Bij wijze van terugblik
Vorig jaar schreef ik een brede terugblik op de Radweltpokal. Dit jaar was nog leuker dan vorig jaar. Een deel daarvan zat ‘m in de reden waarom ik nu géén terugblik schrijf: ik was er ook als ‘reporter’, bezig met een artikel voor Fiets Magazine. Daar gaat dit keer mijn schrijf-energie in zitten; ik zal het hier melden als het stuk er is natuurlijk. Het was erg leuk om met een boel deelnemers en met de organisator te praten. Zonder het artikel als stok achter de deur was ik niet bij elk evenement gaan kijken en had ik ter plekke niet aan zo veel Nederlanders en Vlamingen gevraagd wat hen naar de Radweltpokal bracht en hoe ze het vonden. Zo had ik het ene leuke gesprek na het andere, en het erg gezellig gehad.
Want dat was het dus eigenlijk vooral: veel gezelliger nog dan vorig jaar, ook gewoon onderling. Die vintage fietsers zijn ook stuk voor stuk gezellige lui. Zie hier bijvoorbeeld de laatste avond, na de vintage wegwedstrijd, met mij achter de camera:
Van links naar rechts: de twee kleinzoons van Mathieu, van wie de meest linker ook Mathieu heet, Kris (eerder die dag 4e geworden bij de mannen 50-59), Freddy en Henk (aka manlief), respectievelijk 14e en 15e bij de mannen 60-69, Mathieu zelf, kersvers wereldkampioen bij de mannen 80+, en zijn vrouw. Op Henk na allen Vlamingen. Dat alles in een van de weinig cafés van St. Johann die op zondag open zijn. Dat kopje thee links achter, dat is van mij – ik was de Bob!
Voor wie nog veel meer foto’s wil zien: we hebben die van ons openbaar gemaakt. We hebben er een heleboel gemaakt, van alle evenementen. Voor de lol en omdat we foto’s nodig hadden voor dat artikel. Dat gaat wel lukken, en hopelijk zijn andere deelnemers er blij mee.
Airport sprint 🥇
Ik heb vorige week ook nog de Airport sprint van de Radweltpokal gedaan: 1 km in een heen-en-weertje op het prachtig gelegen sportvliegveldje van St. Johann. Ik had geen idee wat ik ervan kon verwachten. Ik had een paar keer een interval van een kilometer geoefend, maar er verder niet speciaal voor getraind. Ik hoopte dat alles goed zou gaan met start en keerpunt, en dat ik verder lekker kon knallen. Dat korte, felle werk lukt voor mijn doen de laatste tijd wel goed, ik schreef daar eerder over.
Welnu, het ging goed, ik vond het heel leuk om te doen en om daarna naar te kijken – het is een heel flitsend evenement. Met deelnemers van divers pluimage: van mannen met echte dikke sprintersbenen op snelle bolides tot een enkele dame op een vintage fiets.
Eén kilometer is net een heel gemene afstand, ook met dat keerpunt: halverwege de terugweg lopen je benen net helemaal vol.Ik deed er 1’46,46 over, daar was ik ook al dik tevreden mee. Het was bovendien genoeg voor de winst in mijn leeftijdscategorie: we waren maar met twee, en ik was net iets sneller. Dat was wel leuk natuurlijk, maar de eerlijkheid gebiedt me om te melden dat een 60+-vrouw sneller was. Maar ik deed hoe dan ook leuk mee, en dat is al lang genoeg.
Het was na afloop ook nog eens bere-gezellig met Freddy en Kris uit Vlaanderen – hele leuke dag weer, geweldig evenement, ook met manliefs vintage-wedstrijden. Verder ook een fijne tijd gehad in Oostenrijk, met onder andere nog een zware maar prachtige wandeling naar de top van de Steinplatte.
We zijn inmiddels weer thuis, maar dat had wel wat voeten in de aarde: op de terugweg woensdag begaf bij Stuttgart ons oude Opel Corsa’tje het. Door alle gedoe (we zijn met een huurauto naar huis gereden) en het gebrek aan een auto schoot vandaag helaas onze deelname aan de triathlon Hoeksche Waard erbij in. Maar goed, wel voldoende leuks in het verschiet ook nog.
Zeitgefahren 🥉
Dik tevreden over gister! Alles ging goed, en ik reed het vermogen dat ik zo’n beetje had verwacht: 237 Watt NP. Geen wonderdag, maar gewoon goed – sinds ik een vermogensmeter heb, heb ik niet eerder zo’n hoog vermogen gehaald over 20 kilometer.
En ik vond het leuk: ik kon voor mijn gevoel het maximale geven. Opnieuw denk ik: ik heb het maximale eruit gehaald, uit m’n korte seizoentje.
Bij dat hogere vermogen dan vorig jaar reed ik wel langzamer, ik denk vooral door de tegenwind op de terugweg. Mijn officiële eindtijd was 33’55; volgens Strava heb ik 35,4 gemiddeld gereden maar ik drukte m’n horloge wat te laat in.
Waar ik vorig jaar laatste werd van zeven vrouwen 55-59, werd ik dit jaar zowaar een-na-laatste van vier, en dat betekende: podium! En al weet ik dat dat héél relatief is, ik vond het toch leuk.
We hadden verder een drukke, lange, leuke dag. Manlief reed de tijdrit in de Vintage klasse, op z’n Gazelle uit 1982. Dat ging ook goed; ook hij kreeg een beker, ’s middags al. We praatten met een heleboel andere deelnemers en maakten talloze foto’s. Vooral die vintage fietsen en outfits blijven erg leuk om te zien. Maar daarover later meer.
Morgen mag ik weer aan de bak, voor een geintje: een sprint-tijdrit van 1 kilometer. #doetzeandersnooit maar als ik hier toch ben…
Procesevaluatie: kort & krachtig
Zoals gebruikelijk: net voor het evenement waar ik voor getraind heb, schrijf ik de procesevaluatie. Je weet immers maar nooit wat er morgen gebeurt. Hoe dan ook: ik ben hartstikke tevreden over mijn training van de afgelopen maanden. Het had sinds mei eigenlijk nauwelijks beter, leuker, fijner gekund. Ik schreef er eerder al over, in het kader van onze sportieve inburgeringscursus en de frappante getalsmatige overeenkomt met vorig jaar. Beide lijnen hebben zich voortgezet:
- Ik heb ook sinds eind juni genoten van het sporten in m’n nieuwe woonomgeving. Het werd ein-de-lijk zomer, en ik heb vooral heerlijk gefietst. Prachtige tochten waren een winderige rit ter herinnering aan Pa op diens verjaardag, een stralend zonnig rondje Westerschelde met manlief (1e foto hieronder), de zwerftocht op de terugweg van een ritje naar Vlissingen (heen regende het) en een bezoekje aan m’n belastingmevrouw op Schouwen. Het was iets minder ‘sociaal’ dan ervoor, want het werd vakantie, maar ik heb toch weer gezwommen met de Kattendijke-Wemeldinge-groep en met Marc en onze buurvrouw (in het Goese Sas, 2e foto hieronder).
- Ik ben uitgekomen op ongeveer hetzelfde FTP als vorig jaar: ik kan 4X8′ op 240 Watt op goede dagen volhouden, op slechte net niet – mijn FTP zit er denk ik net onder, zo voelt het wel. Ik bedoel: 240 Watt voelt als net erboven, maar dat zou ik in een tijdrit van 20 kilometer vol moeten kunnen houden, althans, op het vlakke; bij de Radweltpokal gaat er vanwege de dik 700 meter hoogte wat van af. Wel is volgens mij mijn conditionele ‘bouwwerk’ anders dan vorig jaar: relatief beter in het VO2-max en anaerobe en kracht-bereik. Ik doe bijvoorbeeld krachttraining met hetzelfde aantal herhalingen van de squats en de lunges maar met meer dan 2X zo veel gewicht op mijn rug, op de korte intervallen haal ik een hoger vermogen dan vorig jaar, naar schatting zo’n 10 procent, en in de 20 omwentelingen maximaal die ik in het inrijden doe, haal ik 500 Watt, vorig jaar 400. Relatief gezien ben ik dus veel beter geworden in het korte werk, maar blijft m’n basis wat achter (anders zou ik ook een hoger FTP moeten hebben immers). Dat vind ik sowieso interessant. Het ligt – denk ik – aan de korte duur van het seizoen. Voor mijn gevoel heb ik helemaal niet zo heel veel gefietst zelfs, niet veel lange tochten. Dat komt doordat mijn seizoen pas in mei begon en dat het toen ook nog beperkt werd door het vele slechte weer. Ik schreef het al eerder: het maakt nieuwsgierig waar ik uit zou kunnen komen met een langere opbouwperiode. Mogelijk zit er na morgen nog wat rek in, maar ik zal dan ook weer meer gaan hardlopen met het oog op de kwart triathlon eind september. Hardlopen heb ik trouwens netjes onderhouden, maar traag.
Ik heb getaperd, me goed voorbereid, veel rust, een yoga-streak sinds vorige week zondag, ik heb een maand droog gedaan (goede aanleiding voor die jaarlijkse gewoonte), ik heb de eerste dagen in Oostenrijk nog lekker gefietst, waaronder een herverkenning van het parcours, en gezellig met manlief, want die heeft dit jaar ook een fiets bij zich.
Ik had er alles bij elkaar niet meer uit kunnen halen, denk ik:
- Sinds mei niet, want ik heb optimaal getraind, met vrijwel elke week ‘netjes’ een duurrit en twee kortere trainingen: met die 4X8′ rond FTP en met korte, felle intervallen. Dat werkt dus kennelijk als een trein. Met nog één keer per week rustig een uur hardlopen erbij, en yoga, zwemmen en wandelen. Voor dat intensieve fietswerk is ook vrij veel rust nodig, en ik heb die dusdanig in een normale week ingebouwd dat ik geen herstelweken hoefde in te bouwen.
Ik voelde me duidelijk ook fitter en sterker worden, daarbij geholpen door een enorme bak post-verhuis-ontspanning. Met nog steeds wel wat fysieke ups en downs, maar lang niet zo gek als vorig jaar – al werd ik net deze laatste week wel wat geplaagd door buikpijn en matige nachten. Op de betere dagen dacht ik: ik heb me in geen jaren zo goed gevoeld. De zomer was ook in geen jaren zo ontspannen. Wel was dat helaas nog steeds zonder geur. Volgens de KNO-arts komt het goed, maar dat kan nog wel een half jaar duren. - Daarvoor niet. Als ik terugdenk aan de periode tussen februari vorig jaar en april dit jaar, dan kan ik alleen maar blij zijn dat ik m’n basisconditie zo goed overeind heb weten te houden, in een tijd van achtereenvolgens rouw, twee keer vallen, gekneusde ribben, verkouden, darminfectie, weer verkouden, nieuw huis zoeken, nieuw huis kopen, beladen zienswijze op een vergunning schrijven, oude huis verkopen, buikpijn, lang verkouden, verhuizen en heel zwaar verkouden… oja, en ook nog gewoon werken. Het was een onstuimige periode, zal ik maar zeggen. Dat ik ondanks alles een goede basis heb behouden en daarop zo ver ben gekomen, daar ben ik het meest trots op.
Dus: ik ben hartstikke benieuwd wat er morgen uit wil komen! Welk vermogen, en hoe hard rijd ik dan? Het wordt vast weer leuk, want dat is de Radweltpokal!
Kwallen: het werkt!
In het overwinnen van mijn kwallenangst kon ik gister merken hoe veel progressie ik heb geboekt. We hadden afgesproken met het groepje Kattendijke-Wemeldinge-zwemmers voor ’s avonds. Ik had het zelf niet gezien, maar ’s middags mailde Nicole mij dit bericht: Veel kwallen langs Nederlandse kust. Toen dacht ik: uh, zie ik dat zwemmen wel zitten? Ik wist alleen niet wat de invloed is van oostenwind in de Oosterschelde. Dus het er met licht knikkende knieën toch maar op gewaagd.
Er waren kwallen, ja, maar niet buitensporig veel – het is al meer geweest. Het waren wel vooral grote, gekleurde, ‘enge’. ‘Enge’ tussen aanhalingstekens, want ik vind ze niet meer zo eng. Ik ben nog één keer echt geschrokken toen ik er eentje raakte, maar verder kijk ik het allemaal redelijk onbewogen aan nu. Ze trekken vooral onderdoor en dan zijn ze eigenlijk best mooi. Ermee in aanraking komen doet niks, de bovenkant is hooguit gek hard (‘pok’). Soms zie ik ze zelfs van heel dichtbij, en ook dat doet me weinig.
Waar ik eerder soms snakte naar het eindpunt om af te zijn van de mentale inspanning om mezelf kalm te houden en door te blijven zwemmen, bleef ik nu eigenlijk heel relaxed en dus ook lekker zwemmen. Goh, als je me dit een paar maanden had verteld, had ik het niet kunnen geloven. Het werkt dus – kwallen-exposure-therapie! En dat maakt heerlijk zwemmen mogelijk. Met een gezellig groepje van vijf vrouwen en twee mannen (‘ladies night’) in bijzonder aangenaam water met een fikse vloedstroom mee. Daarna ook geen last meer van de hitte – prachtavond.
We waren zelfs in de buurt van een bruinvis, maar die hebben alleen onze toeschouwers gezien. Wat een beestenboel eigenlijk, in dat water!
Gelukkig/helaas niks nieuws
Ik kreeg van (fiets-)vriend Jan de tip dat er in Ride van dit voorjaar een artikel had gestaan over trainen als je ouder wordt. Moest ik lezen natuurlijk! Gelukkig was zo’n oude editie nog te bestellen. Het gaat om een artikel van Robert van der Wulp van zes pagina’s, maar door de ruime (en fraaie – mooi blad!) vormgeving staat er niet zo heel veel in. En voor mij nauwelijks iets nieuws. Ik weet niet hoe ik dat moet evalueren: enerzijds is het jammer want zo leer ik niks, anderzijds is het maar mooi, want stel je voor dat ik voor m’n eigen boek iets belangrijks had gemist!
Ik vind nu dus vooral bevestiging, bijvoorbeeld over het belang van hoog-intensief trainen en kracht- en flexibiliteitstraining, over dat je lang nauwelijks achteruit gaat als je maar goed blijft trainen, en over dat je op moet letten dat je materiaal bij je blijft passen, bijvoorbeeld je fiets als je minder mobiel wordt. Zelfs de term self-fulfilling prophecy valt, net als in mijn boek: als je denkt dat je minder aankunt, doe je minder, en daardoor kun je inderdaad steeds minder.
Over dat ‘nauwelijks’: het enige wat ik niet zo scherp voor ogen had, is dat je bij de verschillende sporten eigenlijk ook nog onderscheid zou moeten of kunnen maken in wat veroudering doet. Hardlopers verouderen waarschijnlijk harder dan fietsers. Hardlopen is een blessuregevoelige sport, waardoor oudere atleten wel minder uren moeten gaan maken. Daardoor gaan ze onherroepelijk achteruit. Fietsers kunnen op leeftijd echter wel gewoon veel uren blijven maken, en de achteruitgang dus beperken. Veel sportonderzoek vindt juist onder hardlopers plaats en is niet zomaar te generaliseren naar andere sporten. Bovendien wordt er veelal gemeten aan VO2-max en dat is niet zo’n relevante waarde: de relatie tussen dat abstracte getal en wat je aan snelheid en duur aankunt op de fiets, is niet bepaald eenduidig.
En zo was het dus toch de moeite waard!
Kwallen. Of: een jeugdtrauma overwinnen
In zee zwemmen heb ik van huis uit meegekregen: mijn ouders deden dat ook graag. Het kan niet anders of ik heb ook angst voor kwallen van hen overgenomen. Ik herinner me in elk geval dat ik er van jongs af aan voor ben gewaarschuwd.
Nu is zo’n waarschuwing in Westerschelde wel op zijn plek. Daar komen namelijk soms gevaarlijke kwallen voor. We noemden ze ‘boterkwallen’, ik weet niet of dat biologisch helemaal klopt. Ik ben ooit één keer fors met zo’n gevaarlijkere kwal in aanraking gekomen. Hij zat toen tussen mijn arm en mijn lijf, en dus werd ik over een flink oppervlak gestraald. Dat deed meteen gemeen veel pijn, en eenmaal uit het water werd het me zwart voor ogen – ik viel bijna flauw en had de rest van de dag hoofdpijn.
De lessen uit mijn jeugd en die ene nare ervaring bezorgden mij stevige kwallenfobie. Die heeft in de loop van mijn leven wel heel wat zeezwemplezier in de weg gestaan. Als ik wilde zwemmen, liep ik eerst heen en weer langs water- en vloedlijn om te kijken of ik kwallen zag, en als dat er meerdere waren of zelfs maar één echt enge, dan was ik het water niet in te krijgen. Ik ben er ook wel uitgesprint als ik iets engs zag of voelde – of meende te voelen. Toen ik leerde duiken, kwamen we een keer op de weg terug naar de boot door een kwallenschool – ik ging ervan hyperventileren. Bij een zwemtocht voor de kust van Vlissingen en bij triathlon Brouwersdam waren de overige omstandigheden ook lastig, maar de kwallen gaven de doorslag: niet voor herhaling vatbaar.
Ook met die ene nare ervaring was ik me ervan bewust dat mijn angst toch vooral irrationeel was. Veel kwallen doen niks, en anders is het hooguit een beetje prik. Te vergelijken met brandnetel, en daar draai ik mijn hand niet voor om. Ach ja, sommige mensen hebben het voor muizen of spinnen, ik voor kwallen. Zelfs bij foto’s van enge kwallen voel ik wat draaien in m’n maag.
En toen verhuisde ik naar Kapelle en leek niks me leuker dan volop zwemmen in de Oosterschelde. Zo vaak mogelijk aansluiten bij het groepje dat wekelijks tussen Kattendijke en Wemeldinge zwemt – heerlijk, leek me, het ultieme openwaterzwemmen. Van de paar keer dat ik aan de zwemtocht had meegedaan, herinnerde ik me amper kwallen.
Maar. Toen ging ik mee, en toen bleek het werkelijk te barsten van de kwallen. Althans, in mijn perceptie – de doorgewinterde zwemmers hier vonden het allemaal nog wel meevallen. Sowieso zijn ze laconiek: volgens hen zijn er in de Oosterschelde geen echt gevaarlijke kwallen en is het hooguit even vervelend. Gewoon doorzwemmen, dan spoelt de netel ook al weg.
Okee dan. De eerste twee keer waren het alleen van die kleine witte, en die doen sowieso niks. Desalniettemin schrok ik me af en toe een hoedje van ze onder me te zien, of er zo ‘pok’ tegenaan zwemmen met je hand – het onverwachte daarvan speelt een rol natuurlijk.
Aangenaam vond ik het niet, ik moest op mezelf inpraten dat het geen kwaad kon, dat het niet erger was dan een brandnetel, dat het zwemmen verder heerlijk was en een fijn onderdeel van de sportieve inburgeringscursus. Dat ging wel, het kost wel veel mentale energie en ook wel fysieke, want van een forse schrik kom ik prompt stil te liggen.
Het hielp wel dat er niets gebeurde – ik werd niet gestraald. Mede dankzij de bescherming van het neopreen natuurlijk. Soms kon ik wel lachen om mezelf: aan het eind van lang zwemmen worden m’n kuiten steeds sowieso wat kramperig (door het wetsuit?), en als ik dan zo’n ‘pok’ had, schoot de kramp er soms spontaan in.
De derde keer Kattendijke – Wemeldinge heb ik echt peentjes gezweten. Niet alleen waren het nóg meer van die kleine witte, maar ook zag ik veel grotere, met van die ogen, en blauwe en bruinachtige. Sommige hadden zichtbare slierten en van die ‘blubber’ onder het lichaam. Mijn zelf-peptalk bereikte nieuwe hoogten, en dit keer werd ik wel een beetje gestraald: net een klein prikplekje op m’n enkel. Maar dat is op zich dus helemaal niet erg. Het was al over eer ik thuis was.
Tussendoor ben ik een paar keer op eigen houtje wezen zwemmen, met Henk en/of Marc, en toen waren er nauwelijks kwallen. Dat kan dus ook. Genieten!
Wel ging het volgende probleem dagen: het water wordt zo warm dat het lekkerder is om zonder wetsuit te zwemmen. Maar dat scheelt nogal in m’n gevoel van veiligheid en bescherming. Ik kreeg de tip van een badpak met lange mouwen en een zwemlegging. Online was dat nog een aardige zoektocht langs aanbieders voor andere doelgroepen (moslima’s en grote maten), maar ik heb ze gevonden. Ze zijn van Billabong, een Australisch merk, ja, daar kennen ze ook enge kwallen, al gaat het meer om surfers te beschermen tegen de zon, begrijp ik.
(voor de fans van Roan Atkinson: I’m a mime!)
Het zwemt goed, maar gister trok ik voor het lange eind toch nog graag m’n Zeilvis aan. We zwommen voor het eerst (voor mij dan)omgekeerd: met de ebstroom mee, van Wemeldinge naar Kattendijke. Even na de start kwamen we door een school van die kleine witte, dat ging goed, ik bleef rustig en accepteerde de paar ‘poks’. Daarna waren er een tijdlang helemaal geen en was het idyllisch zwemmen in helder water op een prachtige zomeravond.
Maar daarna…. zag ik de ene na de andere grote, bruinige met slierten en blubber. Ik stierf weer duizend doden. Het nadeel van dat heldere water is dat je ze hartstikke goed ziet. Gelukkig zitten ze vooral wat dieper en zie je ze dus onder je – aan zo’n geval in m’n gezicht moet ik toch echt niet denken. Nouja, die gedachte heb ik dan natuurlijk wél. Urgh.
Ik heb er minstens één geraakt, maar ook weer zonder erg. Dat scheelde wel: kennelijk doen ook die engerds niets. Weer een stap.
Poe. Ik was blij toen we er waren, de stroom werkte niet heel hard mee, dus we waren lang onderweg. Fysiek geen probleem, maar mentaal was ik wel toe aan kwalloosheid.
Elke keer als ik weer bezig ben met mezelf moed inpraten en kalm houden, komt er ook wel een gedachte op als ‘waarom doe ik mezelf dit aan?’ Ik kan me voorstellen dat er wel een moment komt dat het me te gek wordt, maar op dit moment geldt voor mij duidelijk: ‘feel the fear and do it anyway’. Als ik dit zwemmen opgeef omwille van m’n kwallenangst, dan is die angst me de baas. Terwijl het dus een irrationele angst is. Als ik hiermee doorga, kan ik doen wat ik op dit moment supergraag doe (op die kwallen na). Ik laat me niet inpakken door angst. Daar is sporten sowieso goed voor: het biedt een speelveld om je angst onder ogen te zien, en daarvan wordt je wereld groter.
En ik vorder dus echt. Ik wist dat een paar weken geleden al: ik sprint niet meer het water uit bij de eerste de beste kwal en ik hyperventileer er ook niet van. Dat is al een hele stap. Gister merkte ik dat ik rustig door een school witte kwalletjes heen kwam zwemmen, en dat ook enger geen kwaad kan. Ik ben druk bezig met het overwinnen van een jeugdtrauma. En ik ben hartstikke lekker aan het zwemmen!
Dus: feel de kwallenfear and swim in de Oosterschelde anyway!
(de kwallenfoto’s bij deze post maakte ik langs het strand van Egmond, half juni)
Overgangscertificaat
Ik heb de afgelopen weken een cursus gedaan voor trainers van vrouwen in de overgang. Dat was online bij The Well HQ, waar ik vaker dingen heb gedaan (zie bijvoorbeeld dit begin). Ik ben zojuist, *kuch*, afgestudeerd:
Ik vond het een beetje taai omdat het veel met filmpjes was waar ik liever (en sneller) lees, en omdat ik veel al wist en andere dingen verder gingen dan wat ik ooit ga doen. Het ging bijvoorbeeld nogal in detail over hoe je vrouwen het beste krachttraining kan laten doen, maar dat ga ik zelf echt niet doen, daarvoor zou ik doorverwijzen naar een goede sportschool. De doelgroep was daarbij ook vooral: voorheen inactieve vrouwen. Daardoor kon ik een boel niet goed relateren aan ‘mijn’ sporters – hoe je ze motiveert, bijvoorbeeld. Gelukkig kwam dat op het eind redelijk goed door een casus over een fanatieke triatlete.
Daartussendoor zaten er wel goede, nuttige en interessante dingen tussen. Ik schreef soms vlijtig mee, vooral gericht op een workshop voor hardlooptrainers over de overgang die ik in november ga geven. Daarover later meer.
Ik zat ook af en toe hard mee te denken over waar ik zelf wat aan gehad zou hebben, dus wat een goede trainer tegen mij had moeten zeggen in de moeilijke vlagen van de overgang. De cursus gaf wel wat ideeën, en bovendien ga ik daar op die workshop een casus van maken: het verhaal over de overgang zoals dat in mijn boek is terechtgekomen, en waarvoor deze blogpost de basis legde. Wat zouden die hardlooptrainers Louise van zeven jaar geleden aanraden?
En regelmatig dacht ik ook: wat ben ik blij dat het achter de rug is. Dat is één ding dat je vrouwen met overgangsklachten kunt voorhouden: het gaat over, echt waar!
Aandacht voor het boek 😀
In het blad van de ANBO van deze maand staat Optimaal blijven sporten als tip voor een boek over ‘in beweging blijven’, met een verlotingsactie. Erg leuk!
Alles is anders en toch gelijk
Ik heb net als vorig jaar de tijdrit van de Radweltpokal als seizoenshoofddoel. Dat is dus hetzelfde, maar verder is bijna alles anders:
- Een verhuizing is nogal een aardverschuiving. Mijn dagelijks leven is anders maar bovendien wist ik dat ik qua trainen een paar ‘gemankeerde’ maanden zou hebben en daarom geen torenhoge ambities kon hebben. Daar waar ik vorig jaar vanaf de herfst bezig was met een opbouw naar augustus, sportte ik dit jaar vanuit het idee dat ik pas vanaf mei echt structuur in mijn trainingen zou kunnen krijgen. In maart en april was het zelfs helemaal ‘alles wat ik wél kan doen is mooi meegenomen’ – en dat ging toen nog best aardig.
- Vorig jaar was ik ziek. Ik ben nu ook niet 100 procent fit, want ik snotter nog steeds en ruik nog steeds bijna niks (ondertussen doorverwezen naar de KNO-arts), maar dat lijkt mijn sporten bijna niet te beïnvloeden: mijn energieniveau is normaal, ik kan doen wat ik wil, daarbij boek ik normale progressie, ik voel me alleen net niet helemaal top. Waarbij – denk ik – ook het aanhoudende slechte weer een rol speelt: op die paar dagen warmte vorige week voelde ik me beter. (Ik maak er maar geen aparte bullet van, maar het weer is toch ook echt wel anders dan vorig jaar, dan ooit zelfs. Al die kilte en regen… net gister werd er een leuke zwemtocht afgelast vanwege te harde wind…)
- Vorig jaar ging ik vol voor het fietsen, dit jaar vind ik – mede vanwege mijn verhuizing – zwemmen ook belangrijk. Dat wist ik van tevoren: het is té leuk om in de Oosterschelde te zwemmen en voor de afstand Kattendijke-Wemeldinge heb ik wel zwem-duurconditie nodig, ook al is het met stroom mee. Daar heb ik dus meer m’n best voor gedaan dan vorig jaar. Ik ben door de verhuizing en het vele openwaterzwemmen m’n snelheid van februari wel kwijt, maar dat geeft nu niet.
Ik heb bovendien net een yoga-maand achter de rug. Ik ben dus meer in de breedte bezig en zo voelt het ook – da’s lekker. Mijn hardlopen lijdt alleen wel – net als vorig jaar – een rudimentair bestaan op het moment. Ik zit net weer zo’n beetje op m’n basisniveau: 10 kilometer rustig kunnen lopen. Een duurloopje is de wekelijkse sluitpost van m’n trainingen, en ik heb wat last gehad an een overbelastinkje aan een teengewricht dat in stand gehouden werd door m’n dagelijkse lopen, vooral als ik dat op nette schoenen deed. Nou goed, – je kan niet alles hebben.
Frappant genoeg ben ik op dit moment met fietsen op precies hetzelfde niveau als vorig jaar in juli, uitgedrukt in de meest cruciale variabele (geschat FTP: vermogen dat ik in een training redelijk makkelijk 4X8′ kan volhouden): 235 Watt. Oftewel: wat toen in 9 maanden opbouwen lukte, ging dit jaar in 3. Ik heb al wel eens gedacht: het lijkt wel alsof ik de verhuizing (plus twee verkoudheden) tegen alle pech van vorig jaar (eerder in het seizoen toen ook al de gekneusde ribben) kan wegstrepen. Zo werkt het niet, maar ik zie wel bevestigd dat ik vorig jaar maar zeer gemankeerd heb kunnen opbouwen. Die 235 Watt, die haalde ik vorig jaar namelijk alleen op m’n goede dagen. Op de slechte brak ik een intervaltraining wel eens na een paar minuten al af.
Gelukkig is het dit jaar beter. Desalniettemin verrast het me dat ik zo snel zo ver kom. Ik ben benieuwd naar wat ik goed doe – want dat is dus kennelijk zo. Dit is wat ik heb bedacht:
- Ik heb sinds mei goed en consistent kunnen trainen en daar veel lol in gehad. Beproefd recept: veel lang en rustig, elke week ook kort en hard, zowel rond omslagpunt/FTP als royaal daarboven. Vinger aan de pols voor herstel en totale belasting. De nieuwe omgeving inspireert en ik zit in het algemeen lekkerder in m’n vel dan in heel lang (alleen dat ruiken…).
- Ik had een stevige basis behouden. Dat blijft zo belangrijk – ook in slechte tijden maakt dat het de moeite waard om voor door te gaan! Ik pluk zo ook wel de vruchten van wat ik vorig jaar wél heb gedaan. Het meest viel me namelijk op hoe veel beter krachttraining dit seizoen gaat, dus hoe veel een basis hebben daarvoor uitmaakt. Ik heb de traptraining systematischer aangepakt en ik ben daarmee veel verder gekomen dan vorig jaar (ik moet hier in de buurt voor komende winter nog op zoek naar een nieuwe trap overigens) en ik zat al voor de verhuizing met m’n thuiscircuitje met lunges en m’n squats op hetzelfde niveau als vorig jaar op m’n best, en ik ben het nog steeds aan het verzwaren. Ik was vorig jaar met krachttraining begonnen en dat was nog best even lastig voor m’n rug en m’n knieën. Kennelijk went dat. Die extra kracht levert extra vermogen op, al weet ik niet precies hoeveel. In elk geval: een blijvertje, krachttraining!
- Het kan prima zonder spinning. Vorig jaar heb ik dat de hele winter wekelijks gedaan en later ook nog regelmatig, als zware (VO2-max/anaerobe) component in m’n training. Ik heb de indruk dat ik alles wat ik daarbij toen gewonnen heb, dit jaar kon bereiken met een handjevol zware intervaltrainingen: maximaal de Post- of Vlakebrug opknallen (1-2 minuten) of 3 minuten volle bak langs het Kanaal door Zuid-Beveland.
Na zo’n interval ben ik piepedood, maar dat moet ook, en een stuk of acht ervan zijn genoeg, in een uurtje ben ik klaar. Ik wen daardoor aan het gevoel van afknappende benen, waardoor ik dieper kan gaan in wedstrijden, en bovendien lijkt het erop dat die sessies m’n vermogen rond omslagpunt snel omhoogtrekken. Het is wel de wekelijkse écht zware training, waar ik fit voor moet zijn en voelbaar van moet herstellen.
Vorig jaar wilde ik uitzoeken hoe ver ik met fietsen nog kon komen op m’n 58e als ik daar weer eens vol voor zou gaan. Dat is in het water gevallen. Eigenlijk maakt dit seizoen me daar opnieuw nieuwsgierig naar. Het is te kort om dat helemaal uit te zoeken. Maar leerzaam is het in elk geval weer wel.