Loop

Zeldzaam goede wintertijd 😀

Mooie boom met bloesems

Lente! Foto van tijdens een ommetje door Roosendaal vorig weekend.

Met het ingaan van de zomertijd dit weekend zit de vijfde jaargang van Project Daglicht er weer op, de opdracht aan mezelf die ik in coronatijd begonnen ben: in de wintertijd elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Het was een makkie dit jaar, zeker de laatste weken, met al die zon en warmte. Bijzonder was ook nog de verlengde kerstvakantie (de week voor de echte kerstvakantie waren we naar Schiermonnikoog): drie weken achter elkaar haalde ik, in het holst van deze grauwe, vochtige en kille winter, het dubbele aantal uren daglicht. Dat was een lekkere opsteker! Het blijft zo dat Project Daglicht me door de winter heen helpt. Ik houd ’t erin!

Het was in meer opzichten een opvallend goede winter. Ik hoorde veel over griep en langdurige verkoudheden enzo, maar bij mij bleven de luchtwegvirussen beperkt tot een weekje iets heel milds in november. Dat is voor mijn doen bijzonder. Geen idee waar ik dat aan te danken heb.  Nouja, vast wel aan de griep- en covidvaccinatie en een beetje opletten met m’n handhygiëne enzo. Plus de wekelijkse dip in de Oosterschelde? Ik kan me eigenlijk niet goed voorstellen dat zo iets korts echt veel bijdraagt aan m’n gezondheid, al blijft het wel een kick die me ook door de winter heen helpt. Ik ben qua luchtwegen wel nog steeds bezig met de gevolgen van het vorige seizoen, want ik ruik nog steeds niet alles (helaas – het is ook al een tijdje niet vooruit gegaan nu, dus ik weet niet of het echt weer helemaal goed gaat komen). Dus, zo dacht ik wel, ik verdiende een mild jaar. Maar zo werkt het niet. Het is ook gewoon geluk.

Verder was ik fit en ging het me goed – ik heb het in ons nieuwe huis en op onze nieuwe plek enorm naar mijn zin. Voor het eerst in jaren was het een ontspannen winter: zonder verhuizing, zonder gedoe met buren, zonder stervende schoonvader, zonder arbeidsongeschikte echtgenoot, zonder pandemie – ik heb de vier jaar ervoor best heel wat voor mijn kiezen gehad. Die werkstress van laatst, ach, dat hoort er gewoon bij.

En dat het goed met me gaat, dat levert merkbaar wat op. Ik bedoel: het is niet alleen dat ik me goed voel, ik kan er zelfs getallen aan koppelen. Ik ben uit de winter gekomen met een FTP van 227, zeven Watt hoger dan de voorgaande jaren, en ter vergelijking: in eerdere jaren haalde ik dat wel eens pas aan het eind van het fietsseizoen. Daarbij ben ik in staat om een halve marathon te lopen. Niet hard, mijn looptempo is het enige wat een beetje achterblijft. Maar dan nog: deze combinatie van loop- en fietsvorm heb ik nooit eerder gehad.

Die goede vorm is het gevolg van een hele winter lang, of eigenlijk al sinds juni, goed kunnen trainen. Dankzij die fit- en ontspannenheid, en ik leer ook nog steeds bij over wat voor mij het beste werkt. Het zwiften doet me goed bijvoorbeeld, en ik loop m’n lange duurlopen ontspannener en langzamer dan voorheen, waardoor ik ze beter verteer.

Net op het laatst van de wintertijd kreeg ik dankzij de cursus bij Zwemanalyse ook een zwemgevoel te pakken dat ik vijf jaar kwijt was geweest. Net voor de eerste lockdown zwom ik op m’n hardst én lekkerst, en dat gevoel had ik na die zwemloze periode nooit meer terug kunnen vinden. Ik zal er nog een keer apart over schrijven, maar in elk geval: het is er weer. Nog niet zo hard als toen, maar wel weer zo lekker. Ben ik erg blij mee!

 

Door |2025-03-24T18:02:44+01:0029 maart 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Lichaam & geest aan het Zwin

Ik heb al zo ongeveer m’n hele volwassen leeftijd af en toe problemen met m’n bekken. Ik las laatst ergens dat je het geen ‘scheefstand’ mag noemen, maar zo voelt het wel, en een manipulatie door een manueel therapeut of chiropractor helpt. Of meestal: ergens tussen 2015 en 2020 was het heel hardnekkig en ook wat ‘vager’ dan daarvoor. In 2020 ging dat eindelijk beter (zie mijn verhaal daarover), maar dat viel ook nog wel eens terug, had permanent onderhoud nodig van mezelf (oefeningen) en af en toe een bezoekje de chiropractor. Tot vorig jaar – ik heb nu al zeker een jaar helemaal niet meer scheefgetrokken gezeten ‘op links’. Hoera.

Maar een zwakke plek blijft het. Vorig jaar had ik een paar keer dat er iets met m’n bekken was waardoor m’n rechterheup uit z’n positie gedrukt werd. Dat voelde soms bijna als ontwrichting, al was het nooit echt zo erg. In december was ik een week naar Schiermonnikoog en daar had ik ruzie met het hotelkussen, waardoor m’n bovenlijf in de knoop kwam te zitten. Begin januari ging ik daarvoor naar de chiropractor. Dat was een grote opluchting, maar iets tè: mijn lijf liet alles dusdanig los dat m’n bekken uit het lood schoot, dit keer met een heuse ontwrichting van m’n heup als gevolg.* Ik had zoiets één keer eerder gehad, dat m’n lijf na chiropractie te veel losliet, maar toen niet met zulke gevolgen.

Na een paar uur mankepoten schoot de heup weer op z’n plek, maar wankel bleef het. Met een paar keer chiropractie kwam het gelukkig wel weer vrij snel goed, en het heeft me zelfs niet eens trainingstijd gekost. Okee, gevalletje pech.

Twee weken geleden merkte ik dat m’n bekken net weer een beetje uit balans raakte. Ik voel dat dan vooral doordat m’n rechterhamstring wat gaat tegenstribbelen bij het hardlopen. Die ken ik inmiddels, zal ik maar zeggen. Om erger te voorkomen, ging ik naar de chiropractor. Dat kwam net goed uit ook: die zit in de Randstad, dus ik maak steeds combi’s, die dag met een lunch in Rotterdam. Dat was op een dag dat er geen treinen reden, dus ik was met de auto. Op de terugweg heb ik een noodstop moeten maken op de snelweg: ineens week de auto voor me uit en zag ik een enorm plastic gevaarte op de weg liggen, waarschijnlijk een afgevallen lading. Schrik! Ik moest keihard remmen om ook uit te wijken. Ik voelde meteen iets verschuiven in die remmende rechterheup. Ik hoopte nog even dat dat zonder gevolgen zou zijn, maar helaas: ik kwam schever thuis dan ik was weggegaan. Ik voelde het trekken van m’n knie tot m’n schouder en nek. Hmm.

Net in diezelfde tijd spoot de werkstress uit mijn oren. Ik had last van een ongelukkige samenloop van omstandigheden bij een opdrachtgever, waarover ik boos en gefrustreerd was en waardoor ik het tot in april veel drukker heb dan verwacht (waarmee ik meteen ook veel verdien, zo is het ook wel weer een keer), er was gezeik bij een ander, het was knetterdruk bij de derde, ik moest extra reizen, en toen ging m’n laptop ook nog stuk en moest ik ergens tijd vandaan halen om een nieuwe te gaan kopen en installeren.

En tussendoor ‘moest’ ik dus ook nog opnieuw naar de chiropractor. En  nog een keer. En nog een keer. Die laatste twee keer op één dag zelfs: heen en weer van een opdrachtgever in Amsterdam. Omdat het niet goed kwam met die heup. En nog steeds niet – niet langduriger dan een paar uur. Frustratie!

Dat was afgelopen vrijdag. Een dag die met gierende paniek was begonnen, want ik had m’n telefoon thuis laten liggen en dat ontdekte ik bij het station. Ik zag m’n dag al helemaal in de soep lopen en toen was manlief de reddende engel: hij kwam er kogelhard aangefietst, mét telefoon, en ik haalde op het nippertje mijn trein.

‘Dit gaat niet goed’, dacht ik – ik moest echt iets doen aan de stress. Want het vergeten van m’n telefoon had weer te maken met een berichtje die ochtend dat een onverwacht beroep op me deed en dat de week erna wéér druk zou  maken. Het hield maar niet op.

Wat ik ook goed merkte, is de vicieuze cirkel van stress en blessures. Ik had al veel stress, dan is lekker sporten belangrijk voor mijn hoofd, maar als dat niet gaat en ik me in plaats daarvan zorgen maak om een blessure, versterkt dat de stress. Nou kon ik nog redelijk sporten, met hooguit wat ongemak, want de rechte bewegingen gingen nog het beste (zo kon ik wel borstcrawlen maar bij schoolslag voelde het alsof ik m’n been eraf trapte). Maar ik zou zondag m’n tweede halve marathon van het seizoen lopen: de Zwinstedenloop. Een halve marathon met een scheve heup, uh… Zal ik wel, zal ik niet, gaat dat wel goed? Gelukkig was het parcours een achtje, dus ik zou kunnen uitstappen. Dan maar wel starten in elk geval.

Onderweg naar Sluis liet ik tegen manlief m’n gedachten over de werkstress even helemaal de vrije loop. Zo werd ik me ervan bewust dat ik die woede naar binnen had laten slaan, zal ik maar zeggen: de aap op de verkeerde schouder, namelijk mijn eigen. En daar mocht ik van mezelf ook nog eens niet mee zitten. Daar zaten wat oude boodschappen onder over alles maar blijmoedig (‘professioneel’) moeten verdragen. Tot de kapotte laptop aan toe.

Toen ik dat helder had en goed had doorvoeld, voelde ik opluchting: de échte stress was geweest dat ik mezelf in de weg had gezeten.

En toen waren we in Sluis en ging ik van start. Opgelucht, maar nog steeds wel vol met twijfels over die heup. Daarom liep ik voorzichtig. Maar het ging goed: het werd niet meer dan wat hinder in lies en kleine bilspieren, het trok niet door naar mijn knie en werd geen heftige pijn. Ik genoot van de zon en het landschap, en vooral ook van prettig gezelschap van een clubgenote van Henk bij AV’56 en een Vlaamse loopster. Een beetje babbelen leidde af, en de Vlaamse, Inge, hielp me in de laatste kilometers ook door de tegenwind heen.

Inge en ik kwamen samen over de finish, na 2 uur, 17 minuten en 58 seconden. Dat is ongeveer net zo hard als de vorige, terwijl het parcours van deze sneller was, en dus eigenlijk rustiger. Iets rustiger, want er stond wel meer wind, met venijnige tegenwind op sommige stukken. Vooraf had ik gehoopt sneller te zijn en ik wil ook graag wat sneller, maar dat deed er zondag niet toe – ik was al heel blij met kunnen uitlopen. Manlief was al eerder gefinisht, en zo kon hij in de laatste paar honderd meter de foto van hierboven maken.

Ik was moe en al gauw wel heel stijf, maar toch tevreden. De volgende ochtend was ik nog tevredener, want ik werd tot mijn verrassing qua heup eigenlijk beter wakker dan de dag ervoor. Geen schade dus.

Sterker nog: ik deed m’n dagelijkse oefeningen en bij eentje om m’n heupen los te maken hoorde of voelde ik ‘pok’. Een lekkere pok dit keer, niet die van dat remmen van laatst.

Ik wist meteen: dat zit weer goed. En inderdaad. Het gaat sindsdien goed, zelfs zonder chiropractor. Dus het lange lopen heeft me eerder goed dan kwaad gedaan. Het omgekeerde van waar ik me zorgen om had gemaakt.

Nouja, wat me vooral goed heeft gedaan, is het gesprek met manlief in de auto naar de start. Dat het met die heup maar niet goed kwam had, zo denk ik, rechtstreeks te maken met de mate waarin ik mezelf in de weg zat. Niet dat het daardoor is gekomen, althans, dat geloof ik niet. Maar wel dat het zich maar niet oploste. Inzien dat ik mezelf dwars had gezeten én mezelf dat vergeven was nodig geweest om weer in balans te komen. Letterlijk ook, dus.

Wat leer ik hier nou van? Dat de samenhang tussen lichaam en geest wonderlijk is en dat het bij twijfel over blessures soms goed is om juist wél te doen wat spannend is, omdat je je zo de kans geeft op een positieve ervaring.

Dat over die aap op m’n schouder, tsja, dat is een hardnekkige. Het was leerzaam om ‘m weer eens onder ogen te zien, maar of ik ‘m de volgende keer meteen op een andere schouder krijg, geen idee. Hopelijk sjouw ik er dan niet weer meer dan twee weken mee rond voordat ik ‘m verjaagd krijg.

 

* Naschrift met nuancering: of m’n heup echt uit de kom was, dat weet ik niet – er heeft geen arts naar gekeken. Ik kon er in elk geval niet op staan, ‘m in sommige richtingen niet bewegen, en ik had vrij veel pijn. Overigens is iets ontwrichten voor mij minder gek of erg dan voor de gemiddelde persoon, want ik ben nogal hypermobiel. Er gaat ook wel eens een vinger uit de kom bijvoorbeeld, en dat doet niet eens echt pijn.

Door |2025-03-20T20:22:32+01:0020 maart 2025|Loop|0 Reacties

Schemageneuzel in week 2a

Met het hoofddoel voor komend seizoen helder heb ik zitten puzzelen aan mijn trainingschema. Hier het resultaat ervan. Het is een beetje neuzelig, maar wellicht bruikbaar voor andere a-typische tratleten op weg naar een halve.

Met a-typisch bedoel ik dat ik een veel betere fietser dan loper ben. Daarom zijn standaard trainingsschema’s voor mij niet geschikt. Die gaan uit van een veel gelijkere verdeling van talenten, zal ik maar zeggen. Voor mij is het verschil in zowel zwaarte van trainen als prestatie nogal groot, veel groter dan bij de gemiddelde triatleet. De halve straks in juni staat of valt met hoe ik het lopen doorkom, sowieso, en ook vanwege de limiettijden.

Overwegingen

Het is alweer van 2019 geleden dat ik ambitieus inzette op het triathlonseizoen, toen ook voor een halve. Ik heb sindsdien weer bijgeleerd over hoe ik optimaal kan trainen. Belangrijk moment daarin was de 1/3e triathlon in Leiderdorp in 2022.  Dat beschouw ik als mijn beste ‘langere afstand dan een kwart’ voor wat betreft het lopen. Net daarvoor had ik veel gelopen, lange, rustige duurlopen vooral. Dus: die heb ik nodig.

Wat ik ook nodig heb voor het lopen, is goed fietsen. Ik wil die limiettijd halen en dan nog met nog zo veel mogelijk energie aan het lopen beginnen. Bovendien ‘verteer’ ik fietsen goed, zowel lange duur als hoge intensiteit. Dat kan ik benutten.

Veel lopen én veel fietsen, dat wordt al gauw te veel. Dus het is zaak goed te doseren. De afgelopen tijd heb ik ‘2 om 2’ getraind: beide sporten twee keer per week. Dat is me goed bevallen, dus ik zet dat voort. Maar ik wil wel verschillende trainingen doen. Wat ik uitpuzzelde, was dat dat kan in een micro-cyclus van twee weken. Dat wil zeggen dat alle trainingen die ik wil doen in twee weken passen.

Twee-weken-schema fietsen en lopen

4XFietsen: Fietsen heb ik maandenlang alleen maar onderhouden, wel op een okee niveau overigens. Net vorige week kon ik voor het eerst buiten trainen –heerlijk. En nu door, op naar de lente, op naar langere ritten! Met deze aanpak:

  • Een lange, rustige duurtraining, waarbij ik idealiter wil uitkomen op zes uur als langste training – dat geeft een lekkere basis onder mijn conditie voor de totale duur van de halve triathlon. Idealiter, want als het weer zo’n slechte lente wordt als vorig jaar gaat dat niet lukken, en als het trainen te zwaar wordt, hoeft het ook niet per se. Ik heb de rustige duur in de winter onderhouden op 2 uur zwiften en in de kerstvakantie had ik al 3 uur en (veel) langer gefietst, dus ik hoop een vliegende start te kunnen maken. Kom maar door met die lente!
  • Een middelllange duurtraining op de triathlonfiets, om te wennen aan die houding en later wat ‘blokjes’ op wedstrijdintensiteit te doen.
  • Twee korte intervaltrainingen rond FTP en nog intensiever. Dat type trainingen trekt m’n hele conditie omhoog. Het hoog-intensieve heb ik ook op Zwift onderhouden, en bij mijn eerste ritje buiten zag ik veelbelovende vermogens. Binnenkort maar eens een FTP-veldtest doen, ik ben benieuwd.

3-4X Lopen: het is me gebleken dat ik met maar twee keer per week hardlopen probleemloos kon opbouwen naar lange duurlopen. Ik heb zo makkelijk eigenlijk al de maximale omvang bereikt, met onlangs mijn langste duurloop in tijden, dik 23 kilometer – meer dan genoeg. Nu is het zaak dat volume te onderhouden, en wie weet nog een heel klein tikje sneller worden gaandeweg, want op snelheid heb ik nog weinig getraind. En vooral ook niet te veel doen, het me niet tegen maken, niet mijn kruit al verschieten – dat is nog best lastig op zo’n lange termijn. Dat is het onzekere aan de plannen. Dit is mijn aanpak:

  • Een lange, rustige duurtraining van ongeveer 2 uur. Dat geeft een lekkere basis! Alleen die lange laatste was zwaar, maar toen liep ik ook iets te hard, om aan te kunnen sluiten bij een groepje. Dat moet ik niet te vaak doen; dat is wat ik dit seizoen heb geleerd: als ik in een lange duurloop telkens naar ontspanning zoek en me niet bekommer om de snelheid, verteer ik ze beter.
  • Een intensievere maar kortere duurtraining op beoogd wedstrijdtempo of met langere intervallen daarop, 1-1,5 uur. Dat wedstrijdtempo ligt overigens niet veel hoger dan m’n duurlooptempo, maar een verschil met de echt rustige duurtraining is wel dat tempo er daarin helemaal niet toe doet. Vorige week zaterdag heb ik al zo’n intensieve duurloop gelopen, te hard zelfs. Het was in een groep en die liep harder dan afgesproken. Dat eigenlijk net iets te hard lopen, dat kan nu nog omdat fietsen nog ‘on hold’ staat. Het ging prima, maar dat moet ik niet blijven doen.
  • Een of twee korte trainingen op een hoger tempo, bijvoorbeeld een loopje van vijf kilometer (zoals afgelopen zaterdag bij de zwemloop, foto) of intervallen volgens de souplessemethode. Hopelijk heeft dat ook effect op mijn conditie, maar anders dan bij fietsen zijn deze trainingen vooral gericht op mijn hardlooptechniek. Anders ga ik van al die rustige duur lopen sjokken.

In actie bij de zwemloop in Vlissingen, 22 februari. Foto: Sandy Pleyte, met dank, via Facebook van de organisatie

Rust en herstel

Nou, dat had ik uitgedokterd en netjes gepland, en toen dacht ik: maar als daar geen rust- en herstelweken tussen zitten, wordt dat veel te zwaar. Gut, ja, geplande rust- en herstelweken – daar deed ik niet meer aan. In het jaar dat ik sukkelde met de darminfectie was dat zinloos, want toen kon ik beter meebewegen met de ups en downs van die ziekte. Vorig jaar trainde ik licht genoeg om nauwelijks extra hersteltijd nodig te hebben. Of liever gezegd: ik herstelde toen steeds heel makkelijk tussendoor, wat een voordeel is voor mij van fietsen tegenover lopen. En ook tot nu toe deze winter nam ik het zoals het kwam. Maar dat is bij zulke ambities net iets te vrijblijvend.

Okee, dacht ik, dus na elke cyclus een rust- en herstelweek. Dat is een mesocyclus van drie weken, twee-op-een, dat kan prima. Maar dat geeft ineens wel heel weinig tijd  om op te bouwen. Dan moet ik wel heel grote stappen gaan zetten om de omvang te halen die ik wil bereiken. Hmm.

De oplossing was natuurlijk: drie-op-een, in een mesocyclus van vier weken. Dus drie weken opbouwend trainen, één week gas terugnemen. Dat is een heel gebruikelijk ritme, ik heb daar het vaakst mee getraind.

Dat betekent alleen dat ik een gekke mismatch krijg tussen de micro- en mesocyclus. In elke periode van drie weken opbouw doe ik anderhalf keer het programma van hierboven. Niks mis mee, alleen even wennen. Om en om splitst zo’n tweewekelijkse microcycus dus in een a- en een b-week. Dit is week 2a. Dat wil zeggen dat ik microcyclus 1 achter de rug heb: de eerste ’tweeweekse’. Volgende week rust- en herstelweek, en daarna volgt de tweede week van microcyclus 2. (Gekke gedachte trouwens dat ik er al 1/6e van de opbouw-trainingen op heb zitten.)

En de rest

En oja, zwemmen, dat zit er ook nog bij. 1,9 kilometer zwemmen lukt altijd wel – als ik naar het zwembad ga, zwem ik dat al. Het is alleen wel fijn als ik er energie mee spaar. Dus focus op techniek en ontspannen zwemmen. Met het oog daarop ben ik nog wel even zoet met de cursus bij Zwemanalyse en bijbehorend trainingsschema. Hopelijk lukt het om voor 7 juni een paar keer in het open water te zwemmen, zo mogelijk al een keer 2 kilometer en/of Kattendijke-Wemeldinge (dat is langer, maar met de stroming mee). Ik houd zwemmen op twee keer per week. Met nog vaker zwemmen word ik misschien ietsje sneller, maar haal ik mezelf forse planningsproblemen op de hals, en wat ik al eerder schreef: zo leuk is het zwembad niet altijd.

Een permanent onderdeel van mijn trainingen dat ik er zeker in houd is de yoga, voor core stability (krachttraining buik, heupen, rug, schouders), lenigheid en mijn hoofd.

De afgelopen seizoenen deed ik ook nog vrij zware krachttraining voor m’n benen, maar dat doe ik voorlopig niet: te zwaar, te haaks op het lange lopen, niet per se nodig voor 90 kilometer fietsen, en vorig jaar rendeerde het eigenlijk niet zo. Ik kon toen weliswaar kort een veel hoger vermogen halen dan ooit tevoren, maar daar had ik voor mijn type wedstrijden niet veel aan. Ik verwerk wel wat krachttraining in de fietsintervallen.

* * *

Een schema is een routekaart, ik zal in het dagelijkse sportleven zelf de weg moeten vinden. Heel blijven en lol houden blijven hoe dan ook de prioriteit. Ik heb er zin in, en ben benieuwd hoe het gaat lopen en waar het me dan gaat brengen!

 

Door |2025-02-24T14:39:17+01:0026 februari 2025|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen, Zwem|1 Reactie

Drie keer is scheepsrecht

Vanmiddag heb ik voor de derde keer meegedaan aan de Zwemloop Vlissingen, het eerste multisport-evenement op de kalender van het nieuwe jaar. Zo’n derde keer doet terugblikken, en dat is met tevredenheid:

  • Ik bedacht al in de aanloop dat ik persoonlijk in het rustigste vaarwater van de drie keren zit. De eerste keer (2022) lag Pa net in het ziekenhuis; vorig jaar was ik niet fit en zat ik in een klein mini-oasetje tussen een boel stress: een week later barstte de verhuizing los. Nu gaat het mij persoonlijk gewoon heel goed, hooguit net de laatste paar dagen een beetje last van m’n knieën af en toe. (De wereld is een ander verhaal op het moment, maar ik geloof niet dat dat mijn sporten beïnvloedt.)
  • Dit was mijn snelste van de drie: met (zelf geklokt) 38:23 was ik een minuut en één seconde (haha) sneller dan in 2022 en drie minuten sneller dan vorig jaar. Dat zit hem vooral in het wisselen, en ten opzichte van vorig jaar ook in het lopen. Beide vorige keren had ik heel slechte wissels; dit keer ging het gewoon goed. Ik had dat ook wat beter voorbereid, waar het vaarwater van bullet 1 een rol in speelt. Die rust hielp dan ook nog eens tijdens de wedstrijd: als het druk is in mijn hoofd, versterkt dat mijn verstrooidheid.
  • Ik heb naar mijn huidige kunnen gezwommen en gelopen, dat stemt me tevreden. Ik kwam bij het zwemmen weer uit op de ongeveer 10-blank waar ik een abonnement op lijk te hebben, maar dat was in een rommelige baan met een groot snelheidsverschil, niemand om bij aan te haken, en een heuse frontale botsing. Zonder erg gelukkig, maar ik schrok wel en kwam helemaal stil te liggen. Daarna was ik pissig, want het was echt asociaal inhalen geweest. Vorig jaar zwom ik veel harder, maar dat is waarschijnlijk voor een deel het gunstige treintje geweest toen, en sindsdien ben ik wel veel trager geweest – mijn zwemmen is op de weg terug omhoog. Het lopen voelde lekker, en met de focus op rustige duur is 5’26/km voor mijn doen gewoon okee. Geen last van m’n knieën, wel erna weer een beetje – ik houd het in de gaten.
  • De omstandigheden waren gunstig: ik kon hardlopen in m’n triathlonpakje, dus zonder extra laagje. Dat was fris maar niet koud. Er stond wel wat wind, niet heel gunstig, maar verder was het ideaal hardloopweer met voor mijn gevoel veel zuurstof in de lucht. Het beetje miezer mocht niet deren, hooguit was het daardoor wat grijzig allemaal.
  • Het was weer gezellig met een paar bekenden – elk jaar meer, en dit jaar natuurlijk helemaal door de Zeeuwen die ik heb leren kennen. Want dit was mijn eerste deelname als Zeeuwse. Dat maakte het ook anders, zo ben ik met de trein gegaan en ik was er voor mijn gevoel zo.
  • Het is en blijft een leuk evenement: kleinschalig, compact, boel kinderen, goed georganiseerd, leuk parcours. Een mooie opener van het seizoen!

 

Door |2025-02-22T20:23:19+01:0022 februari 2025|Loop, Zwem|1 Reactie

Hardlooptraining geven: Annet verdient navolging

Ik had het op dit blog al een keer over Annet Steggerda, de 77-jarige die naar zilver en brons zwom op het WK voor masters. Ze is sindsdien meervoudig Nederlands kampioen geworden, met verbeteringen van de kampioenschapsrecords.

Alsof dat nog niet genoeg is, heeft Annet ook nog een ander bijzonder sportverhaal. Ze was jarenlang hardlooptrainer en, zo zegt ze, haar lopers hadden nooit blessures. Daar kijk ik meteen van op. Ik ben dus met haar en haar man Aart gaan praten over hoe dat kan. Bij een boel van wat Annet vertelde dacht ik: ‘maar dat is toch gewoon goede, procesgerichte training geven, waarom gebeurt dat niet vaker?’ maar ze ging ook nog wel verder dan dat. Hieronder lees je daarover.

Annet (rechts) aan het lopen in de Soestse duinen

Annet werkte vooral met beginnende lopers die fitter worden als doel hadden en lopers die terugkeerden van een blessure: “Als mijn lopers in drie maanden konden ‘hardlopen tot de brievenbus’, vond ik het geslaagd. De iets ambitieuzere groepsleden deden loopjes van drie tot vijf kilometer. Lang niet iedereen ging lopen voor hun lol. Zo kwam er eens een vrouw met een chagrijnig gezicht op de eerste Fitstart-training met de woorden ‘ik kreeg dit van mijn man’. Maar dat chagrijn verdween, hoor!”

Dat is misschien meteen wel het allerbelangrijkste: geen chagrijn, maar plezier. Dat stond in Annets aanpak centraal. Zo ging ze met haar groep lopen op mooie plekken, zoals in de duinen rond haar woonplaats Soest. die duinen zijn bekend van de Silvestercross, en dat is niet toevallig, want Annets atletiekvereniging, AV Pijnenburg, zit achter de organisatie daarvan.

Omwille van het plezier had Annet een voorkeur voor speelse oefeningen. Die omgeving leent zich daarvoor: lopen van boom tot boom, rondjes om een bosje, draaiend en keren rond de bomen, een heuveltje op via de moeilijke korte of de makkelijke langere route, stukjes door het zand. Dan verstopte ze bijvoorbeeld iets in het bos en moesten de lopers het lopend zoeken.

Ongemerkt zat er zo differentiatie in het programma, want de een liep meer dan de ander en de een koos de zwaardere of langere weg, de ander de lichtere of kortere. En dat was helemaal prima. Annet: “Dat maakt het voor lopers mogelijk om binnen hun eigen grenzen te blijven zonder dat dat opvalt, dus zonder dat je zichtbaar achterop raakt ofzo. Een van mijn lopers ging in een andere groep altijd te ver, zo ver zelfs dat ze aan het eind van de training altijd moest overgeven. Bij mij in de groep niet.”

Ook ongemerkt, dus zonder expliciete instructie, zat er zo loopscholing in de trainingen – altijd, want techniek vindt Annet belangrijk. Met een instructie als ‘kijk naar de bomen’ liet ze haar lopers rechterop en lichtvoetiger lopen. De lopers deden buikspieroefeningen zelfs – in het Soestse zand! Annet: “Nouja, dat hoefde niet – wie een hekel had aan zand aan hun kleren mocht uitwijken naar harde ondergrond. Zo is er altijd wel een mouw aan te passen”.

Annet zorgde ook voor de nodige bevestiging: ze deelde complimenten uit en zorgde ervoor dat haar lopers zelfvertrouwen kregen. Door alleen veilige oefeningen te laten doen, zodat iedereen erin kon slagen. Door niet zelf te helpen, maar wel de groep iemand te laten steunen die dacht iets niet te kunnen of te durven. En als die oefening dan lukte, mocht iedereen het weten: ‘Zie je wel, je kan het best!’

Zo kon de een na de andere loper iets waarvan die nooit had verwacht het te kunnen. Daarvoor moest Annet haar lopers wel goed kennen, en daar investeerde ze in. Ook in hoe zij waren als mens, dus hoe ze hen kon motiveren, hun weerstand overwinnen. Persoonlijke aandacht was daarvoor belangrijk: een verjaardag vieren, een gesprekje als het niet lekker ging… Ze liep niet voor niets altijd zelf mee, achteraan de groep. Dat is waar meestal de meeste zorg nodig is.

Annet vond ook haar voorbeeldrol belangrijk. In het voordoen van de oefeningen, in haar kleding, haar toewijding (altijd aanwezig, ruim op tijd) en haar positieve houding (‘Slecht weer? Daar maken we wat van!’)

Tot zover in het gesprek denk ik: wat ze beschrijft, is gewoon goede training geven. Het is een schoolvoorbeeld van procesgerichte training. Wat me de vraag doet stellen of haar aanpak ook geschikt zou zijn voor prestatiegerichtere lopers? Dat speelse bijvoorbeeld, past dat dan wel? Annet: “Deze manier van trainen is prestatiegericht, alleen anders. Niet met behulp van apparaten zoals een sporthorloge, maar juist met je eigen lichaamsgewaarwording, dus door je bewust te worden van je eigen lopen. En niet met een schema, maar uitgaand van het moment. Dat geeft minder controle, maar het is de beste manier om tot prestaties te komen – als je dat wilt.”

Daar kan ik me wel in vinden: plezier en prestatie gaan hand in hand, wat je voelt is belangrijker dan wat je meet, en goed training geven is gericht op het individu in het hier-en-nu. Hoe komt het dan toch dat dat zo weinig gebeurt, goed training geven? Ik ben zelf immers ook niet voor niets geen lid meer van een atletiekvereniging…

Annet als trainer

Het is vooral Annets man Aart, zelf geen loper, die daar een uitgesproken mening over heeft. Het beeld dat hij schetst, herken ik wel: “De typische trainer bij een atletiekvereniging is ‘baasje’: zelf een prestatiegerichte loper, vaak nogal een Einzelgänger, die zich wil doen gelden, iets wat hij misschien op z’n werk, in het dagelijks leven, niet kan. Of kon, want een groot deel is oud – ze weten van geen ophouden. En ze bemoeien zich overal mee. Ze zijn moeilijk te managen: elkaar aanspreken is lastig en er is geen enkele vorm van sanctie. Typerend is dat ze bij clubkampioenschappen zelf meelopen, in plaats van hun lopers te begeleiden. Sterker nog: ze verslaan dan hun eigen lopers. Ander zichtbaar verschijnsel: ze lopen bij hun groep standaard vooraan – daar waar Annet niet voor niets koos voor achteraan. Die trainers hebben soms niet eens in de gaten dat niet iedereen het bij kan houden. Zo branden ze hun lopers af. Voeg daarbij de moderne tijd met z’n nadruk op meten en technologie, en je krijgt een vorm van training waar getallen belangrijker zijn dan lichaamsbewustzijn. Precies dat deed Annet anders: het individu centraal, plezier hebben, je lichaam leren ervaren en dat gebruiken als basis voor de training. Dat gaat natuurlijk om iets heel wezenlijks. Het verschil ging steeds meer schuren; Annet is gestopt voordat dat tot een conflict kwam.”

Toch heeft Annet het eerst jaren kunnen doen, hoe zit dat? Ook daarover heeft Aart een mening: “Atletiekverenigingen zijn gaandeweg van karakter veranderd. AV Pijnenburg was ooit een echte vrijwilligersorganisatie. Maar de vereniging werd steeds groter, en die groei zat hem vooral in leden die alleen kwamen lopen en verder niet actief werden. Dat zette het vrijwillige karakter onder druk. Er vond professionalisering plaats, ook van de trainers: die moeten nu een opleiding volgen en hun certificering bijhouden. En ze krijgen een vergoeding, een paar euro per uur. Daar waar leden voor 150 euro per jaar kunnen lopen zo veel als ze willen. De trainers gingen dus steggelen om er een euro per uur bij te krijgen – maar dan nog blijft het bedrag zo laag dat het natuurlijk niet past bij de grote verantwoordelijkheid van het werk. Stel je bijvoorbeeld voor dat er iets misgaat met iemand in het bos.”

Daar heeft Aart wel een punt te pakken natuurlijk. Wat kun je vragen, wat kun je verwachten van trainers, vrijwillig of voor een babysit-uurtarief? Ik heb me dat zelf ook wel afgevraagd tijdens mijn jaren bij Rotterdam Atletiek, als ik ontevreden was: misschien verwacht ik te veel. Te veel verstand van zaken, maar ook te veel individueel maatwerk – ik voelde me regelmatig tot een soort eenheidsworst gemaakt binnen de groep. Dat kon ik dan zelf wel corrigeren, maar, vroeg ik me af, ben ik dan daarvoor lid van een atletiekvereniging, om daarbinnen toch vooral mijn eigen gang te gaan?

Annet ging juist in die individuele aanpak heel ver. Zo maakte ze bijvoorbeeld bij bijzondere gelegenheden zoals kerstmis voor elk van haar lopers een klein, persoonlijk cadeautje. Nou weet ik niet of dat echt nodig is, ik had me er misschien zelfs ongemakkelijk bij gevoeld. Dat er aan de aandacht, toewijding, omgaan met ‘moeilijke’ mensen en aan de tijd die je erin stopt een grens zit, dat snap ik van die andere trainers wel. Een enkele blessure en ook af en toe een ‘afhaker’ lijken me geen ramp. Maar plezier centraal, goed oefenen (ook met lichaamsbewustzijn), differentiëren, uitgaan van het moment – dat zouden toch meer trainers moeten kunnen?

 

Door |2025-02-21T17:33:38+01:0013 februari 2025|Loop, Trainer|0 Reacties

Het gaat lekker

Het is alweer even geleden dat ik hier wat postte, maar dat was typisch een geval van geen nieuws = goed nieuws. Het gaat al een tijdje best wel lekker allemaal:

  • Met stip op 1 staat het hardlopen. Ik heb een heleboel leuke loopjes gedaan (gemiddeld elke week 1), gestaag kunnen opbouwen tot 21 kilometer (ging zeldzaam goed, blij mee – mijn duurlooptempo is gezakt, ik loop onstpannener, en ik denk dat dat zijn vruchten afwerpt), en er komt af en toe ook weer een beetje tempo in. Apotheose tot nu toe was de Midwinter Halve Marathon in Cadzand van afgelopen zondag: lekker gelopen en bij mijn huidige vorm ook in een goed tempo, op een zwaar maar werkelijk schitterend parcours in dito weer. Genoten – en dat is voor mij op een halve marathon wel eens anders! Op de foto van de organisatie ziet het er overigens anders uit, maar verkijk je daar niet op – er riep iemand, dat bleek de fotograaf te zijn, ik tuurde in zijn richting maar werd verblind door die heerlijke zon.

    Let ook nog even op: rechts achter mij zie je over de duinen heen nog net de vage contouren van ‘de overkant’ – Vlissingen. Ik heb enorm lopen genieten van hoe mijn geboorteplaats lag te blinken in de zon. Ik dacht nog: zo is het de mooiste stad van Nederland (maar vergis je niet: het is een stad met twee gezichten – zie dit recente voorbeeld).
  • Fietsen staat nog even een beetje in de wachtstand, al lukt het me de meeste weken wel om zowel een duur- als intervaltraining op Zwift af te werken. Dat blijft onverminderd leuk. Eigenlijk is het nog leuker geworden zelfs, want ik heb voor mijn verjaardag een iPad gekregen en daarop draait Zwift beter en is het beeld groter en helderder. Ondertussen popel ik wel van verlangen naar fietsen in de lentezon.
  • Zwemmen zit eindelijk weer in de lift. Aan het eind van 2024 had ik wat frustratie omdat progressie uitbleef en ik dus de in de loop van dat jaar kwijtgeraakte snelheid maar niet terugvond. Daarnaast had ik wat zwembadergernissen – een heuse cultuurshock tussen de Randstad en Zeeland, daarover een andere keer meer. Maar sindsdien is er wel wat progressie gekomen toch, en bovendien ben ik vrijdag begonnen met een  cursus bij Zwemanalyse in Goes. Ik dacht al dat het de hoogste tijd was dat er weer eens iemand naar mijn techniek keek en dat bleek meteen al de moeite waard. We zijn bij de gevorderden met een groepje van drie en de persoonlijke aandacht is precies wat ik nodig had.

Bovendien is mijn seizoen aan het uitkristalliseren. Ik was zoekende sinds ik van de afgelasting van de Radweltpokal had vernomen. Ik had ook even wat tijd nodig om me neer te leggen bij het ontbreken van een vervangend fietsdoel. Zodoende kwam er ruimte voor een andere invulling dan de afgelopen twee jaar: triathlon wordt weer het belangrijkste, althans qua wedstrijdsport, en mijn piek gaat vroeg in het seizoen liggen. Tussen 29 mei (Hemelvaartsdag) en 21 juni doe ik kort na elkaar vier wedstrijden, waarvan de nieuwe halve triathlon ‘De Line Crossers’ het hoofddoel wordt. Het is fijn om dat helder te hebben. De andere drie zijn Dordtse Biesbosch, Stein en Oud Gastel 750.

Die halve is een ambitieus doel gezien de tijdslimieten, maar dat is okee. Ik hoop namelijk eindelijk eens een halve triathlon te doen in goede vorm. Ik heb er eigenlijk maar één gedaan en toen voelde ik me die dag wel goed en ik was ook tevreden, maar als ik terugkijk denk ik: ja, dat was ‘goed’ naar omstandigheden in de maanden ervoor, waarin ik twee keer ziek was en de laatste heftige vlaag overgangsellende had. Maar ook als ik de ‘Mitteldistanz’ meetel was ik nooit in goeden doen. Ik denk nog steeds: het zou moeten kunnen, rond de zes uur, als het eens meezit. Daar ga ik voor! In elk geval sneller dan die 6:08 uit 2019. Mijn huidige lopen geeft goede moed.

Na 21 juni gaat het vizier dan wel op het fietsen, met een fietsvakantie in het verschiet. Ik heb er zin in!

 

 

Door |2025-02-04T15:38:45+01:004 februari 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Zeeuws dippen

Vandaag is wel een mooi moment om het te hebben over koudwaterzwemmen. Ik heb namelijk gister voor het eerst ooit meegedaan  met een georganiseerde nieuwjaarsduik! Samen met manlief en onze buren, erg gezellig. Het werd nog even lastig natuurlijk vanwege alle afgelastingen, waaronder die in Wemeldinge. Die in Kortgene ging wel door: het Veerse Meer is wat rustiger en dat strandje ligt vrij beschut. Het was heel grappig: je kon een borreltje krijgen bij de duiksteiger (achterop de foto als je de link hiervoor opent), maar daarvoor moest je precies wel helemaal door – in water van 7 graden.

Als dip was het voor mij een eitje. We konden ons namelijk omkleden in een tent met een beetje verwarming, en ik kon niet veel verder zwemmen dan een  paar slagen terug na dat borreltje, dus het was heel kort. Zo’n duik is dan ook iets heel anders dan dippen, dat viel me wel op: bijna iedereen rent als een gek het water in, en er zo snel mogelijk weer uit, al dan niet na dat borreltje – velen keerden al eerder om. Je zo druk maken  is juist níet de formule voor een succesvolle dip, en het idee daarvan is ook dat je de kou ‘omarmt’, niet zo snel mogelijk weer achter je laat (zie de mentale lessen van vorig jaar – dat leerproces zet zich dit jaar voort).

Manlief en ik deden het daarom wat kalmer aan: rustig erin lopen, geleidelijk door. Ik was ook op het laatst uit de tent gekomen, en zodoende zagen we elkaar pas in  het water. Dat moment is toevallig net vastgelegd op de foto (facebook camping Paardekreek – kan even geen linkje maken). Ik heb het uitgeknipt, je moet goed kijken, en dan zie je achterin links (ik, zwart badpak) en rechts twee mensen naar elkaar kijken. Ik ben ook nog een beetje te onderscheiden door mijn donkerdere muts – ik wilde geen sponsor-muts op omdat er geen vegetarische erwtensoep was:

We liepen daarna naar elkaar toe en haalde in de ‘achterhoede’ allebei een borreltje. Als stormachtig heb ik het niet ervaren, en heel koud dus ook niet.

Ik vond het erg leuk om te doen. Met onze buren, in het Veerse Meer – ons nieuwe Zeeuwse leven, zo noem ik dat wel eens. Het openwaterzwemmen is hier sowieso anders dan in Rotterdam. Het grote verschil is dat ik daar het water om de hoek had (Schie) en hier op 5,5 kilometer afstand (Oosterschelde, strandje Wemeldinge). Dat heeft twee consequenties:

  • De temperatuur bij het omkleden is veel bepalender voor het ervaren van kou dan de watertemperatuur. Me omkleden deed ik in Rotterdam binnen, thuis – een paar tellen na de dip stond ik onder m’n eigen warme douche. Op het strand is geen beschutting, dus ik kleed me nu om vol in de elementen. Dat maakt veel uit. Ergens in oktober gingen manlief en ik dippen en dat is tot nu toe de koudste van allemaal geweest: het water was nog 14 graden maar er stond een ijzige wind op het strand en de gevoelstemperatuur lag onder nul.Vorige week, op eerste kerstdag, was het water 7,5 graad, maar er stond nauwelijks wind en de dijk brak die nog ook, dus dat was eigenlijk heel makkelijk, in een rustige, grijze Oosterschelde:
    De kou bij het omkleden maakt dat ik korter dip dan in de Schie. Vorige week 90 slagen, ervoor was het minder. Dat is 1 à 2 minuten. Ik vind het best. Ik word ondertussen ook handiger in me omkleden: sneller en ’tactischer’ (kledingkeuze, volgorde).

 

  • Ik kan de dip opnemen in een rondje lopen, alleen of met manlief. De combinatie van hardlopen en dippen is populair, onder andere door de promotie via Sportrusten. Het blijkt inderdaad een geweldige combi te zijn. Het zwemmen gaat makkelijker als ik al ben warmgelopen: ik neem de hardloopwarmte mee het water in. Naderhand loop ik me weer warm, tot in de puntjes van mijn lijf – dat duurt wel een kilometer of 5, mijn tenen zijn weer warm als ik in Kapelle aankom. Het lopen voelt dan bovendien heel lekker, met de post-dip-kick, zelfs als het van dat grauwe weer is als vorige week:

    Het is een ongeëvenaard gevoel: na zo’n dip voel ik me onoverwinnelijk en voelt mijn lijf energiek en fris. Dat maakt de langere duurlopen, anders altijd nogal taai voor me, een feest. Ja, het is doorbijten, maar enorm de moeite waard. Het is sowieso die kick waar ik het voor doe, en daarin kunnen hardlopen blijkt heerlijk. Ik bedoel: ik heb geen idee of het gezondheids- of andere effecten heeft, een zo’n korte dip per week, maar de kick verzoent me extra met die moeilijke winter – het kan alleen dan! (Er was gister een documentaire over winterzwemmers op TV – erg leuk, alleen dacht ik wel: ‘je kan ook best dippen zonder psychische problemen, hoor’ – want er kwam nogal wat voorbij).

Andere verschillen met de Schie zijn ook nog dat het water zout is, het uitzicht weids en dat de temperatuur minder fluctueert, allemaal dingen waar ik erg van geniet. Ik wacht nog op het spotten van m’n eerste bruinvis!

Tot slot nog een klein praktisch dingetje over de hardloop-dip-combi. Ik had me het hoofd gebroken over hoe dat dan moest met sport-BH voor de terugweg, want die krijg ik onmogelijk weer aan met koude handen over een nat lijf, maar de oplossing blijkt simpel: hem aanhouden. Ik trek dus bij zo’n loop-dip-combi geen badpak aan, maar zwarte sport-BH en dito elastische onderbroek, zodat het er op afstand een beetje bikini-achtig uitziet (zie de kerstfoto hierboven). Na het zwemmen trek ik wel een droge onderbroek aan, maar de sport-BH verdwijnt gewoon onder mijn kleren. Dat gaat prima: het is op de terugweg niet koud.

 

Door |2025-01-02T12:27:19+01:002 januari 2025|Loop, Zwem|0 Reacties

Sportjaar 2024: mijn getallen

Hier zijn zoals gebruikelijk de getallen van dit jaar:

(kilometers)  2024 2023 2022 2021 2020
Zwemmen*  133? 92? 120? 75? 132?
Fietsen**  4843 3618 4004 4863 4686
Hardlopen  600*** 617 1034 1003 780
Wandelen  630 640 744 456 549

 

*Bij benadering. De weinig precieze zwemkilometers ligt aan mijn horloge, dat soms een paar en soms een heleboel baantjes niet registreert en openwaterzwemmen – meestal – overschat.

**Zonder stadsfietskilometers. Dat waren er dit jaar minder dan vroeger in gewone jaren, want in Kapelle heb ik de stadsfiets minder nodig. Maar het zijn er meer dan in de corona-jaren.

*** De teller staat op het moment van schrijven nog op 593, maar ik ga vanmiddag als familielid meedoen aan de oliebollenloop bij AV56. Dat is 5 kilometer, ik zal zorgen voor 2 kilometer warming-up.

Duidelijk: het was een goed fiets- en zwemjaar. Nouja, voor zwemmen vooral in omvang, voor een groot deel te danken aan het Kattendijke-Wemeldinge-zwemmen; ik ben al een tijdje frustrerend traag en op zoek naar het ‘lek’ in mijn techniek. Wel was het juist in  het zwemmen dat ik dit jaar nog twee PR’s boekte: mijn snelste 500 meter ooit bij een zwemloop in februari en m’n snelste kilometer in een triathlon in september. Van allebei vraag ik me af hoe ik het voor elkaar heb gekregen! En waar die snelheid heen is. Nouja, ik begin eind januari weer met een techniekcursus, hopelijk helpt dat.

Op de fiets is het getal vooral opvallend veel doordat (1) mijn seizoen eigenlijk pas eind mei op gang kwam en (2) er geen echte fietsvakantie in zat, anders dan in de andere jaren van boven de 4000 kilometer. In vergelijking met andere jaren heb ik vooral in het naseizoen nog veel kilometers gemaakt, dankzij de mooie oktober-maand en  het zwiften.

Hardlopen en wandelen liggen frappant dicht bij vorig jaar. Qua hardlopen was het opnieuw een mager jaar, maar dat was ingecalculeerd, en net de laatste tijd gaat het wel weer lekker en ben ik de omvang aan het uitbouwen. Ik had verwacht op meer wandelkilometers uit te komen, maar ook daarin vertekenen denk ik deze laatste maanden, met oktober vooral (130 kilometer in één maand). Yoga en krachttraining registreer ik niet zo precies, maar dat ging ook gewoon goed.

Ik zal me van dit sportjaar vooral herinneren de sportieve inburgeringscursus (die begon met een borstcrawlcursus in het zwembad) en de Radweltpokal:

Maar bovenal is het het jaar van onze verhuizing van Rotterdam naar Kapelle natuurlijk:

dozen

Een hele klus – we zijn er nog steeds mee bezig. Net gister ging de gloednieuwe regel-installatie van de vloerverwarming stuk, kinderziekte – hopen we. En alles is nog steeds ‘voor het eerst’, zoals nu de jaarwisseling. Gewend is het dus nog niet. Maar we zijn er heel blij mee, en niet alleen op sportgebied!

2024 is ook ook nog wel een beetje: het jaar dat ik niet kon ruiken. Nouja, mijn reukvermogen komt langzaam-maar-zeker weer terug, gelukkig, maar het gaat meer dan een jaar duren voor het weer helemaal okee is. Geur en smaak heb ik in 2024 enorm gemist. Ik heb ook relatief veel last gehad van een stressgerelateerde buikpijn die ik al m’n hele leven af en toe heb (nooit duidelijke diagnose voor gesteld, dus heet het dan prikkelbaredarmsyndroon). Die hinderde het sporten soms, vooral in januari. Daar staan dan weer tegenover dat ik eigenlijk geen noemenswaardige blessures gehad heb: niets wat verder ging dan ‘even voorzichtig aan’ of een bezoekje aan de chiropractor.

Ik ben fit en sta er voor de tijd van het jaar goed voor, zeker ook dankzij die goede laatste drie maanden. Zo ligt er al een eerste basis voor het nieuwe jaar. Daarmee corrigeer ik meteen dat wat ik van 2024 leerde: dat ik in augustus kon merken dat mijn basis onvoldoende was. Dat was niet anders: door een verhuizing en een paar keer ziek waren december tot en met mei op sportgebied gemankeerde maanden. Nouja, je kan niet alles hebben in een jaar. Ik ben heel tevreden met wat dit jaar me wél bracht.

Op naar 2025 dus. Daarin ga ik één ding missen: het Triathlonforum. Dat houdt na vandaag op te bestaan. Ik begrijp dat,  maar ik vind het wel superjammer – ik heb daar heel veel aan gehad en fijne mensen door leren kennen. Dat stemt vandaag dus ook wat weemoedig.

* * *

Fijne, veilige jaarwisseling allemaal, en een mooi 2025 gewenst!

 

Door |2024-12-31T11:49:06+01:0031 december 2024|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Stoppen met sporten na blessures?

Interessant artikel op nos.nl deze ochtend: https://nos.nl/artikel/2547871-zorgwekkend-aantal-sporters-stopt-na-blessure Het was net alsof ze bij de NOS naar manlief en mij hadden zitten meeluisteren gisteravond, want toen hadden we het over dusdanig ernstig blessureleed dat hardlopen er niet meer in zit. Net als het artikel dachten wij dat je het dan te ver hebt laten komen, dus dat je lichaam echt wel waarschuwingssignalen afgeeft voordat het echt zo ver mis is – grote pech uitgezonderd.

Wat we er ook nog aan toevoegden was dat veel hardlopers te hard van stapel lopen als ze terugkeren van een blessure. Ik heb zo iemand een keer gesproken, die sukkelde al jarenlang met achillespeesproblemen en als ze daardoor maanden niet had kunnen lopen, bouwde ze ‘rustig’ op, zei ze. Ik denk dan aan: beginnen met 5 keer 1 minuut en dan netjes het Sportzorg-schema volgen. Voor haar betekende ‘rustig’: meteen vijf kilometer hardlopen. En dan zat ze binnen de kortste keren weer in de penarie. Ook bij terug-opbouwen geldt wat in het artikel staat: geduld!

De pleitbezorger van geduld in het artikel is Dave Baars, bij wie ik mijn hardlooptrainersopleiding volgde. Én hij timmert enorm aan de weg, want onlangs zag ik hem ook al op tv. Goeie zaak, want hij zegt belangrijke dingen. Waar hij mee eindigt zeer zeker ook: het belang van plezier en genot. Als je voldoende lol hebt in het sporten, zoek je wel naar alternatieven als één sport niet meer kan. Lijkt mij dan. Zo gaan een boel voormalige hardlopers en voetballers fietsen. Misschien niet hun eerste liefde, maar beter dan niets.

Eén dingetje zou ik nog aan het artikel toe willen voegen, of liever gezegd: dat zou ik als journalist uit willen zoeken. Volgens mij spelen namelijk artsen en andere zorgmedewerkers ook een rol in het stoppen met sporten. Dat is de grote ambivalentie immers, zeker als je een dagje ouder wordt: we moeten allemaal meer bewegen, maar als je daardoor iets oploopt, moet je het juist weer kalmer aan gaan doen. En nog los daarvan krijgen ouderen vaker te horen dat er niets te doen is aan, bijvoorbeeld, een zere knie. Ik heb net in mijn omgeving een paar van zulke verhalen gehoord, zo van: meniscus opereren doen we niet meer boven de 50 en fysiotherapie heeft dan geen zin. En daar zit je dan…

 

Door |2024-12-11T10:29:08+01:0011 december 2024|Loop|0 Reacties

Hardlopen in de overgang, een hartstikke goed idee

(In samenwerking met Bewegen voor je Brein schreef ik twee artikelen over hardlopen in de overgang. Dit is deel 1; deel 2 volgt.)

In de overgang kun je het moeilijk hebben. Als je dan op zoek gaat naar adviezen, kom je op veel plaatsen het advies tegen dat sporten moet in die jaren, omdat het helpt bij overgangsklachten. In dit artikel houd ik dat advies tegen het licht en zal ik betogen dat hardlopen in de overgang een hartstikke goed idee. En juist als jij nu denkt ‘hardlopen? Daar moet ik niet aan denken!’ dan daag ik je uit om verder te lezen. (En als je denkt: ‘ik loop al hard, en dat gaat nu juist niet meer zo lekker’ – daar kom ik binnenkort op terug.)

Geen enkele vrouw kan eromheen: je vruchtbare jaren zijn een keer voorbij. Dat gaat gepaard met hormonale veranderingen die kunnen zorgen voor klachten van lichaam en geest. Opvliegers zijn het meest bekend, maar je kunt ook last krijgen van bijvoorbeeld spieren en gewrichten, van slapeloosheid, en van moe zijn, prikkelbaar, somber of angstig. Kenmerkend is dat dat allemaal anders is dan voorheen: je oude routines werken niet meer. Dat kan best wel ongrijpbaar zijn, voor jouzelf en je omgeving, en alleen al daarover piekeren zorgt weer voor meer spanning.

De kunst van goed door de overgang komen is dan ook: nieuwe routines zoeken. Bewegen bijvoorbeeld. Bij overgangsklachten is (meer) bewegen vaak goed. Bewegen is namelijk voor iedereen goed. De gezondheidsvoordelen ervan zijn legio, dat weten we allemaal wel. Specifiek voor de overgang en daarna kun je denken aan de bijdrage aan het krijgen of behouden van een gezond gewicht, stevige botten en een gezond hart, en aan het positieve effect op je slaap.

Bewegen in de overgang hoeft geen sporten te zijn in de zin van: je hoeft er niet voor naar de sportschool en je hoeft ook niet diep te gaan. Sterker nog: je regelmatig met tegenzin naar de sportschool slepen om je daar uit te putten in een poging zo veel mogelijk calorieën te verbranden, dat is in deze levensfase geen goed idee. Door de veranderende hormonen heeft je lichaam het al zwaar genoeg. Mat het niet nog verder af.

Bewegen in de overgang is dus goed als je het met mildheid doet. Houd daarbij in de gaten dat het nut van bewegen relatief is. Ja, bewegen is goed en je voelt je dan beter, ook in de overgang. Maar verwacht er geen wonderen van. Je kunt, om maar iets te noemen, opvliegers heus niet wegsporten. Sporten lost ook problemen in je leven niet zomaar op. Je valt er niet zomaar kilo’s van af. En die hormonen, die rommelen ook gewoon door.

Dat is ook allemaal niet waar het om gaat. Waar het wél om gaat, dat zag ik laatst weer eens voor mijn ogen gebeuren. Een groep kinderen stak het plein over tussen hun schoolgebouw en het zwembad. Ze holden allemaal. Ik zag een wirwar van jassen, tassen, armen en benen langs me vliegen. Ik zag lachende gezichten, ik hoorde vrolijke stemmen. Het plezier spatte ervan af.

Dát is waar bewegen om gaat: plezier maken, spelen, je lichaam vrijheid geven, je bloed voelen stromen, de wind door je haren, de zon in je gezicht, in elke vezel voelen dat je leeft … Dat is wat je in de overgang nodig hebt. En ja, dat doet goed. Natúúrlijk doet dat goed! Alle kinderen weten dat!

De drie belangrijke ingrediënten van zo bewegen zijn buiten (liefst in daglicht en in het groen), vrij (dus zonder trainingsschema of prestatiedoelen, en ook zonder telefoon of meetapparatuur) en een tikkie uitdagend. Niet loodzwaar, niet uitputtend – maar wel zo dat je bloed echt gaat stromen. Dat maakt dat je voelt dat je leeft. Je komt uit je hoofd en je lichaamsbewustzijn verbetert.
Hardlopen kent alle drie de elementen, plus nog wat andere voordelen: je kunt het doen op je eigen niveau en op een tijd en plek die jou uitkomt; alleen, maar ook samen of in een groep (houd dan wel je grenzen in de gaten). Wat je ervoor nodig hebt, is bescheiden: goede schoenen, gemakkelijke en ademende kleding, en een goed passende sport-BH.

En dan: gá! Maak er een ontdekkingsreis van. Die niet elke keer alleen maar leuk en prettig zal zijn, dus waar je een beetje voor moet doorzetten af en toe, maar die wel voldoende plezier en positieve ervaringen geeft. Die een gunstige uitwerking zal hebben op je lichaam en op je geest. Die – wie weet – zorgt voor minder stress, een beter humeur, beter slapen. Niet voor niets bestaat er zoiets als ‘runningtherapie’. Dat is helemaal geen therapie, het is gewoon lopen. Buiten, vrij, en niet hard of lang – maar je mag het wel voelen. En dat werkt! (Als je daar meer over wilt weten, neus dan rond op Bewegen voor je Brein).

Bouw het wel rustig op. Hardlopen is een zware sport – daarom heeft het juist zo veel effect. Maar daarom kan het ook tot overbelasting leiden als je te hard van stapel loopt. Dat geldt voor iedereen, maar helemaal in de overgang, waarin je lichaam het toch al zwaar heeft door de veranderende hormonen. Met een geduldige, geleidelijke opbouw met voldoende herstel tussendoor geef je je lichaam gelegenheid om zich aan het lopen aan te passen. Zo kun je zelfs hardlopen als je wat zwaarder bent of je knieën niet meer 100 procent zijn. Vraag zo nodig advies aan een arts – wel eentje die in principe positief tegenover hardlopen staat, dat is soms zoeken.

Geduld is dus cruciaal, en vasthoudendheid. De positieve effecten van hardlopen merk je als je het over een langere periode regelmatig doet – als hardlopen een nieuwe routine wordt. Als je die nu opbouwt, heb je er de rest van je leven profijt van. Bedenk daarbij: de overgang gaat ook weer een keer over, fijn om dan lekker in je lijf verder te kunnen. Hier is een geduldig stappenplan:

  1. Als je jaren niets gedaan hebt, is wandelen je start. Begin met een kort ommetje en breid dat geleidelijk uit naar drie keer verspreid over de week een half uur. Dat maakt je lichaam al sterker en bovendien schep je gaandeweg ruimte in je tijd.
  2. Gaat dat goed, ga dan in zo’n half uur 5 keer 1 minuut heel rustig hardlopen, verspreid over de tijd. Tussendoor en de rest van de tijd blijf je wandelen. Je mag in die minuutjes niet buiten adem raken. Spierpijn krijgen is ook niet de bedoeling, doe dan weer een stapje terug.
  3. Gaat dat ook weer goed, doe het dan nog een keer. De week erna 5 keer 2 minuten, met minder wandelen eromheen. Enzovoort: elke week ga je een beetje meer hardlopen en een beetje minder wandelen. Nog steeds rustig, zonder ademnood of spierpijn, en altijd met minstens één rustdag ertussen. (Als je meer houvast zoekt voor je opbouw, laat je dan inspireren door schema 1 van Sportzorg).
  4. Pas als je – en dat kan maanden duren – een half uur non-stop kunt hardlopen, kun je eventueel één keer per week wat harder gaan lopen, maar dat hoeft niet. Blijf wel gaan!

Als je zo ver bent, wie weet vind je het dan leuk om eens aan een loopje mee te doen? Tip: de Parkrun. 5 kilometer, in steeds meer Nederlandse steden op een mooie plek, zaterdagochtend om 9 uur; gratis, gezellig en écht voor alle leeftijden en elk niveau. Er wordt bij gewandeld en er is sowieso een ‘sluitloper’, dus je komt nooit als laatste over de finish.

Daarom: als jij denkt: ‘de overgang is al rot, moet ik nou ook nog gaan hardlopen?’, dan zou ik zeggen: ‘nou, van mij niet – je moet al genoeg’. Maar als je denkt: ‘ik wil wel op zoek naar een nieuwe routine, gebaseerd op wat ik als kind kon en wist: gewoon lekker buiten bewegen’. Dan zeg ik: ‘Dat lijkt mij een hartstikke goed idee! Wel zwaaien als je me tegenkomt, hè?’

 

Door |2024-12-09T18:23:49+01:009 december 2024|Loop, Trainer, Vrouwensport|0 Reacties
Ga naar de bovenkant