Fiets

Hoe wedstrijden in de weg zitten

De afgelopen tijd was uitzonderlijk in de verhouding tussen wel en geen wedstrijden c.q. evenementen: eerst maandenlang niet, en toen voor mij in een maand tijd ineens elke week. Daardoor werd ik me meer dan eerder bewust dat wedstrijden eigenlijk best in de weg zitten voor het trainen. De regelmaat die ik maandenlang had, is ineens weg. En daardoor staan er wat dingen stil.

Dat is trouwens helemaal niet erg, het is gewoon een observatie. Die voor mij wel duidelijk maakt dat als je een doel voor ogen hebt, je je niet te veel moet laten afleiden door andere evenementen.

Het gaat om twee dingen:

  • Rond wedstrijden heb ik veel extra rust nodig, en dat gaat ten koste van trainingstijd. Voor een wedstrijd is taperen wel handig en erna is herstellen een must. Dat ‘hapt’ traininingsmomenten uit de week ervoor en erna. Het taperen gaat bovendien ten koste van langere trainingen, want ik doe in zo’n laatste week nog wel wat kort en fel werk. Plus een extra rek-en-strek-sessie. De wedstrijd zelf kost natuurlijk ook tijd, maar die is wel te beschouwen ook als een pittige training.
  • Voor wedstrijden neem ik minder risico, en daar begin ik al royaal van tevoren mee. Zeker nu zou het wel bijzonder lullig zijn geweest om net voor zo’n zeldzame triathlon mezelf door roekeloosheid uit te schakelen. Dus: voorzichtig. Dan kan ik niet mijn grenzen opzoeken, laat staan dat ik ze nog verleg. De twee belangrijkste voorbeelden:
    • Krachttraining, met name de lunges die ik doe, met en zonder extra gewicht en meer en minder dynamisch en met of zonder twist. Dat zijn voor mij geweldige stabilisatieoefeningen, maar ze hebben dus ook het risico op instabiliteit – afgelopen zomer bezeerde ik er een keer een knie mee, tijdje last van gehad, en onlangs knakte ik even door m’n heup, zonder erg. Maar zoiets wil ik natuurlijk niet vlak voor een wedstrijd. Ik heb eergisteren weer wel een heel krachtrainingsprogramma gedaan, inclusief zware lunges – en nu heb ik dus spierpijn, een typisch signaal dat het iets te lang geleden was.  
    • Het lopen op de barefootschoentjes, wat af en toe hard kan aankomen op mijn kuiten. Dan heb ik dagenlang spierpijn, en dat wil ik niet in de aanloop naar een evenement. Voor de 10 kilometer van de Kopjesloop kwam dat zelfs maar net goed, later dan optimaal. Toen was het blote-voeten-lopen onverwacht hard aangekomen, mogelijk doordat het een onderdeel was van mijn eerste koppeltraining (brick) van het seizoen had gedaan, dus ervoor had gefietst. De regelmaat is nu dus uit het lopen op die schoentjes, en dus bouw ik ook niks op. Het lukt wel om op hetzelfde niveau te blijven, kon ik gisteren constateren, en dat is voor nu al heel wat.

Nou goed, niet erg, wel leerzaam! Ik kan nu een paar dagen weer lekker trainen, dan komt nog één taper: volgende week zaterdag een tijdrit. Tenminste, nu nog wel, in de zin van: nog niet afgelast. Het blijft voorlopig met die slagen om de arm….

 

Door |2020-10-09T10:00:14+02:009 oktober 2020|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen|0 Reacties

Overschiese Sportweek (1): experimenten

Deze week is het hier in de wijk sportweek. Je kunt aan allerlei activiteiten van de ‘sportaanbieders’ gratis meedoen. Voor mij valt die week in twee verschillende delen uit elkaar: ik ben zelf aanbieder en ik ben uitprobeerder.

Over de aanbied-kant later meer, want dat loopt nog: ik heb woensdag samen met Babet een stiltewandeling begeleid en zondag volgt er nog één. De uitprobeerkant zit er echter wel al op, dus daarover nu.

Ik heb twee dingen uitgeprobeerd omdat ik op zoek ben of er een alternatief is voor mijn sportschool. Die vind ik onder de corona-beperkingen niet zo prettig: de lessen zijn ingekort en gehaast en ik voel me binnen al gauw claustrofobisch en niet op mijn gemak. Spinning binnen (met al dat gehijg) vertrouw ik sowieso niet, en de logistiek vind ik niet optimaal, waardoor dichtbij andere mensen komen onvermijdelijk is.

Ik ga onder normale omstandigheden ongeveer één keer per week naar de sportschool, voor:

  • ‘Core stability’: kracht, coördinatie en balanstraining, vooral voor rug, buik en bekkenregio. Doe ik nu al jaren in de vorm van bodybalance. Kan ik thuis goed vervangen, zo is me de afgelopen maanden gebleken, met wat er op YouTube staat, maar dat is wel maar in m’n uppie.
  • Krachttraining. Kan ik deels thuis vervangen, maar niet alles en niet zo precies. Het is bijvoorbeeld veel lastiger om een kilo zand erbij te doen in de emmers waarmee ik lunges doe, veel lastiger dan dumbells van een kilo zwaarder pakken. Met m’n zwemkoord trek ik altijd aan dezelfde weerstand, anders dan met katrollen en gewichten. Leg press kan al helemaal niet.
  • Spinning, als het weer ’s winters te slecht is om buiten te fietsen, als het uitkomt in m’n trainingsplannen om eens écht heel diep te gaan, want dat kan het beste binnen, en soms ook gewoon voor de lol. Bij elkaar is dat misschien maar een keer of tien per jaar, maar ik vind het wel belangrijk. Ik kan het niet zomaar vervangen, dan zou ik moeten investeren in een betere/leukere indoor fietstrainer. Veel geld voor die tien keer per jaar. En waar laat ik ‘m?
  • Eventuele andere dingen, zoals op de crosstrainer of loopband bij blessures.

Nou goed, deze week dus wat uitgeprobeerd, namelijk een Pilates-les buiten in Park Zestienhoven van Mindful Motion en een bezoek met proefles aan Let’s Go, een nieuwe sportschool in de Spaanse Polder, boven een sanitairwinkel:

Tsja. Allebei hadden aantrekkelijke kanten én minpunten.

  • Pilates is leuk, alles klopte aan de les, en het zou goed voor me zijn dat weer wat regelmatiger te doen. Mindful Motion geef ’s zomers buiten les, en dat is heerlijk. ’s Winters is het in een grote zaal met weinig deelnemers, dus geen claustrofobie. Máár dan heb ik geen spinning, fitness of crosstrainer (e.d.) en het rooster is wel erg beperkt: alleen op zondagmorgen. Hmm. Maar zondag in het zonnetje was het wel heerlijk:

  • Let’s Go heeft virtuele spinning, ‘Live & on-demand cycling 1Rebel’. Dat doe je individueel, op een fiets met een monitor. Je kunt je aansluiten bij een klasje dat op dat moment plaatsvindt of kijken naar een opname van zoiets. Dat zag er goed uit, behalve dan dat het niet helemaal mijn soort spinning is – het is meer met ‘kunstjes’ dan echt op fietsen gericht. Zo zit er achterop de fiets een houder voor haltertjes bijvoorbeeld.
    Daar zou nog wel omheen te werken zijn, maar de sportschool is ook nogal duur voor maar één keer per week, en dan betaal ik voor een boel wat ik niet gebruik. Het is wel een prachtige sportschool met alles erop en eraan en gloednieuw – maar ik vind het echt niet kunnen om extra geld te vragen voor zo’n mager groepslesaanbod. Dat moet allemaal nog uitgebreid gaan worden, zeiden ze. Maar iets als pilates of bodybalance is er niet. En ik weet niet of dat ooit komt, want het publiek is meer voor de hippe sporten, zal ik maar zeggen, niet voor van die verantwoorde dingen voor dames van middelbare leeftijd.
    Ik voelde me woensdagavond een beetje de oma, tussen wat er op proef was (slechts één andere dame), het personeel en de andere bezoekers. Niet dat ik me daardoor tegen zou laten houden overigens. Maar ik was wel een beetje verbaasd toen de proef-groepsles bestond uit iets boks-achtigs. Zo maak je nog eens wat mee: had ik daar ineens voor het eerst in mijn leven bokshandschoenen aan!

Alles bij elkaar heb ik wel lol gehad in de experimenten. Voornemen is nu om in m’n sportschool maar eens te gaan vragen of ik in m’n eentje gebruik zou mogen maken van een spinningfiets. Als ik dan met m’n eigen telefoon spinning-lessen van YouTube ofzoiets kan volgen, heb ik een veel goedkopere vorm van virtuele spinning. Met die kortere bodybalance moet ik dan maar leren leven. Het is wel een heleboel keren per week, zowel overdag als ’s avonds – tel uit m’n winst. Daartoe inspireerde het allemaal dus wel.

Tot slot nog een knie-selfie in een Pilates-standje onder de zon van zondag:

Door |2020-09-25T14:35:48+02:0025 september 2020|Fiets, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Nog meer gewoonheid

Ik schreef er in juni al over: de terugkeer naar gewoonheid. Nu nog een keer. Met z’n kanttekeningen.

De eerste kanttekening: naar de sportschool ga ik ondertussen alweer niet meer. Ik vond het niet leuk genoeg: de lessen zijn ingekort, ik vond ze gehaast, en ik werd licht claustrofobisch door wat ongelukkige dingetjes in de logistiek, vooral toen er in Schiedam een uitbraak was. Ik ben een van degenen die al in het nieuws waren een tijdje terug: ontdekt dat ik het ook prima thuis kan, die sportschool, op een paar details na – er zit minder variatie en opbouw in m’n krachttraining vooral. Daar ga ik na corona wel weer aan werken. Thuis heb ik de planning in eigen hand, hoef ik niet te reserveren en kort ik de bodybalance ook niet in.

De andere kanttekening is dat het qua besmettingen de verkeerde kant op gaat, en dat het gewone wel eens van korte duur kan zijn. Al lijkt het erop dat sportactiviteiten geen ‘superspreaders’ zijn. Ik hoop daarom dat ik de komende tijd weer vaker kan doen wat ik vandaag gedaan heb: een loopje. In Delft nogalliefst – live dangerously!

De Kopjesloop was weer voor het eerst en prima aangepast aan de corona-maatregelen. Zo moest je bijvoorbeeld zelf buiten je startnummer pakken:

Op dat startnummer stond je precieze starttijd geschreven (rechts op de foto hieronder), want je startte om de twintig seconden in groepjes van tien. Dat ging prima.

Op de foto is één van de twee dingen te zien waaraan ik kon merken dat ik lang niet zoiets gedaan had: m’n startnummerband had het loodje gelegd. De rek was er helemaal uit, ik kon ‘m nog net strak genoeg omdoen, en gelukkig hadden ze een schaar om de grote losse flap (onder) eraf te knippen!

Het andere waaraan ik kon merken dat ik lang niet zoiets gedaan had, was aan mezelf. Het viel me best tegen, het lopen. Trainen gaat heel lekker en dan komt het tempo ook makkelijk, maar ik had al eerder gemerkt dat het me totaal ontbreekt aan tempohardheid. Niet zo gek – m’n laatste snelle tien is 20 maanden geleden, denk ik! En m’n laatste loopje überhaupt  ook al meer dan een jaar.

Nouja, en bovendien was het warm en wat benauwd. Tegen de 7 km had ik het zo warm dat ik even heb gewandeld zelfs. Ik finishte in 57’40, nou, dat moet echt harder kunnen. Maar daarvoor moet ik het dus echt vaker doen weer, de komende tijd – laat het alsjeblief blijven mogen! Voor mijn gevoel zat er nu ook echt niet meer in, en dat zei m’n hartslag ook. Dus op dat punt dan weer wel tevreden. Het was wel weer leuk om te doen – eindelijk weer! En het gevoel van vermoeidheid nu is ook wel weer eens lekker!

Net als vorige week vond ik het leuk om die bedrijvigheid van zo’n evenement weer te hebben. Hier zit manlief achter mijn tas, net na aankomst:

Afgelopen week was ook op een ander punt weer ‘gewoon’: ik heb in totaal 3,5 uur op de stadsfiets gezeten, wat ik beschouw als ‘gemiddeld’, onder normale omstandigheden, maar ik heb dat sinds maart niet gehaald. In de lockdown waren er zelfs weken met 0 minuten stadsfiets. Ik fietste afgelopen week naar van die dingen als zwembad, twee werkafspraken, borrel en chiropractor, allemaal dingen die er in de lockdown niet waren.

Wat er nog steeds niet is, is fietsen naar het station om naar opdrachtgevers toe te gaan. Op dat punt is mijn stadsfiets- en werkende bestaan nog steeds heel afwijkend. Maar mijn sportbestaan wordt gewoner. Volgende week staat er zelfs een heuse triathlon op de planning!

 

Door |2020-09-13T18:56:11+02:0013 september 2020|Fiets, Loop|0 Reacties

Het eerste evenement weer!

Gister was het dan zo ver: mijn eerste sportevenement sinds de Parkrun op 7 maart. Het was de Airborne klimtoertocht. Het had nog even wat voeten in de aarde, want ik wist niet dat de A12 afgesloten was, suf, en de omweg leek eindeloos. Fietsmaatje Nancy wilde op tijd thuis zijn, en daarom besloten we de tocht van 88 km te doen.

Die route bevatte wel het leukste stuk, met de meeste klimmetjes – Strava gaf achteraf maar liefst 943 hoogtemeters! Daarvoor slinger het parcours heen en weer, de Veluwezoom op en af, met een lusje zelfs, en eenmaal terug in de bebouwde kom nog wat steile Arnhemse straatjes door. Zo dus:

Sowieso leuk om weer eens te klimmen en te dalen. Het was bovendien een prachtig parcours, met on-Nederlandse vergezichten, die vooral mooi waren door de bloeiende heide:

Net over de helft hebben we koffie gedronken bij de Carolinahoeve, waar ze – naast een heleboel wespen die verzot waren op onze appeltaart – mooi snijwerk in boomstammen hebben, zoals deze eekhoorn:

Het was uitstekend fietsweer, beschut tegen de vrij stevige wind. Goed uitgepijld, met misschien minder ravitaillering dan normaal, maar we kregen wat lekkers mee en dat is voor de paar euro die het kost (ik ben NTFU-lid) gewoon prima. Op de fiets heb je verder van de corona-maatregelen geen last. Wel was het rond de Posbank onaangenaam druk op het fietspad. Maarja, da’s niks nieuws.

Het was gezellig, en gewoon leuk om weer eens een heuse start- en finishboog te zien, na al die karige maanden:

Een fijne dag dus! Organisator RETO, bedankt, en gefeliciteerd met jullie eeuwfeest! 

Door |2020-09-06T15:53:27+02:006 september 2020|Fiets|0 Reacties

Een andere maar goede sportzomer

Toen de lockdown goed en wel onderweg was en het duidelijk was dat er voor 1 september geen triathlons en dergelijke door zouden gaan, heb ik me bezonnen op mijn sportieve doelen voor de zomer. Doorlopend tot nu, ongeveer, want het is bijna 1 september en op dit moment heb ik inderdaad, zowaar, een aantal evenementen in mijn agenda voor de komende weken: een fietstoertocht, een zwemtocht, een of twee loopjes, een tijdrit en ook nog een heuse triathlon. Met alle slagen om de arm natuurlijk.

Het betekent dat ik de zomerperiode afrond en overga naar een korte meer wedstrijdgerichte periode. De hele zomer lang heb ik geen wedstrijdspecifieke training gedaan, het was allemaal ‘basis’-werk. Ik heb bijvoorbeeld nog geen koppeltraining gedaan en het ontbreekt me ten enen male aan tempohardheid bij het zwemmen en hardlopen: ik maak makkelijk snelheid, maar kan dat niet lang volhouden. Dat kon niet anders, dus dat is niet erg, maar het gaat dus wel een beetje veranderen. Een beetje maar, want om optimaal voorbereid te zijn, had ik specifieker moeten trainen. Maar daarvoor was het allemaal te onzeker, ik koos voor niet-wedstrijdgerichte doelen.

Mooi moment om de coronazomer op sportgebied te evalueren, dus op het gebied van die niet-wedstrijddoelen. Ik schreef laatst al over het bereiken van een bijzonder doel: weer eens meer dan 200 kilometer fietsen. Dat was een fraaie – die ook mooi illustreert wat ik bedoel met niet-wedstrijdspecifiek sporten, want om te trainen voor die olympische afstand in Ouderkerk hoef ik natuurlijk echt geen 215 kilometer te fietsen. Mijn andere doelen heb ik ook bereikt, op één na. Daar begin ik mee.

Niet bereikt: zwemmen weer op niveau. Vlak voor de lockdown begon, zwom ik harder dan ooit tevoren. Op 5 maart verraste ik mezelf met een snelle 400 meter als onderdeel van een intervalprogramma, dus niet eens voluit – dankzij de cursus Powerstroke van de winter Een dikke week later gingen de zwembaden dicht. (Achteraf heb ik me er trouwens nog wel eens over verbaasd dat ik me, voor zover ik me herinner, op die 5e maart totaal niet bewust was van wat ons boven het hoofd hing. Maf is dat.)
Vanaf mei ben ik terug begonnen met zwemmen in open water en half juni ook in het zwembad, sindsdien in totaal meestal zo’n twee keer per week. Dat was sowieso heel fijn en ik pikte het best snel weer op. Hoe goed precies, dat weet ik niet – ik heb al gauw in het begin van het zwembadzwemmen een 20-minutentest gedaan en dat viel me toen niet tegen, maar drie weken geleden viel het tempo in intervallen me wél tegen.
De dag daarna ontwrichtte ik m’n (hypermobiele) duim en dat gaf een dusdanige dreun tegen de pees dat ik eerst zelfs veel last had in het dagelijks leven, laat staan dat ik kon zwemmen – typisch gevalletje pech. Het gaat wat op en neer en ik heb alweer pijnvrij kunnen zwemmen, maar ik heb daarna ook alweer níet kunnen zwemmen toch weer.
In elk geval: terug op het niveau van maart ben ik niet. Dat kan misschien ook niet met maar twee keer per week zwemmen, waarvan één keer in open water. Dat is altijd wat rommelig: ik ben dan noch met techniek noch met snelheid bezig (maar het is wel fijn). Het is niet anders. Hopelijk gaat die duim snel wel echt helemaal over.
Ik bezin me nog hoe veel werk ik komende winter in het zwemmen wil gaan steken – maar daarover, dus over toekomstplannen, een andere keer.

Wel bereikt (1): plezier, genieten en goed voor mezelf zorgen. Dit was by far het belangrijkste doel van de zomer en het is hartstikke goed gelukt. Ik heb heerlijk gefietst, hardgelopen, gewandeld, gekajakt (inclusief onze eerste tweedaagse kajaktocht!), gezwommen en zelfs ook lekker m’n oefeningen gedaan (kracht, core, yoga, bodybalance), in de sportschool of thuis. Vooral het lange fietsen is altijd goed voor mijn lichaam en ziel. Het wandelen met diverse maatjes was ook sociaal belangrijk – gezellig, dus. Ik heb ook veel plezier beleefd aan de thuistriathlons die we hadden verzonnen. Ik voel me kakelfit en het sporten heeft me enorm geholpen in deze verder moeilijke en karige tijd.

In onze trapkajak

Wel bereikt (2): basisconditie voor toekomstige wedstrijden behouden. Ook prima gelukt. Ik heb mijn lopen bijvoorbeeld onderhouden voor de tien kilometer die op het programma staat in die ene triathlon. Ik heb het fietsen op wedstrijdvermogen met piepkleine stapjes opgebouwd naar de intervallengte van 4X8′, en dat is mooi voor 40 kilometer hard. Het vermogen dat ik dan haal is zelfs net wat hoger dan vorig jaar; ik ben qua fietsen in bloedvorm. Kracht en core stability heb ik probleemloos weten te onderhouden, beter dan in een seizoen met veel wedstrijden. Rug, bekken en net voelen stabiel en probleemloos. Sowieso voel ik me opvallend goed (ik schreef het al eerder, zó fijn dat het overgangsgehannes achter de rug is). Dat is mooi, voor als er inderdaad nog wat komt aan wedstrijden, en anders voor de verdere toekomst.

Wel bereikt (3): sterkere voeten kweken. Het was één van de dingen die ik al vroeg in de lockdown leerde: dat die periode een kans bood om aan zwakke plekken te werken. Waarvan akte! Ik had van de winter een voetblessure, en daar ben ik mee aan de slag gegaan.
Ik ben in maart voor de derde keer begonnen met het opbouwen van lopen op blote-voeten-schoenen. De vorige twee keer strandden in blessures, maar nu gaat het goed. Het geeft veel spierpijn, maar die kan steeds helemaal wegtrekken omdat ik maar één keer per week erop loop. Dat was wel een gok, want één keer per week zou ook te weinig kunnen zijn. Niet dus. Het ging met kleine stapjes, maar inmiddels loop ik er zo’n 40 minuten rustig op; in intervaltrainingen wat korter. Mijn kuiten zijn dus veel sterker aan het worden. Daarnaast loopt het lekker en is het goed voor mijn looptechniek.
Maar nog belangrijker: ik train er mijn voeten mee. Ik ben daarnaast oefeningen gaan doen en heb fikse progressie geboekt. Volgens mijn masseur zijn mijn voetspieren zelfs voelbaar dikker geworden. Ik sta tegenwoordig mezelf bewust uit evenwicht te brengen op één voet waarvan ik de middelste drie tegen opgetrokken houd. Het ziet er zo uit:

* * *

Al met al ben ik de sportzomer dus hartstikke goed doorgekomen. Het deed me goed te merken dat ik geen wedstrijden nodig heb om veel te sporten en goed te worden. Ik mis de reuring ervan wel, maar het is ook relaxed: met die zere duim had ik anders wel zorgen gehad en misschien zelfs niet kunnen starten op 22 augustus, de oorspronkelijke datum van TriOuderkerk. Al zou dan alles anders geweest zijn natuurlijk. 

Want anders was het, en is het, en dat is zeker nog steeds bepaald niet makkelijk of leuk. Toen het virus weer begon op te laaien, heb ik ondanks al dat fijne sporten een behoorlijk sombere periode gehad. Het is spannend hoe het verder gaat. Mijn doelen waren niet voor niets zo geformuleerd dat ik ze in eigen hand had, dat ze niet geannuleerd konden worden. De toekomst is nog steeds ongewis.

Door |2020-08-31T14:28:42+02:0031 augustus 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|4 Reacties

Fietspadzorgen

Afgelopen week stond er in de NRC een ingezonden brief die ik herkenbaar vond:

Ik ben nog nooit tegen een e-bike opgebotst, maar wat ik zeker herken is dat de snelheid van e-bikes op het ogenblik het probleem niet is. Op mijn grote ronde van afgelopen donderdag heb ik tientallen (misschien wel meer dan honderd?) e-bikes ingehaald, ik ben er door geen één zelf ingehaald. Ja, ik reed op een racefiets, maar ik kwam thuis met een gemiddelde van nog geen 25 km/u, dat is niet echt raggen, lijkt me. In mijn eerdere lange tocht naar Vlissingen verbaasde ik me er juist over hoe langzaam sommige e-bikers rijden, in inderdaad standaard breeduit naast elkaar. Ik bel me helemaal suf.

De snelheid is dus volgens mij niet het probleem, wel twee andere dingen:

  • Inderdaad de onberekenbaarheid van sommige e-bikers, die volgens mij zeker voor een groot deel komt doordat er veel mensen op rondrijden die eigenlijk niet zo goed kunnen fietsen en het zonder die trapondersteuning niet of nauwelijks zouden doen. Het motortje maskeert als het ware hun gebrek aan vaardigheid. Hand uitsteken is sowieso een vergeten praktijk, lijkt het wel, en ik kan me erover verbazen hoe zeer mensen verschrikt opkijken en hoe traag ze reageren als ik wil inhalen. Alsof het feit dat er anderen op het fietspad zijn nieuw voor ze is – in de toeristendrukte.
  • Niet de snelheid als zodanig, maar het snelheidsverschil. Het baart me al jaren zorgen dat dat op het fietspad meer dan een factor tien bedraagt: de langzaamsten gaan zo’n 4 km per uur (wandelaars, al dan niet met kinderwagen of hond, ouders die hun peuter leren fietsen), de snelsten meer dan 40 (speed-pedelecs). Dat is dus alsof je midden op de snelweg ineens een jogger tegen kunt komen. Waarvan een deel nog breed is ook: bakfietsen bijvoorbeeld, en donderdag kwamen er bij Ouddorp quads het fietspad op – gelukkig achter me (wat een herrie ook!).

Ik begreep dat ook in Het Parool een ‘fietspad-discussie’ woedt, waar gister iemand via Twitter ook weer zeer herkenbaar op reageerde (dit draadje – het gevoel van het ‘schriftelijke verzoek in drievoud’, haha, ja!). Het speelt al jaren, maar er zijn volgens mij de laatste maanden een paar ontwikkelingen bij gekomen die het weer zeer actueel maken:

  • Er zijn in de lockdown een boel mensen gaan fietsen die dat anders niet deden, velen daarvan op een e-bike. Het is op sommige plekken en momenten dan ook knetterdruk – drukker dan ooit tevoren. Wij telden bij ons voor op 5 mei meer dan 400 fietsers per uur, en die moeten iets verderop een fietspad op dat ze delen met wandelaars, hardlopers en skeeleraars. Eigenlijk op 1,5 meter afstand nog ook, maar dat kun je sowieso schudden. Ik denk al sinds maart: waarom mogen snelle fietsers daar niet over de weg? Auto’s rijden er amper.
  • Wat gewoon fietsen is, is omgeslagen naar de e-bike. Toen wij vorige maand aan het fietsen waren, werden we er al op aangesproken waarom we het onszelf ‘aandoen’, zelf trappen, buiten de bebouwde kom zie je nauwelijks meer mensen op gewone fietsen, en van de week constateerde ik dat zelfs in de taal zelf trappen de uitzondering is geworden, althans op de website van de ANWB: dat heet nu ‘niet-elektrisch fietsen’ (zie mijn andere blog).

Samen betekent dit dat er relatief veel ‘newbies’ rondfietsen op e-bikes. Die wonderbaarlijk trage e-bikes in Zeeland, dat zijn veelal Duitse toeristen. Die krijgen kennelijk klakkeloos een e-bike mee van een verhuurder, terwijl ze eigenlijk nauwelijks kunnen fietsen. Ook de buitenlandse fietsers van de boat&bike-tours die langs ons huis komen, rijden sinds dit jaar allemaal op een e-bike – en die zijn ook niet heel ervaren, zal ik maar zeggen. De trapondersteuning maskeert hun gebrek aan vaardigheid. Tijdens de lockdown zag ik ergens buitenaf een 80+-dame die gevallen was omdat haar e-bike tot stilstand was gekomen tegen een opritje de dijk op, afstappen was niet gelukt. Ik vroeg me toen af: wat doet zo iemand daar? Zonder trapondersteuning had ze zo’n rit niet gemaakt, en was bovendien haar fiets lichter en dus beter te hanteren geweest.

Waar het op neerkomt, is dat we het als fietspadgebruikers met z’n allen moeten zien te rooien. Niemand van ons heeft meer recht op het fietspad dan een andere groep. Geen van de groepen is in z’n eentje ‘schuldig’ aan het snel- en vaardigheidsverschil – en aan het feit dat de infrastructuur niet is ontworpen voor wat er nu op fietspaden gebeurt.

Ik ben alleen, ik doe m’n best, ik betracht geduld, ik zoek mijn plekken en mijn momenten (ben donderdag nog een smal fietspad zo snel mogelijk weer af gegaan omdat het er erg druk was), ik trek tegenwoordig zelfs bewust een bloemetjesshirt aan om herkenbaarder te zijn als vrouw en zo minder agressie op te roepen en – zo is mijn indruk – vaker voorrang te krijgen (al ben ik in 300 km fietsen toch nog drie keer met ‘meneer’ toegeroepen). Maar niets menselijks is mij vreemd, dus ik raak ook wel eens ongeduldig en geïrriteerd.

Ik maak me bovendien zorgen over hoe het verder moet. Die quads donderdag bijvoorbeeld, daar schrok ik echt van: niet ook dat nog erbij op het fietspad – alsjeblieft! Af en toe voelt het beperkt: alsof ik alleen nog tussen, zeg, 10 en 12 op een doordeweekse dag op de parallelweg van de snelweg onbezorgd door kan fietsen. Zo plan ik m’n intervaltrainingen inmiddels, en dan hoop ik ook nog op niet al te best weer.

Het ergst vind ik de onrechtvaardigheid van overal de schuld van krijgen. Wat ik al heel lang zeg: ik heb door mijn behendigheid met sturen en remmen al een heleboel ongelukken voorkomen, vandaar dat het soms wrang is om als ‘wielrenner’ standaard zo veel shit over me heen te krijgen. Ik kan nog heel wat anekdotes vertellen, zal ik maar zeggen. Onlangs nog: ik reed op een fietspad, had voorrang, maar kreeg dat niet van een automobilist. Ik kon een botsing nog nét vermijden, en toen werd hij boos op mij: ‘jullie rijden altijd zo hard’ beet hij me toe, voorzien van enkele krachttermen. Pardon, er is geen jullie, er is alleen een ik, en die had voorrang. Ik kwam in tranen thuis, was zelf erg geschrokken en toen die scheldpartij er nog overheen.

Maar ik moet zeggen: in die 300 kilometers van de afgelopen weken heb ik vrij weinig last gehad van gevloek en gescheld en dergelijke. Een tijdje terug vond ik dat ‘men’ elkaar enorm de maat nam in de publieke ruimte. Dat speelt nog steeds: afgelopen zondag werd ik bij het hardloper nog toegebruld dat ik op 1,5 meter moest blijven door een fietser – op een smal voetpaadje (ook weer zoiets: ik had de indruk dat hij niet besefte dat er iets niet klopte aan wat hij aan het doen was, mogelijk ook onervarenheid?). Maar als in die 300 kilometer op de racefiets, soms in fikse drukte, is de verbale agressie relatief meegevallen. Dat moet ik al die e-toeristen dan weer wel nageven.

Voor alle duidelijkheid: ik ben niet per se anti-e-bike. Voor mijn schoonvader die afgelopen woensdag 88 werd en twee reanimaties heeft overleefd, is het de enige manier waarop hij nog zelfstandig ergens kan komen. Als het mensen uit de auto houdt – okee dan (al zou ik dan ook nog zeggen: trap liever zelf). Maar dat laatste schijnt amper zo te werken.

Ik vind de e-bike wel te dominant, te klakkeloos. Ik mis daarbij visie vanuit de overheid op wat er moet gebeuren om fietspaden leefbaar te houden. Ik was daarom wel blij met Het recht van de snelste, een geweldig boek dat ik onlangs las. Ik herkende er veel in, maar ik leerde er ook een boel van. Voor wie zich ook zorgen maakt over hoe het verder moet op en met het fietspad: vooral lezen!

Niet dat ik nu weet hoe het moet, maar gelukkig zijn er wel mensen mee bezig. Volgens het boek past de opmars van de e-bike in de dominante cultuur waarin alles steeds sneller en efficiënter moet, en hebben we zo een nieuwe onveilige ruimte gecreëerd die lijkt op de weg, waar auto’s langzame verkeersdeelnemers naar het leven staan.

Zelf trappen is gezonder, veiliger, goedkoper en beter voor het milieu (die stroom en accu’s moeten ook gemaakt worden, hè). In de omkering tussen gewoon en elektrisch fietsen gaat bovendien wat mij betreft iets wezenlijks verloren: de ervaring van ergens komen op je eigen kracht, met acceptatie van de grenzen daarvan. Dan ga je maar wat minder ver of wat langzamer – wat is daar precies het probleem van?

 

Door |2020-07-25T12:06:12+02:0025 juli 2020|Boeken, Fiets, Vrouwensport|2 Reacties

Brexit omkeren

Op 24 juni 2016 reed ik een voor mij legendarische trainingsrit. Ik was bezig met de aanloop naar de hele triathlon en had 180 km op het programma staan. ’s Ochtends was ik de dag begonnen met het nieuws: de uitslag van het Brexit-referendum. Dat was een mokerslag. Ik vertrok met een donderwolk om mijn hoofd, en het weer paste daarbij  – het regende zelfs even. Ik reed via de Beneluxtunnel en het fietspad ‘buitenom’ Voorne-Putten naar de Haringvlietdam en via Ouddorp naar de Brouwersdam. Daar draaide ik naar het oosten, ik kreeg de wind mee en de zon kwam door. Mijn humeur reageerde mee, en na bijna 7,5 uur en 175 km fietsen, verder nog via Schouwen, Duiveland, Flakkee en de Hoeksche Waard, kwam ik opgeklaard terug thuis aan. Zonder de Brexit opgelost te hebben natuurlijk, maar het fietsen had zijn helende uitwerking op mijn ziel gehad, mogelijk meer dan ooit tevoren.   

Vandaag heb ik die ronde voor het eerst opnieuw gereden. Ik fiets niet elk jaar zulke afstanden, en vorig jaar strandde een poging in veel te harde wind. Ik heb hem dit jaar omgedraaid, dat kwam beter uit voor de wind, en ik heb hem ook behoorlijk wat scherper aangesneden, vooral op Goeree en het stukje Zeeland, en zo kwam ik uit op 164 km, in 6u37 – ja, ook met een behoorlijk wat hoger gemiddelde en een maar een fractie hogere hartslag. Dat zegt niet zo veel: ook nu woei het, maar mogelijk stond de aanwakkerende wind vooral vanaf de Brouwersdam ook wel heel gunstig – ik zag mijn gemiddelde rap oplopen. Het was tussen Brouwershaven en Ouddorp wel veel drukker dan ik me van toen herinner. Desalniettemin: met mijn vorm zit het wel snor.

 

Opnieuw was het goed voor mijn ziel. Die het zwaar heeft: de hele corona-situatie geeft me op dit moment weer veel angst en verdriet en de onzekerheid over hoe lang deze ellende gaat duren vind ik moeilijk te verdragen. Daarnaast hebben we hier thuis een paar andere ‘soresjes’ die bij vlagen ook als donkere wolken voor me hangen (niks ernstigs, in de zin van: niks tussen mij en manlief, gewoon wat gedoe). De kunst van ‘fietstherapie’ is om uit die abstracte angst, somberheid en wolken in mijn hoofd te komen en te landen in het hier-en-nu van gewoon fietsen, in mooi en dierbaar landschap en prachtig weer. Dat lukte bij vlagen, ik stuiterde er wat in en uit vandaag, het was niet die rechte lijn omhoog van toen.

De Brexit heb ik niet omgekeerd vandaag. Corona niet opgelost. Maar het fietsen deed me wel weer goed.

 

Door |2020-07-23T19:24:51+02:0023 juli 2020|Fiets|0 Reacties

680 kilometer fietsen later….

Eigenlijk zouden manlief en ik anderhalve week geleden vertrokken zijn om in Mongolië te fietsen en daarna met de Trans-Siberië-Expres terug naar huis te reizen, met een paar stopjes in Rusland. We weten al een hele tijd dat dat er niet in zou zitten natuurlijk – mogelijk volgend jaar zelfs ook nog niet, en daarna moeten we maar verder zien hoe onder andere reizen, reisorganisaties en mijn financiën zich ontwikkeld hebben.

Maar we wilden toch even weg, en daarom hebben we afgelopen week in Nederland gefietst. We zijn in vier dagen via het oosten naar Groningen gefietst, met overnachtingen in Rhenen, Holten en Emmen. Dagje Groningen, en toen westelijker terug, via Wolvega, Elburg en Mijdrecht. 9 dagen weg, 680 kilometer gefietst. In een soort banaanvorm:

Die kaart is van het Polarsteps-logboek dat we weer bijhielden en dat nu openbaar is – zie daar voor meer foto’s en verhalen. 

We hadden niet de beste week uitgezocht qua weer, al ging het best wel: we hadden op de eerste dag de snoeiharde wind vooral mee, zijn de afgelopen twee dagen het onweer en de echt grote hoosbuien misgelopen, en hadden gister en eergister twee uitgesproken zomerse, zonnige en warme dagen.

We vonden Nederland heel mooi. We kwamen op plekken waar we nooit eerder waren geweest, met de Sallandse heuvels als grootste verrassing en daarvan weer het mooiste korenveld ooit als absoluut hoogtepunt – het was in het echt mooier dan op de foto, intenser blauw, en het zoemde nog ook, van de vele bijen.

Het was bovendien heel afwisselend, bijvoorbeeld op dag 2: van het rivierenlandschap bij Rhenen en Wageningen naar de Veluwe, naar klassiek boerenland bij Loenen, de IJssel over en dan het zand van Salland. Of gister: uit Hanzestadje Elburg de polder in, over de Stichtse brug daar weer uit en zo het Gooi in, eindigend tussen de venen en plassen van het Groene Hart.

We verbleven in hotels, In hotels, omdat kamperen nog wat lastig is – en eigenlijk was het met het weer zo ook lekkerder. Na 3 maanden zonder was het een genot (maar eigenlijk ook heel gewoon) om weer uit te eten en op een terrasje te zitten voor koffie met appeltaart of een biertje.

Op coronagebied was het goed te doen. In Holten (overigens het beste hotel en diner van allemaal) waren ze heel omzichtig bij het serveren, op andere plekken merkte je geen verschil met normaal en stond er alleen handontsmetter voor de vorm, leek het wel. In Wolvega mocht je niks zelf opscheppen van het ontbijtbuffet, maar dan hingen de medewerkers er wel met hun snufferd boven bij het opscheppen, terwijl ze doorpraatten, zonder mondkapje. De gezondheidsvragen werden maar zeer zelden serieus gesteld. Reserveren kan ook ‘aan de deur’ en dan hoef je soms niet eens een naam op te geven – maar op andere plekken naam en telefoonnummer. Gooi het maar in m’n petje. 

Het was bijna overal nog erg rustig. We hebben genoten van de rust en ruimte. In het hotel in Groningen (erg leuke, historische plek) was het uitgestorven en ook de stad was – zonder studenten – gek leeg. Alleen vrijdagavond in Elburg was het druk, en daar hadden we wat geluidsoverlast van, in een ook erg warme hotelkamer – maar verder was ook dat een leuke plek.

Op de Hondsrug en in Giethoorn was het ook erg druk met e-bikes. Dat viel ons wel op: op zo’n doordeweekse dag buiten het hoogseizoen fietst er bijna niemand meer helemaal zelf. Sommige e-bikers hebben ook een hekel aan bagage-fietsers – we kregen commentaar over de breedte van onze tassen. Dat viel ons wel op, meestal zijn de reacties op vakantiefietsen positiever. Het kan toch niet aan de 1,5 meter liggen, want dan zijn brede fietsen juist veiliger, toch? We zagen ook minder ‘soortgenoten’ dan we hadden verwacht.

Ik ben ook nog langs mijn drie triathlon-hoogtepunten van vorig seizoen gefietst: in Emmen verbleven we in hetzelfde hotel als vorig jaar voor de halve van Klazienaveen, gister reden we een stukje over het fietsparcours van Almere, en vandaag langs het zwembad en de wisselzone van Ter Huh.

En toen ik thuiskwam, lag daar de medaille voor de coronatriathlon:

Ik was niet in mijn beste doen, zeker de eerste dagen niet. Ik was moe van 3 maanden coronacrisisstress en in mei daarbij ook nog best hard werken. De eerste dag was meteen erg lang (bijna 114 kilometer), en zo verschoot ik nogal wat kruit. Ik werd eigenlijk alleen maar moeier, en dat voelde alsof het niet goed zou gaan. Maar dat kwam vooral doordat ik mezelf in de weg zat. Nadat ik dat in Groningen eens goed in de ogen had gekeken, ging het beter en fietste ik lekkerder.

Desalniettemin vond ik het best pittig, pittiger dan ik had verwacht. Down Under reden we 80 km per dag, met 1000 hoogtemeters, dus ik had gedacht dat ik er hier wel 100 zou kunnen rijden. Maar dat viel tegen. De wind, het vele keren en draaien, zoeken soms, zeker bij slecht aangegeven omleidingen (we raakten op de eerste dag bijvoorbeeld verstrikt in Nieuwegein), allerlei ondergronden voor de leukere routes (knooppunten) en soms toch ook nog wel een beetje hoogteverschil maakte het trager en zwaarder dan ik had verwacht.

Al met al ben ik er toch van opgeknapt, lichamelijk maar vooral geestelijk. Het was heerlijk om er even tussenuit te zijn. Nu benen en rug wat laten rusten, en dan heb ik hopelijk profijt van de 680 kilometer voor mijn duurconditie. Voorlopig hebben we geen plannen, nouja, werken en lekker sporten.

En voor die verre, onzekere reistoekomst geldt: zo fietsen in Nederland is voor herhaling vatbaar. Er is nog een boel te ontdekken en te beleven.

 

Door |2020-06-14T18:11:41+02:0014 juni 2020|Fiets|2 Reacties

Thuistriathlon 3: Geen PR, wel een kwart

Vandaag zou ik in Ter Aar een gooi doen naar een PR op de kwart triathlon (2u35’30 of sneller). Dat was mijn meest uitgesproken triathlon-seizoensdoel. Ik heb geen idee of het erin had gezeten vandaag. Ik weet sowieso niet hoe ik ervoor gestaan zou hebben nu in het parallelle universum waarin alles gewoon door zou zijn gegaan. Bovendien viel het weer niet mee – het was koud en het woei te hard voor een echt scherpe fietstijd.

Ik heb wel een kwart triathlon gedaan vandaag, maar dan zonder wedstrijddoel, gewoon vanuit huis. Met manlief als fotograaf.

Ik ben vanochtend begonnen met zwemmen in de Schie. Gister had ik ook een dikke kilometer gezwommen en toen ging het voor het eerst weer lekker. Vandaag voelde nog beter, alleen ben ik voor m’n gevoel wel veel van de techniek kwijt die ik afgelopen winter had verworven. Hopelijk kan ik nog wat terugkrijgen.

Het was mede dankzij die techniekverbetering dat ik tot aan de lockdown dacht dat een PR er nu wel in zou kunnen zitten. Een week voordat alles plat ging, zwom ik m’n beste 400-meter-intervallen ooit. Gek om aan terug te denken: ik kan me niet herinneren dat ik me op die dag ook maar enige zorgen maakte over het oprukken van het corona-virus. Ik had toen zeker niet het idee dat het bijna afgelopen was met het zwemmen, voor twee maanden.

Het keerpunt voor 1 km ligt bij de nieuwe brug, die sinds kort de Brug van Cyrene heet, hier sterk ingezoomd:

Bijna terug, ik gluur naar waar ik eruit moet:

We delen het zwemwater dit voorjaar met diverse junioren:

De meerkoetpulletjes zijn van 6 naar 2 gereduceerd, maar die twee worden al best groot:

Na een trage wissel vertrok ik op de fiets:

Pfoe, dat viel tegen: het woei hard, het miezerde en het was koud. Ik heb heen tegen de wind in wat intervallen gedaan, beetje rommelig, en me terug laten zeilen. 24,1 gemiddeld rijden is wel ronduit traag, en het was bepaald niet aangenaam. Desalniettemin ben ik in redelijke fietsvorm; ik heb de afgelopen tijd goed kunnen trainen. Alleen niet wedstrijdspecifiek.

Wat was er mogelijk geweest? Mijn PR op de kwart dateert nog van 2014, dat was nog met de gewone racefiets. Ik kan nu sneller zijn, ik ben ook al wel sneller geweest, op tragere parcoursen. Want ja, dat PR staat ook in Ter Aar, dat parcours is sowieso snel en het ligt me.

Maar windkracht 5 en kou ligt me niet. Ik was blij dat het erop zat:

In de tweede wissel was het nog een aardige uitdaging om sokken over ijsklont-achtige tenen te krijgen:

Hier loop ik met wat stijve benen weg – ik heb helemaal geen koppeltrainingen gedaan, en lopen na fietsen is toch even wennen.

Ik liep al gauw echter best lekker, al ging na drie kwartier de fut er een beetje uit. Lopen gaat op het ogenblik sowieso wel lekker, maar daarbij ontbreekt het me helemáál aan scherpte – ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst echt tot het gaatje ben gegaan. Vorige zomer? Tempohardheid heb ik dus niet.

Voor vandaag hoefde dat ook niet – ik heb de tien kilometer als duurloop gelopen. Wel met eindsprintje:

Finish:

Al met al  heb ik 3 uur en 22 minuten buitengespeeld. Zonder dat idee van ‘ik doe vandaag toch een kwart’ had ik het misschien ingekort vanwege de guurte. Wel was het zo’n drie kwartier te langzaam voor een PR, hahaha! 

 

Door |2020-05-24T15:46:42+02:0024 mei 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|4 Reacties

Gewoon/ongewoon

Voor woensdag had ik wekenlang niet op de stadsfiets gezeten, maar toevallig kwamen er donderdag en vrijdag nog een paar ritjes achteraan, onder andere naar de bloedbank. Als ik zo rondfiets, lijkt dat enerzijds heel gewoon, en anderzijds ongewoon. Mijn hoofd schakelt daar steeds tussen – wat ook al ongewoon is. Het is bovendien ongewoon om je er bewust van te zijn dat iets gewoon is – dan is het dat dus niet, op dat moment.

Gewoon is dat ik op de stadsfiets ergens naartoe rijd. Dat is onderdeel van mijn dagelijks leven in normale tijden – gemiddeld een half uur per dag.

Ongewoon is deze hele tijd, en zelfs als ik dat even zou kunnen vergeten, is het er steeds, al is het maar doordat het stiller is met verkeer en vliegtuigen en de ‘bezetting’ op de fietspaden anders dan anders: drukker bij mooi weer, veel stiller bij slecht weer.

Woensdag maakte ik nog twee foto’s die het gewoon/ongewoon symboliseren. Ze pasten toen niet in het coronatriathlonverhaal, maar nu wel.

Wachten voor de Hoge Brug is doodgewoon, maar dat ik dan een camera bij me heb niet:

Op de stadsfiets fietsen is gewoon, maar zo’n ritje klokken met m’n horloge, zoals woensdag niet:

 

Door |2020-05-02T16:31:19+02:002 mei 2020|Fiets|0 Reacties
Ga naar de bovenkant