Fiets

#projectdaglicht volbracht

Ik had afgelopen winter twee ‘projecten’ lopen in het kader van ‘help Louise zo goed mogelijk de coronawinter door’. Het ene, elke dag yoga, bereikte woensdag de mijlpaal van 100 dagen,  en ik ga nog vrolijk verder. Het andere beschouw ik dit weekend als voltooid: #projectdaglicht.

Vanaf het begin van de wintertijd heb ik me ten doel gesteld om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal minstens 7 uur per week. Ik had al gauw in de gaten dat ik iets moest doen om niet in een soort mol te veranderen, met de eenzijdigheid van het thuiswerken. Ik weet dat ik voor mijn humeur nogal van daglicht afhankelijk ben namelijk, en vanzelf kwam ik amper meer overdag buiten. 

Het is elke week gelukt, meestal royaal. Door er zo’n nadrukkelijk doel aan te koppelen, kon in de discipline opbrengen om overdag naar buiten te gaan, en dan ’s avonds nog wat door te werken (indien nodig). Alles bij elkaar lukte het me zo om ondanks dichte zwembaden en veel minder dagelijkse beweging, niet véél minder te bewegen dan normaal, hooguit een beetje én anders. Ik voel me nu eigenlijk best wel goed, ondanks alles. Ik heb me in maart wel eens slechter gevoeld: de regelmaat in mijn leven (saai….. maar wel ergens goed voor) en het niet verkouden zijn scheelt. Van coronakilo’s heb ik ook geen last. 

Desalniettemin vond ik net de laatste weken toch best lastig. In februari zaten een paar makkelijke weken met sneeuw- en ijspret en direct daarna mooi en warm weer. Ik ervoer toen al een gevoel van opluchting: hèhè, de winter zit erop! Dat was echter te vroeg gejuicht, want sindsdien is het voor mijn gevoel bijna non-stop winderig, grauw en kil. En dat terwijl er genoeg was om chagrijnig van te worden, zoals de opnieuw stijgende besmettingen en het inconsistente corona-beleid, waardoor we in deze eindeloze kwakkellockdown zitten. Het venijn van de winter zat (zit?) in de staart.

Voor #projectdaglicht heb ik normaal hardgelopen (m’n gewone trainingen, daarover een andere keer meer, goed voor gemiddeld zo’n 3 uur per week), weinig gefietst (0-3 uur, gemiddeld nog geen 2, denk ik – slechts af en toe heb ik de stadsfiets nog nodig en ik heb minder op de race- en triathlonfiets getraind dan ik zou hebben gewild, door het weer) en verder vooral veel gewandeld: ommetjes hier in de buurt en soms elders, alleen met manlief en met vrienden of broer of in de vorm van de stiltewandeling.

Het vele wandelen is wel een coronacrisis-genoegen, moet ik zeggen. Ik blijf het erg leuk vinden om vlakbij huis nieuwe paadjes te ontdekken. Zelfs als ik daar af en toe wat moeilijk voor moet doen, zoals hier langs de Zweth:

Net daarvoor hadden we een oorlogsmonument ontdekt, de ‘steen aan de Zweth‘:

3,5 kilometer van hier, nooit eerder gezien!  

Nu het zomertijd is, hoop ik dat ik weer voldoende daglicht beleef zonder dat ik er zo nadrukkelijk mijn best voor hoef te doen. Als we weer regelmatig buiten kunnen lunchen bijvoorbeeld, net als vorig jaar, scheelt dat al heel veel. ’s Avonds naar buiten, als dat beter uitkomt – dan is het nu ook licht. En eens zal het toch ophouden met waaien? 

 

Door |2021-03-28T17:40:12+02:0028 maart 2021|Fiets, Loop, Waarom|0 Reacties

Blijf een beetje Bram

Ik heb afgelopen binnen net iets meer dan een dag en met heel veel plezier Tank gelezen, het boek van Bram Tankink, met Ralph Blijlevens uit 2018.

Dit is geen wielerblog, dan zou ik een wat representatievere recensie schrijven, nu laat ik het erbij dat ik denk dat dit boek voor elke wielerliefhebber de moeite waard is, vanwege een dubbel inkijkje: in de persoon Bram Tankink en via hem ook in de wielerwereld. Van allebei zie je zeker niet alleen de mooie kant: een eerlijkheid die ik altijd kan waarderen in een boek.

Voor dit blog pik ik er één dingetje uit dat me opviel omdat ik het er net zelf hier over had gehad: het nadeel van het precieze meten en rekenen. Tankink maakt de opkomst van de vermogensmeter mee. Dat verandert het trainen voor hem. Waar ze eerder met een groepje profs afspraken om bijvoorbeeld samen de Ardennen in te rijden en elkaar op de klimmetjes de maat te nemen, krijgen hij en zijn collega’s steeds meer precieze blokken voorgeschreven: een X aantal minuten bij vermogen Y. Dat is hoogst individueel en ook niet aangepast aan de omgeving. Samen trainen zit er zo veel minder in.

Maar het gaat nog verder dan dat. Waar Tankink nog het restje meemaakt van de tijd waarin je het wielrennen kon domineren dankzij doping, gaat in toenemende mate precisie in training en voeding een rol spelen (p. 293):

De laatste paar procent verschil haalde men niet uit training, wel uit medische preparatie. Nu dat verdwenen is, haal je de laatste paar procent uit training en voeding en dat vraagt een volledig andere instelling. (…) Er is een ander type renner opgestaan. Renners met haast autistische trekjes, plichtsvervullers. Tegenwoordig kun je iets bereiken door vanaf de jeugd keihard te trainen. De avonturiers verdwijnen langzaam uit het peloton. De renners van nu zijn stuk voor stuk trainingsmachines die zich laten leiden door wattagemeters, trainers en voedingsschema’s.

Ik schrijf dit op een dag dat Mathieu van der Poel daar weer eens dwars doorheen is gefietst, maar hij is inderdaad echt een uitzondering geworden. Het koekeloeren op de vermogensmeters in plaats van er gewoon in vliegen is al berucht natuurlijk. Ik heb ook al wel met kromme tenen zitten kijken naar reportages over hoe voor de renners in de Tour hun eten tot op de gram nauwkeurig wordt afgewogen – iets wat je buiten die context een eetstoornis zou noemen. Dat lijkt me voor die renners voor een groot deel pure onzekerheidsreductie, ook al wordt het ‘wetenschappelijk’ genoemd.

De kromme tenen zitten er vooral in dat een heleboel gewone stervelingen, prestatiegerichte recreanten en hobbyisten dus, er een voorbeeld aan nemen: denken dat het zo moet. Je zou ze de kost niet moeten geven die liever binnen trainen omdat ze daar preciezer hun ‘blokjes’ kunnen afwerken. Of die niet meer kunnen fietsen zonder vermogensmeter. Of die als ze ‘maximaal’ willen gaan, op hun vermogensmeter kijken in plaats van te voelen wat hun benen op dat moment écht kunnen. Die ook hun eten afwegen en hun koolhydraten en eiwitten tellen.

Daar gaat, ook op dat niveau, iets wezenlijks in verloren. Eten omdat je trek hebt of iets lekker vindt. Fietsen gewoon vanwege je kop in de wind. Niet naar je schermpje kijkend, maar naar de vele sneeuwklokjes of het mooie licht van de wegtrekkende mist van vandaag (foto hieronder). Lekker bollen met de wind in de rug, of foeteren op de tegenwind. Zomaar een weggetje inslaan omdat je benieuwd bent waar dat heengaat. Je maatje eraf sprinten voor een plaatsnaambordje. Ouwehoeren. Enzovoort, enzovoort.

Het is niet strijdig met elkaar – niet per se. Er kan veel lol zitten in mooie blokjes rijden en je kunt daarnaast tijd maken om te zwerven en te spelen. Blijf dat vooral ook doen.

Train, maar word alsjeblieft geen plichtsvervullende trainingsmachine.

Blijf avonturier.

Blijft een beetje Bram Tankink.

Skyline van Overschie, nog wat grijzig maar met een vermoeden van zon

 

 

Door |2021-02-28T18:04:52+01:0028 februari 2021|Boeken, Fiets|3 Reacties

2020 vroeg om sportkunstenaarschap

Overzicht van mijn sportjaar

Als je snel naar de belangrijkste getallen kijkt, lijkt dit sportjaar frappant veel op het vorige:

(kilometers) 2019 2020
Zwemmen 128 132
Fietsen 4619 4686
Hardlopen 732 780

Je zou denken ‘business as usual’, maar dat was natuurlijk echt helemaal niet zo. Hier komen de afwijkingen, per sport:

Zwemmen. Ik was echt verbaasd toen ik zag dat ik net iets meer had gezwommen dan vorig jaar. 2019 was weliswaar een uitgesproken fietsjaar, maar toch had ik gedacht dat in totaal drie maanden ‘zwemverbod’ in de drie lockdowns van dit jaar tot veel minder kilometers had geleid. Niet dus.
Dat betekent dat ik er in de andere tijd stevig tegenaan ben gegaan, en dat klopt ook wel. In de eerste weken van het jaar deed ik nog die geweldige cursus Powerstroke en dat ging zo lekker dat ik daarna stevig doortrainde, op eigen houtje, in m’n dinsdagavondclubje en van de zomer in de Schie. En met gevolg: net voor de lockdown zwom ik harder dan ooit tevoren.
Dat niveau heb ik sindsdien net niet opnieuw weten te bereiken: steeds benaderde ik het, maar dan kwam er weer wat tussen – in de zomer ook nog een duimblessuretje. Dat frustreerde wel, maar aan de andere kant had ik ook veel lol in het zwemmen. Sinds oktober ervoer ik de gang naar het zwembad bijvoorbeeld als een welkom uitje. Ik mis het – en hoe lang nog?! Soms denk ik wel: was ik maar zo stoer geweest om door te zwemmen in de Schie. Maar daarvoor heb ik toch te veel hekel aan kou.

Fietsen. Inderdaad had ik in de zomer al in de gaten dat mijn fietsvorm zo goed was als het jaar ervoor, toen het accent op fietsen lag door het 180-kilometer-doel van Almere. Enige verschil was dat ik toen meer wedstrijdspecifiek trainde, en nu het lange fietsen puur een doel op zich was. Spelenderwijs bouwde ik zowel duur als intensiteit op. Ook de laatste weken heb ik meer gefietst dan anders in de winter – want fietsen kan nog steeds wél en de weergoden zijn ons relatief gunstig gezind.
Het grote fietsverschil met vorig jaar is echter onzichtbaar in mijn metingen: de kilometers op de stadsfiets is misschien maar een derde ofzoiets van normaal. Ik houd die niet precies bij, weet van andere jaren dat ik gemiddeld ongeveer een half uur per dag op de stadsfiets zit, in stukjes van tien minuten tot een half uur. Dit jaar waren er weken bij dat het 0 uur was – ik hoefde nergens heen. Dat scheelde veel voor mijn dagelijkse beweging en buitenlucht, maar – kennelijk – niet voor mijn vorm.
Ook spinning was, met twee keer een uurtje nog voor corona, het minste sinds ik daar in 2001 mee begon, maar dat compenseer ik tegenwoordig prima buiten.
Aangezien ik heel veel aan #ridesolo heb gedaan, sta ik zelf amper fietsend op de foto. Maar ik heb – ook meer dan ooit – wel regelmatig foto’s gemaakt op mijn ritjes. Ik moet nog wel eens terugdenken aan deze ontmoeting in Hoogvliet bijvoorbeeld:

Lopen. Ook al heb ik wat meer kilometers afgelegd dan vorig jaar, op dit gebied was sportjaar 2020 voor mijn gevoel het magerst – ook 2019 was, op januari na, geen groots hardloopjaar. Maar toch was dit jaar niet verkeerd. Zowel aan het begin als aan het eind (nu – daarover een andere keer meer) had ik wat blessureleed waarmee ik alleen voorzichtig kon lopen, en daartussenin heeft het hardlopen bijna de hele tijd weloverwogen op de onderhoudstand gestaan.
Dat onderhoud was prima. Ik heb vaak lekker gelopen en ik kan hier goed mee verder, ook doordat ik aan techniek, voetkracht en trainingsaanpak heb gesleuteld.

De andere getallen. Door het gemis aan stadsfiets en een boel andere lol, de zwembadsluitingen en door de lockdowns en mijn sportschoolhuiver, heb ik voor wat betreft ‘de rest’, dus de andere dingen dan zwemmen-fietsen-lopen een wel heel afwijkend jaar gehad. Dat was soms doelbewuste compensatie, op zoek naar beweging, buitenlucht en vormbehoud, maar vooral ook voor het plezier. Dat liep best wel op, zo blijkt bij een diepere duik in de getallen: ik heb veel meer gewandeld (549 kilometer, om 335 vorig jaar, wat door de wandelvakantie in Wales toen ook al vrij veel was), een boel meer ‘oefeningen’ gedaan (80 uur, om 42 vorig jaar – waaronder voor het eerst een dot yoga maar ook het zwemkoort en gewoon krachttraining, core stability, rekken en strekken en bodybalance), en manlief en ik hebben getrapkajakt (74 kilometer, om 0 vorig jaar).

Ik heb zelfs ook nog een beetje gesupt, voor het eerst!

Het was dus een zeer veelzijdig sportjaar, een beetje tegen wil en dank, maar wel heel bijzonder. Ik heb er ook wel baat bij: vooral mijn schouders en bovenrug zijn sterker geworden.

Het was ook een memorabel sportjaar, met een boel hoogtepunten – dingen die boven de saaiheid van alledag onder de coronabeperkingen uitstaken. Hier zijn ze:

  • De fietstocht van 215 kilometer om bij mijn broer te gaan lunchen. En meer in het algemeen: al dat lange fietsen, wat was het fijn, wat had ik het nodig. ‘Fietstherapie’ was (en is) het: supergoed voor mijn hoofd. Fietsen heeft dit jaar weer heel veel voor me betekend!
  • De paar ‘echte’ wedstrijden die wél doorgingen, in september en begin oktober, de kleine oase in het jaar vol afgelastingen. Vooral tijdens de stralend zonnige HIAthlon was ik euforisch, maar ook TriOuderkerk was bijzonder, zo op de valreep van weer een streep door alles nog een dik PR op de OD.
  • Onze zelfverzonnen thuistriathlons, waarbij vooral de streepjes– en driehoekstriathlon en ‘drie keer rond het eiland: liggend, zittend en staand‘ erg leuk waren.
  • Ook de coronatriathlon was een belevenis – ik verwerkte daarin een boel coronaverdriet en het was fijn om deze activiteit online te kunnen delen.

  • Onze eerste kajak-tweedaagse en sowieso het kajakken – ik heb voor mijn verjaardag een kleine, lichte eenpersoonskajak gevraagd om wat makkelijker en in mijn eentje de rust van het water op te kunnen zoeken.
  • De twee vakantieweken in eigen land, eerst de fietstocht naar Groningen en terug en later fietsen en wandelen in het noorden.
  • Het vele wandelen hier in de buurt. Nog steeds ontdek ik of ontdekken we samen nieuwe paadjes, doorsteekjes en weggetjes. Vorige week nog – hier duik ik voor het eerst onder de A13 door langs de Zweth, een tip van Leo:Ik vind het een aspect van de ‘oogst’ van dit jaar dat ik mijn eigen omgeving veel beter heb leren kennen. En waarderen!
    Wandelen was bovendien ook een fijne manier om toch nog wat gezelligheid te hebben zonder een beeldscherm ertussen. Ik heb met bijna m’n hele vriendenkring gelopen – afgelopen dinsdag bijvoorbeeld nog met Leon. In een sociaal karig jaar was ook dat er erg fijn aan!

Ik zou ook nog een opsomming van dieptepunten kunnen maken: van gemis, schrik, verbijstering, teleurstelling, verdriet, angst, rouw, frustratie, woede, stress, bezorgdheid onzekerheid, beperkingen en onmogelijkheden – maar dat weten we nou zo’n beetje wel. Eentje dan: de Brandersdeceptie werd voor mij een symbool voor hoe ik de coronacrisis sinds de zomer ervaar: falend beleid, paniekerige ambtenaren, slecht gedrag, en de goeden die onder de kwaden moeten lijden.

Als ik het zo op een rijtje zet, was het desalniettemin bovenal een goed sportjaar, met fraaie levenslessen. Ik schreef het al eerder: ik was blij om te ontdekken hoe goed ik zonder wedstrijden kan en wat voor grote rol sporten voor me kon hebben in dit jaar: met plezier en gezondheid voorop, nog ‘vooropper’ dan anders. Waarin ik veel meer dan ooit eerder werd uitgedaagd om in het hier-en-nu te blijven in plaats van bezig te zijn met toekomstige doelen. Waarin ik enorm van sporten heb genoten.

Ik heb van sportjaar 2020 veel geleerd. Dat was misschien tegen wil en dank, en ik kan nog steeds bij vlagen enorm verlangen naar mijn normale leven, naar meer reuring. Als dat gewone leven weer terugkomt, of hoe dan ook, zal ik sterker en wijzer zijn met wat dit jaar me heeft gebracht. Sporten was misschien nooit eerder zo zeer levenskunst als dit jaar, en ik nooit eerder zo veel sportkunstenaar.

 

Door |2020-12-31T14:14:10+01:0031 december 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|1 Reactie

Sportschoolhuiver

Ik kom nog even terug op wat ik hier al vaker schreef: dat ik sinds de zomer niet meer in de sportschool kom. Waarom eigenlijk niet?

Het geldt voor meer mensen, begreep ik, maar vooral voor ‘ouderen’. Ik herken mezelf niet in het beeld van bange oudere. Ik ben niet bang om dood te gaan of op de IC terecht te komen, die kans acht ik piepklein. Wel wil ik liever geen covid-19 krijgen omdat het een geniepig virus is en ik ook liever niemand wil besmetten. Ik houd me daarom aan de regels en let wel op, maar het is niet zo dat ik elk risico vermijd. Ik ben de afgelopen maanden tamelijk onbevangen naar zwembaden, restaurants, theaters, een bioscoop, winkels enzovoort geweest. Ik ben op vakantie geweest, ik heb een beetje OV gebruikt, ik heb met vrienden afgesproken en blijf dan buiten niet krampachtig op 1,5 meter. Ik ga naar masseur en – zo nodig – chiropractor. Ik schrok wel een keer toen ik diens adem in mijn gezicht voelde. Dat was een paar weken terug; sindsdien draag ik een mondkapje – en zij ook.

Waarom dan niet de sportschool? Die vraag drong zich deze week nogal op, nu een boel van die dingen die ik wél deed, niet meer mogen, maar nou net de sportschool wel.

De ene kant is dat ik het gewoon echt minder leuk vind dan normaal. Onder normale omstandigheden vind ik het net leuk genoeg. Het is zeker niet die ‘uitlaatklep’ uit de overheidscommunicatie van deze week. Dat woord is sowieso het mijne niet, maar als ik iets op sportgebied zo moet benoemen is dat sowieso buiten, met fietsen voorop.

Ik ga vooral naar de sportschool om dat buiten sporten te ondersteunen. Rechtstreeks:  krachttraining voor m’n benen. Of als compensatie, om eenzijdigheid van m’n ‘echte’ sporten te compenseren. Bodybalance is een tegenhanger voor m’n recht-toe-recht-ane duursporten, het haalt me uit mijn eigen bewegingspatroon en voorkomt daarmee eenzijdigheid. Ik heb er veel baat bij, volgens mij. Mijn sportschoolbezoek is dus vooral functioneel. En ik vind het leuk genoeg om ongeveer een keer per week te doen. Al meer dan twintig jaar inmiddels, waarvan 14 bij Fitsportland, net over de gemeentegrens in Schiedam.

Een aantal veranderingen onder de corona-maatregelen duwen het sportschoolbezoek net over het randje van niet-leuk. De lessen zijn ingekort; bodybalance is ontworpen voor een uur en daar 45 minuten van maken trekt iets scheef. Dieptepunt daarin was toen de juf een keer riep ‘we hebben nog twee minuten voor de relaxation’. ‘Laat dan maar’ dacht ik. Als ik thuis een filmpje van YouTube gebruik (nu dit), heb ik wel het volle uur. Op een moment dat mij uitkomt, zonder te hoeven reserveren. Want dat is het ook: ik heb ontdekt dat ik veel prima thuis kan doen.

Ook het niet mogen douchen en omkleden speelt een rol, vooral voor spinning. Daar wijk ik naar uit als het weer te slecht wordt om lekker buiten te fietsen. Voor een intensieve les dan, want het is kort zelfs een uur al, laat staan drie kwartier. Ik werk mezelf dan dus finaal in het zweet, en dan zou ik in drijfnatte kleding naar huis moeten – door dat slechte weer. En nee, de auto is geen optie – voor dat soort dingen pak ik de auto niet, dat heb ik nooit gedaan, daar houdt het voor mij op. Met een boel mensen tegelijk hard hijgen binnen lijkt me trouwens sowieso iets wat je niet zou moeten willen nu, zelfs niet op 1,5 meter van elkaar, dus spinning in een groep doe ik voorlopig niet.

Verder mis ik ook het nababbelen in de kleedkamer. Ik ga niet naar de sportschool voor de gezelligheid. Ik ging mijn eigen gang en hoorde bij geen enkel vast groepje. Vaak babbelde ik dus zelf niet eens mee, maar ik luisterde wel en deed zo talloze interessante observaties – een inkijkje in een voor mij verder vreemde wereld van elk jaar met de caravan naar dezelfde camping gaan tot sporten tegen heug en meug.

Soms ergerde ik me aan de juffen, maar hun lessen waren wel gewoon goed, en je ergeren is niet zo erg als je verder niks met die mensen moet. Het kan zelfs een band scheppen, en zo heb ik aan wél meebabbelen na spinning ooit wel nog een vriendin overgehouden, die al jaren geen lid meer is omdat de ergernis te hoog opliep. Nu sta ik meteen na de laatste oefening in m’n eentje buiten – dat lijkt wel bijna op thuis in m’n eentje aan de slag.

Spinning kan ik thuis niet opvangen, en ook de fitness niet helemaal. Ik doe bijvoorbeeld nu al sinds maart dezelfde krachtraining voor mijn benen: lunges, met in elke hand een emmer met zand. Dat zand heb ik nog niet bijgevuld, dat is meer gehannes dan gewoon een beetje zwaarder gewicht pakken. Maandenlang hetzelfde doen is okee voor onderhoud, maar echt trainen is het niet. Ook dat kriebelt wel, nu het allemaal zo lang gaat duren. In de aanloop naar volgend jaar wil ik misschien toch wel weer wat opbouwen.

Sportschoolbezoek zou bovendien net een beetje extra dynamiek kunnen geven aan mijn bestaan. Ik zit al zo veel thuis naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren, dat bodybalancen thuis terwijl ik naar datzelfde scherm kijk saai is. Afhankelijk van m’n stemming vind ik dat dan ook wel eens wat deprimerend. In het algemeen mis ik de ‘reuring’ in mijn bestaan nog het meest van allemaal. Sportschoolbezoek is dan een klein verzetje – een uitje.

Maar wat houdt me tegen? Toen ik daar eens over doordacht, realiseerde ik me dat er een paar momenten zijn geweest die mij het gevoel hebben gegeven van ‘ze hebben geen idee’. Het zit ‘m dus vooral in hoe de andere bezoekers zich gedragen.

Dat is meteen in maart begonnen. Op donderdag 12 maart stond mijn wereld al op z’n kop. Twee dagen ervoor had een opdrachtgever mijn grootste klus van het voorjaar geannuleerd – mijn bedrijf stond ineens op instorten, zo voelde het (dat valt wel mee, weet ik nu, maar het was zeker heftig en dit is financieel een zeer mager jaar). Ik voelde de bui al hangen – ’s middags begon het grote strepen in mijn agenda: het regende annuleringen van leuke dingen. Die avond werd de lockdown afgekondigd. 

Op die dag was ik ’s ochtends naar de sportschool. Ambivalent: dat is een fijn tijdstip, maar ik had op dat moment eigenlijk in Amsterdam een training moeten geven. Die was dus geannuleerd. Ik was als de dood voor wat er op ons af kwam denderen – ik voelde me een konijn dat in de koplampen staarde.

Maar in de fitness zag ik niemand anders de aanwezige handontsmetter gebruiken. Het nababbeltje in de kleedkamer ging van kabbel-de-kabbel en had als meest zorgelijke strekking ‘jammer dat we niet naar Italië op vakantie kunnen nu’.

Ik was verbijsterd. Ik dacht: ‘ze hebben geen idee’.

Dat bezoek is licht traumatisch geweest, zal ik maar zeggen. Van de zomer heb ik kleinere soortgelijke ervaringen gehad, allebei in de tijd dat er in Schiedam fikse uitbraak was, aan het begin van de tweede golf.

  • Een keer moest ik me na een bodybalance-buitenles (buiten was nog relatief wél leuk) ongeveer door een meute babbelende dames heenwringen die klaar stonden voor de volgende les. Anderhalve meter, wat is dat?
  • Voor de enige binnen-bodybalanceles die ik nog wel heb gedaan, liep ik de kleedkamer in – dat is de toegangsroute naar de zaal. Die zat en stond vol met wachtende vrouwen – weer zo’n beeld van een meute. Ik deinsde terug, en toen zei nogalliefst de juf: ‘kom er maar bij, Louise, we gaan zo beginnen’. Ik heb mijn adem ingehouden en ben langs die groep rechtstreeks doorgelopen naar de zaal.

Kennelijk gaat het goed, want ik heb niks vernomen van besmettingen via die sportschool. Maar ik voel me er gewoon niet senang bij, en meer buitenstaander dan ooit.

Misschien moet ik daar toch maar eens overheen stappen. Op dit moment heb je er veel ruimte om individueel te trainen, omdat de groepslessen niet doorgaan – ja, ik houd de communicatie rond de corona-aanpassingen nog in de gaten. En ik kan niet zwemmen, dus de sportschool zou wat extra beweegmogelijkheden bieden.

En anders moet ik m’n abonnement maar eens gaan opzeggen. Dat heb ik ook nog niet gedaan. Daarvoor trekt er iets toch nog. Dat heeft ook wel met die 14 jaar te maken: zo’n relatie zeg ik niet zomaar op.

Ik ben er nog niet uit. Ik wil wel voor het nieuwe jaar begint de knoop doorhakken. Maar dan moet ik het toch echt nog wel een keer gaan proberen, vind ik. Het heeft me in elk geval geholpen dit zo op een rijtje te zetten!

 

Door |2020-11-06T18:06:29+01:006 november 2020|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties

Project daglicht

Sinds het wintertijd is, ben ik doelbewust begonnen met ‘Project daglicht’. Dat wil zeggen dat ik ernaar streef om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, en per week op in totaal minstens 7 uur uit te komen, dus gemiddeld 1 uur per dag.

Ik weet dat ik daglicht nodig heb, voor lichaam en geest – om de wintersomberheid te voorkomen. En ik merkte meteen toen het herfst was dat ik er moeite voor moet doen om op tijd en voldoende naar buiten te gaan.

Ik ben door het thuiswerken en de andere corona-beperkingen bijna al mijn vanzelfsprekende blootstelling aan daglicht in de donkere maanden kwijt. Een goed voorbeeld is het college geven in Leiden dat ik op het ogenblik doe. Nouja, niet in Leiden dus: het is vanuit huis, online. Als het daar zou zijn, zou ik naar het station fietsen en in Leiden van het station naar de faculteit lopen, en later beide in omgekeerde richting. In totaal is dat goed voor 45 minuten daglicht. Nu zijn het er 0.

Dus: naar buiten moet ik zelf initiëren. En dat kost moeite. De verleiding is groot om bijvoorbeeld eerst mijn werk af te maken en dan pas te gaan hardlopen. Maar met een beetje pech is het dan al donker. Nu al, laat staan straks in december. Werk afmaken kan ook als het donker is. Eerst naar buiten!

Andere verleiding is om na het afronden van een online training of overleg aan de computer te blijven hangen – nog even e-mail, even nieuws lezen, even zus, even zo…. en voor ik het weet, is het donker. Of moet ik door naar de volgende online afspraak. Terwijl ik van al dat beeldschermen moe word, een vermoeidheid die zich heel snel oplost als ik naar buiten ga. Tien minuten is dan al genoeg. Moet ik echt doen!

Dus het vraagt discipline om de verleidingen te weerstaan, en precies dat is de essentie van ‘Project daglicht’. De urgentie daarvan is deze twee weken ook nog eens groter omdat met de zwembadsluiting nóg weer meer wegvalt. Het zwemmen zelf, al telde dat niet mee voor daglicht, maar het fietsritje erheen en terug soms wel. In een week drie keer overdag heen en weer naar Zwembad West is precies een uur daglicht.

Tot nu toe gaat het goed met #projectdaglicht. Op een dag als vandaag is het simpelweg heerlijk om overdag een uurtje buiten te wandelen. Ik deed dat voor corona nooit, en het gaf me een soort vakantiegevoel.

Zon door herfstbomenZonnnige herfstbomen, weerspiegeld in waterVorige week leidde het daglicht-voornemen er echter al een keer toe dat ik totaal doorwaternat thuiskwam van een rondje hardlopen. Ook op dinsdag was het toen guur:

Kerk aan de Schie, uitgebloeide bloemen, donkere luchtOf wat te denken hiervan, foto gemaakt op zo’n mini-ommetje na het videobellen:

Grote plasDe nattigheid eerder in de herfst leidde ook tot een bijzonder paddenstoelenjaar –  ik schreef er al over. Deze foto maakte ik zaterdag op paddenstoelenexpeditie met Nicole in de Broekpolder – zulke gesuikerde-dropjes-paddenstoelen had ik nog nooit gezien:

Paddenstoelen die op gesuikerde drop lijkenHet is wel zo dat ik in de weekends en op m’n wekelijkse dag vrij (m’n ‘corona-arbeidstijdverkorting’) het gemiddelde moet opkrikken. Die dag vrij is daar ook voor bedoeld. Al meteen in maart had ik in de gaten dat ik vijf dagen achter elkaar aan m’n eigen beeldscherm gekluisterd zitten niet ging trekken. Die – wisselende – dag vrij werkt prima. Twee weken terug bijvoorbeeld ging ik op vrijdag wandelen met vriendin Jo in de Kennemerduinen, dat was schitterend:

Duinen met bosjes en HooglandersEn ja, het is dus veel wandelen. Alleen, maar ook samen – een prettige manier om in deze tijd toch vrienden te zien. En ik kan het veel doen, waar meer dan drie keer per week hardlopen te belastend is – daarmee haal ik het beoogde aantal uren dus bij lange na niet. Fietsen is in deze tijd van het jaar alleen maar lekker als het weer een beetje meewerkt. Morgen dus, want ik zet net een punt achter de werkweek – en dan hopelijk het gemiddelde aantal daglichturen voor deze week flink opkrikken!

 

Door |2020-11-05T19:02:22+01:005 november 2020|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|1 Reactie

QOM voor Duitse, vrouwelijke Zoetemelk

Ik kreeg dinsdag bericht dat ik mijn QOM op Mallorca kwijt ben geraakt. Daar kan ik niet mee zitten – het is natuurlijk sowieso absurd dat ik als 54-jarige QOMs heb – vier zelfs (en, tot mijn verrassing want ik was me er niet van bewust: één CR, dus hardlopend, dat is helemaal absurd). Het zegt meer over hoe weinig vrouwen er fietsen, zeker op sommige plekken, zoals in het Rotterdamse havengebied, waar twee van mijn QOM’s staan.

En op een achterafweggetje op Mallorca dus. Op Mallorca wordt veel getraind door fietsers van hoog niveau, veel profs ook, maar kennelijk niet op dat weggetje. Zo stond die QOM er sinds 11 maart 2019.

Tot dinsdag. Mijn QOM is overgenomen door een dame van meer dan 30 jaar jonger uit een heus elite-team, al kende ik het niet: Multum.

Dus dat is helemaal prima.

Maar ik vond het helemáál prima toen ik haar achternaam zag: Süßemilch.

Laura Süßemilch. Ik ben benieuwd of we nog meer van haar gaan horen!

Door |2020-10-22T10:13:23+02:0022 oktober 2020|Fiets|1 Reactie

Troostfoto’s (2)

Ik vond de laatste dagen bijzonder corona-chagrijnig, en net als in april ben ik er zojuist op uitgetrokken om m’n hoofd op te ruimen (geslaagd) en daarbij foto’s te maken – troostfoto’s dus. Het is een ander seizoen, dus ik wandelend in plaats van op de fiets en het onderwerp van de foto’s is ook echt herfstig.

Ik had eerder al gezien dat het een opvallend mooi paddenstoelenjaar is. Vorige week maakte ik met een vriendin een ommetje bij Lage Vuursche:

Afgelopen zondag maakte Babet een foto van me terwijl ik vlak voor de start van de stiltewandeling een foto nam van paddenstoelen:

Maar die foto zelf werd eigenlijk helemaal niet zo bijzonder. Dat realiseerde ik me al toen we iets later aan het wandelen waren. Ik zag toen elders in Park Zestienhoven schitterende paddenstoelen in grote hoeveelheden.

Toen ik vandaag behoefte had aan een ommetje voor m’n hoofd, wist ik dus wat me te doen stond. Hier het resultaat:

Niet alleen op hout, maar ook gewoon in het gras: En de mafste:

Wandelen, wandelen wandelen… ja, en dat ben ik ook de komende tijd veel van plan. Lekker voor mijn hoofd, lekker lang buiten zijn. Verder ‘moet’ er niks. Door de nieuwste maatregelen is er een abrupt einde gekomen aan toch al zo korte wedstrijdseizoen: de tijdrit die nog voor komende zaterdag op het programma stond, gaat niet door. Prima om het even kalm aan te doen.

Voor daarna weet ik het nog even niet. Fietsen gaat in de onderhoudsstand. Op dit moment is nog onduidelijk wat de maatregelen betekenen voor het zwemmen in het algemeen en mijn trainingsclubje in het bijzonder. Op mijn hardloopplannen bezin ik me nog – ook daarvoor heeft het niet-doorgaan van wedstrijden en evenementen invloed. Wordt vervolgd.

Mijn leven was nog steeds karig en wordt voorlopig weer nog kariger. Ik kom daar wel uit,  ik weet sinds dit voorjaar ook: ik red het wel. Groot voordeel is bovendien dat mijn werk nu wél doorloopt, nouja, net niet helemaal, en het is allemaal vanuit huis – maar dat is toch veel beter dan dit voorjaar. Mijn coronachagrijn betrof veel meer de frustratie uit woede, machteloosheid en schaamte om het bredere plaatje van falend beleid enerzijds en a-sociaal gedrag anderzijds. Het is een zootje, en daar zitten we allemaal mee.

Dan ben ik bij met een prachtig paddenstoelenjaar. Nog eentje dan:

 

Door |2020-10-14T14:54:01+02:0014 oktober 2020|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|0 Reacties

Hoe wedstrijden in de weg zitten

De afgelopen tijd was uitzonderlijk in de verhouding tussen wel en geen wedstrijden c.q. evenementen: eerst maandenlang niet, en toen voor mij in een maand tijd ineens elke week. Daardoor werd ik me meer dan eerder bewust dat wedstrijden eigenlijk best in de weg zitten voor het trainen. De regelmaat die ik maandenlang had, is ineens weg. En daardoor staan er wat dingen stil.

Dat is trouwens helemaal niet erg, het is gewoon een observatie. Die voor mij wel duidelijk maakt dat als je een doel voor ogen hebt, je je niet te veel moet laten afleiden door andere evenementen.

Het gaat om twee dingen:

  • Rond wedstrijden heb ik veel extra rust nodig, en dat gaat ten koste van trainingstijd. Voor een wedstrijd is taperen wel handig en erna is herstellen een must. Dat ‘hapt’ traininingsmomenten uit de week ervoor en erna. Het taperen gaat bovendien ten koste van langere trainingen, want ik doe in zo’n laatste week nog wel wat kort en fel werk. Plus een extra rek-en-strek-sessie. De wedstrijd zelf kost natuurlijk ook tijd, maar die is wel te beschouwen ook als een pittige training.
  • Voor wedstrijden neem ik minder risico, en daar begin ik al royaal van tevoren mee. Zeker nu zou het wel bijzonder lullig zijn geweest om net voor zo’n zeldzame triathlon mezelf door roekeloosheid uit te schakelen. Dus: voorzichtig. Dan kan ik niet mijn grenzen opzoeken, laat staan dat ik ze nog verleg. De twee belangrijkste voorbeelden:
    • Krachttraining, met name de lunges die ik doe, met en zonder extra gewicht en meer en minder dynamisch en met of zonder twist. Dat zijn voor mij geweldige stabilisatieoefeningen, maar ze hebben dus ook het risico op instabiliteit – afgelopen zomer bezeerde ik er een keer een knie mee, tijdje last van gehad, en onlangs knakte ik even door m’n heup, zonder erg. Maar zoiets wil ik natuurlijk niet vlak voor een wedstrijd. Ik heb eergisteren weer wel een heel krachtrainingsprogramma gedaan, inclusief zware lunges – en nu heb ik dus spierpijn, een typisch signaal dat het iets te lang geleden was.  
    • Het lopen op de barefootschoentjes, wat af en toe hard kan aankomen op mijn kuiten. Dan heb ik dagenlang spierpijn, en dat wil ik niet in de aanloop naar een evenement. Voor de 10 kilometer van de Kopjesloop kwam dat zelfs maar net goed, later dan optimaal. Toen was het blote-voeten-lopen onverwacht hard aangekomen, mogelijk doordat het een onderdeel was van mijn eerste koppeltraining (brick) van het seizoen had gedaan, dus ervoor had gefietst. De regelmaat is nu dus uit het lopen op die schoentjes, en dus bouw ik ook niks op. Het lukt wel om op hetzelfde niveau te blijven, kon ik gisteren constateren, en dat is voor nu al heel wat.

Nou goed, niet erg, wel leerzaam! Ik kan nu een paar dagen weer lekker trainen, dan komt nog één taper: volgende week zaterdag een tijdrit. Tenminste, nu nog wel, in de zin van: nog niet afgelast. Het blijft voorlopig met die slagen om de arm….

 

Door |2020-10-09T10:00:14+02:009 oktober 2020|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen|0 Reacties

Overschiese Sportweek (1): experimenten

Deze week is het hier in de wijk sportweek. Je kunt aan allerlei activiteiten van de ‘sportaanbieders’ gratis meedoen. Voor mij valt die week in twee verschillende delen uit elkaar: ik ben zelf aanbieder en ik ben uitprobeerder.

Over de aanbied-kant later meer, want dat loopt nog: ik heb woensdag samen met Babet een stiltewandeling begeleid en zondag volgt er nog één. De uitprobeerkant zit er echter wel al op, dus daarover nu.

Ik heb twee dingen uitgeprobeerd omdat ik op zoek ben of er een alternatief is voor mijn sportschool. Die vind ik onder de corona-beperkingen niet zo prettig: de lessen zijn ingekort en gehaast en ik voel me binnen al gauw claustrofobisch en niet op mijn gemak. Spinning binnen (met al dat gehijg) vertrouw ik sowieso niet, en de logistiek vind ik niet optimaal, waardoor dichtbij andere mensen komen onvermijdelijk is.

Ik ga onder normale omstandigheden ongeveer één keer per week naar de sportschool, voor:

  • ‘Core stability’: kracht, coördinatie en balanstraining, vooral voor rug, buik en bekkenregio. Doe ik nu al jaren in de vorm van bodybalance. Kan ik thuis goed vervangen, zo is me de afgelopen maanden gebleken, met wat er op YouTube staat, maar dat is wel maar in m’n uppie.
  • Krachttraining. Kan ik deels thuis vervangen, maar niet alles en niet zo precies. Het is bijvoorbeeld veel lastiger om een kilo zand erbij te doen in de emmers waarmee ik lunges doe, veel lastiger dan dumbells van een kilo zwaarder pakken. Met m’n zwemkoord trek ik altijd aan dezelfde weerstand, anders dan met katrollen en gewichten. Leg press kan al helemaal niet.
  • Spinning, als het weer ’s winters te slecht is om buiten te fietsen, als het uitkomt in m’n trainingsplannen om eens écht heel diep te gaan, want dat kan het beste binnen, en soms ook gewoon voor de lol. Bij elkaar is dat misschien maar een keer of tien per jaar, maar ik vind het wel belangrijk. Ik kan het niet zomaar vervangen, dan zou ik moeten investeren in een betere/leukere indoor fietstrainer. Veel geld voor die tien keer per jaar. En waar laat ik ‘m?
  • Eventuele andere dingen, zoals op de crosstrainer of loopband bij blessures.

Nou goed, deze week dus wat uitgeprobeerd, namelijk een Pilates-les buiten in Park Zestienhoven van Mindful Motion en een bezoek met proefles aan Let’s Go, een nieuwe sportschool in de Spaanse Polder, boven een sanitairwinkel:

Tsja. Allebei hadden aantrekkelijke kanten én minpunten.

  • Pilates is leuk, alles klopte aan de les, en het zou goed voor me zijn dat weer wat regelmatiger te doen. Mindful Motion geef ’s zomers buiten les, en dat is heerlijk. ’s Winters is het in een grote zaal met weinig deelnemers, dus geen claustrofobie. Máár dan heb ik geen spinning, fitness of crosstrainer (e.d.) en het rooster is wel erg beperkt: alleen op zondagmorgen. Hmm. Maar zondag in het zonnetje was het wel heerlijk:

  • Let’s Go heeft virtuele spinning, ‘Live & on-demand cycling 1Rebel’. Dat doe je individueel, op een fiets met een monitor. Je kunt je aansluiten bij een klasje dat op dat moment plaatsvindt of kijken naar een opname van zoiets. Dat zag er goed uit, behalve dan dat het niet helemaal mijn soort spinning is – het is meer met ‘kunstjes’ dan echt op fietsen gericht. Zo zit er achterop de fiets een houder voor haltertjes bijvoorbeeld.
    Daar zou nog wel omheen te werken zijn, maar de sportschool is ook nogal duur voor maar één keer per week, en dan betaal ik voor een boel wat ik niet gebruik. Het is wel een prachtige sportschool met alles erop en eraan en gloednieuw – maar ik vind het echt niet kunnen om extra geld te vragen voor zo’n mager groepslesaanbod. Dat moet allemaal nog uitgebreid gaan worden, zeiden ze. Maar iets als pilates of bodybalance is er niet. En ik weet niet of dat ooit komt, want het publiek is meer voor de hippe sporten, zal ik maar zeggen, niet voor van die verantwoorde dingen voor dames van middelbare leeftijd.
    Ik voelde me woensdagavond een beetje de oma, tussen wat er op proef was (slechts één andere dame), het personeel en de andere bezoekers. Niet dat ik me daardoor tegen zou laten houden overigens. Maar ik was wel een beetje verbaasd toen de proef-groepsles bestond uit iets boks-achtigs. Zo maak je nog eens wat mee: had ik daar ineens voor het eerst in mijn leven bokshandschoenen aan!

Alles bij elkaar heb ik wel lol gehad in de experimenten. Voornemen is nu om in m’n sportschool maar eens te gaan vragen of ik in m’n eentje gebruik zou mogen maken van een spinningfiets. Als ik dan met m’n eigen telefoon spinning-lessen van YouTube ofzoiets kan volgen, heb ik een veel goedkopere vorm van virtuele spinning. Met die kortere bodybalance moet ik dan maar leren leven. Het is wel een heleboel keren per week, zowel overdag als ’s avonds – tel uit m’n winst. Daartoe inspireerde het allemaal dus wel.

Tot slot nog een knie-selfie in een Pilates-standje onder de zon van zondag:

Door |2020-09-25T14:35:48+02:0025 september 2020|Fiets, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Nog meer gewoonheid

Ik schreef er in juni al over: de terugkeer naar gewoonheid. Nu nog een keer. Met z’n kanttekeningen.

De eerste kanttekening: naar de sportschool ga ik ondertussen alweer niet meer. Ik vond het niet leuk genoeg: de lessen zijn ingekort, ik vond ze gehaast, en ik werd licht claustrofobisch door wat ongelukkige dingetjes in de logistiek, vooral toen er in Schiedam een uitbraak was. Ik ben een van degenen die al in het nieuws waren een tijdje terug: ontdekt dat ik het ook prima thuis kan, die sportschool, op een paar details na – er zit minder variatie en opbouw in m’n krachttraining vooral. Daar ga ik na corona wel weer aan werken. Thuis heb ik de planning in eigen hand, hoef ik niet te reserveren en kort ik de bodybalance ook niet in.

De andere kanttekening is dat het qua besmettingen de verkeerde kant op gaat, en dat het gewone wel eens van korte duur kan zijn. Al lijkt het erop dat sportactiviteiten geen ‘superspreaders’ zijn. Ik hoop daarom dat ik de komende tijd weer vaker kan doen wat ik vandaag gedaan heb: een loopje. In Delft nogalliefst – live dangerously!

De Kopjesloop was weer voor het eerst en prima aangepast aan de corona-maatregelen. Zo moest je bijvoorbeeld zelf buiten je startnummer pakken:

Op dat startnummer stond je precieze starttijd geschreven (rechts op de foto hieronder), want je startte om de twintig seconden in groepjes van tien. Dat ging prima.

Op de foto is één van de twee dingen te zien waaraan ik kon merken dat ik lang niet zoiets gedaan had: m’n startnummerband had het loodje gelegd. De rek was er helemaal uit, ik kon ‘m nog net strak genoeg omdoen, en gelukkig hadden ze een schaar om de grote losse flap (onder) eraf te knippen!

Het andere waaraan ik kon merken dat ik lang niet zoiets gedaan had, was aan mezelf. Het viel me best tegen, het lopen. Trainen gaat heel lekker en dan komt het tempo ook makkelijk, maar ik had al eerder gemerkt dat het me totaal ontbreekt aan tempohardheid. Niet zo gek – m’n laatste snelle tien is 20 maanden geleden, denk ik! En m’n laatste loopje überhaupt  ook al meer dan een jaar.

Nouja, en bovendien was het warm en wat benauwd. Tegen de 7 km had ik het zo warm dat ik even heb gewandeld zelfs. Ik finishte in 57’40, nou, dat moet echt harder kunnen. Maar daarvoor moet ik het dus echt vaker doen weer, de komende tijd – laat het alsjeblief blijven mogen! Voor mijn gevoel zat er nu ook echt niet meer in, en dat zei m’n hartslag ook. Dus op dat punt dan weer wel tevreden. Het was wel weer leuk om te doen – eindelijk weer! En het gevoel van vermoeidheid nu is ook wel weer eens lekker!

Net als vorige week vond ik het leuk om die bedrijvigheid van zo’n evenement weer te hebben. Hier zit manlief achter mijn tas, net na aankomst:

Afgelopen week was ook op een ander punt weer ‘gewoon’: ik heb in totaal 3,5 uur op de stadsfiets gezeten, wat ik beschouw als ‘gemiddeld’, onder normale omstandigheden, maar ik heb dat sinds maart niet gehaald. In de lockdown waren er zelfs weken met 0 minuten stadsfiets. Ik fietste afgelopen week naar van die dingen als zwembad, twee werkafspraken, borrel en chiropractor, allemaal dingen die er in de lockdown niet waren.

Wat er nog steeds niet is, is fietsen naar het station om naar opdrachtgevers toe te gaan. Op dat punt is mijn stadsfiets- en werkende bestaan nog steeds heel afwijkend. Maar mijn sportbestaan wordt gewoner. Volgende week staat er zelfs een heuse triathlon op de planning!

 

Door |2020-09-13T18:56:11+02:0013 september 2020|Fiets, Loop|0 Reacties
Ga naar de bovenkant