Boeken

Looptrainersdag: nuttig en aangenaam

Gister ben ik voor de derde keer naar de looptrainersdag van de Atletiekunie gegaan, dat wordt een goede traditie. Het was weer leuk, sterker nog: het was interessanter dan de vorige editie. Mijn workshops waren leerzamer, althans 2,5 van de 3, en ze werden voorafgegaan door een geweldig plenair verhaal. 

Eerst over dat verhaal. Dat was van Mark Tuitert. Ik kende zijn verhaal op hoofdlijnen, herken de filosofie die hij hanteert, en ik zou jeuk kunnen krijgen omdat het best wel een simplistisch maakbaarheidsverhaal is, zo van: held overwon diverse tegenslagen en eindigde glorieus aan de top (namelijk: met goud in Vancouver). Maar ik hing juist aan zijn lippen, en dat deed de hele zaal. Dat had er alles mee te maken dat hij een geweldige spreker is. Wat vooral opviel, was hoe veel hij van zichzelf blootgaf, bijvoorbeeld over hoe hij de vechtscheiding van zijn ouders ervoer (ik laat het bij een voorbeeld om niet te veel te spoilen). Daar zaten herkenbare dingen bij en ik voelde zowel kippenvel als het prikken van tranen achter mijn ogen. Als een spreker dat voor elkaar krijgt – wauw. Ik heb in lang niet zo ademloos naar iemand geluisterd.

Het enige wat ik heb opgeschreven is ‘verandering is een constante’. Tuitert doelde daarmee op de beste zijn, als topsporter – dat ben je altijd maar tijdelijk. Hij was rond de eeuwwisseling misschien de beste, of op weg dat te worden, maar toen braken eerst Shani Davies en daarna Sven Kramer door, en lagen de kaarten totaal anders geschud. Maar het geldt op andere vlakken net zo zeer. In je leven bijvoorbeeld, met het ouder worden.

Als er uit Tuiterts verhaal nog meer lessen te trekken zijn, volgen die hier later, want ik kocht in de lunchpauze zijn boek en hij signeerde het en ik zal het gaan lezen en er dan hier over schrijven.

Na die opening liep ik onder een heerlijk zonnetje naar de andere kant van het terrein van Papendal voor mijn eerste workshop, over fascia (bindweefsel) van Rita Zwiers. Daar had ik wel eens wat over gehoord, maar ik had geen samenhangend beeld. De gaten in mijn kennis werden opgevuld en we deden nuttige en aangename oefeningen, yoga-achtig:

Ik vond het als trainer nuttige extra kennis, bijvoorbeeld om rekening mee te houden bij blessures. Ik wist bijvoorbeeld niet dat fascia een belangrijke rol spelen in je balans, omdat er receptoren in zitten. Mijn beeld dat rekken op de yoga-manier goed en belangrijk is, zeker voor de lange termijn, is bevestigd. Voor mezelf neem ik me voor meer te gaan doen met verende oefeningen. En ik wil er eigenlijk ook nog wel meer over weten, eens kijken hoe dat kan.

De tweede workshop was buiten, van Andrea Hofsté: powerwalking. Ik was benieuwd in hoeverre dat een alternatief is voor mensen die tijdelijk of helemaal niet meer kunnen hardlopen. Dat is het inderdaad. De eye opener qua techniek voor mij was dat als je bij het wandelen je armen eigenlijk in de hardlooppositie houdt, dus met je ellebogen in een hoek van 90 graden recht naar voor en achter zwaaiend, je beter rechtop loopt en met je armzwaai je pasfrequentie kunt verhogen, zodat je sneller kunt lopen zonder dat je passen groter worden.

Het was lekker om op Papendal te wandelen. Bij powerwalking doe je ook krachtoefeningen, aangepast aan de natuurlijke omgeving – en daarvan had ik gister spierpijn!

Bij mijn keuze voor workshop 2 en 3 speelde in mijn achterhoofd dat ik me via mijn aanstaande boek specialiseer in coaching en training van ouderen, vandaar dat ik na de lunch een workshop deed over orthopedische hulpmiddelen, door mensen van Livit –  Die workshop was in twee helften:

  • De eerste helft ging over blades en dat is weliswaar ver van mijn bed, maar ik vond het wel heel gaaf om een keer zo’n blade van dichtbij te zien, compleet met illustratie van hoe die aan en uit gaat, want er was een para-atleet bij. Hij kon dus ook vertellen hoe het was om erop te (leren) lopen.
  • De tweede helft van de workshop ging over steunzolen, en daar heb ik eigenlijk niets nieuws gehoord en zeker geen antwoord op de voor mij meest brandende vraag daarover: wanneer is een steunzool de beste oplossing, en wanneer kun je iemand beter doorverwijzen naar, zeg, een fysiotherapeut, sportarts of nog een heel andere deskundige? Bovendien was het aangekondigde onderwerp ‘steunkousen’ kennelijk vervallen – jammer.

Net als vorig jaar vond ik dat na de lunch één workshop wat mager was, de middag ging zo wel heel snel voorbij. De lunch had wat mij betreft korter gekund, en dan had ik graag nog een vierde workshop gedaan. Dat is op zich een goed teken, lijkt me: de dag maakte leergierig.

Heen en weer rijdend met trainer Paul van Rotterdam Atletiek (van de groep van manlief) en tussendoor zo hier en daar wat babbelend met andere trainers (het waren er meer dan 1100 – een record!) was het ook een gezellige dag. Volgend jaar weer!

 

Door |2023-02-22T14:27:27+01:007 november 2022|Boeken, Loop, Trainer|0 Reacties

Boek is af!

Met deze druk op Verzenden heb ik zojuist het manuscript van Optimaal blijven sporten voor 45+’ers naar de uitgever gestuurd. Mijn boek is af!

Het was de laatste tijd niet meer druk in uren, maar wel nog in ruimte in mijn hoofd. Ongeveer twee weken geleden waren de laatste inhoudelijke en structuurpuzzelstukjes in elkaar gevallen en sindsdien had ik wel het gevoel dat het af was. Ik heb de laatste tijd besteed aan afredigeren en nog wat bijslijpen. Daardoor verbeterde het nog wel, maar het waren geen essentiële dingen meer.

Desalniettemin bleef ik er erg mee in m’n hoofd zitten, en daardoor had ik af en toe moeite om me met andere dingen bezig te houden. Lezen heb ik bijvoorbeeld heel weinig gedaan, al een tijdje.

Gister en eergister kreeg ik mezelf zelfs niet meer goed van de computer losgeplukt om te gaan sporten, overigens ook door andere dingen, waaronder ander werk dat ook nog af moest. Maar zo in beslag genomen worden is zeldzaam voor mij. En ook niet goed, merkte ik, dus vanochtend ben ik in Pernis wezen zwemmen, lekker op de fiets erheen, in de stralende zon, naar dat fijne zwembad, de ontdekking van dit seizoen. Ik knapte ervan op.

Er was eerder gelukkig wel ruimte voor leuke dingen en broodnodige afleiding. Afgelopen zondag hebben Nicole en ik bijvoorbeeld meegedaan met de Wassenaarse Zwemloop, een erg leuk en beetje spannend evenement: zwemmen in een zee met hoge golven en lopen over een loodzwaar maar prachtig parcours in de duinen.

Selfie van twee zonnige en winderige koppies

De wisselzone

Desalniettemin: mijn hoofd moet een beetje herstellen. Gelukkig heeft het daar de komende tijd gelegenheid voor!

 

Door |2022-08-31T16:44:12+02:0031 augustus 2022|Boeken, Loop, Trainer, Zwem|0 Reacties

Lessen van twee kustpadwandelaars

Ik heb net een boek gelezen waarin een lange-afstandswandeling centraal staat: Het zoutpad, van Raynor Winn. Ik kreeg het van twee vriendinnen (los van elkaar) aangeraden toen ik vertelde dat het lopen van een kustpad op de Britse eilanden hoog op onze vakantie-verlanglijst staat. Het gaat dan ook over zo’n kustpad: het South West Coast Path.

Beiden vonden het de moeite waard en raadden het me aan, maar met voorbehoud: ze waren er allebei niet laaiend enthousiast over.  Dat snap en deel ik: ik vind het niet heel goed geschreven, waardoor ik de heftige inhoud wel begreep, maar niet voelde. Wel kreeg ik er de wandelkriebels van: heuse Fernweh.

Er zaten bovendien twee draadjes in die ik interessant vond in het licht van het boek dat ik zelf aan het schrijven ben over sporter blijven op leeftijd. (Dat ligt overigens op dit moment bij proeflezers, onder de voorlopige titel ‘Sporter ben je, sporter blijf je’.  Ik had hier geloof ik ook nog niet ‘hardop’ gezegd dat de uitgeverij Walburg Pers wordt, hè? Bij dezen!):

  • De twee hoofdpersonen, allebei 50+, hebben het aan het begin van het wandelen ontzettend zwaar. Ze wijten dat nogal aan ‘de leeftijd’, zo van: jonge mensen kunnen dit veel beter hebben, wij zelf vroeger ook. Ik zat toen al te denken: dat is niet de leeftijd, dat is de ongetraindheid, de jaren van onvoldoende beweging (en grote stress en zorgen) die hun tol vragen. En dan word je zonder rustdagen bovendien niet beter. Dat zat ik bijna tegen het boek te roepen: neem nou eens een dagje rust. Als je vanuit niets ineens heel veel gaat wandelen, elke dag, krijgt je lichaam onvoldoende kans om te herstellen. In plaats van beter wordt het dan alleen maar steeds moeier.
    Ik kreeg gelijk. Ze gaan er op een gegeven ogenblik een tijd tussenuit en merken dan daarna dat ze inderdaad veel sterker geworden zijn en dat het lange wandelen hen ineens veel makkelijker afgaat. Zie je wel: niks leeftijd. Gewoon een kwestie van goed trainen: jezelf prikkelen én rusten. Dan kun je op je 50e nog ongeveer net zo veel als op je 18e.
  • De man van het stel heeft een ernstige, degeneratieve ziekte, CBD. Hij slikt daar zware medicijnen voor en heeft van de artsen gehoord dat hij het ‘kalm aan’ moet doen en zeker niet al te lang moet wandelen. Al na een paar dagen op het pad stopt hij met de medicijnen, onder andere omdat het zijn geest te veel beïnvloedt. Hij gaat dan door een moeilijke periode, maar voelt zich daarna beter dan in heel lang, met minder pijn. Na de herstart ervaart hij het opnieuw: dat vele wandelen doet hem goed. De artsen blijven er echter maar op hameren dat hij het ‘kalm aan’ moet doen, ze vinden het gekkenwerk wat hij doet.
    Die ‘kalm aan’-boodschap, daar komen artsen al gauw mee. Ik begrijp dat wel: ze willen dat je voorzichtig bent. Maar ik vraag me af of het advies wel onderbouwd is. Ik bedoel: ik kan me voorstellen dat er geen onderzoek is naar het effect van elk dag urenlang lopen met een zware rugzak (volledige bepakking voor wildkamperen!) op het verloop van CBD. Misschien is dat echt wel beter dan ‘kalm aan’, wie weet. Of misschien zijn er grote individuele verschillen in wat optimaal is? 
    De ‘kalm aan’-boodschap horen ouderen ook veel, en als je er gehoor aan geeft, verouder je harder dan nodig is. Daarover gaat straks hoofdstuk 1 van mijn boek.

Marianne, bedankt voor het lenen van het boek!

 

Door |2022-06-02T19:21:19+02:002 juni 2022|Boeken, Loop|0 Reacties

Kabbelend zwemboek

Ik heb weer een leuk boek gelezen: Water pakken, van  Kirsten van Santen. Het is een ‘zwembiografie’ van persoonlijke belevenissen in Nederlandse zwembaden en buitenwater, gekoppeld aan literatuur en gesprekken met mede-zwemmers.

Ik had nog nooit zo’n soort boek over zwemmen gelezen, wel over de andere twee sporten. Boel herkenbare dingen, zeker als ze zwemt in water dat ik ook ken. Van Santen heeft wel een liefde voor het zwemmen die ik niet in die mate deel. Ik bedoel: ik houd van zwemmen, van  het gevoel van in het water zijn, van prutsen met de techniek, en buitenwater kan mij zeker roepen – het Oostvoornse meer deed dat laatst. Maar voor mij zit fietsen toch veel dichter op mijn ziel, en veel van wat Van Santen schrijft herken ik meer daarvan: over hoe je de sport nodig hebt voor je levensgeluk en hoe zeer je sport raakt aan je hele leven. Het is echt een ode aan het zwemmen, vooral in buitenwater.

Sowieso leuk om eens zo veel zo nadrukkelijk over zwemmen te lezen. Ik raakte af en toe nieuwsgierig naar de zwemplekken die ze beschrijft die ik niet ken. Ik stak er ook nog wat van op. Ik was bijvoorbeeld best wel geschokt om te lezen dat de Grevelingen in de diepte eigenlijk helemaal dood is vanwege gebrek aan beweging in het afgedamde water. Over vervuiling en waterkwaliteit gaat het ook, zelfs de actuele pfas-situatie in de Westerschelde kwam voorbij, als ze gaat zwemmen op de plek waar ik ooit mijn eerste zwemslagen maakte: het Vlissingse badstrand.

Ik vond het een leuk boek om te lezen, ik houd wel van die beetje filosofische sportboeken met reflectie op eigen ervaringen en literatuur en dan ook nog met een relatie met maatschappelijke thema’s. Het is ook echt zwemmen als levenskunst: het gaat om zo veel meer dan de prestatie.

Mijn enige kritiekpunt is dat ik het boek wat herhalend vond: voor mijn gevoel las ik net iets te vaak ongeveer hetzelfde. Anders gezegd: de lijn in het boek was voor mij niet helemaal duidelijk. Het kan zijn dat het hele boek opbouwt naar het ‘orgelpunt’ in het laatste hoofdstuk, een bijzondere zwemtocht, en dat ze de verschillende ervaringen, inclusief het overwinnen van angst, nodig heeft gehad om die aan te kunnen – maar dat is mij dan net wat te impliciet. Het kan dus ook zijn dat die opbouw er niet is, en dat het gewoon een aantal zwemervaringen op een rijtje zijn, maar dan ‘kabbelt’ het me te veel. Ik heb wel behoefte aan ontwikkeling in zo’n boek dus, wat ook wel wat zegt over mij als lezer.

Nog verder lezend realiseerde ik me: een zwemboek dat kabbelt, net als water, dat past ook eigenlijk wel.

 

Edit, wat later: ik realiseerde me net dat ik dit vandaag wel op een mooie datum schrijf. Precies een jaar geleden ging ik vandaag voor het eerst weer zwemmen, na de lockdown van 148 dagen. Het eerste moment van afzetten, in die helderblauwe wereld van het Van Maanenbad in de lentezon, dat herinner ik me nog zo goed – dat was puur geluk.

Door |2022-05-12T12:27:02+02:0012 mei 2022|Boeken, Zwem|0 Reacties

Ik sta in Fiets, met een nieuwtje

Fiets Magazine heeft elke maand een rubriek ‘Fietser’ en deze maand sta ik daarin! Dat is sowieso leuk natuurlijk, maar wat er nog extra leuk aan is, is dat ik daarin een nieuwtje aankondig – iets waar ik al jaren op de achtergrond mee bezig ben: als alles goed gaat, verschijnt volgend jaar van mij een boek! Het is bedoeld voor mensen (m/v) die met hart en ziel sporten, merken dat ze een dagje ouder worden, en zich afvragen: hoe blijf ik goed en hoe houd ik het leuk?

Ik ben kort na mijn Ironman begonnen met schrijven – ik zag toevallig onlangs nog dat ik dat hier had aangekondigd. Het boek is een paar keer van opzet veranderd, en een paar jaar geleden in de plooi gevallen van dat over en voor die oudere sporter. En met ook: ik heb tien sporters geïnterviewd of op een andere manier erbij betrokken. Ik heb er ook eigen ervaringen in verwerkt, soms in de vorm van bewerkte stukken van dit blog. Daarnaast heb ik ook praktische en informatieve nieuwe stukken geschreven.

Het interviewen en schrijven was leuk en leerzaam om te doen. Het is zo het boek geworden dat ik zelf graag een jaar of tien geleden had willen lezen. Mijn zoektocht naar informatie toen heeft me onder andere langs opleidingen gevoerd en veel doen lezen en praten – grondstof voor dit boek. Een titel heeft het nog niet, daar ben ik hard over aan het nadenken.

De laatste maanden ben ik vooral bezig geweest met het zoeken naar een uitgever. Die heb ik nu, of althans: een mondeling akkoord, met enthousiasme over en weer – erg leuk. Wordt vervolgd dus!

 

Door |2022-03-23T13:41:00+01:0023 maart 2022|Boeken, Fiets, Trainer, Triathlon algemeen, Vrouwensport|1 Reactie

Herstellen doe je zo

Het is lang geleden dat ik zo’n leuk en goed boek las met sportadvies als Good go go. How to eat, sleep and rest like a champion, van Christie Aschwanden, een tip van Laris van het Triathlonforum.

Toen ik de titel las, dacht  ik even: onee, toch niet zo’n boek dat halleluja roept over het een of andere herstel-wondermiddel waar de auteur financieel belang bij heeft? Nee, juist niet. Helemaal omgekeerd juist: het is een nuchter boek dat alle commerciële prietpraat op de herstelmarkt weerlegt.

Vanaf de eerste bladzijde had het mij te pakken, zowel inhoudelijk als qua schrijfstijl. Het begint namelijk meteen met een ervaring van Aschwanden waarin ze een loop doet bij een micro-brouwerij en dan de verleiding om een biertje te drinken weerstaat, om zich te onderwerpen aan een behandeling in een speciaal herstel-sportcentrum. Ha, een vrouw die van bier houdt!

Vervolgens beschrijft ze haar ervaring in dat speciale herstelcentrum. Dat soort plekken zijn er bij mijn weten in Nederland nog niet. Het zijn een soort sportscholen waar je allerlei dingen kunt doen die je herstel bevorderen: warme en ijskoude baden, diverse soorten massages, vibratie- en compressie-behandelingen en noem maar op. Daar hangt een aardig prijskaartje aan en bovendien kost het veel tijd – meer dan het lopen van de wedstrijd over vijf kilometer waar ze van wilde herstellen. Is het dat waard? Dat is de centrale vraag van het boek.

Het korte antwoord: nee. Nouja, het ligt iets subtieler. Al die herstelmethoden werken wel, tot op zekere hoogte. Die hoogte is vooral die tussen je oren: ze werken omdat ze je een goed gevoel geven, sowieso en ook in de wetenschap dat je echt iets dóet, en omdat ze je helpen ontspannen.

Je goed voelen en ontspannen zijn herstelbevorderende zaken, maar de methoden claimen meestal meer, veel meer zelfs. De meeste fysiologische claims, dus over allerlei dieptewerkingen en zuurstofbevordering en zuivering van je spieren en prestatiebevordering en dergelijke, die zijn dubieus. Soms is het ronduit onzin (dat er van een ijskoude behandeling extra zuurstof in je bloed gaat zitten – dat kan niet, je saturatie is altijd al bijna 100 %), soms is het dubieus (ja, speciaal eiwitpoeder helpt bij het herstel van je spieren – maar dat doet het eiwit in je gewone avondeten ook), en vaak is het gebaseerd op onderzoek dat methodologisch niet deugt.

Hoe makkelijk het is om onderzoek te doen waar wat uitkomt maar wat toch niet klopt, toont Aschwanden in het tweede hoofdstuk zelf aan. Ze houdt dus inderdaad nogal van bier, maar is de alcohol daarin nou slecht voor je herstel of niet? Ze onderzoekt dat zelf, samen met een clubje sportgenoten. Ze gaan een weekend weg, doen daarin dezelfde sportieve dingen, een deel van de groep drinkt gewoon bier en een ander deel alcoholvrij. Wat blijkt? De vrouwen doen het op bier beter – hoera!

Maar als je de onderzoeksmethode beter gaat bekijken, blijft er niets van die conclusie over. Het is geen dubbelblind onderzoek, want de proefpersonen proeven of ze bier met of zonder alcohol voorgezet krijgen. De meetmethode, lopen tot uitputting, is meer een mentaal dingetje dan een fysieke proef. De onderzoeksleider heeft bovendien per ongeluk weggegeven dat ongeveer 20 minuten lopen in die proef de norm is, en dus vinden de proefpersonen het rond die duur wel welletjes geweest. De groep is bovendien heel klein, en daarin vind je makkelijker toevallige positieve resultaten. Als je in de literatuur duikt, blijkt die rol van alcohol helemaal niet zo eenduidig. Nouja, heel grote hoeveelheden ervan zijn niet goed, maar dat kan je ook zelf wel bedenken.

Veel van de claims van herstelbevorderende diensten en producten zijn gebaseerd op dit type rammelend onderzoek – als ze al op onderzoek gebaseerd zijn. Aschwanden loopt er een groot aantal na. Ze doet dat door ze eerst zelf te ervaren, dus ze duikt in ijsbaden en -kamers, zweeft in zout water en probeert supplementen uit. Ze maakt daarbij hilarische dingen mee, zoals dat ze niet meer uit een compressiepanty kan komen net als de buurman aanbelt.

Daarna koppelt ze er onderzoekresultaten aan: een reality check van de claims. Ze gaat na wat de commerciële belangen zijn en hoe reclame werkt. In die reclame spelen topsporters en andere helden een grote rol. Ik had eerder deze week toevallig net gelezen dat Tom Brady zijn carrière nog verlengt toen ik begon aan het hoofdstuk over slaap (7). Daarin staat diezelfde Brady centraal: hij verkoopt speciale herstel-pyjama’s ($ 199,98 per setje) en heeft zijn naam verbonden aan een duur matrassenmerk. Werkt het? Nee.

Dat brengt me op het belangrijkste wat wél werkt: slaap. Gewoon slapen, dus zonder fancy pyjama’s of andere middelen. Nouja, oordopjes misschien, die kunnen zeker helpen. Er is geen beter herstelmiddel dan slapen. Die boodschap is in het boek ook luid en duidelijk.

Een andere belangrijke boodschap is dat je lichaam uit zichzelf prima in staat is om te herstellen, en dat je dus niks bijzonders hoeft te doen daarvoor. Behalve dan ernaar luisteren: het geeft zelf aan wat het nodig heeft. Het sputtert echt al tegen voordat de blessures en de overtraindheid optreden. Als het dorst heeft, wil het drinken – enzovoort.

Veel van de herstelmiddelen en ook van alles wat je aan herstel kunt meten en controleren vervreemdt juist van dat lichaamsgevoel. Ook weer frappant: in het boek las ik voor het eerst het woord orthosomnia, en meteen erna nog een paar keer, want het is deze week in het nieuws. Het is een obsessie met de perfecte slaap, ingegeven door wat slaaptrackers daarover melden.

Het boek eindigt met een vergelijking tussen twee sporters van middelbare leeftijd. De een loopt elke dag en is daarnaast druk bezig met allerlei herstel-dingen: supplementen, speciale voeding, allerlei soorten massages, de ijskamer… het kost hem veel meer tijd dan het lopen zelf. Dat lopen, daarbij heeft hij altijd pijn, al jarenlang: zijn voeten zijn stuk. Hij weet niet waarom hij doorloopt. De andere is een ultraloper die alles op gevoel doet. Na de wedstrijd trek in een cheeseburger? Dan eet ze een cheeseburger – met een biertje erbij. Geen zin om te lopen? Dan slaat ze een dagje over. De GPS heeft ze afgezworen. Ze presteert beter dan ooit.

Aschwandens conclusie over die twee is genuanceerd: ze neigt zelf meer naar de tweede aanpak, maar ze begrijpt ze allebei en ze waardeert de grote aandacht voor zelfzorg van die eerste. Ik zou zelf geneigd zijn daar wat harder in te zijn: jarenlang elke dag lopen terwijl je verrekt van de pijn en geen idee hebben waarom je jezelf dat aanduidt, dat duidt op sportverslaving – wat eigenlijk geen verslaving is, maar een dwangstoornis, en diezelfde dwangmatigheid lijkt mij zichtbaar in dat extreme herstelgedrag. Enige kritiek schemert inderdaad wel door in Aschwandens woorden, maar ze is respectvol genoeg om beide in hun waarde te laten.

Het boek is vlot en met humor geschreven, het is inhoudelijk relevant en goed geïnformeerd, het is kritisch en nuchter. Ik kon het amper wegleggen – het is een dikke aanrader!

 

Door |2022-03-18T14:37:09+01:0018 maart 2022|Boeken, Triathlon algemeen|0 Reacties

Ouwe lullen met humor

Twee jaar geleden waren Babet en ik op zoek naar een leuk filmpje om te gebruiken in onze workshop ‘Door de overgang fietsen‘. We vonden niks. We vonden eigenlijk alleen maar bloedserieuze dingen, en wat misschien leuk bedoeld was, vonden we niet grappig. We zeiden toen al tegen elkaar: kennelijk geen gelukkige combi, overgang en humor. Iets soortgelijks heb ik hier vaker gezegd over boeken voor (oudere) vrouwen: waar is de lol, wat moeten vrouwen veel, en wat een opsomming van narigheid.

Wat een verademing is dan Het grote ouwelullenboek van Jerry Goossens en Frank van Hennemondt. Het gaat erover hoe de midlife man zichzelf oud maakt, en hoe die de klok weer terug kan draaien.

Een echt mannenboek dus, over problemen als kaal worden, erectiestoornissen en de prostaat. Ook serious stuff, maar geschreven met een vlotheid en humor die me regelmatig ontzettend clichématige dingen deed denken met als strekking dat mannen wel humor hebben en vrouwen niet. Alleen de titel al!

Het effect dat de humor heeft op mij is dat ik de op zich ook weer vrij recht-toe-recht-ane maakbaarheidsboodschap met ‘fitheid’ als niet ter discussie staand hoogste ideaal veel beter pruim dan in die vrouwenboeken. In die vrouwenboeken wordt gedramd dat je meer moet bewegen en gezonder moet eten. De ouwe lullen krijgen zo’n zelfde boodschap aan de hand van het ‘Goossens/Van Hellmondt-afvalprogramma’ (knipoog naar al die naar goeroes genoemd diëten): het meeste gewicht in kilo’s val je af als je in bed blijft liggen, want dan verlies je spiermassa. Daar zit een zelfrelativering in die ik prettig vind. En dat is maar één voorbeeld – het gaat zo door. Het leest als een trein.

Ik vond het boek bovendien leerzaam. Ik ben lang niet zo ingelezen in mannenzaken als in vrouwenzaken, en zo keek ik op van de sterke samenhang tussen erectieproblemen en allerlei leefstijlfactoren. Ik wist niet dat die zo sterk was, en dat erectiestoornissen dus inderdaad, zoals de titel van het hoofdstuk erover luidt, de ‘kanarie in de kolenmijn’ zijn voor hart- en vaatziekten, met bewegen als belangrijkste remedie.

Ik had ook wel eens gehoord dat mannen een soort overgangsklachten kunnen krijgen, de penopauze, inclusief afnemende zin in seks. Ik wist niet dat dat eigenlijk ook een welvaartsziekte is: sterke samenhang met het metaboolsyndroom van te veel lichaamsvet, hoge bloeddruk, zich ontwikkelende diabetes type 2. En de afname van testosteron, maar dat is dus geen noodlot, maar een gevolg van dat syndroom. Wat zich versterkt, want je wordt zwaarder en slomer en je verliest spiermassa, en dus beweeg je nog minder enzovoort.

Waarmee dit boek iets laat zien waarmee ik het heel erg eens ben: veel van wat we zien als ‘gewone’ veroudering, is in feite voortijdige veroudering, veroorzaakt door onze leefstijl. Daarin speelt slechte voeding een rol, maar zeer zeker ook te weinig bewegen. Als je actief blijft, gaat veroudering maar heel langzaam en kun je tot op hoge leeftijd fit en sterk blijven. Wat ik van Joe Friel leerde, inmiddels al heel wat jaren geleden: wat wij om ons heen zien, is misschien gemiddelde veroudering, maar geen gewone – te zeer gekleurd door de inactiviteit van de generatie voor ons en om ons heen. Ons beeld van ouder worden is veel te negatief. Ik las dat allemaal met grote instemming.

De stap naar de boodschap ‘en dus moet je meer gaan bewegen en beter gaan eten’ gaat mij dan dus wel iets te hard, zeker als je bijvoorbeeld moet gaan rekenen aan je ‘Rested Metabolic Rate‘ of als een geïnterviewde sportvoedingsdeskundige zegt dat je ’s ochtends een ‘anabole prikkel’ nodig hebt (p, 177). Echt, ik eet nooit anabole prikkels, hoor! Dat is me te maakbaar en te analytisch allemaal, maar bovenal: er hoort wat mij betreft een oriëntatie op waarden aan vooraf te gaan. Wat wil je eigenlijk met je leven? Daarover gaat het nauwelijks. Het hoofdstuk over de ‘Is dit alles’-vraag van de typische midlifecrisis is opvallend kort en oppervlakkig en lijkt dat soort zijnsvragen eigenlijk zelfs te ontkennen en als je je ongelukkig voelt, moet je maar weer gaan bewegen.

Waar gezondheid misschien een vrij vanzelfsprekende waarde is, verschoot ik van het stukje over de wenselijkheid van de ‘blokjesbuik’ (het six pack van zichtbare buikspieren). Die wordt als ‘voor mannen van middelbare leeftijd niet per definitie buiten bereik’ beschouwd  (p. 152), maar je mag je toch echt wel afvragen waarom het zo nastrevenswaardig is, en of er niet meer is op de wereld (zie dit boek, waar ik nog heel vaak aan moet denken, het heeft me echt geïnspireerd).

Tussendoor relativeren Goossens en Van Hennemondt de vanzelfsprekendheid van de zelf-optimalisatie gelukkig wel enigszins. Een goed stuk vond ik dat waarin ze expliciet maken dat niemand ‘schuld’ heeft aan een slechte gezondheid of voedingsstatus in een maatschappij die sterk uitnodigt tot het maken van ongezonde keuzes, en waar sociaal-economische factoren maken dat veel mensen niet veel andere lol in hun leven hebben dan lekker eten (p. 119).

Tot slot viel me nog een klein ding op: ook in dit boek gaat het over NEAT, verbranding door dagelijkse beweging, dit keer veel beter uitgelegd dan in Menopocalypse. Op dat punt winnen de ouwe lullen dus ook, maar op een ander punt is de cirkel van deze recensie rond, want Menopocalypse is nou net dat ene vrouwenboek wél met humor.

Het kan dus wel. Ik zeg: op naar het ouwe-trutten-boek!

 

Door |2022-02-19T17:28:12+01:0019 februari 2022|Boeken, Vrouwensport|0 Reacties

Het blijft een moeilijk onderwerp

Ook al is voor mijzelf het grootste leed geleden, het thema ‘sporten in de overgang’ blijft me boeien. Vandaar dat ik onlangs Menopocalypse las – al was het alleen maar vanwege de titel.

Nouja, eigenlijk was ik voor wat mijzelf betreft benieuwd of Amanda Thebe ook in zou gaan op leven en sporten na de menopauze. Die indruk had ik gekregen op basis van haar tweets. Dat is echter nauwelijks het geval: het gaat vooral over de overgang zelf.

Een andere verwachting, die op basis van de titel, werd wel ingelost: de humor. Dat is een van de redenen waarom het in grote lijnen misschien wel het beste ‘overgangsboek’ dat ik ken, want het is mij en anderen al eens opgevallen dat de combinatie van humor en overgang zeldzaam is. 

De andere reden is dat het ook inhoudelijk een goed boek is. Had ik dit maar tien jaar geleden gelezen. Een boel van wat erin staat, heb ik moeizaam moeten bevechten, uitvinden, oppikken en stukje-bij-beetje geleerd, veelal te laat. Belangrijkste daarvan is dat het niet zozeer het dalen van de geslachtshormonen is dat rechtstreeks allerlei problemen veroorzaakt, opvliegers voorop (het standaard beeld), maar dat het de stressreactie (cortisol) is van je lichaam op de rommelige hormonen, waar je werkelijk de gekste dingen van kan krijgen.

Met daaruit voortvloeiend: het belang van het niet verder ‘stresseren’ van dat lichaam dan wel zorgen voor voldoende rust en ontspanning. Dat laatste leerde ik pas afgelopen april, toen ik in ging zien dat ik, zoals zo veel andere vrouwen ook doen, de vlucht naar voren had gekozen toen sporten niet zo lekker ging.

Wat ik ook goed vind aan het boek is dat het een breed en genuanceerd beeld geeft van de overgang. Veel informatie gaat uit van één bepaald beeld, daar heb ik veel last van gehad. Dus iederéén last heeft van ofwel ‘last van opvliegers’. ‘Het einde aan het zorgen’.  ‘Aankomen in gewicht’. Ik vond dat vaak vervreemdend en stereotiep. In Menopocalypse herken ik wel veel, bijvoorbeeld het rare en overrompelende van het begin van grote, onverklaarbare problemen. Thebe kreeg zelf uit het niets heftige en frequente migraine die haar totaal onderuitschoffelde. Het duurde jaren voor ze leerde dat dat door de overgang kwam. Bij mijzelf was het het plotselinge slechte slapen, eind 2011.

Zo was er een heleboel meer wat ik met instemming en ‘herkenning-achteraf’ las (‘had ik dat maar eerder ergens gelezen’). Dus: een leuk, goed, breed, genuanceerd boek met een boel informatie en tips.

Alleen nou net op het onderwerp ‘sport’ vind ik het minder breed en genuanceerd. Dat geeft eigenlijk maar één recept, waarvan krachttraining de hoofdmoot is. Ze noemt dat Menopause Metabolic Resistance training, MMR. Ze werkt dat ver uit, met página’s lang gedetailleerd alle oefeningen beschrijven en een trainingsschema.

Ik begrijp wel waar dat vandaan komt: Thebe is zelf fitnesstrainer. Maar eerder in het boek staat dat je wat sporten betreft vooral moet doen wat je leuk vindt. Fitness werkt voor haar, ze vindt het leuk, en ze heeft er commercieel belang bij. En ja, krachttraining helpt tegen veroudering, bijvoorbeeld tegen spierverlies en botontkalking. Maar wat nou als je al een andere sport doet? Hoe ga je daarmee om in de overgang? En leer je fitnessoefeningen wel uit een boekje? Wie vindt dat eigenlijk wél leuk, wie houdt dat vol, drie keer in de week met gewichten en zware grondoefeningen in de weer op je eigen zolder? Als je het niet toch al deed?

Er zit ook nog – vind ik, maar dat is ook wel vanuit mijn werk, waarin ik regelmarig met de logica van indelingen en de helderheid van concepten enzo bezig ben – een conceptueel probleem in. Thebe onderscheidt trainen (drie keer in de week een korte maar stevige en veelzijdige fitness-routine) van ‘NEAT’: non-exercise activity thermogenesis. Dat wil zeggen: alle beweging die niet onder training valt, zoals schoonmaken, boodschappen doen, wandelen, tuinieren – en vervoer op de stadsfiets, zou ik erachter denken, maar dat is te Nederlands gedacht natuurlijk. Dat doe je op de andere dagen, voor de extra beweging en als herstel van de krachttraining. Maar dat staat wel in het trainingsschema, en dan is het volgens mij juist géén NEAT. Zwemen, yoga en zumba vallen er bovendien ook onder. Als het maar ontspannen is.

Drie keer per week MMR, drie keer per week NEAT. Maar dan ‘mag’ je  kennelijk op de dagen dat je krachttraining doet niet wandelen, schoonmaken of in de tuin werken? Dat vind ik gek. Er is ook nog één dag per week helemaal ‘off’ en dan moet je stilzitten ofzoiets? Dat snap ik neat – uh, niet. En (bedacht ik later, dus dit is een edit) ik vind het in totaal ook helemaal niet zo veel beweging, maar het is misschien bovengemiddeld voor Canadese vrouwen van rond de 50?

In het hoofdstuk over sport staat dan weer wel een paragraaf waarbij ik instemmend ging knikken. Die heet: ‘don’t let the old lady in’ en gaat over het belang voor je gezondheid en fitheid van blijven geloven dat gezond en fit zijn mogelijk is, ook als je een dagje ouder wordt. Dus niet te gauw gaan denken dat je ‘nou eenmaal geen 18 meer bent’ en dat je dus maar moet accepteren dat het allemaal niet meer wil, dat je het kalmer aan moet gaan doen. We zijn gemaakt om tot op hoge leeftijd actief te blijven (zie ook dit onderzoek). Als tegenwicht tegen het negatieve beeld van ouder worden dat dominant is in de maatschappij, kan dat niet vaak genoeg herhaald worden.

Dus: het boek is de moeite waard, maar sporten in de overgang blijft een lastig onderwerp!

Door |2022-02-03T12:06:22+01:003 februari 2022|Boeken, Vrouwensport|0 Reacties

Geluk

Als ik me goed herinner, zag ik Hanna Vandenbussche afgelopen zomer op tv als gast in Vive le Vélo. Vandenbussche is enerzijds langeafstandsloopster, behorend tot de nationale top. Anderzijds is ze filosofe; ze promoveerde nog niet zo lang geleden. Dat is een interessante combinatie, vind ik en ze vertelde op televisie dat ze bezig was met een boek waarin ze haar twee bezigheden combineert. Moet ik lezen, dacht ik.

Het boek is inmiddels verschenen, het heet Het lot van Atalanta. Een filosofische verkenning van het langeafstandslopen. Atalanta is een vrouw uit de Griekse mythologie die zou trouwen met de man die sneller kon lopen dan zij. Dat lukte er één, maar alleen met een list.

Ik heb het boek met plezier gelezen maar ik vond het geen eitje. De structuur ‘hangt’ aan een selectiewedstrijd veldlopen. De eerste hoofdstukken gaan bijvoorbeeld over loslopen en wedstrijdspanning, en de laatste over de finish en net daarna. Aan die eigen wedstrijdervaringen koppelt Vandenbussche dan filosofie, wat leidt tot komische hoofdstuktitels als ‘Loslopen met Sartre’, ‘Stretchen met Pascal’ en ‘Starten, versnellen en afzien met Descartes’. De inhoud van de hoofdstukken is serieus, al schuwt Vandenbussche de zelfrelativering niet.

In de hoofdstukken gaat het soms best hard, dus in een paar zinnen van wat ze zelf doet en meemaakt en soms ook nog wat achtergrond of herinneringen aan andere wedstrijden, naar het werk van zo’n beroemde filosoof. Dat gaat soms best diep, compleet met filosofisch jargon. Ze heeft dan steeds maar kort de tijd om het gedachtegoed van die filosoof te introduceren, en dan zegt ze er dingen over in relatie tot de sport en soms nog kritiek van anderen ook. Ik kon die vele wendingen niet altijd even goed bijbenen. Vandenbussche loopt hard, maar ze schrijft dus ook hard. Ik had bij het lezen vaak het gevoel dat ik het boek mogelijk meer zou waarderen als ik beter in het gedachtegoed van Sartre, Pascal, Descartes en de anderen zou zitten.

Desalniettemin vond ik het interessant en leuk, zowel haar eigen wedstrijdbeleving, met z’n ups en z’n downs, als de filosofische insteek. Wat ze vooral bepleit, en dat sprak me toen bij  Vive le Vélo meteen al aan, is om sport niet te veel alleen maar wetenschappelijk te benaderen. Ja, wetenschappelijke inzichten zijn nodig om tot topprestaties te komen, maar ze zijn daar niet genoeg voor, en al dat voorspellen en meten ene rekenen ontneemt ook het zicht op andere zeer wezenlijke zaken, de unieke beleving voorop.

Vandenbussche pleit ook tegen al te grote controledrang en de illusie van onkwetsbaarheid die daarmee samenhangt. Sporters en zeker ook topatleten zijn kwetsbaar – ze vertelt open over haar eigen extreme wedstrijdspanning bijvoorbeeld, onzekerheid, en de minder fraaie dingen die ze wel eens over haar concurrentes denkt.

Het interessantste gedeelte vond ik het einde, dus rond de finishlijn. Het gaat daar over het verschil tussen geluk (duurzaam en je hebt er zelf actief aandeel in) en plezier (kortstondig en het overvalt je). Geluk is een weg vol obstakels waar je je met je eigen sterke en vrije wil dagelijks doorheenslaat, en die leidt tot een diep vertrouwen in je eigen talenten en capaciteiten. Ze omschrijft dat zo voor topsporters (p. 162, mijn parafrase), maar ik herken het wel. Het is wat ik eerder afzien heb genoemd: het vrijwillig gekozen leiden dat hoort bij duursport.

Sporten is niet altijd alleen maar ‘leuk’ en zeker niet makkelijk, maar het is wel hoe ik wil leven, ik kies voor het lijden waar het mee gepaard gaat. En het leidt inderdaad tot vertrouwen in wat ik kan, al is dat dan op mijn niveau. Ik moet er levenskeuzes voor maken. Ik moet er ook mijn kwetsbaarheden en mijn grenzen voor respecteren. Ik moet er soms het beste van mezelf voor geven.

De opbrengst daarvan voor mij is, net als voor topsporters, in één woord te vangen: geluk.

Waarom sport ik? Omdat ik er gelukkig van word. Zo kort kan ik erover zijn. Hoe simpel het ook klinkt, zo helder had ik dat eerder niet voor ogen.

 

Door |2022-01-11T20:28:30+01:0011 januari 2022|Boeken, Loop, Waarom|0 Reacties

Control how you play

Ik heb gister een leuk webinar bijgewoond van NL-Coach: de masterclass ‘Control the controllables‘, met Nico van Yperen, de eerste Nederlandse hoogleraar sportpsychologie. Een boek van zijn hand zat erbij inbegrepen: Focus, vertrouwen, veerkracht en andere mentale aspecten van sport en presteren.

In het webinar liet Van Yperen dit geweldige, hyper-Amerikaanse filmpje zien, dat meteen duidelijk maakt waar het bij ‘control the controllables’ om gaat:

Belangrijkste wat ik van boek + webinar heb geleerd is dat een optimale prestatie als het erom gaat, zoals in een wedstrijd, bepaald wordt door wat je op dat moment kan (‘how you can play’) min prestatieverlies door afleiding, zoals westrijdspanning. Dat heeft drie consequenties:

  • Boven jezelf uitstijgen kan eigenlijk niet. Het is een aftreksom, geen optelsom met iets magisch ofzoiets erbij. Wat je kan in een wedstrijd, kon je sowieso al. Als boven jezelf uitstijgen niet kan, is het dus ook niet iets waar je naar hoeft te streven. Scheelt weer in de druk! Dat het soms wel zo lijkt en dat atleten het in interviews na de overwinning wel eens zeggen, is waarschijnlijk vooral een effect van de euforie van het moment.
  • Niet alles wat mis gaat in een wedstrijd, ligt aan dat prestatieverlies door afleiding. Sommige dingen kun je sowieso niet of niet altijd, dus ook in een wedstrijd niet. In het boek staat een voorbeeld van hoe golfers (Van Yperen is er zelf een) gemiddeld 30 van de 100 keer van 120 meter afstand de bal op de green kunnen krijgen. Als dat in een wedstrijd níet lukt, is dat dus niet een mentaal probleem ofzoiets – het gaat sowieso vaker fout dan goed.
  • Om tot een topprestatie te komen, moet je het prestatieverlies zo veel mogelijk beperken. Dat is echter een negatief geformuleerd doel, en dat werkt niet. Beter is om je aandacht te richten op waar je controle over hebt: how you play. Wat dat precies betekent, moet je per sport of sporter concretiseren en inoefenen, door bij afleiding de drie R’en te doen: register, release, refocus.

Nuttige inzichten, maar nog niet heel praktisch natuurlijk. Ik vond het boek ook al niet zo heel praktisch, veel minder bijvoorbeeld dan Focus of de boeken van Carrie Cheadle, en in het webinar begreep ik  uit de vragen dat er meer deelnemers behoefte hadden aan concretisering, bijvoorbeeld als je werkt met kinderen of met ‘amateurs’ – in de zin van niet-topsporters. Dat is duidelijk niet zo Van Yperens pakkie-an. Alle voorbeelden in boek en webinar zijn van topsporters. Leuk, dat zeker, het boek is sowieso lekker lezen met mooie foto’s ook – maar ver van mijn praktijk.

Aan het eind van het webinar zei Van Yperen nog wel wat over die kinderen: dat het tot in de puberteit belangrijk is dat plezier voorop staat, en dat plezier hebben in de sport voor hen een belangrijke mentale vaardigheid is, opdat ze blijven sporten. Dat zou ik graag los willen koppelen van leeftijd!

 

Door |2021-04-23T12:08:00+02:0023 april 2021|Boeken, Trainer, Triathlon algemeen|0 Reacties
Ga naar de bovenkant