Welkom (sticky)
Ik ben dit weblog eind 2014 begonnen. Het heette toen ‘Op weg naar een hele triathlon op mijn 50e’. Op 28 augustus 2016 volbracht ik die, de Ironman van Vichy. Hier staat het verhaal van die dag, nog steeds een hoogtepunt van dit weblog.
Erna ben ik doorgegaan met schrijven over mijn eigen belevenissen, vrouwensport en trainingszaken. Ik werd trainingsbegeleider, ik triathlon nog steeds, en ik schreef een boek. Rond de verschijningsdatum is dit weblog dan ook verhuisd naar hier, de site bij dat boek. Ik blog hier vrolijk verder.
Wees welkom, neus lekker rond op dit weblog, ik heb geprobeerd het leuk én informatief te maken. Als je wilt reageren, doe dat – vind ik leuk!
En (niet) door!
Direct na m’n halve triathlon dacht ik: “Voor de volgende triathlon schrijf ik een blogpost met als titel ‘En door!’, want de leuke dingen volgen elkaar wel heel snel op, dus ik ga niet stilzitten.” Die ‘volgende’ is morgen, maar dat ‘en door’, daar zaten wat haken en ogen aan. Er waren inderdaad een paar dingen heel leuk, met name:
- Op 9 juni, Tweede Pinksterdag, organiseerde Jan Roose een speciale loop ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag. Dat was frappant: ook manlief was die dag jarig, die werd 68. Het supergezellige evenement bestond uit twee delen: eerst de ‘Alles piept en kraakt’-loop van 2,6 kilometer (twee rondjes om de Stelleplas) en daarna een uurloop: zo veel mogelijk rondjes lopen en na een uur het rondje afmaken. Manlief heeft dat uur aan het eind zo weten te rekken dat hij in precies 68 minuten finishte. Ik had daarvoor meegedaan aan ‘Alles piept en kraakt‘, want dat deed het toen zeer zeker nog, zo kort na de halve triathlon, en een dik kwartier lopen voelde als meer dan genoeg. Bij de uurloop heb ik Jan helpen administreren:
- Afgelopen zondag zijn manlief en ik op excursie geweest door het Verdronken Land van Saeftinghe. Dat stond al lang op mijn verlanglijst, en het was inderdaad geweldig: lekker glibberen en glijden door geulen, slikken en schorren, en ondertussen genieten van het bijzondere landschap en de vogels:
Maar het waren ook twee best lastige weken. Het herstel van de halve triathlon viel me vies tegen. Ik had bij dat loopje van Jan piepende luchtwegen, daarna hield ik een paar dagen last van m’n bronchiën, dus mogelijk had ik iets onder de leden dat (gelukkig) niet doorzette. Ik bleef lang moe, met nog restanten spierpijn in mijn benen. Ook deze week was ik een paar dagen moe, futloos en uit m’n hum, na een paar keer slecht slapen en dinsdag weer door m’n heup zwikken met de bijbehorende pijn die doortrekt tot in mijn nek en schouder (urgh – die pijn en ook de frustratie zuigen energie weg). Ik heb een boel dagen dus niets anders gedaan dan wat yoga, stadsfiets en een korte duik in zee. En twee mogelijkheden om Kattendijke-Wemeldinge mee te zwemmen laten passeren: dat was me te veel (je kan daar niet halverwege stoppen hè).
Daartussenin zaten wel nog twee fikse inspanningen: de twee Rides for the Roses. Allebei zijn goed gegaan, mijn benen wilden dat net wel weer, en het was een fikse prestatie. Maar het was bepaald niet ontspannen fietsen en ik ervoer het als heel anders dan vorig jaar. Ik heb er dan ook gemengde gevoelens aan overgehouden:
- Bij de Ladies Night Ride reed ik in een kopgroepje van drie, zonder moterbegeleiding (vorig jaar vond ik dat juist zo leuk), veelal gewoon in het verkeer en op drukke punten wel met verkeersregelaars, maar die zagen we overeind krabbelen als we eraan kwamen en die stonden dan net op tijd op hun plek. Dat voelde onveilig; ik reed niet op mijn gemak. Ik had ook sterk de indruk dat het niet de bedoeling was om hard te rijden. Echt best wel hard trouwens: in een uur terug over 30 km. Dat was wel een kick. En dat kan alleen met nul tussenstops; het hadden er vijf ofzoiets kunnen zijn! Over de finish verdwenen de andere twee snel, en daar stond ik dan, in m’n uppie, op een leeg plein, zonder verzorging, nouja, een doosje pepermuntjes – een hapje en een drankje waren er kennelijk alleen op die tussenstops. Gelukkig kwamen na een tijdje de resterende twee Kapelse dames als nummers 4 en 5 over de finish, en met hen was het terrasje wel heel gezellig.
- Bij de Ride Midden-Zeeland van 120 kilometer (voor ons 137 in totaal) leidde het parcours eerst over Walcheren, waar het op een mooie zaterdagmiddag knetterdruk is met toeristen, en later viel het samen met de route van de korte afstanden, knetterdruk met e-bikes en aanverwanten. Dat gaat niet samen, allebei niet, met grote, rommelige pelotons racefietsers (inclusief enkele ongeleide projectielen). Ik heb me zowel geschaamd als geërgerd – het waren een boel Randstad-frustraties all over en ik vond het eigenlijk ook best wel gevaarlijk. Niet voor herhaling vatbaar eerlijk gezegd. Manlief was bovendien uit zijn hum, want zijn gloednieuwe fietscomputer (verjaarskado van mij) haperde – inmiddels is die terug naar de fabriek.
Over die haperende computer gesproken: mijn vermogensmeter (Powertap P1 uit 2018) heeft het ook begeven. Om iets kleins: het dopje van het batterij-vakje kan niet meer los zonder het te slopen, en nieuwe dopjes zijn niet meer verkrijgbaar, althans, niet in Europa. En mogelijk helpt dat ook niet omdat de batterij waarschijnlijk gelekt heeft – daardoor zit het dopje muurvast en de inbus draait dol. Het is een tijd van veel praktisch ‘gedoe’, ook buiten het sporten om. Dat zijn allemaal kleine dingen die per stuk niet zo belangrijk zijn, maar van allemaal bij elkaar ben ik ook moe. Of gewoon aan vakantie toe ofzoiets.
Nou goed, zo leefde ik dus toe naar de triathlon van morgen, eentje waar ik naar had uitgekeken: de bijzondere ter gelegenheid van Oud Gastel 750 jaar. Een unieke triathlon, Oud Gastel is altijd leuk, een mooie aanwinst voor mijn collectie afstanden (750 meter zwemmen, 75 kilometer fietsen, 7,5 kilometer lopen), en voor mij fijne verhoudingen, met dat lange fietsen. Ik had zelfs alweer een nieuwe vermogensmeter, de chiropractor had me uit de knoop gehaald die altijd samenkomt met die verzwikte heup en van het weinige sporten deze week ben ik nou toch wel echt uitgerust. Ik had er zin in. Hooguit had ik me wat zorgen gemaakt om 75 kilometer fietsen in de hitte met maar twee bidons.
Dat was naïef, dacht ik later – in het nieuws was het al gegaan over afgelastingen.
Want donderdagmiddag kwam ik thuis en zei manlief meteen: ‘heb je het slechte nieuws al gehoord?’ Nee, wat? Hele triathlon van Oud Gastel op z’n kop, vanwege de hitte en blauwalg in het water. Het meeste is afgelast, en de 750-afstand is veranderd in een korte run-bike-run die ook nog eens knettervroeg start.
Wat een deceptie. Het zit echt niet mee op het ogenblik – al kon ik dat na een paar minuten ook wel weer relativeren en het ook heel sneu vinden voor de organisatie. Blauwalg is duidelijk, dan kan zwemmen niet doorgaan. Maar het is wel extreem – het was er eerdere jaren ook wel eens warm, dus ik had dit even niet zien aankomen. Ik had al wel begrepen dat dit een extreem blauwalgjaar is, vanwege de droogte en de warmte. En die hitte, tsja… ik denk dat we met z’n allen beter met hitte om moeten leren gaan, met het oog op het veranderende klimaat, in plaats van alles maar af te gelasten en in te korten – straks kan er ’s zomers niks meer. Maarja, stel dat er weer een dode valt ofzoiets. Lastig, dat snap ik wel.
Nou goed, we hadden even twijfels, maar na een nachtje slapen hebben we er toch wel weer een beetje zin in, motto ‘vooruit dan maar’. Omdat Oud Gastel leuk is, en omdat wél gaan ook een vorm is van ons aanpassen aan de omstandigheden. Op zo’n korte afstand kan manlief bovendien op z’n retrofiets, vindt-ie ook leuk.
Dus: wekker om half 5 morgenochtend…
Een memorabele dag in de Biesbosch
Sohee, dat was een heftig dagje gister bij de Line Crossers triathlon. Ik schreef hier vrijdag al dat ik me wat zorgen maakte over het weer. Harde wind en kou betekent langzamer fietsen, sowieso en door slechtere aerodynamica. Langzamer fietsen met een limiettijd betekent: minder tijd om te lopen. Plus dat kou meer wisseltijd kost, en vooral: veel energie.
Op het moment dat ik dat schreef, had ik toch iets optimistischere verwachtingen al dan hoe het gister uitpakte. Ik heb het zelfs met de warmste kleren die ik voorbereid had koud gehad op de fiets, het heeft knetterhard gewaaid en het heeft geregend. Het ging drie ronden lang nog enigszins, maar de vierde was echt vreselijk: ik stond bijna stil in de tegenwind en wat er op dat moment viel, zat dichtbij hagel. Ook het lopen was koud, nat en winderig, tot een paar kilometer voor de finish.
In hoeverre het die omstandigheden zijn geweest dat het lopen niet goed ging of dat ik mijn lopen had overschat, dat weet ik niet, het zal een beetje van allebei geweest zijn, maar in elk geval: de limiet van 6u15 heb ik niet gehaald, ik was 11 minuten langzamer. Ik was tijdens het fietsen al een beetje bang dat mijn benen te veel kou te verduren hadden gehad, en hoe dan ook: het lopen ging niet goed. Ik liep eigenlijk vanaf het begin niet hard genoeg, mijn energie raakte op, maar vooral: ik kreeg kramp boven m’n rechterenkel – had ik nooit eerder gehad. Dat was jammer. Ik moest af en toe wandelen en wist halverwege dat ik het niet zou gaan halen.
Maar ik mocht wel doorgaan. Met de bezemwagen achter me aan. Ik was toen de laatste deelnemer geworden namelijk. Na het fietsen had ik er nog een paar achter me, maar die kwamen me voorbij. Die bezemwagen had van mij niet gehoeven: buiten tijd is buiten tijd, hij mocht me wel voorbij en dan zou ik buiten mededinging uitlopen – ik wilde naar de finish. Maar het ‘moest’, zo zei hij, achter de laatste deelnemer blijven, anders moest ik instappen. Ik vond dat nog even best wel lastig, om zo veel geduld van iemand te vragen. Het duurde wat kilometers om me daaroverheen te zetten en de twijfel om in die auto te stappen overboord te kieperen. Net die laatste kilometers gingen ook weer ietsje beter. Dank aan de bezemwagenchauffeur voor het geduld!
En toen werd de finish er eentje om nooit te vergeten. Ik dacht dat ik niet meer echt kon finishen, want ja, te laat. Maar nee: er stond een soort erehaag van vrijwilligers me op te wachten, die gingen allemaal klappen en juichen, ik werd ‘doordouwer’ genoemd door de speaker (haha, ja), de finishboog stond gewoon nog en direct daarna stond de burgemeester van Altena me op te wachten voor mijn medaille:
Daar is geen foto van, ook al was manlief mee en maakte hij andere foto’s. Totdat hij zelf in mijn vierde fietsronde zijn loopschoenen aantrok: hij is het laatste rondje me me meegelopen. Dat was heel fijn, want anders was het zeer eenzaam geworden. We waren maar met 83 deelnemers, waarvan er 76 zijn gefinisht. Het lopen was één grote ronde, en het grootste deel van de tijd was er niemand in zicht. Af en toe vrijwilligers – ik denk dat er meer vrijwilligers dan deelnemers waren, en die waren allemaal super-aardig en enthousiast. Terwijl het ook voor hen geen aangename omstandigheden waren natuurlijk.
Dat verlatene van die ene grote ronde, dat is ook wel het unieke aan deze triathlon. Ik schreef net in de evaluatie dat ik in vijftien jaar triathlon nog geen mooiere ben tegengekomen qua natuur. Ik vond het bij mijn – zonnige en warme – verkenning van het fietsparcours al prachtig, en tijdens de eerste fietsronde gister opnieuw. Het was heel anders, met dat ruige van het slechte weer en de rust van de vroege ochtend. Het had iets van Schotland ofzo, maar dan plat. De looproute volgde deels het fietsparcours en nam nog een prachtige doorsteek. Overal water, groen, weidse luchten, en roof- en watervogels. Het leek wel een natuurexcursie Biesbosch. Manlief zag een lepelaar en stond nog even met een ganzenei in zijn handen. Hij had gehoord dat het er ook barst van de bevers, maar die zijn slecht te zien natuurlijk. ’s Ochtends was het zwemparcours in het Steurgat ook al zeer fraai geweest: mooi water tussen groene muren. En die hele omgeving krijgt nog extra kleur door het verhaal over de dappere linecrossers.
Over het zwemmen gesproken: dat ging hartstikke goed. Ik denk dat het te kort was, maar met 36’30 (zelf geklokt) ben ik sowieso dik tevreden. We hadden een aparte vrouwenstart, met z’n zeventienen ofzoiets, “de kleinste startgroep ooit”, zo constateerde een van de andere vrouwen, en ja, dat klopt ook wel – en ik denk dat ik weer de oudste was:

Ik ben die met dat witte horloge, 5e van rechts – maar liefst vier anderen in hetzelfde merk en type wetsuit
Dus dat was rustig zwemmen met alle ruimte. Daardoor kon ik me goed concentreren op m’n techniek. Grote boeien maakten navigeren ook nog eens makkelijk. Het water was 18 graden, zo zei men, en dat was aanzienlijk warmer dan de buitenlucht.
Op naar de eerste wissel:
Die ging okee maar niet heel snel. Nouja, bij zo’n lange afstand is dat niet heel erg. Met goede moed aan het fietsen begonnen, al ziet dat er op de foto anders uit:
Manlief maakte bij mijn eerste doorkomst foto’s en gaf me bij de tweede een nieuwe bidon:
Het fietsen ging eigenlijk gewoon goed. Ik wilde 190 Watt gemiddeld rijden en dat lukte prima. Eten en drinken ging ook geheel volgens plan. Tegen het eind van de derde ronde begaf wel m’n vermogensmeter het: batterij op. Ik vermoedde al zoiets en had hem willen vervangen, maar dat ging van de week niet zomaar: de inbusbout van het sluitdekseltje van de batterij is versleten en de sleutel draait dol. Daar is vast ook wel wat aan te doen, maar dat is ten onder gegaan aan het probleem met de rem. Nouja, ik wist na drie rondjes wel hoe het moest voelen, dus dan maar zonder metertje door.
Maar toen kwam dus wel die qua weer afgrijselijke vierde ronde, met rukwinden en ijsregen. Waar ik na drie rondjes op 31,2 km/u gemiddeld doorkwam, zakte dat weg tot 30,8 en dat was net genoeg om het precies in 3 uur te halen. Dat viel tegen, maar dat lag aan het weer – ik heb me kranig geweerd, vind ik.
Dus eigenlijk ging alles goed op het lopen na. Daar kan ik wel mee leven. Ik had zeker op beter lopen gehoopt, maar het zat er echt niet in.
Om het verhaal van de dag even af te maken: de wekker ging om 5 uur, oef – maar gelukkig had ik wel goed geslapen. Om 6 uur reden we weg, met de playlist die ik in 2016 voor mijn Ironman aanlegde op de speakers, dat was fijn. Ondertussen kletterde de regen af en toe tegen de voorruit en zag ik op de auto-thermometer dat het 11 graden was. Oef! We waren er tegen half 8, en dat was maar net genoeg tijd om alles in gereedheid te brengen, want parkeren en me melden kostte wat tijd.
Ik was ook nogal aan het prutsen met de tatoeage-nummers die je op je hand moest plakken (doe mij maar gewoon met stift). Uiteindelijk heeft een EHBO-dame me nog geholpen met het water dat je daarvoor nodig had, desalniettemin lag het meeste er al af nog voor ik startte. Een stukje van een 7 zit er echter nu nog:
Maar alles net op tijd klaar.
Enfin, toen dus van start, en dan is het ineens 6 uur en 26 minuten later – zo’n wedstrijd doet altijd iets wonderlijks met mijn beleving van tijd. Ik was behoorlijk kapot toen ik over de finish kwam. Gauw m’n fiets uit de wisselzone gehaald, want die werd al onttakeld. Ik was zo moe dat ik amper m’n spullen naar de auto kon dragen, gelukkig hielp manlief ook daarbij. Ook warme en droge kleren aantrekken bij de auto was geen sinecure. Daarna vlot thuis, tegen 5 uur. Daar wat dingen uitgehangen en opgeruimd, het wassen van alle natte zooi uitgesteld tot vandaag. Gedoucht en gegeten en verder vooral niks meer gedaan – beetje krant lezen en voetbal kijken enzo. Daarbij m’n eerste bier in vier weken gedronken, want ik had m’n jaarlijkse maand droog aan de wedstrijdvoorbereiding gekoppeld. Ik had gruwelijk zere benen, vooral bij opstaan uit een stoel. Ook vandaag, na een lekker lange nacht, voelt mijn lijf nog behoorlijk aangeslagen, van enkels tot nek zo’n beetje, ik heb zelfs spierpijn in mijn buikspieren. Maar dat gaat allemaal gewoon weer herstellen, er is niks stuk – m’n lastige rechterheup vond alles best.
Wel denk ik dat dit mijn laatste halve triathlon was. Ik heb het nog een keer geprobeerd, na eerdere vergelijkbare ervaringen, maar als ik zelfs met deze loopvorm en -getraindheid moet wandelen en er 2u37 over doe, dan is het voor mij gewoon te hoog gegrepen – ook zonder strenge tijdslimiet (vind ik). Ik schreef het vrijdag al: ik word er ook niet sneller meer op. Gelukkig zijn kortere triathlons ook heel leuk. Als dit inderdaad mijn laatste is, dan was die in elk geval memorabel!
Morgen mag ik los
Ik doe gewoonlijk net voor de ‘grote’ wedstrijd een procesevaluatie. Ik heb daar de laatste tijd wat over lopen mijmeren en krijg er niet echt een rode draad in. Of liever gezegd: één rode draad is helder: ik heb hartstikke goed kunnen trainen; mijn schema is goed uitgepakt. Daar schreef ik al eerder over: op de helft van het trainingsschema, op driekwart en aan het eind. De aanloop was al in oktober begonnen, en ik schreef ook al eerder over de zeldzaam goede wintertijd. Ik ben uitgerust, praktisch voorbereid, en ik heb deze week nog wat lekkere dingen kunnen doen zoals massage en sauna. Ik ben er klaar voor. Mijn tas is zelfs al gepakt!
Dat mijmeren was over van die vragen als:
- Hoe sta ik ervoor in vergelijking met 2019 (mijn vorige halve triathlon) en 2015 (mijn eerste halve) en in hoeverre merk ik dat ik ouder word? Er is maar één ding achteruit gegaan ten opzichte van 2015, en dat is mijn looptempo op zo’n lange afstand. M’n theoretische looptempo, want waar ik die beide keren dacht 6’/km te kunnen lopen, maakte ik dat niet waar. Mijn verwachtingen zijn nu wat realistischer, hoop ik: 6’30/km. Maar aan mijn loopsnelheid merk ik in het algemeen wel dat ik een dagje ouder word: een losse halve marathon onder de 2 uur zit er niet meer in. Aan de andere kant zijn er dingen vooruit gegaan: de overgang zit erop waardoor ik stabieler en fitter ben, en ik ben nog een betere zwemmer en fietser geworden, deels ook door de toenemende wijsheid – ik weet steeds beter hoe ik moet trainen. Dat heb ik bovendien dus goed kunnen doen, waardoor ik beter voorbereid ben dan bij die eerdere twee. Eén ding is hetzelfde gebleven als in 2015, of nouja, soortgelijk: twijfels over bekken/heup als zwakke plek. Het heeft het trainen niet veel gehinderd en het gaat net de laatste paar dagen goed gelukkig, maar het voelt onzeker: ik moet nou nog 24 uur níet mijn heup verzwikken, please!
- Heel praktisch: wat trek ik aan op de fiets? Ik had dat allemaal op een rijtje, maar nou wordt het best wel fris. Ik neem verschillende opties mee, morgen maar eens voelen hoe het is. (Aan het getwijfel daarover en het dwangmatige weerbericht-checken merk ik mijn wedstrijdspanning. Want die heb ik ook nog altijd, hoor! Ik heb er wel beter mee leren omgaan.
- Waarom zoek ik toch altijd zo m’n grenzen op? Ik heb daar niet echt een antwoord op, behalve dan dat het bij mij hoort om de lat hoog te leggen. In een oude blogpost van me lees ik het citaat ‘if it doesn’t challenge you, it does not change you’ – ja, dat dus. Maar het maakt het ook spannend. De triathlon van morgen heeft tijdslimieten, waarbij door mijn matige lopen de totaaltijd van 6u15 de bottleneck is. Het is geen wereldramp als ik niet finish, maar mijn doel is het wel voor morgen: de limiet halen. Om mezelf meer looptijd te geven, moet ik daarvoor de eerste twee onderdelen goed doorkomen. Toen de weersverwachting veel wind en regen voorspelde, dacht ik wel: ‘nou, dat gaat ‘m niet worden’. Inmiddels ziet het iets beter uit, maar nog steeds kan het zijn dat ik buiten tijd ga finishen. Het kan zelfs ook nog zo zijn dat ik niet eens mag gaan lopen, want als de eerste finisher eraan komt, stopt de wedstrijd voor degenen die dan nog aan het fietsen zijn. Manlief en ik hebben daarvoor een plan-B in gedachten: dat we dan samen buiten mededinging 21 kilometer gaan lopen, over het fietsparcours bijvoorbeeld, hij als ‘soigneur’ voor mij, dus met water.
- Heb ik wel genoeg genoten? Over de hele linie: ja. Ik had veel lol in het doelgerichte trainen en ik geniet nog steeds met volle teugen van het fietsen en lopen in Zeeland. De laatste weken, met de harde wind, de zere heup, zware trainingen, de teleurstelling over het parcours in Stein, de kapotte rem (die is weer gerepareerd, met veel dank aan manlief in samenwerking met De Kromme Spaak – heerlijk toch om daar schuin tegenover te wonen!), de wedstrijdspanning en een boel praktisch geneuzel was de lol echter af en toe een beetje weg. Af en toe – vorige week in de Dordtse Biesbosch was het er meteen weer helemaal. Dus daar ga ik voor: morgen vanaf 9:35 mag ik ‘los’, dan zijn alle voorbereidingen voorbij, en dan ben ik van plan gewoon weer te gaan genieten. Lekker zwemmen-fietsen-lopen op een prachtige plek!
Lucile als zeldzaam vrouwbeeld
Alex attendeerde me erop dat in de aflevering van Koers van de Kameraden van afgelopen week (aflevering 9) een bijzondere leeftijdsgenote van me voorkomt. Lucile heeft pas op oudere leeftijd het wielrennen ontdekt, bleek daar heel goed in te zijn, en wist zich te plaatsen voor het WK Masters van afgelopen zomer in Denemarken, bij de vrouwen 55-60.
Ik denk dat het in de serie wel vaker over oudere sporters is gegaan, ik heb die niet helemaal gezien: na een paar afleveringen vond ik het te kabbelend: traag, versnipperd en te weinig interessant. Maar het portret van Lucile vond ik wel boeiend. Ik werd heen en weer geslingerd tussen ‘ze gaat wel heel erg ver’ en een gevoel van herkenning of anders gezegd: ik vond het bijzonder dat zo’n afwijkend vrouwbeeld bij omroep Max ruimte krijgt. Ik heb het er vaker over gehad: als het over 50+-vrouwen en fietsen gaat, gaat het over een beetje rondkakken op een e-bike. Dát is het ‘oudere-fietsvrouwbeeld’. Niet iemand op een tijdritfiets die gericht traint, zenuwachtig is voor de koers en haar eten afweegt. Dat laatste doe ik niet, zeer zeker niet, en ik eet ook echt geen dingen die ik niet lekker vind alleen maar voor de koolhydraten – dat valt wat mij betreft onder het ‘ze gaat wel heel erg ver’. Maar ik vind veel ook heel herkenbaar en dat is heel zeldzaam.
Nu ik de zestig nader en al een heel aantal keren de oudste deelneemster was, voel ik dat weer extra: er zijn maar heel weinig rolmodellen, heel weinig vrouwen van boven de 50 die prestatiegericht sporten en daar lol aan beleven. Goed dat Lucile in beeld was dus!
Slechte generale?
Ik had de triathlon in Stein al lang op mijn verlanglijstje staan vanwege het bijzondere fietsparcours: naar verhouding lang (1 kilometer zwemmen, 60 fietsen, 10 lopen) en met echte Limburgse klimmetjes erin. Bovendien een ‘klassieker’ en bekend als leuk. Het kwam steeds niet uit, het was nooit naast de deur ook natuurlijk, maar dit jaar wel. Manlief wilde ook wel, dus we schreven ons vroeg in. Pas erna kwamen mijn plannen voor de halve volgende week, en ik dacht wel nog: hmm, beetje veel, Stein dan maar gebruiken als doorgevoerde tapertraining.
Vorige week keek ik eens op de website om te zien hoe het programma was enzo, en toen keek ik enorm op mijn neus: niet 60 kilometer fietsen met heuvels, maar 40 in de vorm van vier platte rondjes (nouja, wel met brug) met nogalliefst drie 180-graden-bochten erin:
In plaats van de ‘lange afstand’ heette het nu ‘standaardafstand’, wat ik nog steeds Olympische afstand noem, OD. Betekende ook langer zwemmen: 1500 meter. Dat vind ik niet zo erg (manlief zat er meer mee), maar ik zou nevernooitniet naar Limburg zijn afgereisd voor een gewone OD. Met ook nog eens een echt rottig fietsparcours. Keren, dat is echt geen porem, zeker niet als het druk is, met de deelnemers verspreid over die vier rondjes. En dat 12 keer!
Ik weet nog steeds niet helemaal zeker of ik verkeerd heb gekeken toen we ons inschreven, of dat ze later de afstand hebben gewijzigd. Dat laatste zou zeker kunnen. We begrepen dat de omwonenden klaagden over de drukte van de fietsers. En wat me opvalt is dat nergens in de nieuwsberichten op de site staat dat het fietsen niet meer is zoals voorheen. Dat is toch echt te stilletjes gegaan, vind ik, de communicatie daarover.
Nouja, we stonden nou eenmaal ingeschreven, het hotel was geboekt, en we gingen er maar het beste van maken natuurlijk, lekker even weg. Zaterdagmiddag op het gemakje naar Stein gereden, ingecheckt op bekend terrein, want in dat hotel verbleven we drie nachten tijdens ons Rondje langs de Randjes in 2021: met rustdag en onze ‘koninginnerit’ langs de randjes van Zuid-Limburg. Giro gekeken, en toen het parcours wezen verkennen, nouja, op de 180-graden-bochten na en in Stein ook niet precies. Het was er verder wel mooi, langs de Maas.
In de laatste kilometers terug naar het hotel liep mijn achterwiel wat aan. Daar hebben we naar gekeken, wiel recht gezet, okee.
Gegeten, Champions League finale gekeken, naar bed. Hartstikke beroerd geslapen. Het was benauwd – Stein had geen noodweer, maar wel wat gerommel in de verte en wat regen, en het was wel broeierig. Manlief snurkte een beetje, het bed lag niet lekker en ik kon m’n draai niet vinden. Zo’n nacht waarin ik een hotelkamer wat claustrofobisch vind, alles zwarter is dan overdag en mijn gedachten dus afdwalen naar rampscenario’s over 180-graden-bochten en ook over het niet kunnen vinden van de tweede wisselzone. Zo’n nacht dat ik blij ben als die erop zit. Gelukkig heb ik die tegenwoordig niet vaak meer.
Desalniettemin met goede moed opgestaan en de laatste voorbereidingen getroffen, met zo te voelen goede benen en dito zin. Voordeel: tijdens sporten voel ik het slaapgebrek niet.
En toen… liep onderweg naar de inschrijfplek m’n achterwiel opnieuw aan. En best wel heftig ook. Het lag niet aan het wiel, maar aan de rem: die veerde niet meer goed terug. Bij de centrale plek heeft nog iemand van sponsor Isaac ernaar gekeken en het gesmeerd, maar volgens hem was mogelijk het veertje stuk en daar kon hij niets aan doen. Technische assistentie was er verder niet.
Mijn humeur zakte tot ver beneden nulpunt. Ik besloot wel te gaan zwemmen en me daarna af te melden. Mijn eerste DNF vanwege materiaalpech in vijftien triathlonseizoenen.
Het zwemmen ging okee, in lekker water van 20 graden, maar met in het eerste stuk wat gewoel en gedrang en een rottige landgang en finish waar ik me echt op moest hijsen: de onderste trede van de trap hing ongeveer gelijk met het wateroppervlak. En dan dus dizzy verder de trap op. Ik heb over het zwemmen een kleine 31,5 minuut erover gedaan ongeveer, okee, en het voelde technisch goed. Derde tijd van de elf D40+, zag ik later, ook niet verkeerd.
En dat was het dan. De enige trofee van van de dag is dan ook een badmuts, wel een goeie en leuke:
Gewacht op manlief, daarna m’n fiets naar het hotel gebracht om ‘m alvast in de auto te leggen. Terug naar het centrum van Stein gewandeld om mijn spullen uit de tweede wisselzone te halen en manlief aan te moedigen….
Achteraf zagen we in de uitslagen dat zowel hij als ik de oudste deelnemer was van onze sexe: ik de oudste vrouw (alweer) en hij de oudste man. We worden triathlon-opa&oma zo!
Nadat Henk gefinisht was (hij zei dat het fietsparcours inderdaad k*t was, je stond gewoon echt stil in die bochten), ben ik hardlopend terug naar het hotel gegaan. Met wat file terug naar huis, en vannacht 10 uur geslapen.
En nou moet ik de komende dagen snel op zoek naar een fietsenmaker die verstand heeft van die verzonken, aerodynamische remmen van een triathlonfiets. En nog maar een tapertraining doen in Zwift ofzo.
Voordeel: ik denk nu niet ‘dan volgend jaar maar’. Voor dit fietsparcours hoeft het niet. Ik dacht zelfs nog even wrang ’s ochtends: ‘die 180-graden-bochten worden me maar mooi bespaard’.
En maar hopen dat dit echt was: een slechte generale repetitie voor volgende week.
Oudste vrouw fietst het hardst
Het bijzonderste moment van de Dordtse Biesbosch Triathlon gisteren was toen ik de uitslag zag: bij de vrouwen was ik in mijn serie de oudste deelnemer, en ik had de snelste fietstijd. Huh? Nou, dat zegt wat over mij, maar vooral ook wat over de andere vrouwen. Zeker als je erbij neemt dat ik de vierde zwemtijd had, maar de 15e looptijd, van 19. Okee, lopen is veruit mijn minste onderdeel, maar dit is nog veel schever dan anders: de andere vrouwen konden vooral goed hardlopen. Dat er bij de jongeren niemand harder fietste, tsja, dat is eigenlijk absurd. Het waren ook nog eens bepaald niet mijn favoriete omstandigheden: het woei zo hard dat ik blij was dat ik veilig aankwam.
Maar goed, los van de uitslagen: het was leuk, ik ben tevreden. Voor wat betreft mijn eigen prestatie was ik vooral blij met het zwemmen: niet alleen met het resultaat, maar ook met dat ik, zoals ik me had voorgenomen, technisch goed kon blijven zwemmen. Dat is in open water en/of een wedstrijd bepaald niet vanzelfsprekend. Ik had het ‘riedeltje’ van de recente lessen van Zwemanalyse in mijn hoofd: rekken – duwen- naar beneden kijken – oksel openen. En dat ging 500 meter lang goed, en dan zwem ik dus prompt een halve minuut harder dan laatst tijdens de zwemloop, al is dat niet helemaal vergelijkbaar. Het water was wel even koud (16,5 graad), en het lastigste onderdeel van het hele zwemmen was uit het water komen, want dat was ontzettend glibberig.
Iets anders wat ik wilde oefenen, was goed wisselen meteen daarna, en dan vooral het snel uittrekken van m’n wetsuit. Dat vind ik altijd een hele hijs, maar nu helemaal. Mijn Zeilvis Aanval is aan zijn achtste seizoen begonnen, het was aan het uitscheuren bij mijn enkels en dat heb ik onlangs gerepareerd – maar daardoor zit het strakker om mijn enkels dan voorheen. Maar ook dat ging goed – oefenen geslaagd. Op deze foto kom ik net uit het water en is mijn linkerhand al op zoek naar het touwtje om de rits open te trekken:
Toen goed gefietst, wel erg bezig met de wind: drie rondjes schuin links tegen, schuin rechts tegen, mee, en dat per rondje harder.
Prima 2e wissel, en daarna okee gelopen (geen last van heup), met opnieuw merkbare invloed van de wind. Tevreden over de finish, als zevende dame, en winnares van m’n leeftijdscategorie natuurlijk (ik was de enige D55+; in de eerste serie waren het er vier geweest en zou ik tweede geworden zijn).
Manlief finishte zes minuten later, als derde bij de H65+, en ook tevreden. Hij had op z’n vintage fiets gereden…..
….en het was zijn eerste keer zwemmen sinds de vorige triathlon, eind september!
Het was onze derde deelname – wat wil zeggen dat we alle edities hebben meegemaakt – en dit blijft een erg leuke triathlon: kleinschalig, gemoedelijk, veel ‘rookies’, goed georganiseerd, prachtig parcours, altijd wel wat bekenden, en aan het eind een erg leuke medaille:
We hadden een gezellig hoekje in het parc fermé en stonden wat te ouwehoeren en dollen met een paar jongere kerels. Op een gegeven ogenblik trok één van hen de stoute schoenen aan om ons naar onze leeftijd te vragen. Dat maakte wel indruk: zij wilden ook nog steeds wel lekker triathlonnen als ze zo oud waren als wij. Ons advies: vooral lol blijven houden. Toen we wegliepen, zei ik tegen Henk: we worden rolmodellen zo, als vrolijke oudere sporters. En daar ben ik trotser op dan op m’n fietssnelheid.
(Eerste vier foto’s met dank aan de organisatie)
Het trainen zit erop!
Het laatste blokje van drie weken trainen, onderweg naar een halve triathlon op 7 juni, zit erop! Het is weer goed gegaan, op een paar details na. Ik heb een paar dingen een beetje ingekort om de totale belasting in de hand te houden, maar dat gaat dan om dingen als een intervalletje minder, een iets korter duurloopje in de koppeltraining, of wat korter in open water zwemmen – niet om heel essentiële zaken dus. De totale belasting liep lichamelijk op, door het zware trainen maar ook omdat ik me niet helemaal fit voelde: ik had een dicht oor, wat duidt op een virusje ofzoiets, en ik blijf sukkelen met m’n rechterheup die af en toe niet lekker in z’n gewricht zit. Ik loop bij een nieuwe chiropractor die waarschuwde dat het eerst erger kan worden – niet de handigste timing, spannend voor 7 juni, maar goed. Ik kan meestal wel de drie sporten, omdat dat rechte belasting is.
De totale belasting bleef ook mentaal fors: met dat passen en meten waar ik het in mijn vorige blogpost al over had moest ik het sporten wel met hand en tand verdedigen tegen andere claims op mijn agenda. Maar dat is gelukt. Een halve triathlon is duidelijk wel het randje, zeg maar – dat weet ik ook nog wel van de voorbereiding op de hele, dat er dan serieus andere dingen in mijn leven moeten wijken. Nu was het allemaal nog net te combineren.
Nog een andere reden waarom ik aanpassingen moest maken was het weer. Vandaag woei het knetterhard en dat heeft ertoe geleid dat ik niet de volle zes uur heb gefietst, maar maar vijf: vier uur buiten in windkracht 6 à 7, in de tegenwind veel in manliefs zuchtje (❤️ daar rijd ik al bijna 23 jaar graag in) en daarna een uurtje op Zwift. Maar goed, dat is ook weer zo’n detail eigenlijk.
Door het weer is het ook niet gelukt om al een of twee keer Kattendijke-Wemeldinge zwemmen. Het groepje doet dat standaard op woensdagavond, en op de twee woensdagavonden waarop ik redelijkerwijs kon (qua agenda en watertemperatuur) woei het windkracht 4 of 5 uit het noorden. Dan is de Oosterschelde een heus golfslagbad, en de combinatie van golven, wind, watertemperatuur en openwater-onwennigheid aan het begin van het seizoen schrikten me af. Ik zag aan de Strava’s van degenen die wel gingen dat ze er vijf kwartier over deden, en dat is veel meer dan nodig voor een halve triathlon en dus onnodig zware belasting.
Zo heb ik dus minder in open water gezwommen dan ik in gedachten had gehad, maar wel net genoeg, in het havenkanaal van Goes. De eerste keer voelde onwennig in m’n wetsuit; de tweede keer voelde al vertrouwder en kon ik me beter richten op het ook in open water technisch goed zwemmen.
Dat handhaven van m’n techniek, daarover leerde ik nog wel een lesje, want bij de Zwemloop Stelleplas heb ik eigenlijk belabberd gezwommen. Mijn snelste baangenoot hoopte 9’50 te zwemmen en dat wilde ik ook wel, dus ik dacht: daar ga ik achteraan. Maar zo forceerde ik mezelf en was ik bovendien veel te veel naar hem aan het kijken. Met als gevolg: mijn hoofd te hoog en ‘zwabberend’. De hoogte is op deze foto (door supporter manlief gemaakt) te zien, en let ook op de daarmee samenhangende te grote beenslag, ook net te zien:
Dat gezwabber kreeg ik zelf tegen het eind in de gaten, maar toen kreeg ik het niet meer gecorrigeerd. En uiteindelijk zwom ik wéér 10-blank, voor de zoveelste keer. Vlak achter die baangenot, die ik in de laatste baantjes weer terug inhaalde nadat ik een tijdje op een gaatje had gezwommen.
Achteraf denk ik: pff, hoe hardleers kun je zijn. Maanden bezig om technisch weer goed te zwemmen, en onder invloed van een wedstrijdje gaat alles overboord. Nouja, niet alles, maar wel de basis. Gelukkig zag het er op andere foto’s beter uit:
Enfin, een wijze les, hoop ik.
Verder was het leuk trouwens, die zwemloop. Ook redelijk gelopen, en het was vooral gevoelsmatig een groot verschil met vorig jaar. Toen was het de eerste wedstrijd vanuit het nieuwe huis, en wist ik amper waar ik was. Nu is de route naar Stelleplas vertrouwd en waren er bekenden.
Heel leuk in dit laatste blok was de parcoursverkenning van de Line Crossers Triathlon. Het is een geweldig fietsparcours! Schitterend landschap, mooie wegen, en razendsnel. Als ik zonder enige aandacht voor aerodynamica (ik had zelfs m’n banden niet opgepompt) op 90 procent van m’n beoogde wedstrijdvermogen bij windkracht 4 al 29 km/u rijd, dan ben ik echt benieuwd hoe hard ik daar kan ‘om het echie’.
Iets anders waar ik me de afgelopen weken mee heb beziggehouden, waren allerlei praktische voorbereidingen. Er bleek aan het begin van het seizoen van alles op of bijna op: mijn daglenzen (die draag ik alleen bij multisport-evenementen), het ‘smeermiddel’ voor onder m’n wetsuit (ik blijf TriSlide het fijnst vinden, maar het is maar op heel weinig plekken te bestellen) en haarbandjes (mijn haar is sinds april een stuk korter dus niet meer standaard in een knotje, maar voor onder een badmuts maak ik een piepklein staartje). Mijn zeven jaar oude wetsuit had reparatie nodig – daardoor trekt het moeilijker aan en uit, want het was bij mijn enkels aan het uitscheuren. Ik heb nog volop verder geëxperimenteerd met voeding. Naast de Sis-gels, die ik moest bijbestellen, heb ik ook losse maltodextrine gekocht om m’n eigen energiedrank van te maken. Dat gaat nu allemaal goed – net op tijd.
Er moeten nog een paar dingen: anti-lek-vloeistof in m’n fietsbanden, fiets moet nog gepoetst, extra bidonhouder erop. Enzovoort. Er komt best wel veel bij kijken zo!
Maar het trainen zit erop, dat is een lekker idee. Tot aan 7 juni is het nu een kwestie van rusten én van twee andere triathlons. Ik meld me daar weer over!
Lekker sporten in de overgang
Eerder verscheen in het kader van mijn samenwerking met Bewegen voor je Brein al deel 1, een pleidooi voor hardlopen in de overgang (ook hier te lezen); onlangs kwam deel 2 uit, gericht op vrouwen die al hardlopen of een andere sport doen en die merken dat het in de overgang niet meer zo lekker gaat. Van harte aanbevolen!
Verandering van gel
Het was een langzaam vallend kwartje de afgelopen maanden: ik kan niet meer tegen gewone gelletjes. Ik krijg er fikse onrust in m’n darmen van.
Het besef daalde langzaam in. Onrustige darmen heb ik wel eens vaker, maar ergens in februari ofzo ging me opvallen dat het wel heel vaak op maandag of dinsdag was. Vervolgens dat dat was als ik in het weekend lang had gelopen. En in maart dat het dus mogelijk m’n sportvoeding was. Nadat ik na de Oosterscheldeloop van zondag op maandag slecht had geslapen van het gerommel in mijn buik ben ik maar eens wat gaan experimenteren en googlen. Uit de experimenten bleek dat elk van mijn gels problemen gaf, zelfs die van Maurten die bekend staat om z’n goede verdraagbaarheid.
Google leidde me tot fructose als hoofdverdachte. Het is ook iets wat ik al uit Roar had opgepikt: dat vrouwen vanaf de overgang fructose minder goed kunnen verwerken. Okee. En misschien heb ik dit ook al langer, maar is de relatie me nooit opgevallen.
Ook realiseerde ik me dat niet alleen die onrust in mijn darmen vervelend is als zodanig, maar er ook op duidt dat ik de koolhydraten niet goed opneem, en dus ook niet kan inzetten als energievoorziening tijdens het sporten. Dat blijkt uit de vertraging. Ik hoef niet tijdens het lopen acuut de berm in, zal ik maar zeggen; de onrust komt pas na ongeveer anderhalve dag. Dat doet vermoeden dat de suikers onverteerd mijn darmen ingaan en uiteindelijk in m’n dikke darm de boel op stelten zetten. Daar zijn ze niet voor bedoeld natuurlijk.
Toen ben ik dus op zoek gegaan naar fructoseloze gels. Ik bestelde een proefpakket van Sis. Beetje eigenaardig spul, want het is niet zoet, heeft niet veel smaak en de vergelijking met behanglijm dringt zich op, maar het is prima weg te werken, het geeft energie en mijn darmen blijven rustig. Ook na die met cafeïne erin.
Opgelost, maar toch blijft het vaag, want ik kwam er tijdens het schrijven van deze post achter dat er in een van de gels waar ik last van kreeg, volgens de ingrediëntenlijst geen fructose zit. Geen idee hoe dat zit, misschien is het niet de fructose maar speelt de concentratie snelle suikers als zodanig wel een rol. Stacey Sims, die van Roar, is in het algemeen voor vrouwen niet zo’n fan van gels, en bepleit natuurlijke voeding met ook de andere macro-nutriënten tijdens het sporten. Dus misschien is er iets met geconcentreerde suikers. In die Sis-gels zit ook geen glucose, althans, niet los, alleen in de vorm van de ketens van maltodextrine, een zetmeel.
Van natuurlijke voeding houd ik ook, alleen werkt dat op de fiets nog wel, maar tijdens het lopen niet: ik kan het niet meenemen en ik krijg het niet weg. Voor tijdens het lopen neem ik op 7 juni Sis-gelletjes mee.
En misschien op termijn toch eens bij een sportdiëtist aankloppen.
Op naar het laatste blok
Even een trainingsupdate. Ten opzichte van de vorige ben ik vier weken verder, oftewel een kwart van de duur van m’n trainingsschema richting de halve triathlon: drie weken opbouwend trainen en een rust- en herstelweek. Het gaat nog steeds goed, maar die drie trainingsweken waren wel de moeilijkste tot nu toe. Dat lag er niet aan dat ze ineens zoveel zwaarder waren ofzoiets, maar aan mijn werk. Ik had het vanaf eind februari steeds al druk, door een samenloop van omstandigheden bij twee opdrachtgevers, en die samenloop bereikte in de eerste twee trainingsweken (week 15 en 16) zijn hoogtepunt, met onder andere drie hotelovernachtingen om de volgende ochtend tijdig in de Randstad te kunnen beginnen. Er zat ook wat ‘gedoe’ bij en het weekend ertussenin was druk vanwege de Rotterdamse marathon (manlief heeft z’n 36e uitgelopen!), dus het was serieus aanpoten. Het is me nèt gelukt om alles op mijn schema te doen, maar dat was af en toe wel op het nippertje in het enige beschikbare gaatje en/of met merkbaar verlaagde ‘output’ (tempo of vermogen) door vermoeidheid.
Er volgde een lang Paasweekend, en toen dacht ik wel weer bijgekomen te zijn, maar het omgekeerde bleek het geval: op de dinsdag erna voelde ik me pas echt ingestort. Ik werd moe en chagrijnig wakker, ik zwikte weer eens door m’n heup (lastig kwaaltje toch de laatste tijd) en ik kreeg niets uit mijn handen. Toen pas zakte de adrenaline, volgens mij – het weekend was mogelijk nog te druk geweest, al was het met leuke dingen. Ik bleef een paar dagen moe en ik herstelde slecht, merkte ik. Dat viel me tegen, maar er zat niks anders op dan het te accepteren.
Zondag was echt het keerpunt: ik werd fit en energiek wakker en manlief en ik hebben die dag een plannetje uitgevoerd dat ik van de winter al had bedacht: met de bus naar de halte van de Westerscheldetunnel en daar het Grenslandpad oppakken (LAW 11) en ‘run-walk’end naar huis, dus afwisselend hardlopen en wandelen, deels over onverharde ondergrond, 27 kilometer lang. Dat ging goed, het was leuk, en het was vooral ook fantastisch mooi met de zon, de bloeiende meidoorns, het frisse groen en de vele vogels. Een goede lange, rustige duurtraining ook, en ik ben nu bovendien heel Zuid-Beveland over dat pad te voet doorkruist: van die bushalte tot de grens met Brabant.
Sindsdien voel ik me weer goed. Dus: een moeizaam blokje, met drie door werkdrukte en -stress bepaalde weken, maar nog steeds wel goed getraind.
In de rust- en herstelweek, die vandaag eindigt, heb ik wel maar weinig gerichts gedaan. Wat extra yoga, en maar twee ‘echte’ trainingen: een keer zwemmen en een loop-intervaltraining. De rest viel meer in de categorie ‘fun’: een half uurtje Zwiften bij de Puck Pieterse Celebration Ride (véél te warm maar wel geinig), een stukje kayakken met manlief, nog een keer de Zak van Zuid-Beveland in om met Karin uit Delft te wandelen en fietsen,

Wie zei daar iets over mooie meidoorns?
én de laatste dip van dit seizoen en het eerste stukje ‘echt’ zwemmen: in wetsuit borstcrawlen. Met kayakbegeleiding; manlief maakte deze foto:
Klein stukkie nog maar (500 meter), het was zoals altijd wennen, maar yes, het openwaterseizoen is begonnen!
Dus best een boel gedaan, maar met voorbereiden op een halve triathlon had het weinig te maken. Dat was nodig, want zo kon ik ook mentaal bijkomen na drie weken waarin ik misschien net iets te veel discipline had opgebracht. Achteraf gezien had ik beter eerder een tandje eraf kunnen doen. Maarja, altijd lastig, want het sporten is in zo’n intensieve tijd ook wel m’n verzetje en m’n uitlaatklep.
Nu sta ik aan de vooravond van het laatste blok van drie weken. Daar zitten de langste trainingen in natuurlijk: twee lange fietstrainingen, één keer lang lopen nog, en twee koppeltrainingen. Het bleek nogal passen en meten om alles wat ik wil doen in m’n agenda te krijgen. Werk is weliswaar weer normaal en ik heb in principe tijd zat, maar er vallen een paar afspraken net een beetje onhandig, ik moet toch ook nog weer een keer naar Amsterdam, twee keer naar Den Haag, en privé een dagje naar Antwerpen. Én er zijn twee leuke dingen die ik graag wil doen en waar ik dus omheen plan: de zwemloop van Heinkenszand en de Meidoorntocht.
Het plannen is gelukt, en het weerbericht blijft er maar goed uitzien:

Wat een lente, niet normaal – onze tuin is uitgedroogd, maar om te sporten kan het bijna niet beter
Ik heb er weer zin in. Op naar het laatste kwart van m’n schema!
Enne, oja: als eigen baas betekent drukte ook goed verdienen. Dat was in maart en april zeker zo, en daar ben ik blij mee. Ik hoef me eigenlijk de hele rest van het jaar in dat opzicht nergens meer druk om te maken. Wat een luxe!