Fiets

Sportschoolhuiver

Ik kom nog even terug op wat ik hier al vaker schreef: dat ik sinds de zomer niet meer in de sportschool kom. Waarom eigenlijk niet?

Het geldt voor meer mensen, begreep ik, maar vooral voor ‘ouderen’. Ik herken mezelf niet in het beeld van bange oudere. Ik ben niet bang om dood te gaan of op de IC terecht te komen, die kans acht ik piepklein. Wel wil ik liever geen covid-19 krijgen omdat het een geniepig virus is en ik ook liever niemand wil besmetten. Ik houd me daarom aan de regels en let wel op, maar het is niet zo dat ik elk risico vermijd. Ik ben de afgelopen maanden tamelijk onbevangen naar zwembaden, restaurants, theaters, een bioscoop, winkels enzovoort geweest. Ik ben op vakantie geweest, ik heb een beetje OV gebruikt, ik heb met vrienden afgesproken en blijf dan buiten niet krampachtig op 1,5 meter. Ik ga naar masseur en – zo nodig – chiropractor. Ik schrok wel een keer toen ik diens adem in mijn gezicht voelde. Dat was een paar weken terug; sindsdien draag ik een mondkapje – en zij ook.

Waarom dan niet de sportschool? Die vraag drong zich deze week nogal op, nu een boel van die dingen die ik wél deed, niet meer mogen, maar nou net de sportschool wel.

De ene kant is dat ik het gewoon echt minder leuk vind dan normaal. Onder normale omstandigheden vind ik het net leuk genoeg. Het is zeker niet die ‘uitlaatklep’ uit de overheidscommunicatie van deze week. Dat woord is sowieso het mijne niet, maar als ik iets op sportgebied zo moet benoemen is dat sowieso buiten, met fietsen voorop.

Ik ga vooral naar de sportschool om dat buiten sporten te ondersteunen. Rechtstreeks:  krachttraining voor m’n benen. Of als compensatie, om eenzijdigheid van m’n ‘echte’ sporten te compenseren. Bodybalance is een tegenhanger voor m’n recht-toe-recht-ane duursporten, het haalt me uit mijn eigen bewegingspatroon en voorkomt daarmee eenzijdigheid. Ik heb er veel baat bij, volgens mij. Mijn sportschoolbezoek is dus vooral functioneel. En ik vind het leuk genoeg om ongeveer een keer per week te doen. Al meer dan twintig jaar inmiddels, waarvan 14 bij Fitsportland, net over de gemeentegrens in Schiedam.

Een aantal veranderingen onder de corona-maatregelen duwen het sportschoolbezoek net over het randje van niet-leuk. De lessen zijn ingekort; bodybalance is ontworpen voor een uur en daar 45 minuten van maken trekt iets scheef. Dieptepunt daarin was toen de juf een keer riep ‘we hebben nog twee minuten voor de relaxation’. ‘Laat dan maar’ dacht ik. Als ik thuis een filmpje van YouTube gebruik (nu dit), heb ik wel het volle uur. Op een moment dat mij uitkomt, zonder te hoeven reserveren. Want dat is het ook: ik heb ontdekt dat ik veel prima thuis kan doen.

Ook het niet mogen douchen en omkleden speelt een rol, vooral voor spinning. Daar wijk ik naar uit als het weer te slecht wordt om lekker buiten te fietsen. Voor een intensieve les dan, want het is kort zelfs een uur al, laat staan drie kwartier. Ik werk mezelf dan dus finaal in het zweet, en dan zou ik in drijfnatte kleding naar huis moeten – door dat slechte weer. En nee, de auto is geen optie – voor dat soort dingen pak ik de auto niet, dat heb ik nooit gedaan, daar houdt het voor mij op. Met een boel mensen tegelijk hard hijgen binnen lijkt me trouwens sowieso iets wat je niet zou moeten willen nu, zelfs niet op 1,5 meter van elkaar, dus spinning in een groep doe ik voorlopig niet.

Verder mis ik ook het nababbelen in de kleedkamer. Ik ga niet naar de sportschool voor de gezelligheid. Ik ging mijn eigen gang en hoorde bij geen enkel vast groepje. Vaak babbelde ik dus zelf niet eens mee, maar ik luisterde wel en deed zo talloze interessante observaties – een inkijkje in een voor mij verder vreemde wereld van elk jaar met de caravan naar dezelfde camping gaan tot sporten tegen heug en meug.

Soms ergerde ik me aan de juffen, maar hun lessen waren wel gewoon goed, en je ergeren is niet zo erg als je verder niks met die mensen moet. Het kan zelfs een band scheppen, en zo heb ik aan wél meebabbelen na spinning ooit wel nog een vriendin overgehouden, die al jaren geen lid meer is omdat de ergernis te hoog opliep. Nu sta ik meteen na de laatste oefening in m’n eentje buiten – dat lijkt wel bijna op thuis in m’n eentje aan de slag.

Spinning kan ik thuis niet opvangen, en ook de fitness niet helemaal. Ik doe bijvoorbeeld nu al sinds maart dezelfde krachtraining voor mijn benen: lunges, met in elke hand een emmer met zand. Dat zand heb ik nog niet bijgevuld, dat is meer gehannes dan gewoon een beetje zwaarder gewicht pakken. Maandenlang hetzelfde doen is okee voor onderhoud, maar echt trainen is het niet. Ook dat kriebelt wel, nu het allemaal zo lang gaat duren. In de aanloop naar volgend jaar wil ik misschien toch wel weer wat opbouwen.

Sportschoolbezoek zou bovendien net een beetje extra dynamiek kunnen geven aan mijn bestaan. Ik zit al zo veel thuis naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren, dat bodybalancen thuis terwijl ik naar datzelfde scherm kijk saai is. Afhankelijk van m’n stemming vind ik dat dan ook wel eens wat deprimerend. In het algemeen mis ik de ‘reuring’ in mijn bestaan nog het meest van allemaal. Sportschoolbezoek is dan een klein verzetje – een uitje.

Maar wat houdt me tegen? Toen ik daar eens over doordacht, realiseerde ik me dat er een paar momenten zijn geweest die mij het gevoel hebben gegeven van ‘ze hebben geen idee’. Het zit ‘m dus vooral in hoe de andere bezoekers zich gedragen.

Dat is meteen in maart begonnen. Op donderdag 12 maart stond mijn wereld al op z’n kop. Twee dagen ervoor had een opdrachtgever mijn grootste klus van het voorjaar geannuleerd – mijn bedrijf stond ineens op instorten, zo voelde het (dat valt wel mee, weet ik nu, maar het was zeker heftig en dit is financieel een zeer mager jaar). Ik voelde de bui al hangen – ’s middags begon het grote strepen in mijn agenda: het regende annuleringen van leuke dingen. Die avond werd de lockdown afgekondigd. 

Op die dag was ik ’s ochtends naar de sportschool. Ambivalent: dat is een fijn tijdstip, maar ik had op dat moment eigenlijk in Amsterdam een training moeten geven. Die was dus geannuleerd. Ik was als de dood voor wat er op ons af kwam denderen – ik voelde me een konijn dat in de koplampen staarde.

Maar in de fitness zag ik niemand anders de aanwezige handontsmetter gebruiken. Het nababbeltje in de kleedkamer ging van kabbel-de-kabbel en had als meest zorgelijke strekking ‘jammer dat we niet naar Italië op vakantie kunnen nu’.

Ik was verbijsterd. Ik dacht: ‘ze hebben geen idee’.

Dat bezoek is licht traumatisch geweest, zal ik maar zeggen. Van de zomer heb ik kleinere soortgelijke ervaringen gehad, allebei in de tijd dat er in Schiedam fikse uitbraak was, aan het begin van de tweede golf.

  • Een keer moest ik me na een bodybalance-buitenles (buiten was nog relatief wél leuk) ongeveer door een meute babbelende dames heenwringen die klaar stonden voor de volgende les. Anderhalve meter, wat is dat?
  • Voor de enige binnen-bodybalanceles die ik nog wel heb gedaan, liep ik de kleedkamer in – dat is de toegangsroute naar de zaal. Die zat en stond vol met wachtende vrouwen – weer zo’n beeld van een meute. Ik deinsde terug, en toen zei nogalliefst de juf: ‘kom er maar bij, Louise, we gaan zo beginnen’. Ik heb mijn adem ingehouden en ben langs die groep rechtstreeks doorgelopen naar de zaal.

Kennelijk gaat het goed, want ik heb niks vernomen van besmettingen via die sportschool. Maar ik voel me er gewoon niet senang bij, en meer buitenstaander dan ooit.

Misschien moet ik daar toch maar eens overheen stappen. Op dit moment heb je er veel ruimte om individueel te trainen, omdat de groepslessen niet doorgaan – ja, ik houd de communicatie rond de corona-aanpassingen nog in de gaten. En ik kan niet zwemmen, dus de sportschool zou wat extra beweegmogelijkheden bieden.

En anders moet ik m’n abonnement maar eens gaan opzeggen. Dat heb ik ook nog niet gedaan. Daarvoor trekt er iets toch nog. Dat heeft ook wel met die 14 jaar te maken: zo’n relatie zeg ik niet zomaar op.

Ik ben er nog niet uit. Ik wil wel voor het nieuwe jaar begint de knoop doorhakken. Maar dan moet ik het toch echt nog wel een keer gaan proberen, vind ik. Het heeft me in elk geval geholpen dit zo op een rijtje te zetten!

 

Door |2020-11-06T18:06:29+01:006 november 2020|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties

Project daglicht

Sinds het wintertijd is, ben ik doelbewust begonnen met ‘Project daglicht’. Dat wil zeggen dat ik ernaar streef om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, en per week op in totaal minstens 7 uur uit te komen, dus gemiddeld 1 uur per dag.

Ik weet dat ik daglicht nodig heb, voor lichaam en geest – om de wintersomberheid te voorkomen. En ik merkte meteen toen het herfst was dat ik er moeite voor moet doen om op tijd en voldoende naar buiten te gaan.

Ik ben door het thuiswerken en de andere corona-beperkingen bijna al mijn vanzelfsprekende blootstelling aan daglicht in de donkere maanden kwijt. Een goed voorbeeld is het college geven in Leiden dat ik op het ogenblik doe. Nouja, niet in Leiden dus: het is vanuit huis, online. Als het daar zou zijn, zou ik naar het station fietsen en in Leiden van het station naar de faculteit lopen, en later beide in omgekeerde richting. In totaal is dat goed voor 45 minuten daglicht. Nu zijn het er 0.

Dus: naar buiten moet ik zelf initiëren. En dat kost moeite. De verleiding is groot om bijvoorbeeld eerst mijn werk af te maken en dan pas te gaan hardlopen. Maar met een beetje pech is het dan al donker. Nu al, laat staan straks in december. Werk afmaken kan ook als het donker is. Eerst naar buiten!

Andere verleiding is om na het afronden van een online training of overleg aan de computer te blijven hangen – nog even e-mail, even nieuws lezen, even zus, even zo…. en voor ik het weet, is het donker. Of moet ik door naar de volgende online afspraak. Terwijl ik van al dat beeldschermen moe word, een vermoeidheid die zich heel snel oplost als ik naar buiten ga. Tien minuten is dan al genoeg. Moet ik echt doen!

Dus het vraagt discipline om de verleidingen te weerstaan, en precies dat is de essentie van ‘Project daglicht’. De urgentie daarvan is deze twee weken ook nog eens groter omdat met de zwembadsluiting nóg weer meer wegvalt. Het zwemmen zelf, al telde dat niet mee voor daglicht, maar het fietsritje erheen en terug soms wel. In een week drie keer overdag heen en weer naar Zwembad West is precies een uur daglicht.

Tot nu toe gaat het goed met #projectdaglicht. Op een dag als vandaag is het simpelweg heerlijk om overdag een uurtje buiten te wandelen. Ik deed dat voor corona nooit, en het gaf me een soort vakantiegevoel.

Zon door herfstbomenZonnnige herfstbomen, weerspiegeld in waterVorige week leidde het daglicht-voornemen er echter al een keer toe dat ik totaal doorwaternat thuiskwam van een rondje hardlopen. Ook op dinsdag was het toen guur:

Kerk aan de Schie, uitgebloeide bloemen, donkere luchtOf wat te denken hiervan, foto gemaakt op zo’n mini-ommetje na het videobellen:

Grote plasDe nattigheid eerder in de herfst leidde ook tot een bijzonder paddenstoelenjaar –  ik schreef er al over. Deze foto maakte ik zaterdag op paddenstoelenexpeditie met Nicole in de Broekpolder – zulke gesuikerde-dropjes-paddenstoelen had ik nog nooit gezien:

Paddenstoelen die op gesuikerde drop lijkenHet is wel zo dat ik in de weekends en op m’n wekelijkse dag vrij (m’n ‘corona-arbeidstijdverkorting’) het gemiddelde moet opkrikken. Die dag vrij is daar ook voor bedoeld. Al meteen in maart had ik in de gaten dat ik vijf dagen achter elkaar aan m’n eigen beeldscherm gekluisterd zitten niet ging trekken. Die – wisselende – dag vrij werkt prima. Twee weken terug bijvoorbeeld ging ik op vrijdag wandelen met vriendin Jo in de Kennemerduinen, dat was schitterend:

Duinen met bosjes en HooglandersEn ja, het is dus veel wandelen. Alleen, maar ook samen – een prettige manier om in deze tijd toch vrienden te zien. En ik kan het veel doen, waar meer dan drie keer per week hardlopen te belastend is – daarmee haal ik het beoogde aantal uren dus bij lange na niet. Fietsen is in deze tijd van het jaar alleen maar lekker als het weer een beetje meewerkt. Morgen dus, want ik zet net een punt achter de werkweek – en dan hopelijk het gemiddelde aantal daglichturen voor deze week flink opkrikken!

 

Door |2020-11-05T19:02:22+01:005 november 2020|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|1 Reactie

QOM voor Duitse, vrouwelijke Zoetemelk

Ik kreeg dinsdag bericht dat ik mijn QOM op Mallorca kwijt ben geraakt. Daar kan ik niet mee zitten – het is natuurlijk sowieso absurd dat ik als 54-jarige QOMs heb – vier zelfs (en, tot mijn verrassing want ik was me er niet van bewust: één CR, dus hardlopend, dat is helemaal absurd). Het zegt meer over hoe weinig vrouwen er fietsen, zeker op sommige plekken, zoals in het Rotterdamse havengebied, waar twee van mijn QOM’s staan.

En op een achterafweggetje op Mallorca dus. Op Mallorca wordt veel getraind door fietsers van hoog niveau, veel profs ook, maar kennelijk niet op dat weggetje. Zo stond die QOM er sinds 11 maart 2019.

Tot dinsdag. Mijn QOM is overgenomen door een dame van meer dan 30 jaar jonger uit een heus elite-team, al kende ik het niet: Multum.

Dus dat is helemaal prima.

Maar ik vond het helemáál prima toen ik haar achternaam zag: Süßemilch.

Laura Süßemilch. Ik ben benieuwd of we nog meer van haar gaan horen!

Door |2020-10-22T10:13:23+02:0022 oktober 2020|Fiets|1 Reactie

Troostfoto’s (2)

Ik vond de laatste dagen bijzonder corona-chagrijnig, en net als in april ben ik er zojuist op uitgetrokken om m’n hoofd op te ruimen (geslaagd) en daarbij foto’s te maken – troostfoto’s dus. Het is een ander seizoen, dus ik wandelend in plaats van op de fiets en het onderwerp van de foto’s is ook echt herfstig.

Ik had eerder al gezien dat het een opvallend mooi paddenstoelenjaar is. Vorige week maakte ik met een vriendin een ommetje bij Lage Vuursche:

Afgelopen zondag maakte Babet een foto van me terwijl ik vlak voor de start van de stiltewandeling een foto nam van paddenstoelen:

Maar die foto zelf werd eigenlijk helemaal niet zo bijzonder. Dat realiseerde ik me al toen we iets later aan het wandelen waren. Ik zag toen elders in Park Zestienhoven schitterende paddenstoelen in grote hoeveelheden.

Toen ik vandaag behoefte had aan een ommetje voor m’n hoofd, wist ik dus wat me te doen stond. Hier het resultaat:

Niet alleen op hout, maar ook gewoon in het gras: En de mafste:

Wandelen, wandelen wandelen… ja, en dat ben ik ook de komende tijd veel van plan. Lekker voor mijn hoofd, lekker lang buiten zijn. Verder ‘moet’ er niks. Door de nieuwste maatregelen is er een abrupt einde gekomen aan toch al zo korte wedstrijdseizoen: de tijdrit die nog voor komende zaterdag op het programma stond, gaat niet door. Prima om het even kalm aan te doen.

Voor daarna weet ik het nog even niet. Fietsen gaat in de onderhoudsstand. Op dit moment is nog onduidelijk wat de maatregelen betekenen voor het zwemmen in het algemeen en mijn trainingsclubje in het bijzonder. Op mijn hardloopplannen bezin ik me nog – ook daarvoor heeft het niet-doorgaan van wedstrijden en evenementen invloed. Wordt vervolgd.

Mijn leven was nog steeds karig en wordt voorlopig weer nog kariger. Ik kom daar wel uit,  ik weet sinds dit voorjaar ook: ik red het wel. Groot voordeel is bovendien dat mijn werk nu wél doorloopt, nouja, net niet helemaal, en het is allemaal vanuit huis – maar dat is toch veel beter dan dit voorjaar. Mijn coronachagrijn betrof veel meer de frustratie uit woede, machteloosheid en schaamte om het bredere plaatje van falend beleid enerzijds en a-sociaal gedrag anderzijds. Het is een zootje, en daar zitten we allemaal mee.

Dan ben ik bij met een prachtig paddenstoelenjaar. Nog eentje dan:

 

Door |2020-10-14T14:54:01+02:0014 oktober 2020|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|0 Reacties

Hoe wedstrijden in de weg zitten

De afgelopen tijd was uitzonderlijk in de verhouding tussen wel en geen wedstrijden c.q. evenementen: eerst maandenlang niet, en toen voor mij in een maand tijd ineens elke week. Daardoor werd ik me meer dan eerder bewust dat wedstrijden eigenlijk best in de weg zitten voor het trainen. De regelmaat die ik maandenlang had, is ineens weg. En daardoor staan er wat dingen stil.

Dat is trouwens helemaal niet erg, het is gewoon een observatie. Die voor mij wel duidelijk maakt dat als je een doel voor ogen hebt, je je niet te veel moet laten afleiden door andere evenementen.

Het gaat om twee dingen:

  • Rond wedstrijden heb ik veel extra rust nodig, en dat gaat ten koste van trainingstijd. Voor een wedstrijd is taperen wel handig en erna is herstellen een must. Dat ‘hapt’ traininingsmomenten uit de week ervoor en erna. Het taperen gaat bovendien ten koste van langere trainingen, want ik doe in zo’n laatste week nog wel wat kort en fel werk. Plus een extra rek-en-strek-sessie. De wedstrijd zelf kost natuurlijk ook tijd, maar die is wel te beschouwen ook als een pittige training.
  • Voor wedstrijden neem ik minder risico, en daar begin ik al royaal van tevoren mee. Zeker nu zou het wel bijzonder lullig zijn geweest om net voor zo’n zeldzame triathlon mezelf door roekeloosheid uit te schakelen. Dus: voorzichtig. Dan kan ik niet mijn grenzen opzoeken, laat staan dat ik ze nog verleg. De twee belangrijkste voorbeelden:
    • Krachttraining, met name de lunges die ik doe, met en zonder extra gewicht en meer en minder dynamisch en met of zonder twist. Dat zijn voor mij geweldige stabilisatieoefeningen, maar ze hebben dus ook het risico op instabiliteit – afgelopen zomer bezeerde ik er een keer een knie mee, tijdje last van gehad, en onlangs knakte ik even door m’n heup, zonder erg. Maar zoiets wil ik natuurlijk niet vlak voor een wedstrijd. Ik heb eergisteren weer wel een heel krachtrainingsprogramma gedaan, inclusief zware lunges – en nu heb ik dus spierpijn, een typisch signaal dat het iets te lang geleden was.  
    • Het lopen op de barefootschoentjes, wat af en toe hard kan aankomen op mijn kuiten. Dan heb ik dagenlang spierpijn, en dat wil ik niet in de aanloop naar een evenement. Voor de 10 kilometer van de Kopjesloop kwam dat zelfs maar net goed, later dan optimaal. Toen was het blote-voeten-lopen onverwacht hard aangekomen, mogelijk doordat het een onderdeel was van mijn eerste koppeltraining (brick) van het seizoen had gedaan, dus ervoor had gefietst. De regelmaat is nu dus uit het lopen op die schoentjes, en dus bouw ik ook niks op. Het lukt wel om op hetzelfde niveau te blijven, kon ik gisteren constateren, en dat is voor nu al heel wat.

Nou goed, niet erg, wel leerzaam! Ik kan nu een paar dagen weer lekker trainen, dan komt nog één taper: volgende week zaterdag een tijdrit. Tenminste, nu nog wel, in de zin van: nog niet afgelast. Het blijft voorlopig met die slagen om de arm….

 

Door |2020-10-09T10:00:14+02:009 oktober 2020|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen|0 Reacties

Overschiese Sportweek (1): experimenten

Deze week is het hier in de wijk sportweek. Je kunt aan allerlei activiteiten van de ‘sportaanbieders’ gratis meedoen. Voor mij valt die week in twee verschillende delen uit elkaar: ik ben zelf aanbieder en ik ben uitprobeerder.

Over de aanbied-kant later meer, want dat loopt nog: ik heb woensdag samen met Babet een stiltewandeling begeleid en zondag volgt er nog één. De uitprobeerkant zit er echter wel al op, dus daarover nu.

Ik heb twee dingen uitgeprobeerd omdat ik op zoek ben of er een alternatief is voor mijn sportschool. Die vind ik onder de corona-beperkingen niet zo prettig: de lessen zijn ingekort en gehaast en ik voel me binnen al gauw claustrofobisch en niet op mijn gemak. Spinning binnen (met al dat gehijg) vertrouw ik sowieso niet, en de logistiek vind ik niet optimaal, waardoor dichtbij andere mensen komen onvermijdelijk is.

Ik ga onder normale omstandigheden ongeveer één keer per week naar de sportschool, voor:

  • ‘Core stability’: kracht, coördinatie en balanstraining, vooral voor rug, buik en bekkenregio. Doe ik nu al jaren in de vorm van bodybalance. Kan ik thuis goed vervangen, zo is me de afgelopen maanden gebleken, met wat er op YouTube staat, maar dat is wel maar in m’n uppie.
  • Krachttraining. Kan ik deels thuis vervangen, maar niet alles en niet zo precies. Het is bijvoorbeeld veel lastiger om een kilo zand erbij te doen in de emmers waarmee ik lunges doe, veel lastiger dan dumbells van een kilo zwaarder pakken. Met m’n zwemkoord trek ik altijd aan dezelfde weerstand, anders dan met katrollen en gewichten. Leg press kan al helemaal niet.
  • Spinning, als het weer ’s winters te slecht is om buiten te fietsen, als het uitkomt in m’n trainingsplannen om eens écht heel diep te gaan, want dat kan het beste binnen, en soms ook gewoon voor de lol. Bij elkaar is dat misschien maar een keer of tien per jaar, maar ik vind het wel belangrijk. Ik kan het niet zomaar vervangen, dan zou ik moeten investeren in een betere/leukere indoor fietstrainer. Veel geld voor die tien keer per jaar. En waar laat ik ‘m?
  • Eventuele andere dingen, zoals op de crosstrainer of loopband bij blessures.

Nou goed, deze week dus wat uitgeprobeerd, namelijk een Pilates-les buiten in Park Zestienhoven van Mindful Motion en een bezoek met proefles aan Let’s Go, een nieuwe sportschool in de Spaanse Polder, boven een sanitairwinkel:

Tsja. Allebei hadden aantrekkelijke kanten én minpunten.

  • Pilates is leuk, alles klopte aan de les, en het zou goed voor me zijn dat weer wat regelmatiger te doen. Mindful Motion geef ’s zomers buiten les, en dat is heerlijk. ’s Winters is het in een grote zaal met weinig deelnemers, dus geen claustrofobie. Máár dan heb ik geen spinning, fitness of crosstrainer (e.d.) en het rooster is wel erg beperkt: alleen op zondagmorgen. Hmm. Maar zondag in het zonnetje was het wel heerlijk:

  • Let’s Go heeft virtuele spinning, ‘Live & on-demand cycling 1Rebel’. Dat doe je individueel, op een fiets met een monitor. Je kunt je aansluiten bij een klasje dat op dat moment plaatsvindt of kijken naar een opname van zoiets. Dat zag er goed uit, behalve dan dat het niet helemaal mijn soort spinning is – het is meer met ‘kunstjes’ dan echt op fietsen gericht. Zo zit er achterop de fiets een houder voor haltertjes bijvoorbeeld.
    Daar zou nog wel omheen te werken zijn, maar de sportschool is ook nogal duur voor maar één keer per week, en dan betaal ik voor een boel wat ik niet gebruik. Het is wel een prachtige sportschool met alles erop en eraan en gloednieuw – maar ik vind het echt niet kunnen om extra geld te vragen voor zo’n mager groepslesaanbod. Dat moet allemaal nog uitgebreid gaan worden, zeiden ze. Maar iets als pilates of bodybalance is er niet. En ik weet niet of dat ooit komt, want het publiek is meer voor de hippe sporten, zal ik maar zeggen, niet voor van die verantwoorde dingen voor dames van middelbare leeftijd.
    Ik voelde me woensdagavond een beetje de oma, tussen wat er op proef was (slechts één andere dame), het personeel en de andere bezoekers. Niet dat ik me daardoor tegen zou laten houden overigens. Maar ik was wel een beetje verbaasd toen de proef-groepsles bestond uit iets boks-achtigs. Zo maak je nog eens wat mee: had ik daar ineens voor het eerst in mijn leven bokshandschoenen aan!

Alles bij elkaar heb ik wel lol gehad in de experimenten. Voornemen is nu om in m’n sportschool maar eens te gaan vragen of ik in m’n eentje gebruik zou mogen maken van een spinningfiets. Als ik dan met m’n eigen telefoon spinning-lessen van YouTube ofzoiets kan volgen, heb ik een veel goedkopere vorm van virtuele spinning. Met die kortere bodybalance moet ik dan maar leren leven. Het is wel een heleboel keren per week, zowel overdag als ’s avonds – tel uit m’n winst. Daartoe inspireerde het allemaal dus wel.

Tot slot nog een knie-selfie in een Pilates-standje onder de zon van zondag:

Door |2020-09-25T14:35:48+02:0025 september 2020|Fiets, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Nog meer gewoonheid

Ik schreef er in juni al over: de terugkeer naar gewoonheid. Nu nog een keer. Met z’n kanttekeningen.

De eerste kanttekening: naar de sportschool ga ik ondertussen alweer niet meer. Ik vond het niet leuk genoeg: de lessen zijn ingekort, ik vond ze gehaast, en ik werd licht claustrofobisch door wat ongelukkige dingetjes in de logistiek, vooral toen er in Schiedam een uitbraak was. Ik ben een van degenen die al in het nieuws waren een tijdje terug: ontdekt dat ik het ook prima thuis kan, die sportschool, op een paar details na – er zit minder variatie en opbouw in m’n krachttraining vooral. Daar ga ik na corona wel weer aan werken. Thuis heb ik de planning in eigen hand, hoef ik niet te reserveren en kort ik de bodybalance ook niet in.

De andere kanttekening is dat het qua besmettingen de verkeerde kant op gaat, en dat het gewone wel eens van korte duur kan zijn. Al lijkt het erop dat sportactiviteiten geen ‘superspreaders’ zijn. Ik hoop daarom dat ik de komende tijd weer vaker kan doen wat ik vandaag gedaan heb: een loopje. In Delft nogalliefst – live dangerously!

De Kopjesloop was weer voor het eerst en prima aangepast aan de corona-maatregelen. Zo moest je bijvoorbeeld zelf buiten je startnummer pakken:

Op dat startnummer stond je precieze starttijd geschreven (rechts op de foto hieronder), want je startte om de twintig seconden in groepjes van tien. Dat ging prima.

Op de foto is één van de twee dingen te zien waaraan ik kon merken dat ik lang niet zoiets gedaan had: m’n startnummerband had het loodje gelegd. De rek was er helemaal uit, ik kon ‘m nog net strak genoeg omdoen, en gelukkig hadden ze een schaar om de grote losse flap (onder) eraf te knippen!

Het andere waaraan ik kon merken dat ik lang niet zoiets gedaan had, was aan mezelf. Het viel me best tegen, het lopen. Trainen gaat heel lekker en dan komt het tempo ook makkelijk, maar ik had al eerder gemerkt dat het me totaal ontbreekt aan tempohardheid. Niet zo gek – m’n laatste snelle tien is 20 maanden geleden, denk ik! En m’n laatste loopje überhaupt  ook al meer dan een jaar.

Nouja, en bovendien was het warm en wat benauwd. Tegen de 7 km had ik het zo warm dat ik even heb gewandeld zelfs. Ik finishte in 57’40, nou, dat moet echt harder kunnen. Maar daarvoor moet ik het dus echt vaker doen weer, de komende tijd – laat het alsjeblief blijven mogen! Voor mijn gevoel zat er nu ook echt niet meer in, en dat zei m’n hartslag ook. Dus op dat punt dan weer wel tevreden. Het was wel weer leuk om te doen – eindelijk weer! En het gevoel van vermoeidheid nu is ook wel weer eens lekker!

Net als vorige week vond ik het leuk om die bedrijvigheid van zo’n evenement weer te hebben. Hier zit manlief achter mijn tas, net na aankomst:

Afgelopen week was ook op een ander punt weer ‘gewoon’: ik heb in totaal 3,5 uur op de stadsfiets gezeten, wat ik beschouw als ‘gemiddeld’, onder normale omstandigheden, maar ik heb dat sinds maart niet gehaald. In de lockdown waren er zelfs weken met 0 minuten stadsfiets. Ik fietste afgelopen week naar van die dingen als zwembad, twee werkafspraken, borrel en chiropractor, allemaal dingen die er in de lockdown niet waren.

Wat er nog steeds niet is, is fietsen naar het station om naar opdrachtgevers toe te gaan. Op dat punt is mijn stadsfiets- en werkende bestaan nog steeds heel afwijkend. Maar mijn sportbestaan wordt gewoner. Volgende week staat er zelfs een heuse triathlon op de planning!

 

Door |2020-09-13T18:56:11+02:0013 september 2020|Fiets, Loop|0 Reacties

Het eerste evenement weer!

Gister was het dan zo ver: mijn eerste sportevenement sinds de Parkrun op 7 maart. Het was de Airborne klimtoertocht. Het had nog even wat voeten in de aarde, want ik wist niet dat de A12 afgesloten was, suf, en de omweg leek eindeloos. Fietsmaatje Nancy wilde op tijd thuis zijn, en daarom besloten we de tocht van 88 km te doen.

Die route bevatte wel het leukste stuk, met de meeste klimmetjes – Strava gaf achteraf maar liefst 943 hoogtemeters! Daarvoor slinger het parcours heen en weer, de Veluwezoom op en af, met een lusje zelfs, en eenmaal terug in de bebouwde kom nog wat steile Arnhemse straatjes door. Zo dus:

Sowieso leuk om weer eens te klimmen en te dalen. Het was bovendien een prachtig parcours, met on-Nederlandse vergezichten, die vooral mooi waren door de bloeiende heide:

Net over de helft hebben we koffie gedronken bij de Carolinahoeve, waar ze – naast een heleboel wespen die verzot waren op onze appeltaart – mooi snijwerk in boomstammen hebben, zoals deze eekhoorn:

Het was uitstekend fietsweer, beschut tegen de vrij stevige wind. Goed uitgepijld, met misschien minder ravitaillering dan normaal, maar we kregen wat lekkers mee en dat is voor de paar euro die het kost (ik ben NTFU-lid) gewoon prima. Op de fiets heb je verder van de corona-maatregelen geen last. Wel was het rond de Posbank onaangenaam druk op het fietspad. Maarja, da’s niks nieuws.

Het was gezellig, en gewoon leuk om weer eens een heuse start- en finishboog te zien, na al die karige maanden:

Een fijne dag dus! Organisator RETO, bedankt, en gefeliciteerd met jullie eeuwfeest! 

Door |2020-09-06T15:53:27+02:006 september 2020|Fiets|0 Reacties

Een andere maar goede sportzomer

Toen de lockdown goed en wel onderweg was en het duidelijk was dat er voor 1 september geen triathlons en dergelijke door zouden gaan, heb ik me bezonnen op mijn sportieve doelen voor de zomer. Doorlopend tot nu, ongeveer, want het is bijna 1 september en op dit moment heb ik inderdaad, zowaar, een aantal evenementen in mijn agenda voor de komende weken: een fietstoertocht, een zwemtocht, een of twee loopjes, een tijdrit en ook nog een heuse triathlon. Met alle slagen om de arm natuurlijk.

Het betekent dat ik de zomerperiode afrond en overga naar een korte meer wedstrijdgerichte periode. De hele zomer lang heb ik geen wedstrijdspecifieke training gedaan, het was allemaal ‘basis’-werk. Ik heb bijvoorbeeld nog geen koppeltraining gedaan en het ontbreekt me ten enen male aan tempohardheid bij het zwemmen en hardlopen: ik maak makkelijk snelheid, maar kan dat niet lang volhouden. Dat kon niet anders, dus dat is niet erg, maar het gaat dus wel een beetje veranderen. Een beetje maar, want om optimaal voorbereid te zijn, had ik specifieker moeten trainen. Maar daarvoor was het allemaal te onzeker, ik koos voor niet-wedstrijdgerichte doelen.

Mooi moment om de coronazomer op sportgebied te evalueren, dus op het gebied van die niet-wedstrijddoelen. Ik schreef laatst al over het bereiken van een bijzonder doel: weer eens meer dan 200 kilometer fietsen. Dat was een fraaie – die ook mooi illustreert wat ik bedoel met niet-wedstrijdspecifiek sporten, want om te trainen voor die olympische afstand in Ouderkerk hoef ik natuurlijk echt geen 215 kilometer te fietsen. Mijn andere doelen heb ik ook bereikt, op één na. Daar begin ik mee.

Niet bereikt: zwemmen weer op niveau. Vlak voor de lockdown begon, zwom ik harder dan ooit tevoren. Op 5 maart verraste ik mezelf met een snelle 400 meter als onderdeel van een intervalprogramma, dus niet eens voluit – dankzij de cursus Powerstroke van de winter Een dikke week later gingen de zwembaden dicht. (Achteraf heb ik me er trouwens nog wel eens over verbaasd dat ik me, voor zover ik me herinner, op die 5e maart totaal niet bewust was van wat ons boven het hoofd hing. Maf is dat.)
Vanaf mei ben ik terug begonnen met zwemmen in open water en half juni ook in het zwembad, sindsdien in totaal meestal zo’n twee keer per week. Dat was sowieso heel fijn en ik pikte het best snel weer op. Hoe goed precies, dat weet ik niet – ik heb al gauw in het begin van het zwembadzwemmen een 20-minutentest gedaan en dat viel me toen niet tegen, maar drie weken geleden viel het tempo in intervallen me wél tegen.
De dag daarna ontwrichtte ik m’n (hypermobiele) duim en dat gaf een dusdanige dreun tegen de pees dat ik eerst zelfs veel last had in het dagelijks leven, laat staan dat ik kon zwemmen – typisch gevalletje pech. Het gaat wat op en neer en ik heb alweer pijnvrij kunnen zwemmen, maar ik heb daarna ook alweer níet kunnen zwemmen toch weer.
In elk geval: terug op het niveau van maart ben ik niet. Dat kan misschien ook niet met maar twee keer per week zwemmen, waarvan één keer in open water. Dat is altijd wat rommelig: ik ben dan noch met techniek noch met snelheid bezig (maar het is wel fijn). Het is niet anders. Hopelijk gaat die duim snel wel echt helemaal over.
Ik bezin me nog hoe veel werk ik komende winter in het zwemmen wil gaan steken – maar daarover, dus over toekomstplannen, een andere keer.

Wel bereikt (1): plezier, genieten en goed voor mezelf zorgen. Dit was by far het belangrijkste doel van de zomer en het is hartstikke goed gelukt. Ik heb heerlijk gefietst, hardgelopen, gewandeld, gekajakt (inclusief onze eerste tweedaagse kajaktocht!), gezwommen en zelfs ook lekker m’n oefeningen gedaan (kracht, core, yoga, bodybalance), in de sportschool of thuis. Vooral het lange fietsen is altijd goed voor mijn lichaam en ziel. Het wandelen met diverse maatjes was ook sociaal belangrijk – gezellig, dus. Ik heb ook veel plezier beleefd aan de thuistriathlons die we hadden verzonnen. Ik voel me kakelfit en het sporten heeft me enorm geholpen in deze verder moeilijke en karige tijd.

In onze trapkajak

Wel bereikt (2): basisconditie voor toekomstige wedstrijden behouden. Ook prima gelukt. Ik heb mijn lopen bijvoorbeeld onderhouden voor de tien kilometer die op het programma staat in die ene triathlon. Ik heb het fietsen op wedstrijdvermogen met piepkleine stapjes opgebouwd naar de intervallengte van 4X8′, en dat is mooi voor 40 kilometer hard. Het vermogen dat ik dan haal is zelfs net wat hoger dan vorig jaar; ik ben qua fietsen in bloedvorm. Kracht en core stability heb ik probleemloos weten te onderhouden, beter dan in een seizoen met veel wedstrijden. Rug, bekken en net voelen stabiel en probleemloos. Sowieso voel ik me opvallend goed (ik schreef het al eerder, zó fijn dat het overgangsgehannes achter de rug is). Dat is mooi, voor als er inderdaad nog wat komt aan wedstrijden, en anders voor de verdere toekomst.

Wel bereikt (3): sterkere voeten kweken. Het was één van de dingen die ik al vroeg in de lockdown leerde: dat die periode een kans bood om aan zwakke plekken te werken. Waarvan akte! Ik had van de winter een voetblessure, en daar ben ik mee aan de slag gegaan.
Ik ben in maart voor de derde keer begonnen met het opbouwen van lopen op blote-voeten-schoenen. De vorige twee keer strandden in blessures, maar nu gaat het goed. Het geeft veel spierpijn, maar die kan steeds helemaal wegtrekken omdat ik maar één keer per week erop loop. Dat was wel een gok, want één keer per week zou ook te weinig kunnen zijn. Niet dus. Het ging met kleine stapjes, maar inmiddels loop ik er zo’n 40 minuten rustig op; in intervaltrainingen wat korter. Mijn kuiten zijn dus veel sterker aan het worden. Daarnaast loopt het lekker en is het goed voor mijn looptechniek.
Maar nog belangrijker: ik train er mijn voeten mee. Ik ben daarnaast oefeningen gaan doen en heb fikse progressie geboekt. Volgens mijn masseur zijn mijn voetspieren zelfs voelbaar dikker geworden. Ik sta tegenwoordig mezelf bewust uit evenwicht te brengen op één voet waarvan ik de middelste drie tegen opgetrokken houd. Het ziet er zo uit:

* * *

Al met al ben ik de sportzomer dus hartstikke goed doorgekomen. Het deed me goed te merken dat ik geen wedstrijden nodig heb om veel te sporten en goed te worden. Ik mis de reuring ervan wel, maar het is ook relaxed: met die zere duim had ik anders wel zorgen gehad en misschien zelfs niet kunnen starten op 22 augustus, de oorspronkelijke datum van TriOuderkerk. Al zou dan alles anders geweest zijn natuurlijk. 

Want anders was het, en is het, en dat is zeker nog steeds bepaald niet makkelijk of leuk. Toen het virus weer begon op te laaien, heb ik ondanks al dat fijne sporten een behoorlijk sombere periode gehad. Het is spannend hoe het verder gaat. Mijn doelen waren niet voor niets zo geformuleerd dat ik ze in eigen hand had, dat ze niet geannuleerd konden worden. De toekomst is nog steeds ongewis.

Door |2020-08-31T14:28:42+02:0031 augustus 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|4 Reacties

Fietspadzorgen

Afgelopen week stond er in de NRC een ingezonden brief die ik herkenbaar vond:

Ik ben nog nooit tegen een e-bike opgebotst, maar wat ik zeker herken is dat de snelheid van e-bikes op het ogenblik het probleem niet is. Op mijn grote ronde van afgelopen donderdag heb ik tientallen (misschien wel meer dan honderd?) e-bikes ingehaald, ik ben er door geen één zelf ingehaald. Ja, ik reed op een racefiets, maar ik kwam thuis met een gemiddelde van nog geen 25 km/u, dat is niet echt raggen, lijkt me. In mijn eerdere lange tocht naar Vlissingen verbaasde ik me er juist over hoe langzaam sommige e-bikers rijden, in inderdaad standaard breeduit naast elkaar. Ik bel me helemaal suf.

De snelheid is dus volgens mij niet het probleem, wel twee andere dingen:

  • Inderdaad de onberekenbaarheid van sommige e-bikers, die volgens mij zeker voor een groot deel komt doordat er veel mensen op rondrijden die eigenlijk niet zo goed kunnen fietsen en het zonder die trapondersteuning niet of nauwelijks zouden doen. Het motortje maskeert als het ware hun gebrek aan vaardigheid. Hand uitsteken is sowieso een vergeten praktijk, lijkt het wel, en ik kan me erover verbazen hoe zeer mensen verschrikt opkijken en hoe traag ze reageren als ik wil inhalen. Alsof het feit dat er anderen op het fietspad zijn nieuw voor ze is – in de toeristendrukte.
  • Niet de snelheid als zodanig, maar het snelheidsverschil. Het baart me al jaren zorgen dat dat op het fietspad meer dan een factor tien bedraagt: de langzaamsten gaan zo’n 4 km per uur (wandelaars, al dan niet met kinderwagen of hond, ouders die hun peuter leren fietsen), de snelsten meer dan 40 (speed-pedelecs). Dat is dus alsof je midden op de snelweg ineens een jogger tegen kunt komen. Waarvan een deel nog breed is ook: bakfietsen bijvoorbeeld, en donderdag kwamen er bij Ouddorp quads het fietspad op – gelukkig achter me (wat een herrie ook!).

Ik begreep dat ook in Het Parool een ‘fietspad-discussie’ woedt, waar gister iemand via Twitter ook weer zeer herkenbaar op reageerde (dit draadje – het gevoel van het ‘schriftelijke verzoek in drievoud’, haha, ja!). Het speelt al jaren, maar er zijn volgens mij de laatste maanden een paar ontwikkelingen bij gekomen die het weer zeer actueel maken:

  • Er zijn in de lockdown een boel mensen gaan fietsen die dat anders niet deden, velen daarvan op een e-bike. Het is op sommige plekken en momenten dan ook knetterdruk – drukker dan ooit tevoren. Wij telden bij ons voor op 5 mei meer dan 400 fietsers per uur, en die moeten iets verderop een fietspad op dat ze delen met wandelaars, hardlopers en skeeleraars. Eigenlijk op 1,5 meter afstand nog ook, maar dat kun je sowieso schudden. Ik denk al sinds maart: waarom mogen snelle fietsers daar niet over de weg? Auto’s rijden er amper.
  • Wat gewoon fietsen is, is omgeslagen naar de e-bike. Toen wij vorige maand aan het fietsen waren, werden we er al op aangesproken waarom we het onszelf ‘aandoen’, zelf trappen, buiten de bebouwde kom zie je nauwelijks meer mensen op gewone fietsen, en van de week constateerde ik dat zelfs in de taal zelf trappen de uitzondering is geworden, althans op de website van de ANWB: dat heet nu ‘niet-elektrisch fietsen’ (zie mijn andere blog).

Samen betekent dit dat er relatief veel ‘newbies’ rondfietsen op e-bikes. Die wonderbaarlijk trage e-bikes in Zeeland, dat zijn veelal Duitse toeristen. Die krijgen kennelijk klakkeloos een e-bike mee van een verhuurder, terwijl ze eigenlijk nauwelijks kunnen fietsen. Ook de buitenlandse fietsers van de boat&bike-tours die langs ons huis komen, rijden sinds dit jaar allemaal op een e-bike – en die zijn ook niet heel ervaren, zal ik maar zeggen. De trapondersteuning maskeert hun gebrek aan vaardigheid. Tijdens de lockdown zag ik ergens buitenaf een 80+-dame die gevallen was omdat haar e-bike tot stilstand was gekomen tegen een opritje de dijk op, afstappen was niet gelukt. Ik vroeg me toen af: wat doet zo iemand daar? Zonder trapondersteuning had ze zo’n rit niet gemaakt, en was bovendien haar fiets lichter en dus beter te hanteren geweest.

Waar het op neerkomt, is dat we het als fietspadgebruikers met z’n allen moeten zien te rooien. Niemand van ons heeft meer recht op het fietspad dan een andere groep. Geen van de groepen is in z’n eentje ‘schuldig’ aan het snel- en vaardigheidsverschil – en aan het feit dat de infrastructuur niet is ontworpen voor wat er nu op fietspaden gebeurt.

Ik ben alleen, ik doe m’n best, ik betracht geduld, ik zoek mijn plekken en mijn momenten (ben donderdag nog een smal fietspad zo snel mogelijk weer af gegaan omdat het er erg druk was), ik trek tegenwoordig zelfs bewust een bloemetjesshirt aan om herkenbaarder te zijn als vrouw en zo minder agressie op te roepen en – zo is mijn indruk – vaker voorrang te krijgen (al ben ik in 300 km fietsen toch nog drie keer met ‘meneer’ toegeroepen). Maar niets menselijks is mij vreemd, dus ik raak ook wel eens ongeduldig en geïrriteerd.

Ik maak me bovendien zorgen over hoe het verder moet. Die quads donderdag bijvoorbeeld, daar schrok ik echt van: niet ook dat nog erbij op het fietspad – alsjeblieft! Af en toe voelt het beperkt: alsof ik alleen nog tussen, zeg, 10 en 12 op een doordeweekse dag op de parallelweg van de snelweg onbezorgd door kan fietsen. Zo plan ik m’n intervaltrainingen inmiddels, en dan hoop ik ook nog op niet al te best weer.

Het ergst vind ik de onrechtvaardigheid van overal de schuld van krijgen. Wat ik al heel lang zeg: ik heb door mijn behendigheid met sturen en remmen al een heleboel ongelukken voorkomen, vandaar dat het soms wrang is om als ‘wielrenner’ standaard zo veel shit over me heen te krijgen. Ik kan nog heel wat anekdotes vertellen, zal ik maar zeggen. Onlangs nog: ik reed op een fietspad, had voorrang, maar kreeg dat niet van een automobilist. Ik kon een botsing nog nét vermijden, en toen werd hij boos op mij: ‘jullie rijden altijd zo hard’ beet hij me toe, voorzien van enkele krachttermen. Pardon, er is geen jullie, er is alleen een ik, en die had voorrang. Ik kwam in tranen thuis, was zelf erg geschrokken en toen die scheldpartij er nog overheen.

Maar ik moet zeggen: in die 300 kilometers van de afgelopen weken heb ik vrij weinig last gehad van gevloek en gescheld en dergelijke. Een tijdje terug vond ik dat ‘men’ elkaar enorm de maat nam in de publieke ruimte. Dat speelt nog steeds: afgelopen zondag werd ik bij het hardloper nog toegebruld dat ik op 1,5 meter moest blijven door een fietser – op een smal voetpaadje (ook weer zoiets: ik had de indruk dat hij niet besefte dat er iets niet klopte aan wat hij aan het doen was, mogelijk ook onervarenheid?). Maar als in die 300 kilometer op de racefiets, soms in fikse drukte, is de verbale agressie relatief meegevallen. Dat moet ik al die e-toeristen dan weer wel nageven.

Voor alle duidelijkheid: ik ben niet per se anti-e-bike. Voor mijn schoonvader die afgelopen woensdag 88 werd en twee reanimaties heeft overleefd, is het de enige manier waarop hij nog zelfstandig ergens kan komen. Als het mensen uit de auto houdt – okee dan (al zou ik dan ook nog zeggen: trap liever zelf). Maar dat laatste schijnt amper zo te werken.

Ik vind de e-bike wel te dominant, te klakkeloos. Ik mis daarbij visie vanuit de overheid op wat er moet gebeuren om fietspaden leefbaar te houden. Ik was daarom wel blij met Het recht van de snelste, een geweldig boek dat ik onlangs las. Ik herkende er veel in, maar ik leerde er ook een boel van. Voor wie zich ook zorgen maakt over hoe het verder moet op en met het fietspad: vooral lezen!

Niet dat ik nu weet hoe het moet, maar gelukkig zijn er wel mensen mee bezig. Volgens het boek past de opmars van de e-bike in de dominante cultuur waarin alles steeds sneller en efficiënter moet, en hebben we zo een nieuwe onveilige ruimte gecreëerd die lijkt op de weg, waar auto’s langzame verkeersdeelnemers naar het leven staan.

Zelf trappen is gezonder, veiliger, goedkoper en beter voor het milieu (die stroom en accu’s moeten ook gemaakt worden, hè). In de omkering tussen gewoon en elektrisch fietsen gaat bovendien wat mij betreft iets wezenlijks verloren: de ervaring van ergens komen op je eigen kracht, met acceptatie van de grenzen daarvan. Dan ga je maar wat minder ver of wat langzamer – wat is daar precies het probleem van?

 

Door |2020-07-25T12:06:12+02:0025 juli 2020|Boeken, Fiets, Vrouwensport|2 Reacties
Ga naar de bovenkant