Jaararchieven: 2020

2020 vroeg om sportkunstenaarschap

Overzicht van mijn sportjaar

Als je snel naar de belangrijkste getallen kijkt, lijkt dit sportjaar frappant veel op het vorige:

(kilometers) 2019 2020
Zwemmen 128 132
Fietsen 4619 4686
Hardlopen 732 780

Je zou denken ‘business as usual’, maar dat was natuurlijk echt helemaal niet zo. Hier komen de afwijkingen, per sport:

Zwemmen. Ik was echt verbaasd toen ik zag dat ik net iets meer had gezwommen dan vorig jaar. 2019 was weliswaar een uitgesproken fietsjaar, maar toch had ik gedacht dat in totaal drie maanden ‘zwemverbod’ in de drie lockdowns van dit jaar tot veel minder kilometers had geleid. Niet dus.
Dat betekent dat ik er in de andere tijd stevig tegenaan ben gegaan, en dat klopt ook wel. In de eerste weken van het jaar deed ik nog die geweldige cursus Powerstroke en dat ging zo lekker dat ik daarna stevig doortrainde, op eigen houtje, in m’n dinsdagavondclubje en van de zomer in de Schie. En met gevolg: net voor de lockdown zwom ik harder dan ooit tevoren.
Dat niveau heb ik sindsdien net niet opnieuw weten te bereiken: steeds benaderde ik het, maar dan kwam er weer wat tussen – in de zomer ook nog een duimblessuretje. Dat frustreerde wel, maar aan de andere kant had ik ook veel lol in het zwemmen. Sinds oktober ervoer ik de gang naar het zwembad bijvoorbeeld als een welkom uitje. Ik mis het – en hoe lang nog?! Soms denk ik wel: was ik maar zo stoer geweest om door te zwemmen in de Schie. Maar daarvoor heb ik toch te veel hekel aan kou.

Fietsen. Inderdaad had ik in de zomer al in de gaten dat mijn fietsvorm zo goed was als het jaar ervoor, toen het accent op fietsen lag door het 180-kilometer-doel van Almere. Enige verschil was dat ik toen meer wedstrijdspecifiek trainde, en nu het lange fietsen puur een doel op zich was. Spelenderwijs bouwde ik zowel duur als intensiteit op. Ook de laatste weken heb ik meer gefietst dan anders in de winter – want fietsen kan nog steeds wél en de weergoden zijn ons relatief gunstig gezind.
Het grote fietsverschil met vorig jaar is echter onzichtbaar in mijn metingen: de kilometers op de stadsfiets is misschien maar een derde ofzoiets van normaal. Ik houd die niet precies bij, weet van andere jaren dat ik gemiddeld ongeveer een half uur per dag op de stadsfiets zit, in stukjes van tien minuten tot een half uur. Dit jaar waren er weken bij dat het 0 uur was – ik hoefde nergens heen. Dat scheelde veel voor mijn dagelijkse beweging en buitenlucht, maar – kennelijk – niet voor mijn vorm.
Ook spinning was, met twee keer een uurtje nog voor corona, het minste sinds ik daar in 2001 mee begon, maar dat compenseer ik tegenwoordig prima buiten.
Aangezien ik heel veel aan #ridesolo heb gedaan, sta ik zelf amper fietsend op de foto. Maar ik heb – ook meer dan ooit – wel regelmatig foto’s gemaakt op mijn ritjes. Ik moet nog wel eens terugdenken aan deze ontmoeting in Hoogvliet bijvoorbeeld:

Lopen. Ook al heb ik wat meer kilometers afgelegd dan vorig jaar, op dit gebied was sportjaar 2020 voor mijn gevoel het magerst – ook 2019 was, op januari na, geen groots hardloopjaar. Maar toch was dit jaar niet verkeerd. Zowel aan het begin als aan het eind (nu – daarover een andere keer meer) had ik wat blessureleed waarmee ik alleen voorzichtig kon lopen, en daartussenin heeft het hardlopen bijna de hele tijd weloverwogen op de onderhoudstand gestaan.
Dat onderhoud was prima. Ik heb vaak lekker gelopen en ik kan hier goed mee verder, ook doordat ik aan techniek, voetkracht en trainingsaanpak heb gesleuteld.

De andere getallen. Door het gemis aan stadsfiets en een boel andere lol, de zwembadsluitingen en door de lockdowns en mijn sportschoolhuiver, heb ik voor wat betreft ‘de rest’, dus de andere dingen dan zwemmen-fietsen-lopen een wel heel afwijkend jaar gehad. Dat was soms doelbewuste compensatie, op zoek naar beweging, buitenlucht en vormbehoud, maar vooral ook voor het plezier. Dat liep best wel op, zo blijkt bij een diepere duik in de getallen: ik heb veel meer gewandeld (549 kilometer, om 335 vorig jaar, wat door de wandelvakantie in Wales toen ook al vrij veel was), een boel meer ‘oefeningen’ gedaan (80 uur, om 42 vorig jaar – waaronder voor het eerst een dot yoga maar ook het zwemkoort en gewoon krachttraining, core stability, rekken en strekken en bodybalance), en manlief en ik hebben getrapkajakt (74 kilometer, om 0 vorig jaar).

Ik heb zelfs ook nog een beetje gesupt, voor het eerst!

Het was dus een zeer veelzijdig sportjaar, een beetje tegen wil en dank, maar wel heel bijzonder. Ik heb er ook wel baat bij: vooral mijn schouders en bovenrug zijn sterker geworden.

Het was ook een memorabel sportjaar, met een boel hoogtepunten – dingen die boven de saaiheid van alledag onder de coronabeperkingen uitstaken. Hier zijn ze:

  • De fietstocht van 215 kilometer om bij mijn broer te gaan lunchen. En meer in het algemeen: al dat lange fietsen, wat was het fijn, wat had ik het nodig. ‘Fietstherapie’ was (en is) het: supergoed voor mijn hoofd. Fietsen heeft dit jaar weer heel veel voor me betekend!
  • De paar ‘echte’ wedstrijden die wél doorgingen, in september en begin oktober, de kleine oase in het jaar vol afgelastingen. Vooral tijdens de stralend zonnige HIAthlon was ik euforisch, maar ook TriOuderkerk was bijzonder, zo op de valreep van weer een streep door alles nog een dik PR op de OD.
  • Onze zelfverzonnen thuistriathlons, waarbij vooral de streepjes– en driehoekstriathlon en ‘drie keer rond het eiland: liggend, zittend en staand‘ erg leuk waren.
  • Ook de coronatriathlon was een belevenis – ik verwerkte daarin een boel coronaverdriet en het was fijn om deze activiteit online te kunnen delen.

  • Onze eerste kajak-tweedaagse en sowieso het kajakken – ik heb voor mijn verjaardag een kleine, lichte eenpersoonskajak gevraagd om wat makkelijker en in mijn eentje de rust van het water op te kunnen zoeken.
  • De twee vakantieweken in eigen land, eerst de fietstocht naar Groningen en terug en later fietsen en wandelen in het noorden.
  • Het vele wandelen hier in de buurt. Nog steeds ontdek ik of ontdekken we samen nieuwe paadjes, doorsteekjes en weggetjes. Vorige week nog – hier duik ik voor het eerst onder de A13 door langs de Zweth, een tip van Leo:Ik vind het een aspect van de ‘oogst’ van dit jaar dat ik mijn eigen omgeving veel beter heb leren kennen. En waarderen!
    Wandelen was bovendien ook een fijne manier om toch nog wat gezelligheid te hebben zonder een beeldscherm ertussen. Ik heb met bijna m’n hele vriendenkring gelopen – afgelopen dinsdag bijvoorbeeld nog met Leon. In een sociaal karig jaar was ook dat er erg fijn aan!

Ik zou ook nog een opsomming van dieptepunten kunnen maken: van gemis, schrik, verbijstering, teleurstelling, verdriet, angst, rouw, frustratie, woede, stress, bezorgdheid onzekerheid, beperkingen en onmogelijkheden – maar dat weten we nou zo’n beetje wel. Eentje dan: de Brandersdeceptie werd voor mij een symbool voor hoe ik de coronacrisis sinds de zomer ervaar: falend beleid, paniekerige ambtenaren, slecht gedrag, en de goeden die onder de kwaden moeten lijden.

Als ik het zo op een rijtje zet, was het desalniettemin bovenal een goed sportjaar, met fraaie levenslessen. Ik schreef het al eerder: ik was blij om te ontdekken hoe goed ik zonder wedstrijden kan en wat voor grote rol sporten voor me kon hebben in dit jaar: met plezier en gezondheid voorop, nog ‘vooropper’ dan anders. Waarin ik veel meer dan ooit eerder werd uitgedaagd om in het hier-en-nu te blijven in plaats van bezig te zijn met toekomstige doelen. Waarin ik enorm van sporten heb genoten.

Ik heb van sportjaar 2020 veel geleerd. Dat was misschien tegen wil en dank, en ik kan nog steeds bij vlagen enorm verlangen naar mijn normale leven, naar meer reuring. Als dat gewone leven weer terugkomt, of hoe dan ook, zal ik sterker en wijzer zijn met wat dit jaar me heeft gebracht. Sporten was misschien nooit eerder zo zeer levenskunst als dit jaar, en ik nooit eerder zo veel sportkunstenaar.

 

Door |2020-12-31T14:14:10+01:0031 december 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|1 Reactie

Lockdownyoga: de eerste twee weken

Ik heb er inmiddels twee weken op zitten van mijn yoga-streak: elke dag yoga met Adriene zo lang als we niet mogen zwemmen. Het is een heel avontuur dat me al veel brengt!

Na de eerste paar dagen realiseerde ik me dat ik me wel wat op de hals gehaald had. Samen met project daglicht heb ik twee projecten lopen die flink wat aandacht en zelfdiscipline vragen – maar het lukt en het is volgens mij precies wat ik nodig heb om goed door deze winter-lockdown te komen.

Ik realiseerde me tegelijk ook dat elke dag yoga én daarnaast mijn gebruikelijke ‘sportschool aan huis‘ én zwemvervanging door middel van het trainingskoord veel te veel zou worden. Zó leuk is al dat ge-oefen thuis nou ook weer niet, en bovendien zou de lichamelijke belasting voor mijn schouders en bovenrug te groot worden. En dus, zo besloot ik, heb ik sportschool aan huis en het zwemkoord opgegeven. Daarmee heb ik een stap verder gezet in de acceptatie van de huidige onmogelijkheden: ik ‘vervang’ niet meer maar doe echt iets heel anders.

Bovendien kan ik die beide vervangers opgeven omdat ik meer vertrouw dat ik straks de draad wel weer op kan pakken. Ik ben kennelijk minder bang iets wezenlijks kwijt te raken voor de triathlon of aan mijn ‘core stability’, en ik weet: als ik iets kwijtraak, bouw ik het wel weer op. Dat lijkt me een grote stap vooruit. Dat alles had de yoga me al binnen een paar dagen opgeleverd.

Lichamelijk doet het me ook veel, vooral voor bovenrug en schouders. Zomaar ineens kan ik vanuit hoge plank naar lage (en dan redelijk netjes ‘landen’ op mijn buik – dat kon ik eerder (bij bodybalance) niet en/of ik durfde het niet vanwege m’n hypermobiele polsen; ik deed het altijd in de halve versie, op mijn knieën. Of dat echt extra kracht is of ook meer vertrouwen – geen idee. Maar ik ben er wel blij mee. Afgaand op de spierpijn in bovenrug en schouders word ik sowieso rap sterker. 

Ik hoor Adriene’s stem inmiddels ook op andere momenten, waaronder bij het hardlopen, en dat helpt me mijn houding te corrigeren: breathe in – lift your chest up to the sky, breathe out – drop your shoulders down. Head over heart; heart over pelvis… Ze heeft een aantal vaste cues en die zitten er al goed in!

Verder vind ik het een heel avontuur, want elke dag is anders en elke dag is er ook wel iets nieuws of verrassends. Nieuwe dingen leren is voor mij een heel belangrijke drijfveer, dus ik kan mijn lol wel op. Ik denk dat ik ook nog heel wat verder te ontwikkelen heb voor wat betreft ontspanning, ademhaling en lichaamsbewustzijn.

Ik verwacht dat de lockdown nog wel langer dan tot 18 januari gaat duren, en wat als het maart wordt, of april? Dat wordt wel heel veel yoga dan, zo realiseerde ik me! Liever ga ik weer zwemmen, dat staat als aal boven water (haha). Maar ik ben benieuwd wat de yogastreak me verder gaat brengen! 

 

Door |2020-12-29T20:30:05+01:0029 december 2020|Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Dan maar yoga

Ik heb net de eerste lockdown-yoga erop zitten. Want dat heb ik bedacht voor de tijd tot aan (minstens) 19 januari: elke dag yoga. Ik volg voorlopig Adriene’s kalender voor december, nouja, met twee weken vertraging dan, want ik ben vandaag met dag 1 begonnen:

https://yogawithadriene.com/december-2020-yoga-calendar-honor/

Dat was dus dit:

Adriene is me nu al van twee kanten (masseur en chiropractor) aangeraden en ik deed al een paar weken een sessie van haar voor de bovenrug die me precies goed ‘pakte’ op een zwakke plek (laag houden van m’n schouderbladen).

Want zwemmen, tsja, dat was gister dus voorlopig weer voor het laatst. De badmeester had net gehoord dat het zwembad vijf dicht zou gaan, hij kwam het de zwemmers allemaal persoonlijk vertellen, dat was wel lief, hij was zichtbaar aangedaan. En dat was het dan dus weer voorlopig.

Ik ben tussen de vorige zwemloze periode en gister twaalf keer geweest, best wel veel: zwemmen is fijn en meer dan anders waren het uitjes, in het zo karige bestaan. Dat nu nog kariger wordt dus. En met ook nog een maand blessureleed van de zomer begin ik strakjes voor de vierde keer opnieuw met de zwemopbouw. Net de laatste paar keer was ik een beetje ontevreden, ik was het pas aangeleerde rolkeerpunt helemaal kwijt – ik ging elke keer scheef, kon geen rechte koprol meer maken en kreeg er geen grip op. Niet eens zo heel gek misschien om daarvan even pauze te nemen. Maar vooral toch erg jammer, want zwemmen is gewoon heel fijn.

In het algemeen weet ik verder niet zo goed wat ik ervan moet denken. Ik snap wel dat er wat moet gebeuren, maar deze lockdown lijkt een ongerichte paniekactie, na maanden van gekwakkel. Sinds de deceptie van de Branderszwemtocht heb ik bovendien meer dan daarvoor het ‘de goeden moeten onder de kwaden lijden’-gevoel: met beter gedrag en beter beleid was dit niet nodig geweest. Dat voelt zuur. Ik heb te doen met al die mensen die dit nog veel harder treft. Voor mij vallen er alleen wat leuke dingen weg – naast zwemmen ook dat pietepeuterige beetje cultureel leven bijvoorbeeld.

Ik kom ook hier wel weer doorheen. De ‘zelfzorg’ van voldoende bewegen, naar buiten, daglicht, leuke dingen doen, sociaal contact én alleen zijn is een inspanning, maar het lukt wel: het gaat nog steeds goed met mij. Fietsen en (hard-)lopen kan gewoon, zeker als de weergoden ons zo genadig blijven (14-dagen-weerbericht ziet er goed uit en de afgelopen weken heb ik ook steeds in het weekend een lange tocht kunnen maken, meestal met zon). Aan kerst deden we toch al nooit zo veel, en shoppen vind ik straf. Ik graaf het zwemkoord wel weer op, ik ga gewoon door met #projectdaglicht (gaat goed!), en ik ga voor volgend jaar nog steeds uit van ‘alles wat wél kan, is mooi meegenomen’. 

En voor een beetje extra en afwisselende beweging dus aan de dagelijkse yoga. Ik zou liever gewoon gaan zwemmen, maar ik ben wel benieuwd!

 

Door |2020-12-15T10:39:01+01:0015 december 2020|Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Een verstuikte enkel onderstreept helemaal niks

Opvallend nieuwsbericht gisterochtend: aanstaand president Biden heeft z’n enkel verstuikt. Vooral opvallend is dit stukje:

Hoewel de aankomende president het dus goed lijkt te maken, onderstreept het voorval ook dat Biden bij zijn aantreden de oudste president ooit van de VS zal zijn: 20 november werd hij 78.

Dus het verstuiken van z’n enkel onderstreept zijn hoge leeftijd? Wat een onzin. Alsof jonge mensen niet hun enkel verstuiken als ze zich akelig verstappen. Biden heeft gewoon pech gehad, of een beetje wild gedaan.

Doet me heel erg denken aan mijn voetblessure kort na mijn 50e verjaardag. ‘Pech,’ zei de orthopeed daarover. Maar mijn hele omgeving, inclusief de huisarts, weet het aan mijn leeftijd. Ik vond dat toen schokkend om mee te maken.

In een van de webinars waar ik gister over schreef kwam het ook nog even aan de orde: oudere hardlopers zijn niet opvallend veel vaker geblesseerd dan jonge. Sterker nog: er zijn blessures die je alleen bij jongeren vindt, en alleen bij beginnende hardlopers – in die laatste groep vind je zelfs de meeste. Je ervaring en wijsheid behoeden je ook.

Voor zover de ouderdom al met gebreken komt, komt-ie ook met ervaring en wijsheid. En elk gebrek heeft óók een oorzaak. Bijvoorbeeld: pech.

Door |2020-12-01T09:46:40+01:001 december 2020|Loop|2 Reacties

Drie webinars

Deze tijd van het jaar is er eentje voor bijscholing op trainersgebied (vergelijk). Alleen kon daar dit jaar niets ‘live’ van doorgaan. In plaats daarvan heb ik drie webinars gedaan: een van de NTB plus de KNWU en twee van de Atletiekunie.

Die ene van de NTB/KNWU was van Roxane Knetemann en Pepijn Lochtenberg en ging over het ‘aankweken’ van een andere gerichtheid (mindset) van sporters, namelijk weg van een te grote focus op prestatie naar eentje op groei en ontwikkeling. De twee voor hardlooptrainers gingen allebei over gezondheid en blessures bij hardlopen, vanuit verschillende perspectieven: sportarts Tom Wiggers en fysiotherapeut Luc Schout.

Het mes sneed drie keer aan twee kanten, want ik bekijk zoiets enerzijds als trainingsbegeleider en sportadviseur en anderzijds ook als organiseerder van online trainingen in mijn gewone werk. Ik kijk dus ook altijd naar welke werkvormen werken en hoe ik de aanpak ervaar. Daarover zou ik bijna meer te zeggen hebben dan over de inhoud op sportgebied – maar ter zake hier.

Dit zijn de dingen die ik meeneem uit de webinars, dus dit heb ik geleerd. Eerst twee mindset-dingetjes die van belang zijn in de trainingsbegeleiding:

  • Knip inzet los van resultaat, om sporters van een prestatie- naar een groeigerichtheid te helpen bewegen. Dus je best doen is iets anders dan goed presteren.
  • Voor blessurepreventie: leg de focus op de langetermijnplanning, in plaats van op de kortetermijnbeloning. Een training vandaag overslaan maakt niet uit voor de lange termijn!

Verder ook van belang: bij blessures wordt tegenwoordig eigenlijk geen absolute rust meer geadviseerd. Van het beroemde acroniem RICE, rust-ijs-compressie-elevatie (hoog leggen: hoger dan het hart!), is de R vervangen door POL, dus het is nu POLICE: protectie en ‘optimal loading’: sporten op geleide van pijn. Dat is vooral omdat je hard achteruit gaat bij niet-bewegen, vooral pezen, en juist dat zijn bij hardlopen de meest geblesseerde structuren.

Dan nog twee andere interessante weetjes:

  • 1 op de 100.000 marathondeelnemers overlijdt door hartproblemen. Ik vond dat toch best wel veel, gezien de massale deelname aan populaire marathons. Het grootste risico: ongetraindheid.
  • Zware belasting van botten geeft betere botdichtheid in het hele lichaam. Dus als je hardloopt, is dat ook goed tegen osteoporose in je armen. Een beetje maar – maar toch!

Tot slot: ik vond het leuk om bij het webinar over die mindset in break-outs te praten met trainers van jongeren, en erachter te komen dat dat helemaal niet zo anders is dan wat ik ervaar met m’n wat oudere sporters: ze hebben allemaal de neiging te veel te doen!

Zes inzichten, van in totaal bijna 4 uur webinar – beetje weinig? Mwhjah, vond ik wel eigenlijk. Ik weet al best wel veel en vond het soms wat vluchtig of ‘hoog over’ allemaal – het onderwerp was breed en de tijd maar kort. Maar het was dus wel heel nuttig voor m’n andere vak!

Door |2020-11-30T14:45:00+01:0030 november 2020|Trainer|0 Reacties

Wat dan wel?

Ik schreef maandag een kritisch stuk over een boek dat vrouwen wil aanzetten om meer te bewegen, met het oog op hun gezondheid. Kritiek leveren is makkelijk, dus laat ik het vandaag eens hebben over hoe dat dan wel moet.

Het eerste deel van het antwoord ligt besloten in wat ik maandag schreef: het moet praktischer, persoonlijker, aantrekkelijker. Met concrete handvatten die helpen de obstakels te slechten die vrouwen ervan weerhouden te bewegen. Met inspirerende voorbeelden en herkenbare ervaringsverhalen. Misschien moet het niet of niet alleen een boek zijn, maar bijvoorbeeld ook iets met filmpjes of iets interactiefs.

Het tweede deel van het antwoord is heel anders. Ik denk dat je zo’n boek niet zou moeten willen schrijven. Dus ik denk dat ‘hoe krijg je vrouwen aan het sporten voor hun gezondheid?’ niet de goede vraag is. Om een heleboel redenen, die ik hier kort door de bocht en achter elkaar op een rijtje zet alsof ik het tegen de steller van die vraag heb:

Omdat vrouwen niks ‘moeten’ c.q. al zo veel moeten, en dan moet dat sporten dus ook nog. Nog meer last op hun schouders, en misschien zelfs het gevoel van ‘levenslang’, wat ik in de sportschool ooit een vrouw hoorde verzuchten: een levenslang van moeten sporten, moeten diëten, calorieën moeten tellen – wil je dat vrouwen daarin terechtkomen?
Omdat vrouwen er in horen dat ze alleen maar ‘moeten’ sporten omdat anders de kosten voor de zorg en dus jouw zorgpremie de pan uit rijzen – en daarom hun kont tegen de krib gooien.
Omdat vrouwen zelf bepalen hoe ze willen leven.
Omdat jouw ideaal van zo lang mogelijk fit en slank blijven niet iedereens ideaal is.
Omdat gezondheid slechts een middel is en geen doel op zich.
Omdat het sport reduceert tot een instrument om gezond te blijven, in plaats van iets wat als zodanig de moeite waard is. 
Omdat het allemaal niet zo maakbaar is: bewegen garandeert helemaal niet dat je gezond blijft; sterker nog: uiteindelijk gaan we allemaal dood.
Omdat sommige vrouwen al blij zijn dat ze zich überhaupt door de dag heen geslagen krijgen en dan kom jij aanzetten met je ‘je leeft ongezond’ – mogen ze even zitten met een lekker hapje en drankje alsjeblieft?
Omdat hameren op de individuele verantwoordelijkheid de aandacht afleidt van ongezond makende maatschappelijke structuren, zoals bijvoorbeeld de macht van de voedingsmiddelenindustrie en de op auto’s ingerichte infrastructuur, maar ook de toenemende ongelijkheid. 

Wat ik veel vrouwen (en mannen) zou toewensen, is dat ze zelf hun leven vorm geven. Hun eigen keuzes maken en die naleven. Ik gun ook iedereen de ervaring van hoe verrijkend sport kan zijn. Maar dan moet je het dus niet opgedrongen krijgen als iets wat ‘moet’ voor je gezondheid.

Door |2020-11-27T11:58:29+01:0027 november 2020|Vrouwensport|0 Reacties

Laatste zwemontwikkelingen

Sinds de twee zwemloze weken heb ik drie keer gezwommen. De eerste keer was niet zo’n succes, maar de twee keer daarna waren gewoon lekker. Gisteravond was ik zelfs weer eens alleen bij m’n trainingsclubje, en had ik dus een heuse personal trainer.

Maandag was ik in m’n ’thuiszwembad’, West. Het goede nieuws daar was dat het wél gewoon op woensdag en donderdag open is! Pfoe, dat is een opluchting. Het stond gewoon fout op de site.????

Wel waren er weer twee andere gekke dingen:

  • De gewone, eenpersoonskleedkamers zijn dicht, daar hangt een lint voor. Ik heb me maandag omgekleed in zo’n grote, gemeenschappelijke kleedkamer. Wat het nut daarvan is… we stonden daar met z’n drietjes, lekker te ouwehoeren. Qua besmettingsrisico lijkt dat me een stap achteruit. Het was wel gezellig.
  • Er is een grote computerstoring, al een tijdje. Daardoor is reserveren omslachtig en sinds gister is het zelfs onmogelijk om een gratis reservering te maken en vervolgens af te rekenen met m’n twintig-baden-kaart – die ‘afbliepen’ kan niet. Alsof corona het nog niet lastig genoeg maakt…
Door |2020-11-25T15:58:24+01:0025 november 2020|Zwem|0 Reacties

Bewegen is geen panacee, ook niet voor 40+-vrouwen

Toen we bezig waren met de voorbereiding van onze fietsreis in Afrika, las ik het boek Hoe blijf ik gezond in de tropen. Ik herinner me nog dat ik dat een heel ongepaste titel vond, want het boek bevatte vooral een lange opsomming van allemaal enge ziektes die in je de tropen kunt krijgen.

Toen ik Hart en hormonen. Fit de overgang in (‘Een gezonde start vanaf 40’) las, had ik precies dezelfde ervaring. Fit de overgang in? Het hele boek is één grote opsomming van wat voor ellende je als vrouw allemaal te wachten staat. Alleen al het hoofdstuk over overgangsklachten beslaat bijna 40 van de 167 pagina’s, en dat is nog niet alles, want het hoofdstuk heet de meest voorkomende klachten in de overgang. Dus er zijn er nog meer.

En als het de overgang niet is, dan dreigt er nóg meer: in de andere hoofdstukken gaat het over overlijden aan hart- en vaatziekten, aderverkalking, borstkanker, depressie, stressinfarct, burn-out en botontkalking. Halleluja! Lekker joh – boven de 40 is dus één groot ongezond tranendal?

Nee, gelukkig is er één remedie tegen dit alles, en die luidt: bewegen! Dat moet je dus ook echt gaan doen, vanaf je 40e! Niet dat je veel praktische handvatten krijgt  maar dat maakt niet uit: bewegen zul je!

Oja, en ook nog een beetje wat aan stressreductie en voeding doen. En/of medicijnen slikken – relatief veel pagina’s over hormonen zelfs, ten opzichte van alleen maar een paar heel vluchtige en oppervlakkige pagina’tjes over bewegen (een dubbele pagina ‘Workout’, p. 52-53 – leer uit korte tekstjes hoe je jumping jacks, crunches en een plank doet!) en eten.

Maar bewegen, dat moet, hoor, dat is goed voor álles. Gelukkig signaleren de schrijfsters zelf ook dat ze daarover nogal in herhaling vallen (‘Het wordt bijna saai’, p. 80).

Ik word cynisch van zo’n boek. Van alle narigheid én van het simplistische maakbaarheidsidee erachter. Bewegen als panacee voor alles.

Dat is heel persoonlijk ook: als ik het lees, vraag ik me af hoe het in vredesnaam mogelijk is geweest dat ik een nare overgang achter de rug heb, en een hartritmestoornis heb gekregen (over dat laatste niets relevants helaas). Ik beweeg me te pletter, en meedenkend in de lijn van het boek zou dus alle onheil me bespaard hebben moeten blijven. Vooraf heb ik dat ook gedacht.

Ik wist 15 jaar geleden al dat bewegen (en vegetarisch eten) goed waren in de overgang. Ik dacht dus dat ik fluitend door de overgang zou fietsen. Viel dat tegen! Zo simpel is het niet. Het is echt niet zo dat je met bewegen alle gezondheidsproblemen buiten de deur kunt houden. Was het maar waar.

Nou geef ik direct toe dat ik niet tot de doelgroep van dit boek behoor. Ik ben al te oud, met de overgang min-of-meer achter de rug, en ik beweeg al veel. Het boek is duidelijk gericht op niet-actieve vrouwen met een verhoogd risico op leefstijlgerelateerde ziektes.

Ik betwijfel of je die ermee bereikt, met zo’n negatief en bij vlagen moeilijk verhaal. Er is een boel dat vrouwen ervan weerhoudt voor hun gezondheid te zorgen. Alleen maar zeggen ‘je moet het doen want het is goed’ en ze verder de stuipen op het lijf jagen met een boel toekomstig onheil – dat werkt gewoon niet.

En zeker niet met een boek met grafieken erin en een boel moeilijke woorden: LHRH, fluoxetine, tryptofaan, SSRI, MAO-remmer, BRCA 1 en 2, cyklocapron – en een heleboel meer. En zonder persoonlijke verhalen – iets waar vrouwen in de overgang veel behoefte aan hebben, is mijn indruk, voor er- en herkenning.

Voor de wat kritischere lezeressen is het juist weer slordig. Ik schoot bijvoorbeeld in de lach van deze zin (p. 19):

Gemiddeld duurt de overgang twee tot tien jaar.

Met de vragenlijst over het aanbevolen mediterrane dieet (p. 159) heb ik me samen met manlief ook wel vermaakt. We scoorden niet zo hoog, wat eraan lag dat er bijvoorbeeld staat of je ‘iedere dag’ meer dan 200 gram groenten heet – nou nee, gemiddeld royaal meer dan dat, maar het lukt wel eens een dag niet. Op de vraag ‘eet je vaker kip, kalkoen en wild dan varkensvlees, hamburgers, worstjes of rundervlees?’ moeten we nee antwoorden want we eten helemaal geen vlees. Aan de andere kant: we weten niet precies wat een zoete snack is en dus is het makkelijk om ja te antwoorden op de vraag of we er minder dan drie per week eten. De kruidnootjes die Henk graag eet in deze tijd van het jaar vallen er vast niet onder ????

Dat is een beetje gemiereneuk misschien, en ik weet van mezelf dat ik op dat soort slakjes zout ga leggen als ik me erger aan de hoofdlijn.

Ik betwijfel sowieso of al dat gehamer op ‘je moet sporten voor je gezondheid’ veel effect sorteert. Het is een zeer dominant discours op het moment, omdat er een relatie is tussen leefstijl en een ernstig verloop van covid-19.

Maar zelfs áls het werkt, dan is dit boek niet de weg. Ik vind het perspectief veel te somber. Dat krijg je misschien als artsen zo’n boek schrijven. Die denken in ziektes en problemen, en wat ze te zien krijgen is geen dwarsdoorsnede van de 40+-vrouwen, maar vooral die met ziektes en problemen natuurlijk. Dus dan krijg je een problemenboek. Jammer.

Okee, dan de positieve dingen: het is informatief dus wellicht interessant voor vrouwen die zich beginnen te interesseren in de overgang. Ik pikte er één dingetje uit op dat relevant is voor sporten in de overgang en dat ik nog nooit eerder had gelezen: dat oestrogeen ervoor zorgt dat de vermoeidheidsboodschap van spieren die niet genoeg brandstof krijgen (zoals wanneer koolhydraten opraken in een lange inspanning) later doordringt tot je brein. In de overgang daalt de hoeveelheid oestrogeen – dat is hét kenmerk ervan. Zou het daarom kunnen zijn dat ik in de moeilijke jaren soms al zo’n laag niveau van inspanning zere benen kreeg? Dus me bij veel lagere intensiteit dan normaal al moe voelde? Interessante gedachte!

 

Door |2020-11-23T20:05:21+01:0023 november 2020|Vrouwensport|0 Reacties

Betrapt!

Ik heb afgelopen week onder ogen moeten zien dat ik niet goed aan het trainen was voor het hardlopen. En wat ik daarbij voelde was precies wat ik zo vaak sporters hoor zeggen als het anders moet: ‘maar het gaat zo lekker’.

Waar het om gaat is dat ik bij het hardlopen mijn intervallen veel te hard liep. Dat was er een beetje ingeslopen. Mijn hardlopen heeft maandenlang op de spaarstand gestaan: onderhoud bij gebrek aan wedstrijden en om veel energie in het fietsen te kunnen stoppen. Ik deed een duurloopje en gemengde intervallen, bijvoorbeeld 2×1000, 3×400, 4×200.

Om toch m’n ei kwijt te kunnen, ging ik flink tekeer in de intervallen. Ik liep ze eerder al op het randje van de beoogde snelheid, en sinds ik per 1 november weer aan het opbouwen ben nog harder. Die snelheid kwam verrassend makkelijk en werkte ook zelfbevestigend: wat gaat het goed! Dat belooft wat!

Dat randje, dat was al ten opzichte van ‘oude’ tempo’s, dus gebaseerd op inmiddels al een historische tien kilometer: bijna twee jaar geleden. Dat was toen een Sara-PR en dat tempo bepaalde dus nog steeds mijn intervaltempo: 5’30 ongeveer. Sindsdien heb ik geen echt goeie tien meer gelopen, en bovendien: daar wilde ik weer naartoe, dat zit er volgens mij echt nog wel in.

Intervaltijden worden echter niet afgeleid van wensdenken, maar van een goede tien kilometer die je recentelijk echt hard gelopen hebt – dat is een maat voor de anaerobe drempelsnelheid namelijk, dus voor de grens tussen de twee energiesystemen in je benen die op koolhydraten werken: de een met (de trage spieren met een groot uithoudingsvermogen), de ander zonder zuurstof (de snelle, sterke die snel uitgeput raken).

Als ik uitga van een recente tien, dan ben ik maar liefst 24 seconden per kilometer langzamer. En dan kan ik wel zeggen: ja, maar toen was ik nog niet echt goed getraind en het was warm en ik heb gebrek aan wedstrijden en dus aan tempohardheid en die 53 minuten zit er nog wel in en en en

 

en dat zijn smoesjes, Louise.

Dat realiseerde ik me woensdag, toen ik probeerde een snelle vijf kilometer te lopen en daarin helemaal doodging met een teleurstellend tempo bij een hoge hartslag.

Het was tijd voor reflectie. Hoe kan het toch dat ik in intervallen harder en harder en harder loop, maar dat totaal niet kan volhouden? Ik signaleer dat al langer, heb het geweten aan het ontbreken van wedstrijden en loopjes, maar woensdag realiseerde ik me dat dat slechts het halve antwoord is – of nog minder. Het was de hartslagmeter die de confronteerde: die hartslag, die lag na 2,5 kilometer al hoger dan wat ik een uur lang kan volhouden

Ineens viel het kwartje: ik houd het niet vol omdat ik in intervallen harder en harder en harder loop. Vér boven m’n huidige tien-kilometer-snelheid, oftewel: anaeroob. Ik heb daarmee anaerobe capaciteit gekweekt, zoals dat heet: kort en kogelhard lopen, op een boel kracht. Dat is iets wat m’n benen graag doen, zeker nu: met die sterke fietsspieren die net uit een goeie zomer zijn gekomen. Hoera, lekker knallen, denken die.

En zo liep ik de laatste paar keer mijn kilometers in 5’10. Wat ging ik hard, wat was ik goed bezig, wat komt de snelheid toch makkelijk – dacht ik.

Niet dus. Althans, niet voor de tien kilometer. Als ik hard ga lopen, schakelen m’n benen nu vanzelf naar het anaerobe systeem, want dat leer ik ze nu al een hele tijd aan. En dat gaat niet lang goed, want daar is het niet voor. Bij twee kilometer gaat het al heel naar voelen, en daarna wordt het worstelen en even later stort ik in en zakt m’n tempo naar veredelde duurtraining.

Dat is geen kwestie van ontbrekende tempohardheid, wat ik eerder dacht, en dus van vaker wedstrijdjes doen. Het is een kwestie van verkeerd trainen, van te veel anaeroob wat automatisch gepaard gaat met het verwaarlozen van het aerobe energiesysteem  – dat je traint net ónder die snelheid.

Ik had me al wel eens afgevraagd hoe het toch kon dat ik zo snel was, met zo weinig hardlooptraining. Omdat ik liep met m’n fietsspieren dus, zo realiseerde ik me woensdag.

Waar het op neerkomt, bedacht ik toen ook, ken ik als dit principe: van te hard lopen in je trainingen word je langzamer in de wedstrijd. Tsjonge, dacht ik – dat vertel ik andere sporters heel vaak. En nu ben ik er zelf in getuind.

Het lijkt wel alsof ik elke fout eerst zelf moet maken – bij hardlopen althans. Eerder heb ik al moeten onderkennen dat ik simpelweg te veel deed. Dat zat hem toen vooral in omvang, maar ook al in te veel harde intervallen bij de atletiekvereniging. Toen ben ik overgestapt naar een gepolariseerde versie van de Souplesse-methode, met minder omvang en gedoseerde intervallen. Dat ging supergoed – daar heb ik dat Sara-PR aan te danken en kort daarna zelfs een echt PR op de 15 kilometer, op m’n 53e verjaardag.

Dacht ik dat ik wist hoe het moest, sluipt er weer een andere fout in. Ik voelde me betrapt. Ik ben toch trainer, ik moet dat wéten.

Gelukkig ben ik niet de enige trainer die het beter weet voor anderen dan voor zichzelf. En ik heb lerend vermogen (hoop ik).

Dus, terug naar de tekentafel. Boek erbij gepakt, eerlijk geweest tegenover mezelf: ik moet nu uitgaan van een 10-kilometertijd van 57′. Dat leidt tot intervaltijden voor de kilometer van 5’42 of trager.

Toen dat tot me doordrong keek ik op mijn neus. Zo langzaam? Ze in 5’10 lopen is veel lekkerder!

Ik klink als iedereen tegen wie ik praat over gedoseerder te trainen! Alleen al dat ervaren is leerzaam. Zo voelt dat dus: als een domper.

Tsja, het is kiezen of delen: ofwel ik blijf lekker harde kilometers lopen in m’n trainingen, ofwel ik richt me op beter worden op de tien. Aangezien ik hoop dat ik ooit weer loopjes kan doen en kwart triathlons, weet ik het wel. Voordeel is wel dat ik zo sneller de omvang op kan bouwen, want het scheelt een stuk in belasting.

Bovendien kan ik er – opnieuw – hopelijk wat van leren. Of ik gelijk heb met deze analyse bijvoorbeeld. Trainen = experimenteren.

Op naar het experiment ‘rustigere lange intervallen’!

 

Door |2020-11-20T17:22:22+01:0020 november 2020|Loop|0 Reacties

We mogen weer! Nouja, enigszins…

We mogen weer zwemmen – maar er zitten wel wat haken en ogen aan.

Tot mijn schrik is mijn favoriete zwembad, Zwembad West, voorlopig (?) op woensdag en donderdag dicht. Dat in Overschie komt wat langzaam op gang, en zo ben ik vandaag maar uitgeweken naar het Van Maanenbad. Ik kom daar niet zo vaak ook al is het nauwelijks verder dan West, maar het is er vaak erg druk en rommelig en het is ook fors duurder dan West. Het is wel heel sfeervol.

Ik had er al wat andere banenzwemmers over horen klagen, en hun beeld werd wat mij betreft dubbel en dwars bevestigd: de manier waarop ze daar de coronamaatregelen vormgeven is echt geen porem.

Het begint ermee dat je maar 45 minuten mag zwemmen. Daar gingen er ook nog een stuk of 5 verloren vanmiddag door een kassastoring. Nouja, okee… Net als de dikke euro duurder die het is dan andere zwembaden – peanuts.

Maar dan. In plaats van de 5 reguliere banen zijn het nu twee rechthoeken met in allebei maar liefst 10 zwemmers. Dus een enorm snelheidsverschil. Als snelle zwemmer was ik alleen maar aan het inhalen, breed vanwege al die uitzwiepende schoolslagbenen. En dus de hele tijd bang om frontaal tegen de enige andere borstcrawler aan te zwemmen.

Maar bovendien: iedereen neemt dat brede keerpunt anders. Er zwemmen er een rechthoekje en anderen gaan al halverwege hun baan geleidelijk naar het midden en op de terugweg zijn ze de halve baan bezig met weer naar rechts gaan. Of ze zwemmen rechtdoor tot de muur, keren, en moeten dan een enorme ruk naar rechts maken aan het begin van hun baan. Al die varianten dus – en van alles daartussenin. Dat komt erop neer dat ze bij die keerpunten van voor, naast en achter mij kwamen en soms ook op links heel dichtbij waren. Ik had ongeveer om de baan een (bijna)-botsing.

Mega-irritant. Je zwemt elkaar zo alleen maar meer in de weg en komt vaker dicht bij elkaar dan wanneer het gewoon vijf banen zouden zijn, met vier zwemmers per baan – zoals het in Zwembad West is geregeld. Of als je het zo doet, doe het dan met minder zwemmers per vak – zo was het in de Wilgenring.

Voor de langzame techniekdingetjes ben ik maar uitgeweken naar het pierebadje, lekker warm ook, dat was een tip van die andere borstcrawler.

Ik keerde met wat gemengde gevoelens terug naar huis. Weer zwemmen was op zich fijn, maar ik heb hier niet erg van genoten en voor mijn humeur was het ook niet bevorderlijk.

Fijn was wel om eindelijk weer eens ergens naartoe te ‘moeten’ fietsen, de stad in, ook al regende het op de terugweg – die dynamiek mis ik soms enorm in het coronabestaan. Bijna thuis werd ik beloond door een stralende dubbele regenboog:

Wat er met Zwembad West aan de hand is, weet ik niet. Bezuinigingen? Dat zal toch een keer voelbaar gaan worden, zeker nu de capaciteit van de zwembaden zo beperkt is dat het nog minder rendabel is dan anders – om nog maar te zwijgen van de sluitingen, zoals in de afgelopen weken.

Het baart me wel zorgen. Sportverenigingen staan ook onder druk en krijgen niet veel hulp van de overheid. Net vanochtend hoorde ik ook nog dat de tennisbanen hier vlak in de buurt kennelijk gaan wijken voor woningbouw. Nou tennis ik niet, maar ik vraag me wél regelmatig af hoe veel ruimte er nog overblijft om te kunnen sporten. Of het doorgaat, weet ik niet, maar het zwembad van Overschie zou ook sluiten. In de Schie mogen we niet meer zwemmen. Fiets- en wandelruimte wordt beperkt door de drukte en de aanleg van steeds meer snelwegen (recent voorbeeld, maar hier in de buurt rukken ook het nieuwe stuk A16 en de Blankenburgtunnel op).

Als ik dan afgelopen dinsdag minister De Jonge hoor zeggen hoe belangrijk bewegen is voor de weerstand, dan denk ik eerlijk gezegd: sodemieter op. Ik geloof toch al nooit zo in die boodschap, maar bovendien: de lippendienst is makkelijk, maar álle beleid is de andere kant op.

Hier in Overschie loopt nu trouwens wel een petitie vóór het zwemmen in de Schie. Laten we het hopen… Ondertussen hebben frivole lui het verbodsbord aangepast. Van de € 140 euro boete was eerder al de 1 weggehaald en onlangs ook de 4:

Door |2020-11-19T16:38:11+01:0019 november 2020|Zwem|0 Reacties
Ga naar de bovenkant