik dolgraag in deze tijd van het jaar.

Daarna ging het lopen dus even niet, en toen m’n rug weer een béétje okee was, ben ik prompt voor een lange tocht op de fiets gesprongen terwijl ik die week ook al een intervaltraining had gedaan – ineens was er ruimte.

Ik realiseerde me dat het gewoon te veel, te zwaar is om drie sporten tegelijk te willen opbouwen, zwemmen ook nog eens vanaf nul. Dat gevoel van ‘geen zin om te fietsen’ was een signaal van net iets te grote lichamelijke belasting. In een tijd dat het bij vlagen druk en veeleisend is met werk en ook nog steeds niet allemaal even relaxed of gewoon: het thuiswerken valt me bij vlagen zwaar, ik had een paar dagen last van m’n tweede vaccinatie (niks ergs, maar wel moe en hartkloppingen), de mogelijkheden die de versoepelingen bieden zijn fijn maar ook wennen en ze kosten tijd. Daarbij nog EK en Tour en dat gáát gewoon niet allemaal.

Terug naar de tekentafel, en dat werd dus: hardlopen terug naar de onderhoudsstand. Mijn langste geplande loop is tien kilometer bij een triathlon, dus daar koers ik nu op.

Ik leer hier veel van voor toekomstige trainingsperiodes:

  • De sporten los van elkaar opbouwen, hooguit twee tegelijk. Niet met z’n drietjes tegelijk dus. Als ik dat eventueel wél wil, ervoor zorgen dat de rest van m’n leven niet te veeleisend is (wat ik deed in 2016 in aanloop naar de Ironman).
  • Mijn trainingsplannen in samenhang bekijken, en dan niet alleen naar de tijdsverdeling tussen rustig en intensief kijken, maar ook naar de totale zwaarte – niet meer dan ongeveer twee zware trainingen per week, en in anderszins veeleisende periodes nog minder zelfs. (Nou hoop ik trouwens dat ik niet nog een keer ga meemaken dat ik bij zwemmen weer moet herbeginnen na vijf maanden zonder, maar dat terzijde.)

Voor nu zijn de halvemarathonambities voorlopig dus de deur uit, ik fiets weer wat meer (ook goed voor m’n hoofd, vooral de lange, rustige ritten), én ik kijk inmiddels uit naar mijn eerste triathlon: volgende week zondag is het zo ver!

Door |2021-07-01T17:13:00+02:001 juli 2021|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Control how you play

Ik heb gister een leuk webinar bijgewoond van NL-Coach: de masterclass ‘Control the controllables‘, met Nico van Yperen, de eerste Nederlandse hoogleraar sportpsychologie. Een boek van zijn hand zat erbij inbegrepen: Focus, vertrouwen, veerkracht en andere mentale aspecten van sport en presteren.

In het webinar liet Van Yperen dit geweldige, hyper-Amerikaanse filmpje zien, dat meteen duidelijk maakt waar het bij ‘control the controllables’ om gaat:

Belangrijkste wat ik van boek + webinar heb geleerd is dat een optimale prestatie als het erom gaat, zoals in een wedstrijd, bepaald wordt door wat je op dat moment kan (‘how you can play’) min prestatieverlies door afleiding, zoals westrijdspanning. Dat heeft drie consequenties:

  • Boven jezelf uitstijgen kan eigenlijk niet. Het is een aftreksom, geen optelsom met iets magisch ofzoiets erbij. Wat je kan in een wedstrijd, kon je sowieso al. Als boven jezelf uitstijgen niet kan, is het dus ook niet iets waar je naar hoeft te streven. Scheelt weer in de druk! Dat het soms wel zo lijkt en dat atleten het in interviews na de overwinning wel eens zeggen, is waarschijnlijk vooral een effect van de euforie van het moment.
  • Niet alles wat mis gaat in een wedstrijd, ligt aan dat prestatieverlies door afleiding. Sommige dingen kun je sowieso niet of niet altijd, dus ook in een wedstrijd niet. In het boek staat een voorbeeld van hoe golfers (Van Yperen is er zelf een) gemiddeld 30 van de 100 keer van 120 meter afstand de bal op de green kunnen krijgen. Als dat in een wedstrijd níet lukt, is dat dus niet een mentaal probleem ofzoiets – het gaat sowieso vaker fout dan goed.
  • Om tot een topprestatie te komen, moet je het prestatieverlies zo veel mogelijk beperken. Dat is echter een negatief geformuleerd doel, en dat werkt niet. Beter is om je aandacht te richten op waar je controle over hebt: how you play. Wat dat precies betekent, moet je per sport of sporter concretiseren en inoefenen, door bij afleiding de drie R’en te doen: register, release, refocus.

Nuttige inzichten, maar nog niet heel praktisch natuurlijk. Ik vond het boek ook al niet zo heel praktisch, veel minder bijvoorbeeld dan Focus of de boeken van Carrie Cheadle, en in het webinar begreep ik  uit de vragen dat er meer deelnemers behoefte hadden aan concretisering, bijvoorbeeld als je werkt met kinderen of met ‘amateurs’ – in de zin van niet-topsporters. Dat is duidelijk niet zo Van Yperens pakkie-an. Alle voorbeelden in boek en webinar zijn van topsporters. Leuk, dat zeker, het boek is sowieso lekker lezen met mooie foto’s ook – maar ver van mijn praktijk.

Aan het eind van het webinar zei Van Yperen nog wel wat over die kinderen: dat het tot in de puberteit belangrijk is dat plezier voorop staat, en dat plezier hebben in de sport voor hen een belangrijke mentale vaardigheid is, opdat ze blijven sporten. Dat zou ik graag los willen koppelen van leeftijd!

 

Door |2021-04-23T12:08:00+02:0023 april 2021|Boeken, Trainer, Triathlon algemeen|0 Reacties

In je broek piesen bij het sporten? Doe er wat aan!

Als vervolg op de wormen uit het blik van vorige week heb ik mezelf gisteravond bijgeschoold over de bekkenbodem. Opnieuw bij The Well HQ, in een webinar van een uur. Opnieuw lag het tempo hoog was het inspirerend – echt een goeie club, dit was vast nog niet de laatste keer!

De bekkenbodem, pelvic floor, is een groep spieren als een soort hangmatje tussen je schaam- en staartbeen. Aan de ene kant zorgen die ervoor dat je organen én je poep en pies er niet zomaar uit vallen, aan de andere kant zorgen ze er ook voor dat dat er wel uit kan op het juiste moment. De bekkenbodem van mannen heeft één zo’n tegenhoud- en doorlaatplek minder. Dat scheelt sowieso al, en helemaal als er zoiets reusachtigs als een babyhoofdje doorheen moet.

Vorige week leerde ik dat de helft van alle vrouwen last heeft van stressincontinentie: urineverlies als er druk op je onderlichaam komt, bijvoorbeeld tijdens het sporten, maar ook bij bijvoorbeeld hoesten, lachen en tillen of net te vroeg bij hoge nood. ‘In je broek piesen van het lachen’ is zelfs een gevleugeld woord.

Vorige week leerde ik ook al dat dat niet normaal is maar een teken van een slecht functionerende bekkenbodem. Gister ging het daarover verder: je bekkenbodem gaat er in de loop van je leven niet op vooruit, dus kleine problemen in je jonge jaren kunnen later grote problemen worden. Je bekkenbodem verdient aandacht!

Sporten zonder meer helpt niet: de bekkenbodem is mogelijk de enige spiergroep waar sport geen positief effect op heeft. Vaak zelfs omgekeerd: sportvrouwen kunnen de neiging hebben ‘m te veel aan te spannen, en als je bepaalde zware oefeningen doet op dezelfde manier als mannen, brengt dat ‘m ook schade toe.

Die mannen-manier is dat je bij een loodzware krachtsinspanning (denk: gewichtheffen, de rugby-scrum, sommige turn- en sprongbewegingen) je core op spanning brengt door je adem in te houden. Als je daar je bekkenbodem niet goed bij betrekt, komt er wel heel veel druk op te staan. In sommige kringen is daarom een natte onderbroek iets om tegenover elkaar over op te scheppen: kijk eens hoe diep ik ben gegaan! Maar dat is dus opscheppen over iets wat niet in de haak is.

Wat dan wel? De Well-vrouwen zijn niet van het ontraden of vermijden van activiteiten, want die beseffen goed hoe belangrijk blijven sporten is. Wel zeggen ze: je training aanpassen. Eén voorbeeld was van een marathonloopster die weliswaar een tijdje minder mocht hardlopen om haar bekkenbodemproblemen op te lossen, maar niet hoefde te stoppen. Die maximaalkracht-dingen, daarvoor geldt: blijven ademen totdat het echt niet meer kan. Ook al moet je daarvoor je manier van trainen aanpassen.

De eerste en beste remedie bij bekkenbodemproblemen is: oefenen. Ik had al eerder wel bekkenbodemoefeningen gedaan:

  • Een aantal jaar geleden vanwege de mogelijke relatie met mijn scheeftrekblessure (ik haalde toen volgens een fysiotherapeut te veel van mijn stabiliteit uit mijn bekkenbodem en te weinig uit de dwarse buikspieren – toen een tijdje aan gewerkt, vooral gericht op meer ontspanning, en het is volgens mij veel beter nu)
  • Recentelijk via de dagelijkse yoga deze winter. In de aanloop naar gister had ik dat wat meer gericht gedaan, door twee keer Adrienes ‘clinic’ voor de bekkenbodem te doen en door eens op te letten wat ik ermee doe. Adriene zegt regelmatig ‘lift up from the pelvic floor’ en afgelopen week ontdekte ik dat ik dat dan meestal vanzelf doe – door een keer bewust m’n bekkenbodem los te laten en te voelen wat er dan gebeurt.

De oefening van gister, staand en liggend, ging me ook goed af, al blijf ik het wel lastig vinden om de voorkant van m’n bekkenbodem apart van de achterkant aan te spannen (andersom is makkelijker). Nieuwigheidje gister was om bij het uitademen je bekkenbodem niet te ontspannen, maar juist nog verder op te trekken: ‘vagina naar navel’. Dat lukte mij wel, vooral staand.

Ik ben me dus in één week tijd veel bewuster geworden van mijn eigen bekkenbodem, en mijn conclusie over de staat ervan is positief. Ik heb ook nog eens geen van de symptomen: naast die echte natte onderbroek gaat het ook om vaak ‘voor de zekerheid’ naar de wc gaan, of urineverlies tijdens het sporten alleen maar kunnen voorkomen als je blaas hartstikke leeg is – en dus te weinig drinken. Ook problemen met de andere twee gaten komen voor.

Over mijn gedachte dat urineverlies vooral een kwaal was van oudere vrouwen die kinderen hebben gehad: ja, het komt meer voor bij oudere vrouwen en bevallen zijn is een risicofactor, net als de overgang (krachtverlies in de bekkenbodemspieren door minder oestrogeen). Maar risicofactor #1 is eigenlijk: darmproblemen – verstopping. Daardoor krijgt de bekkenbodem heel veel te verwerken aan extra vulling, gewicht en persen. Verstopping komt ook meer voor bij vrouwen dan bij mannen.

Nou, boel geleerd in een uurtje. Ook dat mijn rol als trainer bij dit probleem vooral zit in aankaarten en zo nodig doorverwijzen: naar een gespecialiseerde fysiotherapeut. Als trainer kun je niet het onderscheid maken tussen te slappe of juist te gespannen bekkenbodemspieren. Wel weet ik nu dat de bekkenbodem belangrijk genoeg is om het er vaker over te hebben!

 

Door |2021-03-17T15:34:38+01:0017 maart 2021|Trainer, Vrouwensport|0 Reacties

Over vervreemding

Ik heb het hier de laatste tijd een paar keer gehad over het risico van te veel meten en een te grote afhankelijkheid van getallen bij het sporten, door de opkomst van geavanceerde sporthorloges, vermogensmeters en analytische software.

Ik ben niet de enige die zich daar druk over maakt; het onderwerp hangt duidelijk in de lucht. In de nieuwsbrief van Brad Stulberg en Steve Magness ging het er donderdag ook over –  die twee, daar heb ik het ook vaker over gehad, ik heb veel aan hun boeken, tweets en die nieuwsbrief.

Stulberg schreef afgelopen donderdag over vervreemding door technologie. Hij kan schrijven, dus ik citeer zijn rake woorden graag. Het gaat over vervreemding (alienation) als hij schrijft:

Take, for example, a GPS watch with a heart-rate monitor or any other biometric tracking device. Exercising, sleeping, eating, and so on with these devices gives you all kinds of powerful information, but it also alienates you from your own body’s physical sensations. If you rely too heavily on a screen to tell you how you feel then you lose some ability to feel for yourself.

Are these biometric devices good or bad? It depends. How much do you value the information they give you versus your ability to be in direct relationship with your body? Where are you at on the journey of mastery? Are these devices functioning as helpful learning tools, or as crutches? There is no single or right answer to these questions, and it can (and usually does) change over time and in different contexts.

Yep, en fraai verwoord! Ook met de nuance erin, want ik ben ook zeker niet anti-analyse of anti-getallen. Als je er maar niet door vervreemdt van je lichaam en van plezier.

 

 

 

Door |2021-03-15T19:20:00+01:0015 maart 2021|Trainer, Triathlon algemeen|1 Reactie

Veel getallen

Door het webinar van een paar weken geleden sta ik erg ‘op scherp’ voor wat betreft al dat meten en rekenen aan trainingen. Daarom voelt het als nogal tegen wil en dank dat ik van de week ook begonnen ben met Trainingpeaks. Daardoor heb ik voor het eerst ook training stress scores en dit soort getalletjes:

Ik weet wel wat dat wil zeggen, want Trainingpeaks is al jaren zo dominant dat dit soort termen overal opduiken: het zijn maten voor de totale inspanning, herstel en fitheid. Als je erin gelooft, maar dat doe ik niet. Dat deed ik al niet en sinds dat webinar nog minder.

En al helemaal specifiek deze niet in, omdat Trainingpeaks helemaal niets van mij weet. Daar keek ik wel van op: ik heb vrijwel niets ingevoerd, alleen het strikt noodzakelijke, en toch gaat ’t programma van alles voor me berekenen.

Waaronder mijn trainingszones, in hartslagen en tempo’s. Na de eerste hardlooptraining klopten die wonderbaarlijk, waaruit ik concludeerde dat ik kennelijk nogal gemiddeld ben (want daarop zijn de algoritmes gebaseerd natuurlijk), maar nadat ik ook nog had gewandeld werden ze een lachertje. Vandaag heb ik voor het eerst met een hartslagmeter gelopen en dat verbetert het niet. Dat verbaast me dan weer.

Nou goed, ik ‘mishandel’ Trainingpeaks dus nogal, want ik gebruik het alleen maar om gedetailleerde intervalinformatie te kunnen zien. Dan kan namelijk sinds een paar weken niet meer via het platform dat bij mijn Suunto-horloge zit. Ik heb nog een ouwetje (Ambit 2S) dat draaide op Movescount en dat platform had voor mij alles wat ik nodig heb, op een heel overzichtelijke manier. Maar Suunto heeft het opgedoekt en vervangen door een app. Voor mij heeft dat alleen maar nadelen:

  • Ik heb veel liever een website dan een app. Een app is priegelig op dat kleine telefoonschermpje en ik hoef m’n trainingsgegevens helemaal niet elk moment uit te kunnen lezen. Mijn horloge heeft geen bluetooth en om het uit te lezen moet ik sowieso naar een laptop of desktop. Maar daar kan ik dus verder niks meer op zien.
  • Ik wist via manlief al dat de interval-informatie van de app erg summier is, en tot mijn schrik ontdekte ik afgelopen week dat er geen gegevens over het vermogen per fiets-interval in staan. Dat is voor mij het belangrijkste gegeven van een fiets-intervaltraining, dus ik was echt een beetje in shock dat die app dat niet geeft. Je zou toch verwachten dat iets nieuws minstens de oude functionaliteit heeft, en dan zo mogelijk meer dan dat. Niet minder, en zeker niet minder aan wezenlijke informatie.
  • De app geeft een boel info die voor mij niet hoeft. Wat me het meest opvalt zijn de dingen die er wel op lijken alsof je non-stop met jezelf in competitie bent: ‘3e snelste tijd op deze route’, ’00:02:55 van uw beste’, een met pinnetjes opgeleukt 30-dagen-overzicht dat laat zien dat ik X % meer of minder heb gedaan dan voorheen – heel veel meer doordat ik de app nog maar kort gebruik:

    Strijdig met goed trainen is dit. Ik bedoel: je móet af en toe minder doen en langzamer zijn, dat is juist goed. En voor de competitie hebben we Strava toch al?

Voor mijn gevoel is deze app me door mijn strot gewurmd. Ik heb nog wat ge-heen-en-weerd met de Suunto-helpdesk, en dan krijg je van die fijne antwoorden waarvan de strekking is: de meerderheid van onze klanten wil dit zo, dus u heeft gewoon pech gehad, mevrouw Cornelis.

En wat ze ook zelf gewoon zeggen: als je andere dingen wilt zien, moet je maar naar een ’third party’. Ik gebruikte Strava al, maar dat is toch meer voor de gezelligheid; in de omzetting van de data van Suunto naar Strava gaat te veel verloren.

Dus op zoek naar iets anders en dan is Trainingpeaks een aardige, vooral ook omdat dat gratis is en een goed uitgewerkt privacy-beleid heeft – want je gooit toch een boel persoonlijke informatie naar zoiets (informatie bijvoorbeeld waar zorgverzekeraars interesse in hebben – was gister nog in het nieuws).

Inderdaad biedt Trainingpeaks de informatie waar ik behoefte aan heb, en nog heel veel meer. In getallen en grafieken. Kijk, dit is mijn intervallenloopje van vanochtend, met 4X8′ op 10-km-tempo:

Sohee… hoe ingewikkeld kun je het maken?

O, wacht, we zijn er nog niet, we hebben ook dit nog:

En dit:

En deze:

Oef….. Het enige wat ik wil zien bij deze training, zijn de buitenste twee kolommetjes hier, een knipje uit een veel grotere tabel:

Bij de even rijen (de intervallen) wil ik kunnen nagaan of ik in de buurt van mijn beoogde tempo van 5’35 heb gelopen (ja, prima) en of mijn hartslag dan niet boven mijn omslagpunt van 151 uit is gekomen (nee, ook goed, nouja, wel net wat aan de hoge kant, wat nog een effect kan zijn van het bloed geven van 11 dagen geleden – verder was dat niet meer merkbaar).

De rest filter ik wel weg. De Suunto-app geeft het tempo wel ook, maar alleen de gemiddelde hartslag. En priegeliger dus. Die hoef ik verder zo niet meer te gebruiken, die is alleen voor het doorgeven aan die andere platforms. Vooruit dan maar.

Toch voelt het als verlies. Het liefst wil ik gewoon Movescount terug. Niet alle vernieuwing is verbetering….

Door |2021-02-21T20:01:55+01:0021 februari 2021|Loop, Trainer, Triathlon algemeen|2 Reacties

Gadgets? Nee, gevoel & onzekerheid!

Ik heb afgelopen zaterdag een hartstikke interessante workshop gevolgd in Oostenrijk – nouja, online natuurlijk, geweldig dat dat kan! Het ging over tools voor het monitoren van training. Dat vind ik sowieso een interessant onderwerp: in mijn ogen schiet daar iets totaal door, dus wordt er veel te veel gemeten en gerekend, mede onder invloed van de commercie (verkoop van gadgets).

Ik was benieuwd of deskundigen daar ook zo over denken. Dat één van die deskundigen Stephen Seiler was, trok me helemaal over de streep – die heb ik hoog zitten.

Nou, ik kreeg gelijk. Maar dat was wel een hele zit. Het webinar duurde in totaal 6,5 uur, er zat amper pauze in, het was volledig statisch (interactie: 0) en het had wat technische hikjes. Ik trok dat niet helemaal en heb de middelste deskundige, over teamsport en jongeren, overgeslagen – om een beetje fatsoenlijk te kunnen avondeten. Maar inhoudelijk was het zeer de moeite waard.

Seiler was meteen de eerste spreker. Wat ik van hem leerde is vooral dat je training alleen goed kunt monitoren in ’triangulatie’ van 3 P’s in hun samenhang: (1) power of pace (externe belasting) (2) physiological response (zoals hartslag) en (3) perceived effort: hoe de inspanning voelt. Die derde wordt veelal verwaarloosd en niet zomaar geregistreerd door je gadget. Terwijl het een heel belangrijke is, omdat het als enige van de drie een idee geeft van hoe je lichaam reageert op de trainingsprikkel.

Seiler had enkele interessante historische observaties, bijvoorbeeld:

  • Sinds de jaren ’80 stagneert eigenlijk de progressie in de sport (bijvoorbeeld: wereldrecords) terwijl technologische mogelijkheden enorm zijn toegenomen. Daartussen zit wat hij de hype gap noemt. Ik moest daar wel om grinniken.
  • In de loop van de tijd is trainingsmonitoring steeds kwantitatiever geworden. Vroeger was het een soort dagboek, nu is het een wiskundesom. Een voorbeeld daarvan is de sterk oprukkende TSS. Dat is een twijfelachtige score, volgens Seiler, in elk geval meet die geen ‘stress’ maar ‘load’. Voor ‘stress’ moet je die derde P meewegen namelijk. Het verschil tussen stress en load, met ‘strain’, de mate waarin je terugveert van de belasting, als derde factor in het spel, legde hij zaterdag weer uit, maar dat had ik al eens eerder gezien in dit filmpje.

Eén ding waar de wiskunde en de meetapparatuur niet mee om kunnen gaan is dat er een verschil in belasting is tussen het eerste en het, zeg, zesde uur van een lange duurtraining (durability) of tussen het eerste en het tiende interval (repeatability). Op basis van gewone modellen van de inspanningsleer is dat onderscheid namelijk niet goed te maken. Hij heeft daar wel analytische middelen toe. Voor die durability kun je bijvoorbeeld kijken naar hoe je hartslag zich gedurende een fietstraining ontwikkelt ten opzichte van het geleverde vermogen. Een tijd lang gaat dat gelijk op, maar als het zwaarder wordt, krijg je decoupling en gaat je hartslag relatief stijgen. Het wordt dan voor je gevoel ook zwaarder. 

Waar ik helemaal blij van werd, is dat ik nu begrijp waarom ik al heel lang niet snap hoe je uit een inspanningstest van soms maar 20 minuten iets zou kunnen zeggen over iemands duurvermogen, alleen maar op basis van het geleverde vermogen bij een bepaalde hartslag of ademhaling (‘vetverbrandingsdrempel’). Dat kan dus ook niet, want zo’n test kan die durability niet bepalen en die moet je ook echt als aparte factor trainen.

En ik heb ook antwoord op de vraag of een rustige training van minder dan 1,5 uur wel zin heeft, want dan ben je toch niet aan het vetverbranden – jawel, als je niet al getrainder bent dan dat, werk je zo wel degelijk aan je durability.

Daar werden dus vragen die al heel lang in mijn hoofd zaten beantwoord, en alleen al zoiets maakt voor mij zo’n webinar de moeite waard. Overigens zaten die antwoorden ook al in dat filmpje, maar toen was dat kwartje nog niet helemaal gevallen. Het is soms ook best abstracte materie, voor mij als niet-inspanningsfysioloog. Gelukkig houd ik wel van grafieken (;

Abstracte materie was het verhaal van Franco Impellizzeri helemaal, met ook nog een zwaar Italiaans accent, dus daar zijn me de details hier en daar van ontgaan. Maar niet zijn conclusie: dat het goed is om als trainer en sporter onzekerheid te leren verdragen.

Een heleboel gereken levert alleen schijnzekerheid. Dat toonde hij aan door een kwantitatief model voor blessurepreventie (ACWR) onderuit te halen. Hij deed dat statistisch en methodologisch, maar ook inhoudelijk: we weten simpelweg nog te weinig over de belasting, herstel en het ontstaan van blessures om eraan te kunnen rekenen. Dat doen geeft de illusion of control. 

Seiler was het daarmee eens, zo bleek in het vragenrondje. Goed trainen en blessures voorkomen – het is veel meer een kwestie van trial and error dan veelal gesuggereerd wordt. In plaats van meer meten, meer rekenen, met duurdere gadgets en dus met meer schijnzekerheid en controle-illusie kun je als trainer beter vaker gewoon vragen ‘hoe voel je je?’ en als sporter beter meer schrijven: dagboek-achtige notities in je logboek.

In de loop van de tijd geeft een goed logboek met die 3 P’s je meer houvast dan wat dan ook. Want daarmee kun je gaan zien wat goed werkt voor jou.

 

Door |2021-02-04T16:54:21+01:004 februari 2021|Trainer|0 Reacties

Niet door m’n voeten gezakt

Ik ben de afgelopen maanden langs een overbelastingsblessure gescheerd, zo voelt het nu: het is net niet echt erg geworden en het verbetert nu rap. Het was wel weer leerzaam, ook over hoe lastig goed omgaan met een blessure is. ik zeg tegen andere sporters heel makkelijk ‘doe voorzichtig’ en ‘neem pijn serieus’, maar kon zelf ondervinden dat dat niet zo simpel is.

Het probleem ontstond heel geleidelijk en – interessant genoeg meteen al – ik miste de eerste signalen dat er iets aan de hand was. Dat waren er twee, in november: ineens was mijn linkervoet een maat groter en als ik ging hardlopen, voelde ik na zo’n 500 meter even wat trekken bij m’n hielen, maar dat verdween weer en daardoor vergat ik het steeds.

Begin december ging er tijdens een intervaltraining bij mijn hiel iets pijn doen bij het hardlopen en toen werd het juist erger. Ik dacht dat het m’n achillespees was, maar het zat eigenlijk meer aan de binnenkant en het verplaatste zich. Rechts was het erger dan links. Op z’n ergst, rond kerst, voelde ik het ook ‘optrekken’ langs m’n onderbeen, beetje shin-splint-achtig. Mijn rechtervoet leek ook wat afgeplat. Alles bij elkaar wist ik amper meer hoe ik moest lopen en daardoor kreeg ik zelfs last van m’n heup, wat doortrok tot mijn schouder (en die doet nu nog wel pijn, rumpf, maar komt ook wel weer goed). Fietsen was toen even gevoelig zelfs, en wandelen was eigenlijk pijnlijker dan hardlopen.

Hardlopen ging net wel nog, als ik er steeds twee rustdagen tussenin plande, dus net iets minder liep dan normaal nu (3Xper week). Gelukkig maar, want ik was net lekker bezig, en dat maakt gas terugnemen frustrerend: dan raak ik kwijt wat ik had opgebouwd. Bovendien kan er al zo weinig op het moment, ik wil graag de lol van hardlopen behouden.

Ik wist niet zo goed wat ik ermee aan moest, want na twee matige ervaringen wilde ik niet nog een keer naar een podotherapeut of iets dergelijks, voor weer andere zooltjes.

Voor die heup ging ik naar de chiropractor en die bleek ook veel verstand van voeten te hebben en een voorstander te zijn van het oplossen zonder steunzolen. Volgens haar had ik m’n voetbogen overbelast, want wat ik voelde was de ‘ophanging’ daarvan, dat loopt via de binnenkant van je enkels naar onder je knie. Volgens haar moest ik vooral oefenen en masseren. En niet doorlopen bij pijn, daar was ze streng in, want als je die ophanging zwaar overbelast, houdt-ie ermee op en dan zak je dus echt door je voeten. Wat volgens haar een typische oude-vrouwen-kwaal is; ze zei het wat subtieler, maar daar kwam het wel op neer – in de week dat ik 55 werd!

Ik had dit nog liggen, een voetenroller die ik ooit heb gekregen van Duitse vriendin Katrin:

Daar zit ik nu elke avond voor de tv mee te rollen en dat doet wonderen, ik ben helemaal verbaasd hoe goed dat werkt. M’n rechtervoet is die extra maat alweer kwijt en ik loop nu zonder problemen weer die 3X per week. Hooguit is het soms nog even een beetje gevoelig, en ook dat is weer interessant, want de grens tussen ‘wel pijn’ en ‘geen pijn’ is niet zo strak natuurlijk. Bovendien is het ook lastig om op 2 kilometer van huis te stoppen met wandelen, als het dan gevoelig wordt (zoals laatst). Wat dan – een taxi nemen?

Wat ik wel op heb moeten geven was het hardlopen op blote-voeten-schoenen. Erop wandelen mag en is juist goed, maar hardlopen was kennelijk net te veel – ik zat net aan een uur, was daar trots op en blij mee. Ik had dat heel rustig opgebouwd, heb heel vorig jaar gewerkt aan het kweken van sterkere voeten, en dat ging hartstikke goed maar werd dus in november net te veel. Enerzijds jammer om kwijt te raken wat ik had opgebouwd, maar aan de andere kant hoop ik dat ik dat wat ik nodig heb voor ‘gewoon’ hardlopen wel  meeneem: de sterkere kuiten en voeten, de betere techniek.

Achteraf gezien is het eigenlijk net goed gegaan allemaal: net niet echt geblesseerd geraakt. Het was een duidelijk voorbeeld van hoe een lichaam aangeeft waar de grenzen liggen. Dat doet het prima, maar ernaar luisteren is nog best lastig!

 

Door |2021-01-25T10:40:51+01:0025 januari 2021|Loop, Trainer, Vrouwensport|0 Reacties

Drie webinars

Deze tijd van het jaar is er eentje voor bijscholing op trainersgebied (vergelijk). Alleen kon daar dit jaar niets ‘live’ van doorgaan. In plaats daarvan heb ik drie webinars gedaan: een van de NTB plus de KNWU en twee van de Atletiekunie.

Die ene van de NTB/KNWU was van Roxane Knetemann en Pepijn Lochtenberg en ging over het ‘aankweken’ van een andere gerichtheid (mindset) van sporters, namelijk weg van een te grote focus op prestatie naar eentje op groei en ontwikkeling. De twee voor hardlooptrainers gingen allebei over gezondheid en blessures bij hardlopen, vanuit verschillende perspectieven: sportarts Tom Wiggers en fysiotherapeut Luc Schout.

Het mes sneed drie keer aan twee kanten, want ik bekijk zoiets enerzijds als trainingsbegeleider en sportadviseur en anderzijds ook als organiseerder van online trainingen in mijn gewone werk. Ik kijk dus ook altijd naar welke werkvormen werken en hoe ik de aanpak ervaar. Daarover zou ik bijna meer te zeggen hebben dan over de inhoud op sportgebied – maar ter zake hier.

Dit zijn de dingen die ik meeneem uit de webinars, dus dit heb ik geleerd. Eerst twee mindset-dingetjes die van belang zijn in de trainingsbegeleiding:

  • Knip inzet los van resultaat, om sporters van een prestatie- naar een groeigerichtheid te helpen bewegen. Dus je best doen is iets anders dan goed presteren.
  • Voor blessurepreventie: leg de focus op de langetermijnplanning, in plaats van op de kortetermijnbeloning. Een training vandaag overslaan maakt niet uit voor de lange termijn!

Verder ook van belang: bij blessures wordt tegenwoordig eigenlijk geen absolute rust meer geadviseerd. Van het beroemde acroniem RICE, rust-ijs-compressie-elevatie (hoog leggen: hoger dan het hart!), is de R vervangen door POL, dus het is nu POLICE: protectie en ‘optimal loading’: sporten op geleide van pijn. Dat is vooral omdat je hard achteruit gaat bij niet-bewegen, vooral pezen, en juist dat zijn bij hardlopen de meest geblesseerde structuren.

Dan nog twee andere interessante weetjes:

  • 1 op de 100.000 marathondeelnemers overlijdt door hartproblemen. Ik vond dat toch best wel veel, gezien de massale deelname aan populaire marathons. Het grootste risico: ongetraindheid.
  • Zware belasting van botten geeft betere botdichtheid in het hele lichaam. Dus als je hardloopt, is dat ook goed tegen osteoporose in je armen. Een beetje maar – maar toch!

Tot slot: ik vond het leuk om bij het webinar over die mindset in break-outs te praten met trainers van jongeren, en erachter te komen dat dat helemaal niet zo anders is dan wat ik ervaar met m’n wat oudere sporters: ze hebben allemaal de neiging te veel te doen!

Zes inzichten, van in totaal bijna 4 uur webinar – beetje weinig? Mwhjah, vond ik wel eigenlijk. Ik weet al best wel veel en vond het soms wat vluchtig of ‘hoog over’ allemaal – het onderwerp was breed en de tijd maar kort. Maar het was dus wel heel nuttig voor m’n andere vak!

Door |2020-11-30T14:45:00+01:0030 november 2020|Trainer|0 Reacties
Ga naar de bovenkant