Yeah!
Even een snelle samenvatting van onze teamprestatie van gister – later meer:
Even een snelle samenvatting van onze teamprestatie van gister – later meer:
Nog één nachtje slapen… morgen rijd ik een tijdrit van 180 km, als onderdeel van de trio-triathlon (full distance mixed relay, om precies te zijn) van de Challenge Almere – na de halve triathlon van Klazienaveen mijn tweede grote seizoensdoel. Ik heb er zin in, het weerbericht ziet er goed uit, ik vind het bijzonder om eens onderdeel te zijn van een team, zo’n lange tijdrit wilde ik al langer wel eens doen, en ik vind het leuk om eindelijk ‘Almere’ eens mee te maken, en dat bij wat de grootste triathlon in Nederland ooit gaat worden en sowieso de oudste van Europa is.
Sinds dit jaar evalueer ik steeds mijn proces net voor het grote evenement waarvoor ik heb getraind. Welnu, dat is gewoon heel goed geweest: ik heb bijna helemaal kunnen doen wat ik gepland had aan trainingen, en ik voel me ook bijna helemaal topfit, en in elk geval beter dan in de aanloop naar Klazienaveen. Anders gezegd: het trainen heeft geleid tot de vorm die ik wilde, maar zoals altijd heb ik ook twijfels…
Trainen
Fietsen was deze hele zomer af en toe lastig door het extreem wisselvallige weer, waardoor ik trainingen heb moeten inkorten, aanpassen en zelfs schrappen vanwege hitte, regen, storm of onweer. De laatste lange training, vorige week woensdag, heb ik helemaal opgegeven, want het was toen koud, winderig en nat en de snelle omschakeling van hittegolf naar herfst verteerden lichaam en ziel niet zo goed – ik was moe en had geen zin, en besloot uiteindelijk om maar risico-mijdend te zijn (niet verkouden worden, niet verkouden worden, niet verkouden worden!).
Een training skippen is altijd lastig op zo’n moment waarop het voor het hoofd fijn is om er ‘alles aan gedaan’ te hebben, maar wel wijs, denk ik. In plaats daarvan ben ik naar de sauna gegaan, dat was lekker.
Ik heb ook met veel plezier getraind. Ik schreef het al eerder: ik word gelukkig van lange, rustige duurtrainingen. Mijn lijf verteert die prima, en ik heb heerlijk gezworven, mooie tochten gemaakt, veel de ‘wide open spaces’ van de eiland ten zuidwesten van hier opgezocht (voorbeeld). Ook het verkenningsrondje van het parcours bij Renée vandaan was leuk – de polder op z’n mooist die dag.
Het niet-doorgaan van die laatste lange training vorige week voelde als een abrupt afscheid van zowel het fietsen als het landschap, maar, zo realiseerde ik me, dat is onzin natuurlijk, want het ‘moet’ straks niet meer, maar het mag en kan nog zeker wel.
Vorm
Ik heb precies de aanpassing voor elkaar gekregen die ik wilde, zag dat in de afgelopen weken langzaam-maar-zeker ontstaan als ik naar hartslag- en vermogensmeter keek: ik trap in de rustige duurzone een fiks hoger vermogen dan een paar maanden terug. Dat is precies wat ik zaterdag nodig heb. Als het allemaal verder een beetje meezit, kan het gaan lukken met die 30 km/u gemiddeld, dus in 6 uur klaar.
Dat heb ik voor elkaar gekregen door veel lange, rustige duurtrainingen gecombineerd met kortere trainingen met langere intervallen in de ‘sweet spot’ (net onder m’n omslagpunt) of heel korte als kracht- en intensieve training, bijvoorbeeld de Beneluxtunnel uitknallen. Ik ben blij met hoe m’n eigen trainingsschema is uitgepakt.
Gek genoeg is m’n vermogen rond m’n omslagpunt niet zo zichtbaar toegenomen. Die sweet spot trainingen gingen al een tijdje niet helemaal lekker, en bij 1/8e, die ik rond m’n omslagpunt fiets, reed ik die van Binnenmaas vorige week maar met een marginaal hoger vermogen dan in mei in Ter Aar (Strava geeft het vermogen niet goed aan, trouwens: het was 216 om 207 Watt).
Dat tunnel-uitknallen daarentegen, dat ging wel ook hard vooruit. Misschien was het iets mentaals, met die langere intervallen, of was het ook wel de vermoeidheid af en toe, want ik heb wel veel getraind natuurlijk. Mijn hartslag wilde ook niet lekker doorklimmen vaak, nouja, niet voor die langere intervallen.
De laatste weken deed ik alles op de Felt, waarmee ik nog dikkere maatjes geworden ben. Het kostte even wat moeite om m’n nek en bovenrug eraan te laten wennen om langer dan 3 uur in de aero-houding te zitten, maar ook die aanpassing is gekomen. Ik heb hem gisteren gepoetst, dus ook hij (zij?) is er klaar voor:
Ik heb al een dikke week veel rust gehad, en sta zo langzamerhand dus echt wel te popelen om weer een lekker eind te gaan fietsen!
Twijfels
Ik ben er dus wel klaar voor, maar ik zou ik niet zijn zo vlak voor een groot evenement om niet toch wat twijfels te hebben. Die betreffen enerzijds m’n nek en schouders, waar de hele tijd iets net niet helemaal lekker zit. Ik ben deze week een paar keer naar de chiropractor geweest ervoor en ik hoop dat de zes uur in de aerohouding niet te vervelend worden.Overigens ben ik verder blessure-vrij; met bekken/heup gaat het al een tijd goed vooruit.
Anderzijds heb ik al een paar onrustige nachten achter de rug met opvliegers en andere overgangs-ongein. Dat is dus net weer even flink raak, al voel ik me verder, overdag dus, prima. Mogelijk komt de onrust door het taperen: de combinatie van wedstrijdspanning en opgehoopte energie van plotseling zo veel rust knalt er dan ’s nachts uit.
* * *
Ook van de beide teamgenoten heb ik goede geluiden ontvangen over hoe ze ervoor staan, dus we gaan ervoor – onderr de 11 uur binnen, hopen we. Als Team Sportkunstenaars, startnummer 1828. Almere, here we come!
Al een paar weken lang heb ik heel weinig werk, zoals meestal in de zomer, wat ik eigenlijk wel lekker vind. Dus ik ben niet druk met werk. Dus je zou zeggen: dan heeft ze wel tijd om te bloggen. Maar kijk eens aan: m’n laatste post is al meer dan 3 weken geleden. Dat komt: ik ben zo in de zomer wél druk met andere dingen:
Mijn triathlon-seizoensdoel van dit jaar was om een keer een halve triathlon in goeden doen te volbrengen: ik had nog nooit eerder een echte halve gedaan, en de drie keren in de buurt (twee maal de Mitteldistanz in Bocholt, in 2015 en 2017, en in 2016 een Ironman 70.3 run-bike-run) was er steeds wat. Gister in Klazienaveen was er niks: ik was in goeden doen, ik ben heel gebleven. Dus: seizoensdoel behaald!
Ik dacht dat er in goeden doen een tijd van rond de 6 uur voor mij haalbaar was: ruwweg 40 minuten zwemmen, 3 uur fietsen, 10 minuten voor de beide wissels en dan hopen dat het lopen in 2u10 lukt – wat een snelle duurloop zou betekenen. Het is 6:08:32 geworden.
Het hangt er maar net van af wat je ‘rond’ de 6 uur noemt, maar eigenlijk had ik op wel wat sneller gehoopt, zeker op sneller lopen. Maar het lopen ging teleurstellend. Nouja, twee rondes lang lag ik nog op schema, maar toen passeerde ik de grens van een uur of 10 kilometer en zoals wel vaker lieten mijn benen me toen weten dat ze langer dan dat lopen niet leuk vinden. Het derde rondje was bepaald niet fijn; het vierde rook ik gelukkig de stal.
Ik heb uiteindelijk gemiddeld maar net onder de 7’/km gelopen, en dat is maar een fractie sneller dan de eerste keer in Bocholt, toen ik in de weken daarvoor amper had kunnen lopen door een blessure. En dat terwijl ik sindsdien beter ben gaan lopen. Boven het uur wil het alleen soms niet, en daar heb ik geen grip op. Ik krijg dan mijn ene been gewoon niet sneller meer voor het andere. Ik kwam behoorlijk stuk over de finish en heb vandaag ook nog zere benen. Gewoon moe overigens, niks stuk. Het is wel frustrerend, want op trainingen gaat het soms echt beter. Het wil er alleen vaak niet uitkomen.
Wel is 6:08 sneller dan ooit eerder op zo’n middenafstand. En verder was het ook geslaagd:
Ik heb later zelfs heel even een voet aan de grond moeten zetten om ’t goed te krijgen).
Als met al die goeie dingen dit is wat erin zit, dan is dat het dus, dan is dit wat ik kan in goeden doen op een halve triathlon. Daarmee eindig ik dan ver in de achterhoede: 220e van 231 finishers. Maar dat kan je ook anders zeggen: het was een NK, en ik eindigde in de top 10 van mijn leeftijdscategorie – als 10e namelijk, van 11.
Ik weet ook wel: het is niet dat ik zo ‘slecht’ ben, het is meer bijzonder dat ik op mijn niveau dit soort lange afstanden aandurf. Het gemiddelde niveau van zo’n wedstrijd is gewoon hoog. Manlief bijvoorbeeld, met z’n goede lopen, werd 12e en laatste in zijn categorie!
Kan het beter? Ik kan wel een soort ideale wereld verzinnen waarin ik harder zou trainen op het lopen (maar dan raak ik misschien geblesseerd), net iets gedoseerder zou fietsen zodat ik meer overhoud (maar dan is de lol weg, en bovendien verlies ik dan mogelijk meer met fietsen dan dat ik kan winnen met lopen). Of, buiten mijn controle: een halve triathlon met minder wind (maar dan was het misschien heet geweest), en in de aanloop helemaal niets tegenkomen (zoals nu de zere voeten en de verkoudheid – maar zoiets heb ik altijd wel). Maar dat is me rijk rekenen. Ik bedoel: dichterbij die 6 uur of zelfs eronder is misschien alleen maar een theoretische mogelijkheid.
Dus: het viel weliswaar een beetje tegen, maar ik ben toch tevreden. Ik heb gedaan wat ik wilde doen, ik heb mijn best gedaan, en de uitkomst is dan sowieso okee. Dit is wat ik kan – wat mijn benen eruit weten te schudden.
Ik ga maar eens luisteren naar die benen, in elk geval voor een tijdje: de komende tijd ga ik me beperken tot maximaal tien kilometer hardlopen. Dat bedacht ik gister al lopend. Zo van: wat zou ik als trainer mezelf nou aanraden met dat lopen? Nou, dat dus: doen wat ik wél goed kan en waar ik lol in heb. Korter lopen. En fietsen, zeker de komende tijd, met het oog op de 180 kilometer in Almere – het volgende doel!
Komende zondag start ik bij de halve triatlon van Klazienaveen, mijn eerste van twee grote seizoensdoelen. Laat ik eens twee dingen toepassen die ik de afgelopen tijd geleerd heb: het proces evalueren vóór het evenement, en dat doen aan de hand van de levenskunstvragen: ben ik er wiser, kinder, stronger van geworden? Ja!
Ik heb de afgelopen maanden vooral weer veel geleerd. De highlights van wiser:
Met Nicole na de Kadeloop zaterdag: 12 probleemloze kilometers op halve-triathlontempo
Kinder? Ja, voor mezelf. Voor mij was het een mildheidsstap om van mezelf vorige week zo’n paardenmiddel te gaan slikken tegen die luchtwegproblemen – die daarmee binnen een paar dagen opgelost waren. Of nouja, na twee nachten kon ik weer slapen zonder te hoesten; ik ben nog steeds heel licht snotterig maar dat hindert niet meer. Ik heb het van mezelf niet uit ‘moeten’ zieken omdat je van ontstekingsremmers op lange termijn niet beter wordt en prednison eigenlijk een pepmiddel is (wat goed merkbaar was overigens), enzovoort. Want zo streng kan ik wel zijn voor mezelf.
Dat het op tijd goed is gekomen, is balsem voor mijn doemdenkerige ziel. Ik ben al zo vaak net niet in goeden doen geweest op belangrijke momenten de afgelopen jaren dat ik af en toe ga vrezen dat het altijd zo gaat. Van het niet kunnen meedoen met de Cave triathlon was ik wel weer even mismoedig, moet ik zeggen. Maar het komt goed! De verkoudheid was op tijd over, scheeftrekken doe ik amper meer en de overgangshormonen houden zich, zoals ook de vorige drie zomers, rustig. En zoals ook de laatste jaren steeds komt er dan onder al het gesukkel wel een goede vorm vandaan. Kwestie van gewoon stug volhouden met dat trainen, zo lang als het gaat!
Stronger? Als het zondag uitpakt zoals ik hoop en in principe voor mogelijk houd (binnen de 6 uur), lever ik op een langere triathlon mijn beste prestatie ooit. Ik ben er klaar voor, en ik ben hartstikke benieuwd!
Mijn eerste grote doel van dit seizoen nadert met rasse schreden: de halve triathlon van Klazienaveen is over 2,5 week. Aanstaande zondag staat een laatste zware ‘oefenwedstrijd’ gepland met een parcours waar ik naar uitkijk: de 111 van de Cave triathlon.
Maar… het gaat allemaal weer eens niet zoals ik zou willen, en het is spannend wat er van die plannen terecht gaat komen. Het gaat om drie dingen:
Op dit moment grijpt het ook allemaal in elkaar: gister stond een lange training gepland maar het was te warm om met dat moeie lijf iets te kunnen doen. Daardoor heb ik niet nog wat beter aan de hitte kunnen wennen (ik heb zo’n beetje de hele dag op de bank gehangen). Ik ben te verkouden om die aangepaste zolen hardlopend uit te proberen, als dat morgen niet kan, lukt het niet meer voor de Cave triathlon en wordt het dus spannend of ik dan wel kan hardlopen, zeker ook nog in de hitte – als ik überhaupt kan starten.
Zo dus.
Nouja, we zien wel, en er is niet alleen maar slecht nieuws. Hormonen houden zich opvallend koest ineens; bekken gaat goed. Er is in totaal weliswaar best wel veel niet doorgegaan de afgelopen weken, maar mijn basis is okee. Ik weet ook wel dat trainen eigenlijk nooit alleen maar van een leien dakje gaat, dat je altijd wat tegenkomt dus, en dat een paar dagen niet trainen echt geen ramp is.
En ondanks wat snotterigheid kon ik zondag nog wel met Henk meedoen aan de Koppeltijdrit in de Hoeksche Waard:
Of dat verstandig was, weet ik niet, maar het was wel heel leuk. Het heet koppeltijdrit maar is een ‘gentlemanskoers’ waarbij de ene fietser gangmaker is voor de andere, die telt als deelnemer. We waren, voor zover we hebben gezien, het enige ‘omgekeerde’ duo: gemengd met de vrouw als gangmaker. We reden royaal boven de 33 gemiddeld en daarmee werden we lang niet laatste: zonder bonificatie werden we 41e van de 47, met Henks leeftijdsbonificatie stegen we naar de 35e plaats. Ik ben op de Felt sowieso net iets sneller dan Henk en bovendien had die de triathlon van Oud Gastel in de benen.
Bij de Hoeksche Renners hebben we het altijd naar onze zin, we hebben elkaar dankzij een evenement van hen leren kennen. Toen hield hij mij uit de wind, en dat doet hij nog steeds, maar zondag was het dus 20 kilometer lang omgekeerd.
Ik heb sinds een dikke maand een nieuwe helm, die als het goed is sneller is (en als het snelle fietsen bij de afgelopen twee triathlons aan de helm lag, dan doet-ie z’n werk heel goed!), en in twee opzichten comfortabeler: minder herrie van de wind aan mijn hoofd en een vizier.
Dat vizier vervangt als het ware de sportbril: het biedt bescherming tegen zon, regen, vliegjes, enzovoort. Zo kun je dus fietsen zonder sportbril, en hoef je tijdens het wisselen bij de triathlon ook niet apart een sportbril op te zetten – de helm moet toch, en dat gaat zo dus in één moeite door. Dat is ook weer één kostbaar ding minder dat niet kwijt of kapot mag raken. Komt nog bij dat zo’n helm met vizier niet makkelijk over een hoofd met bril past – soms helemaal niet, bij mij alleen als ik het vizier er pas opklik als de helm al op mijn hoofd staat. Allemaal gedoe dus, een bril, en fijn als het zonder kan.
Maar – ik heb de sportbril niet alleen voor bescherming, ik heb hem ook om scherp te zien. Tijdens de triathlon draag ik contactlenzen en heb ik vooral een bril nodig om de kleine getallen van mijn sporthorloge te kunnen aflezen. Ik heb van die typische 45+-ogen: ik kan met m’n lenzen niet zonder leesbril; in het dagelijks leven draag ik een varifocusbril.
Dus, vraag van een paar weken terug: kan er iets met dat vizier zodat ik er wél mee kan lezen? In mijn sportbril heeft de plaatselijke opticien, Moerkerken, een soort lees-plakkertjes geplakt, en dat hielp. Met deze specifiekere vraag ben ik naar een echte sportbrillendeskundige gegaan: Maarten de Kruif, van Kijk@deKruif in Reeuwijk. Maarten heeft vroeger bij Moerkerken gewerkt, zo hebben we hem leren kennen; hij heeft ons, en vooral manlief met z’n veel slechtere ogen dan de mijne, in de afgelopen jaren al regelmatig goed geholpen.
Maarten ging op onderzoek uit. Het is namelijk niet de simpelste vraag, want de afstand tussen oog en vizier is anders dan die tussen oog en bril. Hij bedacht iets, ik ben langs gefietst om te puzzelen en te meten, en later om de bestelling op te halen. Die bestond uit een soort plakplaatje dat werkt als een vergrootglas, in twee helften geknipt, en op precies de goede plek op het vizier geplakt. En betaalbaar: € 75, veel minder dan voor een bril.
Als je in het vizier kijkt, zie je ze zitten:
Maar van voren of op de fiets zie je er niets van:
Het doet zijn werk prima: als ik fiets, kijk ik eroverheen en merk ik er niks van. Als ik mijn horloge wil aflezen, dan kijk ik naar beneden en zie ik ook dat scherp.
Enige wat even raar was, was dat het dus nogal vergroot, waardoor mijn armen ook heel groot lijken en mijn aerostuur dichtbij. Maar dat wende heel gauw. Ook als ik de helm opheb terwijl ik ermee rondloop is het gek, maar dat hoeft natuurlijk bijna nooit.
Afgelopen week heb ik ook nog ondervonden dat het zelfs goed gaat als ik in plaats van mijn lenzen mijn gewone bril eronder draag, die varifocus dus. Dan is het door die leesdelen nóg groter en iets minder scherp, maar nog steeds prima leesbaar en ook geen hinder bij het fietsen zelf.
Dus, blij mee, met Maartens oplossing: zo heb je dus een helm met vizier voor 45+-oogjes!
(En oja, ik show hierboven ook even het gloednieuwe Sportkunstenaar-fietsshirt. Mooi hè?)
Afgelopen zaterdag meteen mijn tweede triathlon: de Brouwersdam90, een nieuwe voor mijn collectie afstanden, nummer 12: 1 km zwemmen, 79 fietsen, 10 lopen – al kwam ik in totaal uit op meer dan 92 kilometer.
Dit was een ‘serieuzere’ wedstrijd dan vorige week in voorbereiding op de belangrijkere doelen van dit seizoen. Althans, dat had ik van tevoren bedacht, dichterbij heb ik zelfs nog getwijfeld of ik wel zou starten, vanwege de watertemperatuur. Dat kwam net goed, ik heb vorige week twee keer buiten gezwommen, dat viel mee, en de temperatuur in de Grevelingen naderde de cruciale 15 graden. Vooruit dan maar.
Daar kwam nog bij dat ik aan Ter Huh een beetje stijve rug had overgehouden, die niet beter werd van eerst een middag fietsen (was als relaxte herstel- en bijkletstraining met Jo bedoeld, maar daarvoor was eigenlijk het te koud en winderig – wat is er toch met deze mei-maand?) en de dag erna urenlang intensief achter de computer zitten schrijven en later in de week nog wat stress. Wat bewegen, massage en een dagje sauna vrijdag verbeterden het wel weer, maar het was nog niet helemaal over en trok iets naar mijn hamstrings.
De wekker ging zaterdagochtend al om 6 uur en in m’n beweging om ‘m uit te zetten schoot er kramp in m’n ene hamstring – heb ik anders nooit, niet zo’n goed begin van de dag. Toen gingen manlief en ik onderweg en net toen we de dam opreden, ging het regenen en daalde de temperatuur naar dik onder de 10 graden. Ojee – daar had ik de kleren niet voor bij me (ik herhaal: wat is er toch met deze mei-maand?).
Het is blijven regenen totdat we het water in gingen, dus dat was voorbereiding in een koud, nat en naargeestig parc fermé. Ze voorspelden ook nog meer regen, dus ik zag de bui (letterlijk en figuurlijk) al hangen: dat ging me veel te koud worden. Ik kon gelukkig nog mouwstukken lenen (bedankt, startnummer 827!), maar ben van de narigheid een paar dingetjes vergeten, waarvan één belangrijk: mijn sokken klaarleggen. Ik ben nog aan het wennen aan de nieuwe inlegzolen, gaat prima en bevalt goed, maar het is wat blaargevoelig bij hardlopen, en ik kan dat dus nog niet zonder sokken.
Ik moest ook heel veel moed verzamelen om al koud en nat ook nog water van 14,7 graad in te stappen, maar dat ging uiteindelijk wel, viel mee, nouja, alleen een beetje koude handen.
En… kwallen – oeps! ik heb best een kwallenfobie overgehouden aan wat nare ervaringen in mijn jeugd aan de Westerschelde, dus toen ik ze in beeld kreeg moest ik wel even op mezelf inpraten! Gelukkig zaten ze vrij diep en waren het kleine, witte, die zijn niet zo erg. Maar toch.
Het zwemmen leek lang te duren, maar uiteindelijk was het toch best goed gegaan, bleek uit mijn tijd: dik 22 minuten is sowiewso okee onder die omstandigheden, en misschien zelfs snel als ik echt de 1100 meter heb gezwommen die m’n horloge aangaf – dan ben ik iets omgezwommen, wat zou kunnen. Ik hield er opluchting dat het erop zat aan over, en een superstoer gevoel: kwallenangst overwonnen en m’n koudst-water-triathlon ooit!
Dizzy uit het water (de kou), flink eind lopen en meteen maar door de zure appel heen gebeten en m’n tas in gedoken op zoek naar mijn sokken, onderin in een hoekje van mijn tas natuurlijk, onder alle natte zooi. Shirt aan, mouwstukken aan – de traagste wissel ooit. Nouja, niks aan te doen. Het heeft me mogelijk twee plekken in de klassering gekost, maarja.
Op de fiets duurde het ook even voordat ik lekker reed, maar daarna ging het ook wel goed. Ik wilde mijn hartslag begrenzen bij 145 en rond de 140 rijden, dat lukte niet helemaal, hij lag nog iets lager. Experiment was hoe hard ik daarbij kon rijden en welk vermogen. Ik hoopte op 30 gemiddeld, dat zou veel bevestiging geven voor de grotere doelen. Vermogen kon ik zien en dat zag er goed uit. Snelheid, geen idee, daar kijk ik onderweg niet naar, maar het voelde wel okee.
Heel makkelijk fietsen was het niet. Eten en drinken kosten me veel aandacht omdat het lang geleden was dat ik zo’n lange afstand deed, en ook wel omdat er geen verzorging was tijdens het fietsen (en daarbuiten ook minimaal – wat mij betreft het belangrijkste verbeterpunt voor de organisatie). Het parcours was hier en daar technisch, het was druk, er stonden er veel met pech langs de kant en er waren ook nare valpartijen, en er werd veel gestayerd: ik heb hele pelotons en kop-over-kop-duo’s voorbij zien trekken. Ik was behoorlijk aan het stuivertje wisselen met een paar anderen, en het niet-stayeren heeft me ook best veel aandacht gekost.
Werd ik in m’n 3e rondje nogalliefst ’teruggefloten’ door de jury toen ik aan het inhalen was – moest ik m’n benen stilhouden en gingen ze me uitleggen dat ik afstand moest houden – ja, dahag! Nouja, ik heb het braaf gedaan, geen zin in straf, maar wel bijna met opgestoken middelvinger. De willekeur van de jurering… ik vind dat een van de lastige dingen van triathlon, moet ik zeggen.
Met fietsshirt en geleende mouwstukken voldoet m’n outfit niet geheel aan de normen van de stijlpolitie, en de nieuwe helm past ook nog niet in mijn zelfbeeld, maar hij is wel heel lekker.
Wel vond ik het leuk. De zee zien, de weidsheid van de eilanden, altijd fijn. Het stuk buitenlangs de dijk voelde voor mij als een soort thuiswedstrijd, dat kan ik dromen omdat ik regelmatig van Vlissingen naar huis fiets daarover. Sowieso grappig om op één dag zes keer in Zeeland te komen (vier fiets- en twee looprondes), hahaha – ik ben twaalf keer de provinciegrens overgestoken!
Het bleef droog en werd zelfs steeds warmer en zonniger, hoera! Wel ook steeds iets meer wind, maar nog steeds wel heel weinig wind voor op die plek. Bij de doorkomsten ter hoogte van start en finish stond veel publiek, dat was wel leuk ook.
Tweede wissel traag door wc-bezoek, ik kon met de eindtijd niet meer zo zitten dus dan maar even netjes. Wel had ik snel gezien dat ik zo’n drie uur bezig was in totaal en een snelle rekensom was dat ik mijn gehoopte fietstijd vér had overtroffen. Ik heb 31,8 gemiddeld gereden. Weer zo’n huh – waar haal ik dit ineens vandaan? Veruit mijn snelste fietstijd ooit op een afstand langer dan de kwart. Wauw!
Vervolgens sloeg bij het lopen toch de rug- en hamstringstijfheid toe, dus dat ging gewoon belabberd. Nouja, dat beschouw ik maar als gevalletje pech. Ik had erna flinke spierpijn in mijn hamstrings, dus dat had duidelijk echt niet veel sneller gekund. De ondergrond was ook nog eens flink bonkerig én er zat een steentje in m’n schoen, dat heeft ook nog even tijd gekost.
Bij het keerpunt werd ik wel aangemoedigd door coachee Mirjam, die net haar eerste 1/8e triathlon had volbracht, dat vond ik erg leuk. Manlief kwam me in de tweede ronde voorbij, die was ook wel lekker bezig. Ik zag ook nog een paar andere bekenden (Linda, Olaf, Aart), altijd leuk.
Uiteindelijk finishte ik in 4 uur 10, dik tevreden met die tijd onder die omstandigheden, vooral blij met mijn fietsen en ook trots erop dat ik dat zwemmen had aangedurfd en doorstaan. Ik werd 8e van 15 D50+-vrouwen, en overall ook lang niet laatste – dat is bij zo’n langere afstand met van die fiets-kanonnen altijd maar afwachten, want dat is een relatief hoog niveau. Heel weinig vrouwen op die afstand trouwens, maar zo’n 15 %.
Het seizoen is lekker begonnen zo. Ik ben heel blij met de vorm die er zomaar ineens weer is – ik voel me verder ook al een tijdje gewoon goed, na maanden van gesukkel, erg fijn. Ik weet dat ik niet te hard moet hopen dat het zo blijft, maar een beetje doe ik dat toch heus wel. Nou weer een paar weken lekker trainen. Van plan dat iets bij te sturen: meer aandacht voor lopen, ten koste van fietsen. Dat waag ik er maar op, na dit geslaagde experiment.
Vandaag geef ik op de Vrouwenracefietsdag een workshop over blessures, kwalen en ongemakken die vrouwelijke fietsers treffen. In de voorbereiding daarvan realiseerde ik me dat sommige taboes rond vrouwenzaken nog erger zijn dan ik dacht.
Of nouja, taboe, het is een gebrek aan informatie, en ik denk dat daar een taboe aan ten grondslag ligt. En dat heeft consequenties, zo realiseerde ik me. Grote consequenties: ik schrok ervan.
De organisatoren van de Vrouwenracefietsdag attendeerden me namelijk op dit artikel. Daarin wordt verwezen naar de open brief van Hannah Dines en via haar Twitter vond ik nog zoiets van een Nederlandse fietster: persoonlijke verhalen over zadelpijn, bewonderenswaardig open. En schokkend dus.
Natuurlijk, ik weet van zadelpijn. Maar dat het zó ver kon gaan, dat wist ik niet. Zadelpijn klinkt eigenlijk te onschuldig. Het zijn verhalen over schaamlippen met wonden, bulten van formaat golfbal, blaren, ontstekingen, omgekeerde acné (puistjes naar binnen), pus, lipomen, operaties, littekenweefsel, non-stop pijn, steeds erger worden de pijn, wringen en scheef zitten op het zadel en dus overal pijn – en een eindeloze zoektocht naar oplossingen. *oef*
Mij was de ernst van deze problematiek onbekend, ondanks dat ik mezelf al bijna 20 jaar goed informeer over vrouwen-fietszaken (voor mezelf, en lang voor dit blog schreef ik er ook al over, onder andere als Fietsvrouw-columniste). Ik heb er nooit uit eerste hand over gehoord, wat kan zijn omdat het vooral speelt in de top (diepere zit, meer uren in het zadel) en omdat ik er zelf amper over ben begonnen. Ik heb heel weinig zadelpijn; alles was altijd zó op te lossen met een ander zadel, voor het laatst voor de triathlonfiets (zie hier). Wat een geluk, denk ik nu.
Maar ik heb er ook nog nooit ergens iets over gelezen, althans, niet over hoe veel vrouwen er last van hebben, hoe erg het kan zijn en hoe moeilijk op te lossen.
Als het al over zadelpijn gaat, gaat het over de basale dingen zoals een goed zadel en een goede fietsbroek. Vaak gaat het ook over het nut van vettigheid smeren. Maar dat kan ernstige drukproblemen niet oplossen, en bovendien werkt het voor sommige vrouwen averechts (voor mij, bijvoorbeeld: ik krijg er puisten van). Wat wel laat zien dat de oplossing heel persoonlijk is – dat is dus ook een hoofdlijn in mijn verhaal vandaag. Een goede bike-fitter kan daarbij helpen.
Een andere hoofdlijn is dat pijn niet normaal is en er niet bijhoort. Hannah Dines is zeker te lang doorgegaan met de pijn verbijten. Ze beschrijft de cultuur van dat doorbijten in die open brief. Maar daarnaast heeft het taboe haar parten gespeeld. Dines schrijft dat er sowieso niet over pijn wordt gepraat en al helemaal niet over de ede delen. Pijn hoort erbij, dacht ze – het doet ‘daar’ wel vaker pijn. *schrik*
Saillant detail vind ik dat Dines wel ‘shorts, shoes, gloves’ kreeg toen ze bij de nationale selectie kwam, maar geen broekenvet. Wist zij veel.
Wat – in 2014 wist ze niet van het bestaan van broekenvet?
En ze heeft geen bike-fitting gedaan waarbij ook de zit op het zadel bekeken is? *shock*
Want echt, er zijn oplossingen. Maar daar moet je dan natuurlijk wel naar op zoek. En daarom is informatie belangrijk. Anders heb je geen idee waar je moet beginnen. En je moet zelf ook de hobbel durven te nemen natuurlijk om het met je bike-fitter over je schaamlippen te hebben.
Vandaar: het taboe moet eraan! Hopelijk doen mijn workshop en deze post daartoe een duit in het zakje. Om met Dines’ hashtag te spreken: #vivelevulva!
(De plaatjes bij dit topic zijn allemaal zadels waar sommige vrouwen baat bij hebben, maar dat is dus ook heel persoonlijk. Van boven naar beneden zijn de merken: Brooks, Cobb, ISM, Selle Italia, Selle SMP en – het fully adjustable – Bisaddle. Dat laatste is een tip van bike-fitter Jeroen van TriPro – het is in alle richtingen en dimensies aan te passen, zelfs verschillend per kant, dus asymmetrisch. Hij liet het me onlangs zien en het is echt iets heel anders dan andere zadels!)
Sinds vrijdag heb ik triathlon-fietsschoenen, een verjaarskado van manlief. Idee van die schoenen is dat je ze alvast aan je fiets vastklinkt, en ze dan in de goede positie houdt door ze met behulp van elastiekjes door de lus aan de achterkant aan je fiets vast te zetten – anders bungelen ze naar beneden en op de grond, en krijg je je voet er niet op.
Dat wist ik, en er zijn instructiefilmpjes te vinden – vooral deze Engelstalige duikt op, onder andere via de site van de Vrouwentriathlon. Op de filmpjes van deze site zie je hoe je dan vervolgens opspringt en ermee wegrijdt en dan je schoenen aantrekt, en als je aankomt dat in omgekeerde volgorde – ben ik mee aan het oefenen, is nog hele toer.
Wat me echter hoofdbrekens kostte en wat nergens zo heel duidelijk in beeld is, is waar je die elastiekjes dan aan vastmaakt. Uiteindelijk bood een oud onderwerp van het Triathlonforum uitkomst. Voor toekomstige zoekers naar antwoord op diezelfde vraag hier de foto’s die manlief maakte van mijn oplossing.
Het lukt alleen met het rechter pedaal naar voren:
Zodat je dat pedaal kunt haken om iets van de voorderailleur, hier een boutje (hopelijk is het net goed genoeg te zien):
En de linkerpedaal aan de handle van de snelspanner:
Vervolgens is het een kwestie van proberen of dat eerst goed genoeg blijft zitten en daarna netjes losspringt of afknapt – dat ging met deze opstelling bij mij prima:
Wel rechterpedaal eerst, daar moet ik op letten, en zo’n snelle opsprong zit er bij mij nog niet in. Maar de elastiekjes schieten netjes los en blijven aan die lus hangen, of ze vallen er helemaal vanaf. In elk geval geen problemen daarmee in derailleur of spaken.
Triathlonfietsschoenen zijn ervoor gemaakt dat je ze op de fiets aan kunt krijgen, vandaar dat de klittenbandflap ‘verkeerd om’ zit en de randen laag zijn, zodat je je voeten er wat makkelijker in kan wurmen. Toch is het nog best een beetje gepruts. Veel oefenen dus, en het loont alleen maar bij een lang stuk lopen met je fiets. Want dat lopen – op blote voeten – gaat makkelijker dan op schoenen met plaatjes eronder. Maar het ‘prutsen’ met je schoenen op de fiets kost natuurlijk ook wat fietstijd.
Speciaal met het oog op de blote voeten zijn de schoenen trouwens lekker zacht van binnen.
Het oefenen ermee vind ik wel leuk – doe ik weer eens iets nieuws. En ik heb in een paar triathlons (waaronder m’n hele, dat was wel een paar honderd meter) het lange lopen op die plaatjes erg ongelukkig gevonden. Dus dit is hopelijk ook een verbetering.