Maandarchieven: november 2020

Drie webinars

Deze tijd van het jaar is er eentje voor bijscholing op trainersgebied (vergelijk). Alleen kon daar dit jaar niets ‘live’ van doorgaan. In plaats daarvan heb ik drie webinars gedaan: een van de NTB plus de KNWU en twee van de Atletiekunie.

Die ene van de NTB/KNWU was van Roxane Knetemann en Pepijn Lochtenberg en ging over het ‘aankweken’ van een andere gerichtheid (mindset) van sporters, namelijk weg van een te grote focus op prestatie naar eentje op groei en ontwikkeling. De twee voor hardlooptrainers gingen allebei over gezondheid en blessures bij hardlopen, vanuit verschillende perspectieven: sportarts Tom Wiggers en fysiotherapeut Luc Schout.

Het mes sneed drie keer aan twee kanten, want ik bekijk zoiets enerzijds als trainingsbegeleider en sportadviseur en anderzijds ook als organiseerder van online trainingen in mijn gewone werk. Ik kijk dus ook altijd naar welke werkvormen werken en hoe ik de aanpak ervaar. Daarover zou ik bijna meer te zeggen hebben dan over de inhoud op sportgebied – maar ter zake hier.

Dit zijn de dingen die ik meeneem uit de webinars, dus dit heb ik geleerd. Eerst twee mindset-dingetjes die van belang zijn in de trainingsbegeleiding:

  • Knip inzet los van resultaat, om sporters van een prestatie- naar een groeigerichtheid te helpen bewegen. Dus je best doen is iets anders dan goed presteren.
  • Voor blessurepreventie: leg de focus op de langetermijnplanning, in plaats van op de kortetermijnbeloning. Een training vandaag overslaan maakt niet uit voor de lange termijn!

Verder ook van belang: bij blessures wordt tegenwoordig eigenlijk geen absolute rust meer geadviseerd. Van het beroemde acroniem RICE, rust-ijs-compressie-elevatie (hoog leggen: hoger dan het hart!), is de R vervangen door POL, dus het is nu POLICE: protectie en ‘optimal loading’: sporten op geleide van pijn. Dat is vooral omdat je hard achteruit gaat bij niet-bewegen, vooral pezen, en juist dat zijn bij hardlopen de meest geblesseerde structuren.

Dan nog twee andere interessante weetjes:

  • 1 op de 100.000 marathondeelnemers overlijdt door hartproblemen. Ik vond dat toch best wel veel, gezien de massale deelname aan populaire marathons. Het grootste risico: ongetraindheid.
  • Zware belasting van botten geeft betere botdichtheid in het hele lichaam. Dus als je hardloopt, is dat ook goed tegen osteoporose in je armen. Een beetje maar – maar toch!

Tot slot: ik vond het leuk om bij het webinar over die mindset in break-outs te praten met trainers van jongeren, en erachter te komen dat dat helemaal niet zo anders is dan wat ik ervaar met m’n wat oudere sporters: ze hebben allemaal de neiging te veel te doen!

Zes inzichten, van in totaal bijna 4 uur webinar – beetje weinig? Mwhjah, vond ik wel eigenlijk. Ik weet al best wel veel en vond het soms wat vluchtig of ‘hoog over’ allemaal – het onderwerp was breed en de tijd maar kort. Maar het was dus wel heel nuttig voor m’n andere vak!

Door |2020-11-30T14:45:00+01:0030 november 2020|Trainer|0 Reacties

Wat dan wel?

Ik schreef maandag een kritisch stuk over een boek dat vrouwen wil aanzetten om meer te bewegen, met het oog op hun gezondheid. Kritiek leveren is makkelijk, dus laat ik het vandaag eens hebben over hoe dat dan wel moet.

Het eerste deel van het antwoord ligt besloten in wat ik maandag schreef: het moet praktischer, persoonlijker, aantrekkelijker. Met concrete handvatten die helpen de obstakels te slechten die vrouwen ervan weerhouden te bewegen. Met inspirerende voorbeelden en herkenbare ervaringsverhalen. Misschien moet het niet of niet alleen een boek zijn, maar bijvoorbeeld ook iets met filmpjes of iets interactiefs.

Het tweede deel van het antwoord is heel anders. Ik denk dat je zo’n boek niet zou moeten willen schrijven. Dus ik denk dat ‘hoe krijg je vrouwen aan het sporten voor hun gezondheid?’ niet de goede vraag is. Om een heleboel redenen, die ik hier kort door de bocht en achter elkaar op een rijtje zet alsof ik het tegen de steller van die vraag heb:

Omdat vrouwen niks ‘moeten’ c.q. al zo veel moeten, en dan moet dat sporten dus ook nog. Nog meer last op hun schouders, en misschien zelfs het gevoel van ‘levenslang’, wat ik in de sportschool ooit een vrouw hoorde verzuchten: een levenslang van moeten sporten, moeten diëten, calorieën moeten tellen – wil je dat vrouwen daarin terechtkomen?
Omdat vrouwen er in horen dat ze alleen maar ‘moeten’ sporten omdat anders de kosten voor de zorg en dus jouw zorgpremie de pan uit rijzen – en daarom hun kont tegen de krib gooien.
Omdat vrouwen zelf bepalen hoe ze willen leven.
Omdat jouw ideaal van zo lang mogelijk fit en slank blijven niet iedereens ideaal is.
Omdat gezondheid slechts een middel is en geen doel op zich.
Omdat het sport reduceert tot een instrument om gezond te blijven, in plaats van iets wat als zodanig de moeite waard is. 
Omdat het allemaal niet zo maakbaar is: bewegen garandeert helemaal niet dat je gezond blijft; sterker nog: uiteindelijk gaan we allemaal dood.
Omdat sommige vrouwen al blij zijn dat ze zich überhaupt door de dag heen geslagen krijgen en dan kom jij aanzetten met je ‘je leeft ongezond’ – mogen ze even zitten met een lekker hapje en drankje alsjeblieft?
Omdat hameren op de individuele verantwoordelijkheid de aandacht afleidt van ongezond makende maatschappelijke structuren, zoals bijvoorbeeld de macht van de voedingsmiddelenindustrie en de op auto’s ingerichte infrastructuur, maar ook de toenemende ongelijkheid. 

Wat ik veel vrouwen (en mannen) zou toewensen, is dat ze zelf hun leven vorm geven. Hun eigen keuzes maken en die naleven. Ik gun ook iedereen de ervaring van hoe verrijkend sport kan zijn. Maar dan moet je het dus niet opgedrongen krijgen als iets wat ‘moet’ voor je gezondheid.

Door |2020-11-27T11:58:29+01:0027 november 2020|Vrouwensport|0 Reacties

Laatste zwemontwikkelingen

Sinds de twee zwemloze weken heb ik drie keer gezwommen. De eerste keer was niet zo’n succes, maar de twee keer daarna waren gewoon lekker. Gisteravond was ik zelfs weer eens alleen bij m’n trainingsclubje, en had ik dus een heuse personal trainer.

Maandag was ik in m’n ’thuiszwembad’, West. Het goede nieuws daar was dat het wél gewoon op woensdag en donderdag open is! Pfoe, dat is een opluchting. Het stond gewoon fout op de site.????

Wel waren er weer twee andere gekke dingen:

  • De gewone, eenpersoonskleedkamers zijn dicht, daar hangt een lint voor. Ik heb me maandag omgekleed in zo’n grote, gemeenschappelijke kleedkamer. Wat het nut daarvan is… we stonden daar met z’n drietjes, lekker te ouwehoeren. Qua besmettingsrisico lijkt dat me een stap achteruit. Het was wel gezellig.
  • Er is een grote computerstoring, al een tijdje. Daardoor is reserveren omslachtig en sinds gister is het zelfs onmogelijk om een gratis reservering te maken en vervolgens af te rekenen met m’n twintig-baden-kaart – die ‘afbliepen’ kan niet. Alsof corona het nog niet lastig genoeg maakt…
Door |2020-11-25T15:58:24+01:0025 november 2020|Zwem|0 Reacties

Bewegen is geen panacee, ook niet voor 40+-vrouwen

Toen we bezig waren met de voorbereiding van onze fietsreis in Afrika, las ik het boek Hoe blijf ik gezond in de tropen. Ik herinner me nog dat ik dat een heel ongepaste titel vond, want het boek bevatte vooral een lange opsomming van allemaal enge ziektes die in je de tropen kunt krijgen.

Toen ik Hart en hormonen. Fit de overgang in (‘Een gezonde start vanaf 40’) las, had ik precies dezelfde ervaring. Fit de overgang in? Het hele boek is één grote opsomming van wat voor ellende je als vrouw allemaal te wachten staat. Alleen al het hoofdstuk over overgangsklachten beslaat bijna 40 van de 167 pagina’s, en dat is nog niet alles, want het hoofdstuk heet de meest voorkomende klachten in de overgang. Dus er zijn er nog meer.

En als het de overgang niet is, dan dreigt er nóg meer: in de andere hoofdstukken gaat het over overlijden aan hart- en vaatziekten, aderverkalking, borstkanker, depressie, stressinfarct, burn-out en botontkalking. Halleluja! Lekker joh – boven de 40 is dus één groot ongezond tranendal?

Nee, gelukkig is er één remedie tegen dit alles, en die luidt: bewegen! Dat moet je dus ook echt gaan doen, vanaf je 40e! Niet dat je veel praktische handvatten krijgt  maar dat maakt niet uit: bewegen zul je!

Oja, en ook nog een beetje wat aan stressreductie en voeding doen. En/of medicijnen slikken – relatief veel pagina’s over hormonen zelfs, ten opzichte van alleen maar een paar heel vluchtige en oppervlakkige pagina’tjes over bewegen (een dubbele pagina ‘Workout’, p. 52-53 – leer uit korte tekstjes hoe je jumping jacks, crunches en een plank doet!) en eten.

Maar bewegen, dat moet, hoor, dat is goed voor álles. Gelukkig signaleren de schrijfsters zelf ook dat ze daarover nogal in herhaling vallen (‘Het wordt bijna saai’, p. 80).

Ik word cynisch van zo’n boek. Van alle narigheid én van het simplistische maakbaarheidsidee erachter. Bewegen als panacee voor alles.

Dat is heel persoonlijk ook: als ik het lees, vraag ik me af hoe het in vredesnaam mogelijk is geweest dat ik een nare overgang achter de rug heb, en een hartritmestoornis heb gekregen (over dat laatste niets relevants helaas). Ik beweeg me te pletter, en meedenkend in de lijn van het boek zou dus alle onheil me bespaard hebben moeten blijven. Vooraf heb ik dat ook gedacht.

Ik wist 15 jaar geleden al dat bewegen (en vegetarisch eten) goed waren in de overgang. Ik dacht dus dat ik fluitend door de overgang zou fietsen. Viel dat tegen! Zo simpel is het niet. Het is echt niet zo dat je met bewegen alle gezondheidsproblemen buiten de deur kunt houden. Was het maar waar.

Nou geef ik direct toe dat ik niet tot de doelgroep van dit boek behoor. Ik ben al te oud, met de overgang min-of-meer achter de rug, en ik beweeg al veel. Het boek is duidelijk gericht op niet-actieve vrouwen met een verhoogd risico op leefstijlgerelateerde ziektes.

Ik betwijfel of je die ermee bereikt, met zo’n negatief en bij vlagen moeilijk verhaal. Er is een boel dat vrouwen ervan weerhoudt voor hun gezondheid te zorgen. Alleen maar zeggen ‘je moet het doen want het is goed’ en ze verder de stuipen op het lijf jagen met een boel toekomstig onheil – dat werkt gewoon niet.

En zeker niet met een boek met grafieken erin en een boel moeilijke woorden: LHRH, fluoxetine, tryptofaan, SSRI, MAO-remmer, BRCA 1 en 2, cyklocapron – en een heleboel meer. En zonder persoonlijke verhalen – iets waar vrouwen in de overgang veel behoefte aan hebben, is mijn indruk, voor er- en herkenning.

Voor de wat kritischere lezeressen is het juist weer slordig. Ik schoot bijvoorbeeld in de lach van deze zin (p. 19):

Gemiddeld duurt de overgang twee tot tien jaar.

Met de vragenlijst over het aanbevolen mediterrane dieet (p. 159) heb ik me samen met manlief ook wel vermaakt. We scoorden niet zo hoog, wat eraan lag dat er bijvoorbeeld staat of je ‘iedere dag’ meer dan 200 gram groenten heet – nou nee, gemiddeld royaal meer dan dat, maar het lukt wel eens een dag niet. Op de vraag ‘eet je vaker kip, kalkoen en wild dan varkensvlees, hamburgers, worstjes of rundervlees?’ moeten we nee antwoorden want we eten helemaal geen vlees. Aan de andere kant: we weten niet precies wat een zoete snack is en dus is het makkelijk om ja te antwoorden op de vraag of we er minder dan drie per week eten. De kruidnootjes die Henk graag eet in deze tijd van het jaar vallen er vast niet onder ????

Dat is een beetje gemiereneuk misschien, en ik weet van mezelf dat ik op dat soort slakjes zout ga leggen als ik me erger aan de hoofdlijn.

Ik betwijfel sowieso of al dat gehamer op ‘je moet sporten voor je gezondheid’ veel effect sorteert. Het is een zeer dominant discours op het moment, omdat er een relatie is tussen leefstijl en een ernstig verloop van covid-19.

Maar zelfs áls het werkt, dan is dit boek niet de weg. Ik vind het perspectief veel te somber. Dat krijg je misschien als artsen zo’n boek schrijven. Die denken in ziektes en problemen, en wat ze te zien krijgen is geen dwarsdoorsnede van de 40+-vrouwen, maar vooral die met ziektes en problemen natuurlijk. Dus dan krijg je een problemenboek. Jammer.

Okee, dan de positieve dingen: het is informatief dus wellicht interessant voor vrouwen die zich beginnen te interesseren in de overgang. Ik pikte er één dingetje uit op dat relevant is voor sporten in de overgang en dat ik nog nooit eerder had gelezen: dat oestrogeen ervoor zorgt dat de vermoeidheidsboodschap van spieren die niet genoeg brandstof krijgen (zoals wanneer koolhydraten opraken in een lange inspanning) later doordringt tot je brein. In de overgang daalt de hoeveelheid oestrogeen – dat is hét kenmerk ervan. Zou het daarom kunnen zijn dat ik in de moeilijke jaren soms al zo’n laag niveau van inspanning zere benen kreeg? Dus me bij veel lagere intensiteit dan normaal al moe voelde? Interessante gedachte!

 

Door |2020-11-23T20:05:21+01:0023 november 2020|Vrouwensport|0 Reacties

Betrapt!

Ik heb afgelopen week onder ogen moeten zien dat ik niet goed aan het trainen was voor het hardlopen. En wat ik daarbij voelde was precies wat ik zo vaak sporters hoor zeggen als het anders moet: ‘maar het gaat zo lekker’.

Waar het om gaat is dat ik bij het hardlopen mijn intervallen veel te hard liep. Dat was er een beetje ingeslopen. Mijn hardlopen heeft maandenlang op de spaarstand gestaan: onderhoud bij gebrek aan wedstrijden en om veel energie in het fietsen te kunnen stoppen. Ik deed een duurloopje en gemengde intervallen, bijvoorbeeld 2×1000, 3×400, 4×200.

Om toch m’n ei kwijt te kunnen, ging ik flink tekeer in de intervallen. Ik liep ze eerder al op het randje van de beoogde snelheid, en sinds ik per 1 november weer aan het opbouwen ben nog harder. Die snelheid kwam verrassend makkelijk en werkte ook zelfbevestigend: wat gaat het goed! Dat belooft wat!

Dat randje, dat was al ten opzichte van ‘oude’ tempo’s, dus gebaseerd op inmiddels al een historische tien kilometer: bijna twee jaar geleden. Dat was toen een Sara-PR en dat tempo bepaalde dus nog steeds mijn intervaltempo: 5’30 ongeveer. Sindsdien heb ik geen echt goeie tien meer gelopen, en bovendien: daar wilde ik weer naartoe, dat zit er volgens mij echt nog wel in.

Intervaltijden worden echter niet afgeleid van wensdenken, maar van een goede tien kilometer die je recentelijk echt hard gelopen hebt – dat is een maat voor de anaerobe drempelsnelheid namelijk, dus voor de grens tussen de twee energiesystemen in je benen die op koolhydraten werken: de een met (de trage spieren met een groot uithoudingsvermogen), de ander zonder zuurstof (de snelle, sterke die snel uitgeput raken).

Als ik uitga van een recente tien, dan ben ik maar liefst 24 seconden per kilometer langzamer. En dan kan ik wel zeggen: ja, maar toen was ik nog niet echt goed getraind en het was warm en ik heb gebrek aan wedstrijden en dus aan tempohardheid en die 53 minuten zit er nog wel in en en en

 

en dat zijn smoesjes, Louise.

Dat realiseerde ik me woensdag, toen ik probeerde een snelle vijf kilometer te lopen en daarin helemaal doodging met een teleurstellend tempo bij een hoge hartslag.

Het was tijd voor reflectie. Hoe kan het toch dat ik in intervallen harder en harder en harder loop, maar dat totaal niet kan volhouden? Ik signaleer dat al langer, heb het geweten aan het ontbreken van wedstrijden en loopjes, maar woensdag realiseerde ik me dat dat slechts het halve antwoord is – of nog minder. Het was de hartslagmeter die de confronteerde: die hartslag, die lag na 2,5 kilometer al hoger dan wat ik een uur lang kan volhouden

Ineens viel het kwartje: ik houd het niet vol omdat ik in intervallen harder en harder en harder loop. Vér boven m’n huidige tien-kilometer-snelheid, oftewel: anaeroob. Ik heb daarmee anaerobe capaciteit gekweekt, zoals dat heet: kort en kogelhard lopen, op een boel kracht. Dat is iets wat m’n benen graag doen, zeker nu: met die sterke fietsspieren die net uit een goeie zomer zijn gekomen. Hoera, lekker knallen, denken die.

En zo liep ik de laatste paar keer mijn kilometers in 5’10. Wat ging ik hard, wat was ik goed bezig, wat komt de snelheid toch makkelijk – dacht ik.

Niet dus. Althans, niet voor de tien kilometer. Als ik hard ga lopen, schakelen m’n benen nu vanzelf naar het anaerobe systeem, want dat leer ik ze nu al een hele tijd aan. En dat gaat niet lang goed, want daar is het niet voor. Bij twee kilometer gaat het al heel naar voelen, en daarna wordt het worstelen en even later stort ik in en zakt m’n tempo naar veredelde duurtraining.

Dat is geen kwestie van ontbrekende tempohardheid, wat ik eerder dacht, en dus van vaker wedstrijdjes doen. Het is een kwestie van verkeerd trainen, van te veel anaeroob wat automatisch gepaard gaat met het verwaarlozen van het aerobe energiesysteem  – dat je traint net ónder die snelheid.

Ik had me al wel eens afgevraagd hoe het toch kon dat ik zo snel was, met zo weinig hardlooptraining. Omdat ik liep met m’n fietsspieren dus, zo realiseerde ik me woensdag.

Waar het op neerkomt, bedacht ik toen ook, ken ik als dit principe: van te hard lopen in je trainingen word je langzamer in de wedstrijd. Tsjonge, dacht ik – dat vertel ik andere sporters heel vaak. En nu ben ik er zelf in getuind.

Het lijkt wel alsof ik elke fout eerst zelf moet maken – bij hardlopen althans. Eerder heb ik al moeten onderkennen dat ik simpelweg te veel deed. Dat zat hem toen vooral in omvang, maar ook al in te veel harde intervallen bij de atletiekvereniging. Toen ben ik overgestapt naar een gepolariseerde versie van de Souplesse-methode, met minder omvang en gedoseerde intervallen. Dat ging supergoed – daar heb ik dat Sara-PR aan te danken en kort daarna zelfs een echt PR op de 15 kilometer, op m’n 53e verjaardag.

Dacht ik dat ik wist hoe het moest, sluipt er weer een andere fout in. Ik voelde me betrapt. Ik ben toch trainer, ik moet dat wéten.

Gelukkig ben ik niet de enige trainer die het beter weet voor anderen dan voor zichzelf. En ik heb lerend vermogen (hoop ik).

Dus, terug naar de tekentafel. Boek erbij gepakt, eerlijk geweest tegenover mezelf: ik moet nu uitgaan van een 10-kilometertijd van 57′. Dat leidt tot intervaltijden voor de kilometer van 5’42 of trager.

Toen dat tot me doordrong keek ik op mijn neus. Zo langzaam? Ze in 5’10 lopen is veel lekkerder!

Ik klink als iedereen tegen wie ik praat over gedoseerder te trainen! Alleen al dat ervaren is leerzaam. Zo voelt dat dus: als een domper.

Tsja, het is kiezen of delen: ofwel ik blijf lekker harde kilometers lopen in m’n trainingen, ofwel ik richt me op beter worden op de tien. Aangezien ik hoop dat ik ooit weer loopjes kan doen en kwart triathlons, weet ik het wel. Voordeel is wel dat ik zo sneller de omvang op kan bouwen, want het scheelt een stuk in belasting.

Bovendien kan ik er – opnieuw – hopelijk wat van leren. Of ik gelijk heb met deze analyse bijvoorbeeld. Trainen = experimenteren.

Op naar het experiment ‘rustigere lange intervallen’!

 

Door |2020-11-20T17:22:22+01:0020 november 2020|Loop|0 Reacties

We mogen weer! Nouja, enigszins…

We mogen weer zwemmen – maar er zitten wel wat haken en ogen aan.

Tot mijn schrik is mijn favoriete zwembad, Zwembad West, voorlopig (?) op woensdag en donderdag dicht. Dat in Overschie komt wat langzaam op gang, en zo ben ik vandaag maar uitgeweken naar het Van Maanenbad. Ik kom daar niet zo vaak ook al is het nauwelijks verder dan West, maar het is er vaak erg druk en rommelig en het is ook fors duurder dan West. Het is wel heel sfeervol.

Ik had er al wat andere banenzwemmers over horen klagen, en hun beeld werd wat mij betreft dubbel en dwars bevestigd: de manier waarop ze daar de coronamaatregelen vormgeven is echt geen porem.

Het begint ermee dat je maar 45 minuten mag zwemmen. Daar gingen er ook nog een stuk of 5 verloren vanmiddag door een kassastoring. Nouja, okee… Net als de dikke euro duurder die het is dan andere zwembaden – peanuts.

Maar dan. In plaats van de 5 reguliere banen zijn het nu twee rechthoeken met in allebei maar liefst 10 zwemmers. Dus een enorm snelheidsverschil. Als snelle zwemmer was ik alleen maar aan het inhalen, breed vanwege al die uitzwiepende schoolslagbenen. En dus de hele tijd bang om frontaal tegen de enige andere borstcrawler aan te zwemmen.

Maar bovendien: iedereen neemt dat brede keerpunt anders. Er zwemmen er een rechthoekje en anderen gaan al halverwege hun baan geleidelijk naar het midden en op de terugweg zijn ze de halve baan bezig met weer naar rechts gaan. Of ze zwemmen rechtdoor tot de muur, keren, en moeten dan een enorme ruk naar rechts maken aan het begin van hun baan. Al die varianten dus – en van alles daartussenin. Dat komt erop neer dat ze bij die keerpunten van voor, naast en achter mij kwamen en soms ook op links heel dichtbij waren. Ik had ongeveer om de baan een (bijna)-botsing.

Mega-irritant. Je zwemt elkaar zo alleen maar meer in de weg en komt vaker dicht bij elkaar dan wanneer het gewoon vijf banen zouden zijn, met vier zwemmers per baan – zoals het in Zwembad West is geregeld. Of als je het zo doet, doe het dan met minder zwemmers per vak – zo was het in de Wilgenring.

Voor de langzame techniekdingetjes ben ik maar uitgeweken naar het pierebadje, lekker warm ook, dat was een tip van die andere borstcrawler.

Ik keerde met wat gemengde gevoelens terug naar huis. Weer zwemmen was op zich fijn, maar ik heb hier niet erg van genoten en voor mijn humeur was het ook niet bevorderlijk.

Fijn was wel om eindelijk weer eens ergens naartoe te ‘moeten’ fietsen, de stad in, ook al regende het op de terugweg – die dynamiek mis ik soms enorm in het coronabestaan. Bijna thuis werd ik beloond door een stralende dubbele regenboog:

Wat er met Zwembad West aan de hand is, weet ik niet. Bezuinigingen? Dat zal toch een keer voelbaar gaan worden, zeker nu de capaciteit van de zwembaden zo beperkt is dat het nog minder rendabel is dan anders – om nog maar te zwijgen van de sluitingen, zoals in de afgelopen weken.

Het baart me wel zorgen. Sportverenigingen staan ook onder druk en krijgen niet veel hulp van de overheid. Net vanochtend hoorde ik ook nog dat de tennisbanen hier vlak in de buurt kennelijk gaan wijken voor woningbouw. Nou tennis ik niet, maar ik vraag me wél regelmatig af hoe veel ruimte er nog overblijft om te kunnen sporten. Of het doorgaat, weet ik niet, maar het zwembad van Overschie zou ook sluiten. In de Schie mogen we niet meer zwemmen. Fiets- en wandelruimte wordt beperkt door de drukte en de aanleg van steeds meer snelwegen (recent voorbeeld, maar hier in de buurt rukken ook het nieuwe stuk A16 en de Blankenburgtunnel op).

Als ik dan afgelopen dinsdag minister De Jonge hoor zeggen hoe belangrijk bewegen is voor de weerstand, dan denk ik eerlijk gezegd: sodemieter op. Ik geloof toch al nooit zo in die boodschap, maar bovendien: de lippendienst is makkelijk, maar álle beleid is de andere kant op.

Hier in Overschie loopt nu trouwens wel een petitie vóór het zwemmen in de Schie. Laten we het hopen… Ondertussen hebben frivole lui het verbodsbord aangepast. Van de € 140 euro boete was eerder al de 1 weggehaald en onlangs ook de 4:

Door |2020-11-19T16:38:11+01:0019 november 2020|Zwem|0 Reacties

Sportschoolhuiver

Ik kom nog even terug op wat ik hier al vaker schreef: dat ik sinds de zomer niet meer in de sportschool kom. Waarom eigenlijk niet?

Het geldt voor meer mensen, begreep ik, maar vooral voor ‘ouderen’. Ik herken mezelf niet in het beeld van bange oudere. Ik ben niet bang om dood te gaan of op de IC terecht te komen, die kans acht ik piepklein. Wel wil ik liever geen covid-19 krijgen omdat het een geniepig virus is en ik ook liever niemand wil besmetten. Ik houd me daarom aan de regels en let wel op, maar het is niet zo dat ik elk risico vermijd. Ik ben de afgelopen maanden tamelijk onbevangen naar zwembaden, restaurants, theaters, een bioscoop, winkels enzovoort geweest. Ik ben op vakantie geweest, ik heb een beetje OV gebruikt, ik heb met vrienden afgesproken en blijf dan buiten niet krampachtig op 1,5 meter. Ik ga naar masseur en – zo nodig – chiropractor. Ik schrok wel een keer toen ik diens adem in mijn gezicht voelde. Dat was een paar weken terug; sindsdien draag ik een mondkapje – en zij ook.

Waarom dan niet de sportschool? Die vraag drong zich deze week nogal op, nu een boel van die dingen die ik wél deed, niet meer mogen, maar nou net de sportschool wel.

De ene kant is dat ik het gewoon echt minder leuk vind dan normaal. Onder normale omstandigheden vind ik het net leuk genoeg. Het is zeker niet die ‘uitlaatklep’ uit de overheidscommunicatie van deze week. Dat woord is sowieso het mijne niet, maar als ik iets op sportgebied zo moet benoemen is dat sowieso buiten, met fietsen voorop.

Ik ga vooral naar de sportschool om dat buiten sporten te ondersteunen. Rechtstreeks:  krachttraining voor m’n benen. Of als compensatie, om eenzijdigheid van m’n ‘echte’ sporten te compenseren. Bodybalance is een tegenhanger voor m’n recht-toe-recht-ane duursporten, het haalt me uit mijn eigen bewegingspatroon en voorkomt daarmee eenzijdigheid. Ik heb er veel baat bij, volgens mij. Mijn sportschoolbezoek is dus vooral functioneel. En ik vind het leuk genoeg om ongeveer een keer per week te doen. Al meer dan twintig jaar inmiddels, waarvan 14 bij Fitsportland, net over de gemeentegrens in Schiedam.

Een aantal veranderingen onder de corona-maatregelen duwen het sportschoolbezoek net over het randje van niet-leuk. De lessen zijn ingekort; bodybalance is ontworpen voor een uur en daar 45 minuten van maken trekt iets scheef. Dieptepunt daarin was toen de juf een keer riep ‘we hebben nog twee minuten voor de relaxation’. ‘Laat dan maar’ dacht ik. Als ik thuis een filmpje van YouTube gebruik (nu dit), heb ik wel het volle uur. Op een moment dat mij uitkomt, zonder te hoeven reserveren. Want dat is het ook: ik heb ontdekt dat ik veel prima thuis kan doen.

Ook het niet mogen douchen en omkleden speelt een rol, vooral voor spinning. Daar wijk ik naar uit als het weer te slecht wordt om lekker buiten te fietsen. Voor een intensieve les dan, want het is kort zelfs een uur al, laat staan drie kwartier. Ik werk mezelf dan dus finaal in het zweet, en dan zou ik in drijfnatte kleding naar huis moeten – door dat slechte weer. En nee, de auto is geen optie – voor dat soort dingen pak ik de auto niet, dat heb ik nooit gedaan, daar houdt het voor mij op. Met een boel mensen tegelijk hard hijgen binnen lijkt me trouwens sowieso iets wat je niet zou moeten willen nu, zelfs niet op 1,5 meter van elkaar, dus spinning in een groep doe ik voorlopig niet.

Verder mis ik ook het nababbelen in de kleedkamer. Ik ga niet naar de sportschool voor de gezelligheid. Ik ging mijn eigen gang en hoorde bij geen enkel vast groepje. Vaak babbelde ik dus zelf niet eens mee, maar ik luisterde wel en deed zo talloze interessante observaties – een inkijkje in een voor mij verder vreemde wereld van elk jaar met de caravan naar dezelfde camping gaan tot sporten tegen heug en meug.

Soms ergerde ik me aan de juffen, maar hun lessen waren wel gewoon goed, en je ergeren is niet zo erg als je verder niks met die mensen moet. Het kan zelfs een band scheppen, en zo heb ik aan wél meebabbelen na spinning ooit wel nog een vriendin overgehouden, die al jaren geen lid meer is omdat de ergernis te hoog opliep. Nu sta ik meteen na de laatste oefening in m’n eentje buiten – dat lijkt wel bijna op thuis in m’n eentje aan de slag.

Spinning kan ik thuis niet opvangen, en ook de fitness niet helemaal. Ik doe bijvoorbeeld nu al sinds maart dezelfde krachtraining voor mijn benen: lunges, met in elke hand een emmer met zand. Dat zand heb ik nog niet bijgevuld, dat is meer gehannes dan gewoon een beetje zwaarder gewicht pakken. Maandenlang hetzelfde doen is okee voor onderhoud, maar echt trainen is het niet. Ook dat kriebelt wel, nu het allemaal zo lang gaat duren. In de aanloop naar volgend jaar wil ik misschien toch wel weer wat opbouwen.

Sportschoolbezoek zou bovendien net een beetje extra dynamiek kunnen geven aan mijn bestaan. Ik zit al zo veel thuis naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren, dat bodybalancen thuis terwijl ik naar datzelfde scherm kijk saai is. Afhankelijk van m’n stemming vind ik dat dan ook wel eens wat deprimerend. In het algemeen mis ik de ‘reuring’ in mijn bestaan nog het meest van allemaal. Sportschoolbezoek is dan een klein verzetje – een uitje.

Maar wat houdt me tegen? Toen ik daar eens over doordacht, realiseerde ik me dat er een paar momenten zijn geweest die mij het gevoel hebben gegeven van ‘ze hebben geen idee’. Het zit ‘m dus vooral in hoe de andere bezoekers zich gedragen.

Dat is meteen in maart begonnen. Op donderdag 12 maart stond mijn wereld al op z’n kop. Twee dagen ervoor had een opdrachtgever mijn grootste klus van het voorjaar geannuleerd – mijn bedrijf stond ineens op instorten, zo voelde het (dat valt wel mee, weet ik nu, maar het was zeker heftig en dit is financieel een zeer mager jaar). Ik voelde de bui al hangen – ’s middags begon het grote strepen in mijn agenda: het regende annuleringen van leuke dingen. Die avond werd de lockdown afgekondigd. 

Op die dag was ik ’s ochtends naar de sportschool. Ambivalent: dat is een fijn tijdstip, maar ik had op dat moment eigenlijk in Amsterdam een training moeten geven. Die was dus geannuleerd. Ik was als de dood voor wat er op ons af kwam denderen – ik voelde me een konijn dat in de koplampen staarde.

Maar in de fitness zag ik niemand anders de aanwezige handontsmetter gebruiken. Het nababbeltje in de kleedkamer ging van kabbel-de-kabbel en had als meest zorgelijke strekking ‘jammer dat we niet naar Italië op vakantie kunnen nu’.

Ik was verbijsterd. Ik dacht: ‘ze hebben geen idee’.

Dat bezoek is licht traumatisch geweest, zal ik maar zeggen. Van de zomer heb ik kleinere soortgelijke ervaringen gehad, allebei in de tijd dat er in Schiedam fikse uitbraak was, aan het begin van de tweede golf.

  • Een keer moest ik me na een bodybalance-buitenles (buiten was nog relatief wél leuk) ongeveer door een meute babbelende dames heenwringen die klaar stonden voor de volgende les. Anderhalve meter, wat is dat?
  • Voor de enige binnen-bodybalanceles die ik nog wel heb gedaan, liep ik de kleedkamer in – dat is de toegangsroute naar de zaal. Die zat en stond vol met wachtende vrouwen – weer zo’n beeld van een meute. Ik deinsde terug, en toen zei nogalliefst de juf: ‘kom er maar bij, Louise, we gaan zo beginnen’. Ik heb mijn adem ingehouden en ben langs die groep rechtstreeks doorgelopen naar de zaal.

Kennelijk gaat het goed, want ik heb niks vernomen van besmettingen via die sportschool. Maar ik voel me er gewoon niet senang bij, en meer buitenstaander dan ooit.

Misschien moet ik daar toch maar eens overheen stappen. Op dit moment heb je er veel ruimte om individueel te trainen, omdat de groepslessen niet doorgaan – ja, ik houd de communicatie rond de corona-aanpassingen nog in de gaten. En ik kan niet zwemmen, dus de sportschool zou wat extra beweegmogelijkheden bieden.

En anders moet ik m’n abonnement maar eens gaan opzeggen. Dat heb ik ook nog niet gedaan. Daarvoor trekt er iets toch nog. Dat heeft ook wel met die 14 jaar te maken: zo’n relatie zeg ik niet zomaar op.

Ik ben er nog niet uit. Ik wil wel voor het nieuwe jaar begint de knoop doorhakken. Maar dan moet ik het toch echt nog wel een keer gaan proberen, vind ik. Het heeft me in elk geval geholpen dit zo op een rijtje te zetten!

 

Door |2020-11-06T18:06:29+01:006 november 2020|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties

Project daglicht

Sinds het wintertijd is, ben ik doelbewust begonnen met ‘Project daglicht’. Dat wil zeggen dat ik ernaar streef om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, en per week op in totaal minstens 7 uur uit te komen, dus gemiddeld 1 uur per dag.

Ik weet dat ik daglicht nodig heb, voor lichaam en geest – om de wintersomberheid te voorkomen. En ik merkte meteen toen het herfst was dat ik er moeite voor moet doen om op tijd en voldoende naar buiten te gaan.

Ik ben door het thuiswerken en de andere corona-beperkingen bijna al mijn vanzelfsprekende blootstelling aan daglicht in de donkere maanden kwijt. Een goed voorbeeld is het college geven in Leiden dat ik op het ogenblik doe. Nouja, niet in Leiden dus: het is vanuit huis, online. Als het daar zou zijn, zou ik naar het station fietsen en in Leiden van het station naar de faculteit lopen, en later beide in omgekeerde richting. In totaal is dat goed voor 45 minuten daglicht. Nu zijn het er 0.

Dus: naar buiten moet ik zelf initiëren. En dat kost moeite. De verleiding is groot om bijvoorbeeld eerst mijn werk af te maken en dan pas te gaan hardlopen. Maar met een beetje pech is het dan al donker. Nu al, laat staan straks in december. Werk afmaken kan ook als het donker is. Eerst naar buiten!

Andere verleiding is om na het afronden van een online training of overleg aan de computer te blijven hangen – nog even e-mail, even nieuws lezen, even zus, even zo…. en voor ik het weet, is het donker. Of moet ik door naar de volgende online afspraak. Terwijl ik van al dat beeldschermen moe word, een vermoeidheid die zich heel snel oplost als ik naar buiten ga. Tien minuten is dan al genoeg. Moet ik echt doen!

Dus het vraagt discipline om de verleidingen te weerstaan, en precies dat is de essentie van ‘Project daglicht’. De urgentie daarvan is deze twee weken ook nog eens groter omdat met de zwembadsluiting nóg weer meer wegvalt. Het zwemmen zelf, al telde dat niet mee voor daglicht, maar het fietsritje erheen en terug soms wel. In een week drie keer overdag heen en weer naar Zwembad West is precies een uur daglicht.

Tot nu toe gaat het goed met #projectdaglicht. Op een dag als vandaag is het simpelweg heerlijk om overdag een uurtje buiten te wandelen. Ik deed dat voor corona nooit, en het gaf me een soort vakantiegevoel.

Zon door herfstbomenZonnnige herfstbomen, weerspiegeld in waterVorige week leidde het daglicht-voornemen er echter al een keer toe dat ik totaal doorwaternat thuiskwam van een rondje hardlopen. Ook op dinsdag was het toen guur:

Kerk aan de Schie, uitgebloeide bloemen, donkere luchtOf wat te denken hiervan, foto gemaakt op zo’n mini-ommetje na het videobellen:

Grote plasDe nattigheid eerder in de herfst leidde ook tot een bijzonder paddenstoelenjaar –  ik schreef er al over. Deze foto maakte ik zaterdag op paddenstoelenexpeditie met Nicole in de Broekpolder – zulke gesuikerde-dropjes-paddenstoelen had ik nog nooit gezien:

Paddenstoelen die op gesuikerde drop lijkenHet is wel zo dat ik in de weekends en op m’n wekelijkse dag vrij (m’n ‘corona-arbeidstijdverkorting’) het gemiddelde moet opkrikken. Die dag vrij is daar ook voor bedoeld. Al meteen in maart had ik in de gaten dat ik vijf dagen achter elkaar aan m’n eigen beeldscherm gekluisterd zitten niet ging trekken. Die – wisselende – dag vrij werkt prima. Twee weken terug bijvoorbeeld ging ik op vrijdag wandelen met vriendin Jo in de Kennemerduinen, dat was schitterend:

Duinen met bosjes en HooglandersEn ja, het is dus veel wandelen. Alleen, maar ook samen – een prettige manier om in deze tijd toch vrienden te zien. En ik kan het veel doen, waar meer dan drie keer per week hardlopen te belastend is – daarmee haal ik het beoogde aantal uren dus bij lange na niet. Fietsen is in deze tijd van het jaar alleen maar lekker als het weer een beetje meewerkt. Morgen dus, want ik zet net een punt achter de werkweek – en dan hopelijk het gemiddelde aantal daglichturen voor deze week flink opkrikken!

 

Door |2020-11-05T19:02:22+01:005 november 2020|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|1 Reactie

Inconsistentietolerantie

Dat woord in de titel heb ik vandaag geleerd, dankzij een tweet en een stuk in de NRC. Het is wel waar het om draait, c.q. waarvan op het moment het maximale gevraagd wordt.

Ik vond het de afgelopen weken steeds al spannend of we bij de nieuwe maatregelen nog mochten blijven zwemmen. Ik kon en kan begrijpen dat dat niet meer zou mogen – net zoals in de lockdown van dit voorjaar. Al vond ik het de afgelopen weken steeds al lastig dat er van alles niet meer mag wat volgens mij zo veilig als wat is. Bij zwemmen lijkt het besmettingsrisico me zeer gering – in het theater nog lager overigens, maar dat terzijde.

Al eerder schreef ik dat ik het moeilijk had met de steeds terugkerende dans rond nieuwe maatregelen, maar net deze week niet zo. Toen me maandag duidelijk werd dat sporten in de ogen van het kabinet zo belangrijk is dat sportscholen open mochten blijven, dacht ik: ‘dat zal dan voor zwembaden ook wel gelden’.

Niet dus.

Ik vind het hartstikke jammer en echt zo lastig te begrijpen. Je mag dus in muffe sportschoolzaaltjes met een heleboel tegelijk staan te hijgen en met je tengels aan dingen zitten, maar je mag buiten maar met z’n tweeën hardlopen. En niet zwemmen dus.

Ik vind de tegenstrijdigheid en de onbegrijpelijkheid van de corona-maatregelen al maanden moeilijk, zowel in hun uitwerking als in een algemeen gevoel van ’too little, too late’. Maar dit slaat alles. Mijn inconsistentietolerantie wordt op proef gesteld to the max. Ik kan me ook niet voorstellen dat de maatregelen van gister nog veel uit gaan maken.

In de persconferentie heb ik het gister niet gehoord, maar in de media kwam het ook nog eens zo over: sport is een belangrijke lichamelijke en mentale uitlaatklep en daarom blijven sportscholen open.

Alsof sportscholen zo verheffend zijn. Alsof sporten iets is wat je doet in een sportschool. Alsof niet een heleboel Nederlanders lid zijn van sportverenigingen die het nu hartstikke moeilijk hebben. Alsof zwemmen geen sport is – een zwembad is slechts een publieke ruimte.

Alsof het kabinet bepaalt wat mijn uitlaatklep is.

Alsof het niet een heel rare maatschappij is waar de bibliotheken en theaters dicht zijn, maar alle winkels en sportscholen open. We moeten commercieel consumeren kennelijk. Hyperindividualistisch dan ook nog, want in die sportscholen mogen groepslessen dan weer niet.

Fitnessend en consumerend, zo komen we corona wel door. Ofzoiets.

Ik ben niet tegen sportscholen, hoor. Ik gun ze nu hun omzet. Ik ben nog lid, al kom ik er zelf sinds de zomer opnieuw niet meer omdat ik het onder de maatregelen niet leuk meer vond (ingekorte lessen, reserveren, net meer na-babbelen, niet douchen) maar ook omdat ik het niet vertrouwde – ik voelde me er claustrofobisch. Maar voorheen kwam ik er wel, met net genoeg plezier om het te blijven doen, en naar die tijd verlang ik terug.

Mij is in die jaren in de kleedkamer echter wel opgevallen dat het voor veel andere vrouwen nou niet bepaald een ‘uitlaatklep’ is. Eerder het verplichte nummer waar ze zich tegen heug en meug heenslepen omwille van het verbranden van wat calorieën. Omdat ze ‘moeten’ bewegen en dan in vredesnaam maar daar.

Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen, en ik gun iedereen z’n lolletje. Ik had het mijne echter ook graag behouden.

En het gaat niet alleen om mijzelf. Ik heb al diverse geluiden gehoord van sporters die vanwege fysieke problemen alleen maar kunnen zwemmen. Voor hen is het nog veel erger. Net zoals er aan al die andere inconsistenties voor mensen zeer pijnlijke kanten zitten.

Laten we hopen dat het echt maar voor twee weken is.

 

Door |2020-11-04T15:31:36+01:004 november 2020|Zwem|0 Reacties
Ga naar de bovenkant