Zwem

Op naar het laatste blok

Even een trainingsupdate. Ten opzichte van de vorige ben ik vier weken verder, oftewel een kwart van de duur van m’n trainingsschema richting de halve triathlon: drie weken opbouwend trainen en een rust- en herstelweek. Het gaat nog steeds goed, maar die drie trainingsweken waren wel de moeilijkste tot nu toe. Dat lag er niet aan dat ze ineens zoveel zwaarder waren ofzoiets, maar aan mijn werk. Ik had het vanaf eind februari steeds al druk, door een samenloop van omstandigheden bij twee opdrachtgevers, en die samenloop bereikte in de eerste twee trainingsweken (week 15 en 16) zijn hoogtepunt, met onder andere drie hotelovernachtingen om de volgende ochtend tijdig in de Randstad te kunnen beginnen. Er zat ook wat ‘gedoe’ bij en het weekend ertussenin was druk vanwege de Rotterdamse marathon (manlief heeft z’n 36e uitgelopen!), dus het was serieus aanpoten. Het is me nèt gelukt om alles op mijn schema te doen, maar dat was af en toe wel op het nippertje in het enige beschikbare gaatje en/of met merkbaar verlaagde ‘output’ (tempo of vermogen) door vermoeidheid.

Er volgde een lang Paasweekend, en toen dacht ik wel weer bijgekomen te zijn, maar het omgekeerde bleek het geval: op de dinsdag erna voelde ik me pas echt ingestort. Ik werd moe en chagrijnig wakker, ik zwikte weer eens door m’n heup (lastig kwaaltje toch de laatste tijd) en ik kreeg niets uit mijn handen. Toen pas zakte de adrenaline, volgens mij – het weekend was mogelijk nog te druk geweest, al was het met leuke dingen. Ik bleef een paar dagen moe en ik herstelde slecht, merkte ik. Dat viel me tegen, maar er zat niks anders op dan het te accepteren.

Zondag was echt het keerpunt: ik werd fit en energiek wakker en manlief en ik hebben die dag een plannetje uitgevoerd dat ik van de winter al had bedacht: met de bus naar de halte van de Westerscheldetunnel en daar het Grenslandpad oppakken (LAW 11) en ‘run-walk’end naar huis, dus afwisselend hardlopen en wandelen, deels over onverharde ondergrond, 27 kilometer lang. Dat ging goed, het was leuk, en het was vooral ook fantastisch mooi met de zon, de bloeiende meidoorns, het frisse groen en de vele vogels. Een goede lange, rustige duurtraining ook, en ik ben nu bovendien heel Zuid-Beveland over dat pad te voet doorkruist: van die bushalte tot de grens met Brabant.

Sindsdien voel ik me weer goed. Dus: een moeizaam blokje, met drie door werkdrukte en -stress bepaalde weken, maar nog steeds wel goed getraind.

In de rust- en herstelweek, die vandaag eindigt, heb ik wel maar weinig gerichts gedaan. Wat extra yoga, en maar twee ‘echte’ trainingen: een keer zwemmen en een loop-intervaltraining. De rest viel meer in de categorie ‘fun’: een half uurtje Zwiften bij de Puck Pieterse Celebration Ride (véél te warm maar wel geinig), een stukje kayakken met manlief, nog een keer de Zak van Zuid-Beveland in om met Karin uit Delft te wandelen en fietsen,

Wie zei daar iets over mooie meidoorns?

én de laatste dip van dit seizoen en het eerste stukje ‘echt’ zwemmen: in wetsuit borstcrawlen. Met kayakbegeleiding; manlief maakte deze foto:

Klein stukkie nog maar (500 meter), het was zoals altijd wennen, maar yes, het openwaterseizoen is begonnen!

Dus best een boel gedaan, maar met voorbereiden op een halve triathlon had het weinig te maken. Dat was nodig, want zo kon ik ook mentaal bijkomen na drie weken waarin ik misschien net iets te veel discipline had opgebracht. Achteraf gezien had ik beter eerder een tandje eraf kunnen doen. Maarja, altijd lastig, want het sporten is in zo’n intensieve tijd ook wel m’n verzetje en m’n uitlaatklep.

Nu sta ik aan de vooravond van het laatste blok van drie weken. Daar zitten de langste trainingen in natuurlijk: twee lange fietstrainingen, één keer lang lopen nog, en twee koppeltrainingen. Het bleek nogal passen en meten om alles wat ik wil doen in m’n agenda te krijgen. Werk is weliswaar weer normaal en ik heb in principe tijd zat, maar er vallen een paar afspraken net een beetje onhandig, ik moet toch ook nog weer een keer naar Amsterdam, twee keer naar Den Haag, en privé een dagje naar Antwerpen. Én er zijn twee leuke dingen die ik graag wil doen en waar ik dus omheen plan: de zwemloop van Heinkenszand en de Meidoorntocht.

Het plannen is gelukt, en het weerbericht blijft er maar goed uitzien:

Wat een lente, niet normaal – onze tuin is uitgedroogd, maar om te sporten kan het bijna niet beter

Ik heb er weer zin in. Op naar het laatste kwart van m’n schema!

Enne, oja: als eigen baas betekent drukte ook goed verdienen. Dat was in maart en april zeker zo, en daar ben ik blij mee. Ik hoef me eigenlijk de hele rest van het jaar in dat opzicht nergens meer druk om te maken. Wat een luxe!

 

Door |2025-05-04T17:16:18+02:004 mei 2025|Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Eindelijk weer lekker zwemmen

Ik zwom op m’n lekkerst en snelst nu ruim vijf jaar geleden, net voor de eerste corona-lockdown. Dat was toen het resultaat van een cursus bij TriExperience. Wat ik toen vooral ervoer, was dat ik met mijn hele lichaam zwom, in plaats van met losse onderdelen. Dat was een fijn ‘holistisch’ gevoel en ik ging er harder door, vooral doordat ik met de inzet van mijn heupen via de rotatie van mijn lichaam extra dynamiek kon geven aan de stuwbeweging.

Toen kwam een periode zonder zwemmen, gevolgd door relatief veel openwaterzwemmen (nooit goed voor m’n techniek), wat blessureleed, meer lockdown, een paar cursussen die niet datzelfde effect hadden (waaronder, frappant genoeg, een herhaling van die cursus Powerstroke) – en terug vond ik dat gevoel nooit. Of hooguit eens een enkele slag. Ik ben er een paar keer dichtbij geweest, maar dan verrommelde het ook weer.

Want zo voelt het dan: in plaats van zwemmen als ‘one moving part’ (woorden die Adriene veel gebruikt) valt m’n slag dan uiteen in losse, net niet helemaal goed gecoördineerde onderdelen. Dan kan ik soms nog best wel aardig zwemmen, maar ten opzichte van dat gevoel van 2020 is het toch harken, en tien procent langzamer dan in 2020, soms wel meer zelfs. Frustrerend was het.

Vorig jaar harkte ik wel heel ernstig, en na het openwaterseizoen, dus vanaf oktober, ben ik daarom stevig mijn best gaan doen op de techniek. Het verbeterde wel weer iets, maar eigenlijk viel het me niet mee. Er was iets waar ik kennelijk geen grip op had, en waardoor het harken bleef. Een beetje beter harken misschien, maar niet wezenlijk anders. En ik bleef regelmatig dagen houden waarop ik ‘m helemaal niet raakte.

Dus, toen ik zag dat Zwemanalyse in Goes een gevorderdencursus organiseerde, heb ik me daarvoor ingeschreven, in de hoop op persoonlijke aandacht waardoor ik de ‘missing link’ kon vinden. Ik heb eerder dingen gedaan bij Zwemanalyse en de kleine groepen zijn daar de sterke kant van. De cursus begon 31 januari en bestond uit zes lessen van een uur op vrijdagavond, onregelmatig verspreid over de periode tot 11 april.

Persoonlijke aandacht kreeg ik zeker, want we waren maar met z’n drietjes! Bij de aandacht van trainer Conzuela kwam ook nog een geschreven uitwerking van een video-analyse (de plaatjes hieronder zijn daaruit).

Dat heeft gewerkt! Het is nog net niet helemaal stabiel, vooral niet als ik harder probeer te zwemmen, dus het is nog net niet zoals in 2020, maar ik kan wél weer zwemmen als één geheel, en m’n heupinzet gebruiken voor het stuwen. De eerste keer dat het allemaal weer in elkaar klikte was in de vierde les, en dat was een bijzonder moment. Mezelf zwemmend weer een geheel voelen raakte me.

De twee belangrijkste ontbrekende schakels in mijn techniek waren:

  • In het uitduwen naar achter, dus waar mijn hand bij mijn heup uitkomt, zorgen dat die hand in een hoek van 90 graden blijft, dus blijft duwen tegen het water tot het laatste moment. En niet uitdraait naar plat tegen mijn heup aan, met m’n pink naar boven:
    Dat was iets wat ik jaren geleden ook al eens gehoord had, maar compleet vergeten was. Daar had ik dus nul aandacht aan besteed sinds 2020.
  • Op dat moment van uitduwen met de andere hand écht helemaal naar voren strekken. Zo komt er tussen dat uitduwen en het strekken een soort spanning, waarmee dat de rotatie zich uit mijn heupen kan ‘voortplanten’ naar die uitduwende hand. Mezelf strekken, daar ben ik wel mee bezig geweest, maar het moest nog verder, nog actiever dan wat ik oefende, en dus in samenhang met het vorige punt. Die dagen dat ik ‘m helemaal niet raakte, dat zat hem vooral hierin. Kennelijk vind ik het lastig om ver genoeg uit te strekken als ik moe ben of er niet helemaal bij met mijn hoofd – dat merk ik nu ook nog.

Als ik deze twee dingen goed voor elkaar krijg, en daarbij ontspannen zwem, dan geeft dat weer dat gevoel van zwemmen met mijn hele lichaam. Zonder meer kracht te zetten zwem ik bovendien zo 1 à 2 seconden per baantje sneller. Er gingen nog twee andere cruciale stappen aan vooraf in de cursus die de voorwaarden schiepen:

  • Die ontspanning én voldoende roteren, die bereik ik door de schouder boven water helemaal ‘open te gooien’. Anders gezegd: die elleboog boven water moet omhoog. Daardoor kan m’n onderarm ontspannen hangen, met m’n vingertoppen bijna over het water scherend. We hebben in de cursus precies dit veel geoefend, onder andere door met de duim van die hand je schouder aan te tikken. Roteren oefende ik ook wel, maar ook net niet ‘fanatiek’ genoeg.
  • M’n hoofd goed in positie houden. Ik heb de neiging om te veel naar voren te kijken:
    (een gewoonte die – denk ik – een effect is van drukke zwembaden – zo voorkom ik tegen iemand aan te zwemmen). Bovendien wiebel ik ermee: ik til het op om adem te halen bijvoorbeeld. Als ik het recht en stil houd, kan ik m’n ruggengraat ervaren als stabiele, rechte lijn waaromheen ik roteer. Dat is vergelijkbaar met de ‘danda’ van yoga en ook met de ‘needle in cotton’ van chirunning. Dat gevoel had ik bij zwemmen nooit eerder gehad.

Daarbij is er nog één één ding dat ik weer minder ben gaan doen, en dat gaf ook troost: m’n beenslag. In de cursus vorig jaar ben ik daar veel mee bezig geweest. Ik kwam op alleen mijn benen amper vooruit en dacht al jaren dat ik daar wel iets enorm liet liggen. Mijn beenslag verbeterde door veel erop te oefenen wel, in de zin dat ik op alleen benen wat harder ging, maar ik zwom daar in zijn totaliteit bepaald niet harder door, en ik vond het zwaar. Conzuela raadde me aan terug te gaan naar die kleine beenslag van voorheen. Dan maar weinig met m’n benen doen doen. Ik zwem dan beter en ik spaar in de triathlon mijn benen ook nog eens voor het fietsen en lopen. Dat luchtte me op!

Dus: ik zwem eindelijk weer lekker. Ik ben sinds eind januari veel met techniek bezig geweest en niet met tempo, dus echt veel harder gaat het volgens mij nog niet. Zeker niet als ik sprint. Het bleek maar weer: een sprinter ben ik echt niet. In de laatste les zwom ik van ons drietjes het snelste setje van 4X100 honderd meter, maar veruit de langzaamste 50 meter voluit. Ik had daarbij wel m’n tijd het beste voorspeld, en dat leverde me een gouden badmuts op 😇:

Door |2025-04-25T15:06:07+02:0025 april 2025|Zwem|0 Reacties

Feel the fear and swim anyway

Ik had de laatste tijd af en toe per e-mail wat contact met Juanita, naar aanleiding van mijn boek. Zij stuurde mij een link naar een gastblog dat ze schreef voor Swim in Balance over hoe ze daar leerde met plezier te zwemmen door haar waterangst te overwinnen. Ik mailde terug: wat een fraai voorbeeld van motto (en boektitel) ‘feel the fear and do it anyway’! En dat je op je 48e nog wat goed kunt maken van wat er in je kindertijd mis is gegaan – waarmee je ook iets aan je identiteit verandert. Dat is inderdaad wat sport kan doen. Dus: lees die blogpost! En Swim in Balance ga ik in de gaten houden.

 

Door |2025-04-22T10:31:51+02:0022 april 2025|Boeken, Zwem|0 Reacties

Halverwege

Kattendijke, vlakbij start en finish van de Oosterscheldeloop

Mijn trainingsschema voor de halve triathlon op 7 juni begon op 10 februari. Dat betekent dat ik nu halverwege ben. Dat is een raar idee. Het voelt alsof ik nog weinig heb gedaan, behalve dan af en toe lang lopen. En die halve triathlon komt hard dichterbij zo. De tijd is gevlogen.

Ter illustratie: vorige week deed ik voor het eerst dit seizoen een fietstraining met korte, intensieve intervallen buiten, in plaats van in Zwift. Dat ging goed maar een beetje rommelig, en toen dacht ik: ik mag hier wel eens wat meer structuur in aanbrengen. Toen realiseerde ik me: ja, voor nog drie keer. Dat is alles al. Schrik!

Maar: het gaat goed, dat schreef ik vorige week ook al. Dat gevoel van ‘weinig gedaan’ is een goed teken. Een passend schema is immers niet loodzwaar, maar zorgt voor consistente kleine stapjes vooruit. Die stapjes zijn soms in trainingen amper te merken en soms is het dan ook bijna niet te geloven dat de vooruitgang er is.

Afgelopen zaterdag kreeg ik een prettige bevestiging van de progressie: bij de Oosterscheldeloop overtrof ik mijn eigen verwachtingen op wat in mijn schema ‘snelle duurloop’ heet (15 kilometer): ik liep onder de 6’/km. Dat is van jaren her. Het ging nog vrij makkelijk ook, tot op 3,5 kilometer voor het einde – dat laatste stuk was met tegenwind, dus dat was doorbijten, maar dat lukte. Prachtige loop trouwens, in – alweer – stralende zon!

Het ‘hard dichterbij komen’ is eigenlijk ook okee. Want ik ben er bijna klaar voor. Of liever gezegd: als ik morgen of nouja, zeg volgende week, een halve triathlon zou moeten doen, dan had ik eigenlijk maar één echte zorg, en dat is hoe m’n rug na drie uur van de triathlonfiets af zou komen. Die houding is immers vrij zwaar, en die rug moet dan nog 21 kilometer lopen ook en daar heb ik ‘m ook hard bij nodig. Daar heb ik dus nog trainingsarbeid te verrichten. Ik zit op dik twee uur in die houding nu, daar moet nog een beetje bij en koppeltrainingen met lopen. Daar heb ik nog de tijd voor en dat is dan ook prioriteit #1 de komende weken.

Op het punt van de houding opbouwen had ik bij het maken van mijn schema één ding over het hoofd gezien, zo realiseerde ik me gaandeweg: dat er met maar één duurtraining op de triathlonfiets per twee weken minstens twee maar soms, met een rust- en herstelweek ertussen of wat schuiven in m’n schema, zelfs meer weken tussen die trainingen in zitten. Dat is te lang, dan raak ik steeds tussendoor kwijt wat ik heb opgebouwd. Ik improviseer wat om dat op te lossen en er elke week mee bezig te zijn: een extra training op die fiets in de rust- en herstelweek, een intervaltraining verlengen, en wat ook zou kunnen: een lange duurtraining op twee verschillende fietsen, dus met een ‘overstap’ thuis. Dat is nog niet uitgekomen, maar zou ook kunnen.

De consequentie van het belang van die houdingsopbouw is overigens wel dat ik minder op mijn nieuwe fiets rijd dan gehoopt. Dat doet nou even pijn, maar is een kwestie van geduld.

Iets anders wat ik nog niet heb gedaan is in open water zwemmen – meer dan m’n wekelijkse dip. Dat kan ook nog niet, gezien de watertemperatuur. Die kruipt omhoog – de nachten zijn koud. Zal wel goed komen. Als ik naar het zwembad ga, zwem ik altijd wel zo rond die 1900 meter, met vaak ook nog wel ‘fratsen’ (andere slagen, techniekoefeningen) erbij. Non-stop zou ik taai vinden maar het zou wel lukken. Hopelijk een paar keer doen in de Oosterschelde vanaf half mei.

De rest van de tweede helft van m’n opbouw brengt me hopelijk in zo goed mogelijke vorm aan de start op 7 juni. Door nog meer van die kleine stapjes dus. De structuur en doelgerichtheid van zo trainen vind ik fijn. Als het zo lekker blijft gaan als nu, is het dus alleen maar leuk!

 

Door |2025-04-03T15:47:15+02:006 april 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Zeldzaam goede wintertijd 😀

Mooie boom met bloesems

Lente! Foto van tijdens een ommetje door Roosendaal vorig weekend.

Met het ingaan van de zomertijd dit weekend zit de vijfde jaargang van Project Daglicht er weer op, de opdracht aan mezelf die ik in coronatijd begonnen ben: in de wintertijd elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Het was een makkie dit jaar, zeker de laatste weken, met al die zon en warmte. Bijzonder was ook nog de verlengde kerstvakantie (de week voor de echte kerstvakantie waren we naar Schiermonnikoog): drie weken achter elkaar haalde ik, in het holst van deze grauwe, vochtige en kille winter, het dubbele aantal uren daglicht. Dat was een lekkere opsteker! Het blijft zo dat Project Daglicht me door de winter heen helpt. Ik houd ’t erin!

Het was in meer opzichten een opvallend goede winter. Ik hoorde veel over griep en langdurige verkoudheden enzo, maar bij mij bleven de luchtwegvirussen beperkt tot een weekje iets heel milds in november. Dat is voor mijn doen bijzonder. Geen idee waar ik dat aan te danken heb.  Nouja, vast wel aan de griep- en covidvaccinatie en een beetje opletten met m’n handhygiëne enzo. Plus de wekelijkse dip in de Oosterschelde? Ik kan me eigenlijk niet goed voorstellen dat zo iets korts echt veel bijdraagt aan m’n gezondheid, al blijft het wel een kick die me ook door de winter heen helpt. Ik ben qua luchtwegen wel nog steeds bezig met de gevolgen van het vorige seizoen, want ik ruik nog steeds niet alles (helaas – het is ook al een tijdje niet vooruit gegaan nu, dus ik weet niet of het echt weer helemaal goed gaat komen). Dus, zo dacht ik wel, ik verdiende een mild jaar. Maar zo werkt het niet. Het is ook gewoon geluk.

Verder was ik fit en ging het me goed – ik heb het in ons nieuwe huis en op onze nieuwe plek enorm naar mijn zin. Voor het eerst in jaren was het een ontspannen winter: zonder verhuizing, zonder gedoe met buren, zonder stervende schoonvader, zonder arbeidsongeschikte echtgenoot, zonder pandemie – ik heb de vier jaar ervoor best heel wat voor mijn kiezen gehad. Die werkstress van laatst, ach, dat hoort er gewoon bij.

En dat het goed met me gaat, dat levert merkbaar wat op. Ik bedoel: het is niet alleen dat ik me goed voel, ik kan er zelfs getallen aan koppelen. Ik ben uit de winter gekomen met een FTP van 227, zeven Watt hoger dan de voorgaande jaren, en ter vergelijking: in eerdere jaren haalde ik dat wel eens pas aan het eind van het fietsseizoen. Daarbij ben ik in staat om een halve marathon te lopen. Niet hard, mijn looptempo is het enige wat een beetje achterblijft. Maar dan nog: deze combinatie van loop- en fietsvorm heb ik nooit eerder gehad.

Die goede vorm is het gevolg van een hele winter lang, of eigenlijk al sinds juni, goed kunnen trainen. Dankzij die fit- en ontspannenheid, en ik leer ook nog steeds bij over wat voor mij het beste werkt. Het zwiften doet me goed bijvoorbeeld, en ik loop m’n lange duurlopen ontspannener en langzamer dan voorheen, waardoor ik ze beter verteer.

Net op het laatst van de wintertijd kreeg ik dankzij de cursus bij Zwemanalyse ook een zwemgevoel te pakken dat ik vijf jaar kwijt was geweest. Net voor de eerste lockdown zwom ik op m’n hardst én lekkerst, en dat gevoel had ik na die zwemloze periode nooit meer terug kunnen vinden. Ik zal er nog een keer apart over schrijven, maar in elk geval: het is er weer. Nog niet zo hard als toen, maar wel weer zo lekker. Ben ik erg blij mee!

 

Door |2025-03-24T18:02:44+01:0029 maart 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Schemageneuzel in week 2a

Met het hoofddoel voor komend seizoen helder heb ik zitten puzzelen aan mijn trainingschema. Hier het resultaat ervan. Het is een beetje neuzelig, maar wellicht bruikbaar voor andere a-typische tratleten op weg naar een halve.

Met a-typisch bedoel ik dat ik een veel betere fietser dan loper ben. Daarom zijn standaard trainingsschema’s voor mij niet geschikt. Die gaan uit van een veel gelijkere verdeling van talenten, zal ik maar zeggen. Voor mij is het verschil in zowel zwaarte van trainen als prestatie nogal groot, veel groter dan bij de gemiddelde triatleet. De halve straks in juni staat of valt met hoe ik het lopen doorkom, sowieso, en ook vanwege de limiettijden.

Overwegingen

Het is alweer van 2019 geleden dat ik ambitieus inzette op het triathlonseizoen, toen ook voor een halve. Ik heb sindsdien weer bijgeleerd over hoe ik optimaal kan trainen. Belangrijk moment daarin was de 1/3e triathlon in Leiderdorp in 2022.  Dat beschouw ik als mijn beste ‘langere afstand dan een kwart’ voor wat betreft het lopen. Net daarvoor had ik veel gelopen, lange, rustige duurlopen vooral. Dus: die heb ik nodig.

Wat ik ook nodig heb voor het lopen, is goed fietsen. Ik wil die limiettijd halen en dan nog met nog zo veel mogelijk energie aan het lopen beginnen. Bovendien ‘verteer’ ik fietsen goed, zowel lange duur als hoge intensiteit. Dat kan ik benutten.

Veel lopen én veel fietsen, dat wordt al gauw te veel. Dus het is zaak goed te doseren. De afgelopen tijd heb ik ‘2 om 2’ getraind: beide sporten twee keer per week. Dat is me goed bevallen, dus ik zet dat voort. Maar ik wil wel verschillende trainingen doen. Wat ik uitpuzzelde, was dat dat kan in een micro-cyclus van twee weken. Dat wil zeggen dat alle trainingen die ik wil doen in twee weken passen.

Twee-weken-schema fietsen en lopen

4XFietsen: Fietsen heb ik maandenlang alleen maar onderhouden, wel op een okee niveau overigens. Net vorige week kon ik voor het eerst buiten trainen –heerlijk. En nu door, op naar de lente, op naar langere ritten! Met deze aanpak:

  • Een lange, rustige duurtraining, waarbij ik idealiter wil uitkomen op zes uur als langste training – dat geeft een lekkere basis onder mijn conditie voor de totale duur van de halve triathlon. Idealiter, want als het weer zo’n slechte lente wordt als vorig jaar gaat dat niet lukken, en als het trainen te zwaar wordt, hoeft het ook niet per se. Ik heb de rustige duur in de winter onderhouden op 2 uur zwiften en in de kerstvakantie had ik al 3 uur en (veel) langer gefietst, dus ik hoop een vliegende start te kunnen maken. Kom maar door met die lente!
  • Een middelllange duurtraining op de triathlonfiets, om te wennen aan die houding en later wat ‘blokjes’ op wedstrijdintensiteit te doen.
  • Twee korte intervaltrainingen rond FTP en nog intensiever. Dat type trainingen trekt m’n hele conditie omhoog. Het hoog-intensieve heb ik ook op Zwift onderhouden, en bij mijn eerste ritje buiten zag ik veelbelovende vermogens. Binnenkort maar eens een FTP-veldtest doen, ik ben benieuwd.

3-4X Lopen: het is me gebleken dat ik met maar twee keer per week hardlopen probleemloos kon opbouwen naar lange duurlopen. Ik heb zo makkelijk eigenlijk al de maximale omvang bereikt, met onlangs mijn langste duurloop in tijden, dik 23 kilometer – meer dan genoeg. Nu is het zaak dat volume te onderhouden, en wie weet nog een heel klein tikje sneller worden gaandeweg, want op snelheid heb ik nog weinig getraind. En vooral ook niet te veel doen, het me niet tegen maken, niet mijn kruit al verschieten – dat is nog best lastig op zo’n lange termijn. Dat is het onzekere aan de plannen. Dit is mijn aanpak:

  • Een lange, rustige duurtraining van ongeveer 2 uur. Dat geeft een lekkere basis! Alleen die lange laatste was zwaar, maar toen liep ik ook iets te hard, om aan te kunnen sluiten bij een groepje. Dat moet ik niet te vaak doen; dat is wat ik dit seizoen heb geleerd: als ik in een lange duurloop telkens naar ontspanning zoek en me niet bekommer om de snelheid, verteer ik ze beter.
  • Een intensievere maar kortere duurtraining op beoogd wedstrijdtempo of met langere intervallen daarop, 1-1,5 uur. Dat wedstrijdtempo ligt overigens niet veel hoger dan m’n duurlooptempo, maar een verschil met de echt rustige duurtraining is wel dat tempo er daarin helemaal niet toe doet. Vorige week zaterdag heb ik al zo’n intensieve duurloop gelopen, te hard zelfs. Het was in een groep en die liep harder dan afgesproken. Dat eigenlijk net iets te hard lopen, dat kan nu nog omdat fietsen nog ‘on hold’ staat. Het ging prima, maar dat moet ik niet blijven doen.
  • Een of twee korte trainingen op een hoger tempo, bijvoorbeeld een loopje van vijf kilometer (zoals afgelopen zaterdag bij de zwemloop, foto) of intervallen volgens de souplessemethode. Hopelijk heeft dat ook effect op mijn conditie, maar anders dan bij fietsen zijn deze trainingen vooral gericht op mijn hardlooptechniek. Anders ga ik van al die rustige duur lopen sjokken.

In actie bij de zwemloop in Vlissingen, 22 februari. Foto: Sandy Pleyte, met dank, via Facebook van de organisatie

Rust en herstel

Nou, dat had ik uitgedokterd en netjes gepland, en toen dacht ik: maar als daar geen rust- en herstelweken tussen zitten, wordt dat veel te zwaar. Gut, ja, geplande rust- en herstelweken – daar deed ik niet meer aan. In het jaar dat ik sukkelde met de darminfectie was dat zinloos, want toen kon ik beter meebewegen met de ups en downs van die ziekte. Vorig jaar trainde ik licht genoeg om nauwelijks extra hersteltijd nodig te hebben. Of liever gezegd: ik herstelde toen steeds heel makkelijk tussendoor, wat een voordeel is voor mij van fietsen tegenover lopen. En ook tot nu toe deze winter nam ik het zoals het kwam. Maar dat is bij zulke ambities net iets te vrijblijvend.

Okee, dacht ik, dus na elke cyclus een rust- en herstelweek. Dat is een mesocyclus van drie weken, twee-op-een, dat kan prima. Maar dat geeft ineens wel heel weinig tijd  om op te bouwen. Dan moet ik wel heel grote stappen gaan zetten om de omvang te halen die ik wil bereiken. Hmm.

De oplossing was natuurlijk: drie-op-een, in een mesocyclus van vier weken. Dus drie weken opbouwend trainen, één week gas terugnemen. Dat is een heel gebruikelijk ritme, ik heb daar het vaakst mee getraind.

Dat betekent alleen dat ik een gekke mismatch krijg tussen de micro- en mesocyclus. In elke periode van drie weken opbouw doe ik anderhalf keer het programma van hierboven. Niks mis mee, alleen even wennen. Om en om splitst zo’n tweewekelijkse microcycus dus in een a- en een b-week. Dit is week 2a. Dat wil zeggen dat ik microcyclus 1 achter de rug heb: de eerste ’tweeweekse’. Volgende week rust- en herstelweek, en daarna volgt de tweede week van microcyclus 2. (Gekke gedachte trouwens dat ik er al 1/6e van de opbouw-trainingen op heb zitten.)

En de rest

En oja, zwemmen, dat zit er ook nog bij. 1,9 kilometer zwemmen lukt altijd wel – als ik naar het zwembad ga, zwem ik dat al. Het is alleen wel fijn als ik er energie mee spaar. Dus focus op techniek en ontspannen zwemmen. Met het oog daarop ben ik nog wel even zoet met de cursus bij Zwemanalyse en bijbehorend trainingsschema. Hopelijk lukt het om voor 7 juni een paar keer in het open water te zwemmen, zo mogelijk al een keer 2 kilometer en/of Kattendijke-Wemeldinge (dat is langer, maar met de stroming mee). Ik houd zwemmen op twee keer per week. Met nog vaker zwemmen word ik misschien ietsje sneller, maar haal ik mezelf forse planningsproblemen op de hals, en wat ik al eerder schreef: zo leuk is het zwembad niet altijd.

Een permanent onderdeel van mijn trainingen dat ik er zeker in houd is de yoga, voor core stability (krachttraining buik, heupen, rug, schouders), lenigheid en mijn hoofd.

De afgelopen seizoenen deed ik ook nog vrij zware krachttraining voor m’n benen, maar dat doe ik voorlopig niet: te zwaar, te haaks op het lange lopen, niet per se nodig voor 90 kilometer fietsen, en vorig jaar rendeerde het eigenlijk niet zo. Ik kon toen weliswaar kort een veel hoger vermogen halen dan ooit tevoren, maar daar had ik voor mijn type wedstrijden niet veel aan. Ik verwerk wel wat krachttraining in de fietsintervallen.

* * *

Een schema is een routekaart, ik zal in het dagelijkse sportleven zelf de weg moeten vinden. Heel blijven en lol houden blijven hoe dan ook de prioriteit. Ik heb er zin in, en ben benieuwd hoe het gaat lopen en waar het me dan gaat brengen!

 

Door |2025-02-24T14:39:17+01:0026 februari 2025|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen, Zwem|1 Reactie

Drie keer is scheepsrecht

Vanmiddag heb ik voor de derde keer meegedaan aan de Zwemloop Vlissingen, het eerste multisport-evenement op de kalender van het nieuwe jaar. Zo’n derde keer doet terugblikken, en dat is met tevredenheid:

  • Ik bedacht al in de aanloop dat ik persoonlijk in het rustigste vaarwater van de drie keren zit. De eerste keer (2022) lag Pa net in het ziekenhuis; vorig jaar was ik niet fit en zat ik in een klein mini-oasetje tussen een boel stress: een week later barstte de verhuizing los. Nu gaat het mij persoonlijk gewoon heel goed, hooguit net de laatste paar dagen een beetje last van m’n knieën af en toe. (De wereld is een ander verhaal op het moment, maar ik geloof niet dat dat mijn sporten beïnvloedt.)
  • Dit was mijn snelste van de drie: met (zelf geklokt) 38:23 was ik een minuut en één seconde (haha) sneller dan in 2022 en drie minuten sneller dan vorig jaar. Dat zit hem vooral in het wisselen, en ten opzichte van vorig jaar ook in het lopen. Beide vorige keren had ik heel slechte wissels; dit keer ging het gewoon goed. Ik had dat ook wat beter voorbereid, waar het vaarwater van bullet 1 een rol in speelt. Die rust hielp dan ook nog eens tijdens de wedstrijd: als het druk is in mijn hoofd, versterkt dat mijn verstrooidheid.
  • Ik heb naar mijn huidige kunnen gezwommen en gelopen, dat stemt me tevreden. Ik kwam bij het zwemmen weer uit op de ongeveer 10-blank waar ik een abonnement op lijk te hebben, maar dat was in een rommelige baan met een groot snelheidsverschil, niemand om bij aan te haken, en een heuse frontale botsing. Zonder erg gelukkig, maar ik schrok wel en kwam helemaal stil te liggen. Daarna was ik pissig, want het was echt asociaal inhalen geweest. Vorig jaar zwom ik veel harder, maar dat is waarschijnlijk voor een deel het gunstige treintje geweest toen, en sindsdien ben ik wel veel trager geweest – mijn zwemmen is op de weg terug omhoog. Het lopen voelde lekker, en met de focus op rustige duur is 5’26/km voor mijn doen gewoon okee. Geen last van m’n knieën, wel erna weer een beetje – ik houd het in de gaten.
  • De omstandigheden waren gunstig: ik kon hardlopen in m’n triathlonpakje, dus zonder extra laagje. Dat was fris maar niet koud. Er stond wel wat wind, niet heel gunstig, maar verder was het ideaal hardloopweer met voor mijn gevoel veel zuurstof in de lucht. Het beetje miezer mocht niet deren, hooguit was het daardoor wat grijzig allemaal.
  • Het was weer gezellig met een paar bekenden – elk jaar meer, en dit jaar natuurlijk helemaal door de Zeeuwen die ik heb leren kennen. Want dit was mijn eerste deelname als Zeeuwse. Dat maakte het ook anders, zo ben ik met de trein gegaan en ik was er voor mijn gevoel zo.
  • Het is en blijft een leuk evenement: kleinschalig, compact, boel kinderen, goed georganiseerd, leuk parcours. Een mooie opener van het seizoen!

 

Door |2025-02-22T20:23:19+01:0022 februari 2025|Loop, Zwem|1 Reactie

De zwembad-cultuurshock

Ik ben hartstikke blij met het ‘nieuwe leven’ dat de verhuizing van april me heeft opgeleverd. Het gaat om het nieuwe huis (heerlijk), de andere omgeving (ah, die rust en ruimte!) en de snelle inburgering, maar er is meer veranderd. In het oude huis kon ik niet zwiften zoals ik nu doe bijvoorbeeld. En zo is er meer, ook op niet-sportgebied.

Maar er was de laatste maanden ook iets waar ik mee worstelde. Het lijkt net de laatste weken weer beter te gaan, maar vanaf de herfst heb ik best wel moeite gehad met de gang van zaken in de zwembaden. Vooral in dat van Kapelle, omdat ik daar het meest kom, maar in Goes had ik mijn slechtste ervaring.

Waar het om gaat is dat ik soms amper ruimte had om een beetje fatsoenlijk te zwemmen. Dat komt dan door een combinatie van drukte en grote snelheidsverschillen in de baan, of liever gezegd: het snelheidsverschil tussen mij en alle andere zwemmers. Ik ben regelmatig de enige snellere zwemmer geweest en dan bijvoorbeeld ook de enige borstcrawler. Dat vind ik nog steeds gek – dat heb ik in Rotterdam nooit zo meegemaakt, en ook in andere zwembaden niet. Waar zijn dan toch de andere snelle zwemmers?

Dus dan deel ik de baan met vier of vijf trage, breeduit zwemmende schoolslagzwemmers, en dat is hinderlijk. Hier is het dus druk als je de baan met z’n vijven of zessen deelt; in Rotterdam ervoer ik het als druk als we met het dubbele aantal in de borstcrawlbaan bezig waren. Een aparte borstcrawlbaan, daar doen ze hier niet aan, en dat kan ook niet als het om één zwemmer gaat, tegenover twintig schoolslagzwemmers. Dat snap ik wel, maar het gevolg is wel dat ik niet fatsoenlijk kan zwemmen.

Daar komt nog bij dat die schoolslagzwemmers frappant weinig rekening houden met een snellere borstcrawler. Nouja, ik moet zeggen: dat varieert, er zitten aardige mensen tussen. Maar ik heb sterke staaltjes meegemaakt. Die benen net iets minder ver uitslaan of even wachten bij het keerpunt – ho maar. Soms blijven ze zelfs gewoon naast elkaar zwemmen, al ouwehoerend. Ik meen soms zelfs een triomfantelijke of vijandige blik te zien.

Ik word er zelf af a-socialer van, merk ik. Ik bedoel: ik houd in principe rekening met m’n baangenoten. Maar als dat niet van twee kanten komt, haal ik ook wel eens hinderlijk in, moeten zij maar eens even in de remmen.

Die ene keer in Goes was het zelfs ronduit vijandig. Daar zwommen er twee pratend naast elkaar, soms bleven die rechts zodat ik er aan één kant langs kon, dan weer ging de een naar links en moest ik midden tussen ze door, en dat zag ik soms pas op het laatst – ik werd er gek van. Ik sprak ze aan en zou daarop langs de muur blijven, maar dat was al buitengewoon onvriendelijk van hun kant – ‘kun je niet kijken door dat brilletje van je dan?!’ Toen kwam er nog iemand bij, wel aardig overigens, maar dat maakte het nog lastiger. Toen nóg iemand, aan hem vroeg ik rekening met mij te houden, en zonder blik of woord prompt zwom hij weg, mij maximaal in de weg zittend. Toen ben ik maar vertrokken.

Ik heb nog even met de badmeester gepraat, ook om te checken of dat uur eigenlijk ook wel voor borstcrawlers was. Jawel, ik had het volste recht er te zijn. Hij wist trouwens precies over wie ik het had. Hij zei nog: sinds corona zijn de zwemmers een stuk minder bereid om rekening met elkaar te houden.

In Kapelle ben ik ook een keer weggegaan en heb ik een paar keer trainingen sterk moeten aanpassen en dan op hangen en wurgen volgehouden, waardoor het bepaald niet ontspannen was. Ook daar was een keer iemand onsympathiek (‘ja, dat gaat niet zo nu jij erbij bent’). In een andere variant zijn we met twee of drie snelle zwemmers in een baan bezig, en dan komt er een nieuw iemand aan, een heel trage schoolslagzwemmer, en die verkiest dan uitgerekend onze baan. Pfff…  En één keer ving ik van een paar banen verderop een flardje gesprek op over borstcrawlers ‘met zo’n trainingsschema’ – die moest je niet hebben in de baan. Nee, akelige mensen zijn we…

Het voelt af en toe alsof ik het rustige schoolslagfeestje kom verstoren. Het vijandige richting de ‘sterkere’ doet me op de slechtste momenten denken aan de oorlog op het fietspad tussen de racefietsers en de rest. Ik kan me natuurlijk wel voorstellen dat het prettiger is om met allemaal gelijkgestemden en even snelle zwemmers te zijn, maar zíj kunnen een baan opschuiven en daar treffen ze die, dan zijn ze van me af. Ik kan dat niet – dat is alleen maar een verplaatsing van het probleem.

In Kapelle is er sinds het begin van dit jaar een bordje ‘snelle baan’. Ik weet niet helemaal zeker of het effect heeft, dus of mensen zich er wat van aantrekken, en ‘snel’ is een relatief woord. Maar ik heb dus wel net de laatste paar weken redelijk rimpelloos kunnen zwemmen. Ik leer ook de momenten beter kiezen, al beperkt dat wel nogal het aantal mogelijke wekelijkse zwemmomenten.

Die gemoedelijke Zeeuwen, in het zwembad ondergaan ze een karakterverandering. Ik verlang dus nog echt wel eens terug naar de borstcrawlbaan van zwembad West. Dat had ik niet verwacht.

 

Door |2025-02-14T17:34:46+01:0014 februari 2025|Zwem|0 Reacties

Het gaat lekker

Het is alweer even geleden dat ik hier wat postte, maar dat was typisch een geval van geen nieuws = goed nieuws. Het gaat al een tijdje best wel lekker allemaal:

  • Met stip op 1 staat het hardlopen. Ik heb een heleboel leuke loopjes gedaan (gemiddeld elke week 1), gestaag kunnen opbouwen tot 21 kilometer (ging zeldzaam goed, blij mee – mijn duurlooptempo is gezakt, ik loop onstpannener, en ik denk dat dat zijn vruchten afwerpt), en er komt af en toe ook weer een beetje tempo in. Apotheose tot nu toe was de Midwinter Halve Marathon in Cadzand van afgelopen zondag: lekker gelopen en bij mijn huidige vorm ook in een goed tempo, op een zwaar maar werkelijk schitterend parcours in dito weer. Genoten – en dat is voor mij op een halve marathon wel eens anders! Op de foto van de organisatie ziet het er overigens anders uit, maar verkijk je daar niet op – er riep iemand, dat bleek de fotograaf te zijn, ik tuurde in zijn richting maar werd verblind door die heerlijke zon.

    Let ook nog even op: rechts achter mij zie je over de duinen heen nog net de vage contouren van ‘de overkant’ – Vlissingen. Ik heb enorm lopen genieten van hoe mijn geboorteplaats lag te blinken in de zon. Ik dacht nog: zo is het de mooiste stad van Nederland (maar vergis je niet: het is een stad met twee gezichten – zie dit recente voorbeeld).
  • Fietsen staat nog even een beetje in de wachtstand, al lukt het me de meeste weken wel om zowel een duur- als intervaltraining op Zwift af te werken. Dat blijft onverminderd leuk. Eigenlijk is het nog leuker geworden zelfs, want ik heb voor mijn verjaardag een iPad gekregen en daarop draait Zwift beter en is het beeld groter en helderder. Ondertussen popel ik wel van verlangen naar fietsen in de lentezon.
  • Zwemmen zit eindelijk weer in de lift. Aan het eind van 2024 had ik wat frustratie omdat progressie uitbleef en ik dus de in de loop van dat jaar kwijtgeraakte snelheid maar niet terugvond. Daarnaast had ik wat zwembadergernissen – een heuse cultuurshock tussen de Randstad en Zeeland, daarover een andere keer meer. Maar sindsdien is er wel wat progressie gekomen toch, en bovendien ben ik vrijdag begonnen met een  cursus bij Zwemanalyse in Goes. Ik dacht al dat het de hoogste tijd was dat er weer eens iemand naar mijn techniek keek en dat bleek meteen al de moeite waard. We zijn bij de gevorderden met een groepje van drie en de persoonlijke aandacht is precies wat ik nodig had.

Bovendien is mijn seizoen aan het uitkristalliseren. Ik was zoekende sinds ik van de afgelasting van de Radweltpokal had vernomen. Ik had ook even wat tijd nodig om me neer te leggen bij het ontbreken van een vervangend fietsdoel. Zodoende kwam er ruimte voor een andere invulling dan de afgelopen twee jaar: triathlon wordt weer het belangrijkste, althans qua wedstrijdsport, en mijn piek gaat vroeg in het seizoen liggen. Tussen 29 mei (Hemelvaartsdag) en 21 juni doe ik kort na elkaar vier wedstrijden, waarvan de nieuwe halve triathlon ‘De Line Crossers’ het hoofddoel wordt. Het is fijn om dat helder te hebben. De andere drie zijn Dordtse Biesbosch, Stein en Oud Gastel 750.

Die halve is een ambitieus doel gezien de tijdslimieten, maar dat is okee. Ik hoop namelijk eindelijk eens een halve triathlon te doen in goede vorm. Ik heb er eigenlijk maar één gedaan en toen voelde ik me die dag wel goed en ik was ook tevreden, maar als ik terugkijk denk ik: ja, dat was ‘goed’ naar omstandigheden in de maanden ervoor, waarin ik twee keer ziek was en de laatste heftige vlaag overgangsellende had. Maar ook als ik de ‘Mitteldistanz’ meetel was ik nooit in goeden doen. Ik denk nog steeds: het zou moeten kunnen, rond de zes uur, als het eens meezit. Daar ga ik voor! In elk geval sneller dan die 6:08 uit 2019. Mijn huidige lopen geeft goede moed.

Na 21 juni gaat het vizier dan wel op het fietsen, met een fietsvakantie in het verschiet. Ik heb er zin in!

 

 

Door |2025-02-04T15:38:45+01:004 februari 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Zeeuws dippen

Vandaag is wel een mooi moment om het te hebben over koudwaterzwemmen. Ik heb namelijk gister voor het eerst ooit meegedaan  met een georganiseerde nieuwjaarsduik! Samen met manlief en onze buren, erg gezellig. Het werd nog even lastig natuurlijk vanwege alle afgelastingen, waaronder die in Wemeldinge. Die in Kortgene ging wel door: het Veerse Meer is wat rustiger en dat strandje ligt vrij beschut. Het was heel grappig: je kon een borreltje krijgen bij de duiksteiger (achterop de foto als je de link hiervoor opent), maar daarvoor moest je precies wel helemaal door – in water van 7 graden.

Als dip was het voor mij een eitje. We konden ons namelijk omkleden in een tent met een beetje verwarming, en ik kon niet veel verder zwemmen dan een  paar slagen terug na dat borreltje, dus het was heel kort. Zo’n duik is dan ook iets heel anders dan dippen, dat viel me wel op: bijna iedereen rent als een gek het water in, en er zo snel mogelijk weer uit, al dan niet na dat borreltje – velen keerden al eerder om. Je zo druk maken  is juist níet de formule voor een succesvolle dip, en het idee daarvan is ook dat je de kou ‘omarmt’, niet zo snel mogelijk weer achter je laat (zie de mentale lessen van vorig jaar – dat leerproces zet zich dit jaar voort).

Manlief en ik deden het daarom wat kalmer aan: rustig erin lopen, geleidelijk door. Ik was ook op het laatst uit de tent gekomen, en zodoende zagen we elkaar pas in  het water. Dat moment is toevallig net vastgelegd op de foto (facebook camping Paardekreek – kan even geen linkje maken). Ik heb het uitgeknipt, je moet goed kijken, en dan zie je achterin links (ik, zwart badpak) en rechts twee mensen naar elkaar kijken. Ik ben ook nog een beetje te onderscheiden door mijn donkerdere muts – ik wilde geen sponsor-muts op omdat er geen vegetarische erwtensoep was:

We liepen daarna naar elkaar toe en haalde in de ‘achterhoede’ allebei een borreltje. Als stormachtig heb ik het niet ervaren, en heel koud dus ook niet.

Ik vond het erg leuk om te doen. Met onze buren, in het Veerse Meer – ons nieuwe Zeeuwse leven, zo noem ik dat wel eens. Het openwaterzwemmen is hier sowieso anders dan in Rotterdam. Het grote verschil is dat ik daar het water om de hoek had (Schie) en hier op 5,5 kilometer afstand (Oosterschelde, strandje Wemeldinge). Dat heeft twee consequenties:

  • De temperatuur bij het omkleden is veel bepalender voor het ervaren van kou dan de watertemperatuur. Me omkleden deed ik in Rotterdam binnen, thuis – een paar tellen na de dip stond ik onder m’n eigen warme douche. Op het strand is geen beschutting, dus ik kleed me nu om vol in de elementen. Dat maakt veel uit. Ergens in oktober gingen manlief en ik dippen en dat is tot nu toe de koudste van allemaal geweest: het water was nog 14 graden maar er stond een ijzige wind op het strand en de gevoelstemperatuur lag onder nul.Vorige week, op eerste kerstdag, was het water 7,5 graad, maar er stond nauwelijks wind en de dijk brak die nog ook, dus dat was eigenlijk heel makkelijk, in een rustige, grijze Oosterschelde:
    De kou bij het omkleden maakt dat ik korter dip dan in de Schie. Vorige week 90 slagen, ervoor was het minder. Dat is 1 à 2 minuten. Ik vind het best. Ik word ondertussen ook handiger in me omkleden: sneller en ’tactischer’ (kledingkeuze, volgorde).

 

  • Ik kan de dip opnemen in een rondje lopen, alleen of met manlief. De combinatie van hardlopen en dippen is populair, onder andere door de promotie via Sportrusten. Het blijkt inderdaad een geweldige combi te zijn. Het zwemmen gaat makkelijker als ik al ben warmgelopen: ik neem de hardloopwarmte mee het water in. Naderhand loop ik me weer warm, tot in de puntjes van mijn lijf – dat duurt wel een kilometer of 5, mijn tenen zijn weer warm als ik in Kapelle aankom. Het lopen voelt dan bovendien heel lekker, met de post-dip-kick, zelfs als het van dat grauwe weer is als vorige week:

    Het is een ongeëvenaard gevoel: na zo’n dip voel ik me onoverwinnelijk en voelt mijn lijf energiek en fris. Dat maakt de langere duurlopen, anders altijd nogal taai voor me, een feest. Ja, het is doorbijten, maar enorm de moeite waard. Het is sowieso die kick waar ik het voor doe, en daarin kunnen hardlopen blijkt heerlijk. Ik bedoel: ik heb geen idee of het gezondheids- of andere effecten heeft, een zo’n korte dip per week, maar de kick verzoent me extra met die moeilijke winter – het kan alleen dan! (Er was gister een documentaire over winterzwemmers op TV – erg leuk, alleen dacht ik wel: ‘je kan ook best dippen zonder psychische problemen, hoor’ – want er kwam nogal wat voorbij).

Andere verschillen met de Schie zijn ook nog dat het water zout is, het uitzicht weids en dat de temperatuur minder fluctueert, allemaal dingen waar ik erg van geniet. Ik wacht nog op het spotten van m’n eerste bruinvis!

Tot slot nog een klein praktisch dingetje over de hardloop-dip-combi. Ik had me het hoofd gebroken over hoe dat dan moest met sport-BH voor de terugweg, want die krijg ik onmogelijk weer aan met koude handen over een nat lijf, maar de oplossing blijkt simpel: hem aanhouden. Ik trek dus bij zo’n loop-dip-combi geen badpak aan, maar zwarte sport-BH en dito elastische onderbroek, zodat het er op afstand een beetje bikini-achtig uitziet (zie de kerstfoto hierboven). Na het zwemmen trek ik wel een droge onderbroek aan, maar de sport-BH verdwijnt gewoon onder mijn kleren. Dat gaat prima: het is op de terugweg niet koud.

 

Door |2025-01-02T12:27:19+01:002 januari 2025|Loop, Zwem|0 Reacties
Ga naar de bovenkant