Jaararchieven: 2025

Lucile als zeldzaam vrouwbeeld

Alex attendeerde me erop dat in de aflevering van Koers van de Kameraden van afgelopen week (aflevering 9) een bijzondere leeftijdsgenote van me voorkomt. Lucile heeft pas op oudere leeftijd het wielrennen ontdekt, bleek daar heel goed in te zijn, en wist zich te plaatsen voor het WK Masters van afgelopen zomer in Denemarken, bij de vrouwen 55-60.

Ik denk dat het in de serie wel vaker over oudere sporters is gegaan, ik heb die niet helemaal gezien: na een paar afleveringen vond ik het te kabbelend: traag, versnipperd en te weinig interessant. Maar het portret van Lucile vond ik wel boeiend. Ik werd heen en weer geslingerd tussen ‘ze gaat wel heel erg ver’ en een gevoel van herkenning of anders gezegd: ik vond het bijzonder dat zo’n afwijkend vrouwbeeld bij omroep Max ruimte krijgt. Ik heb het er vaker over gehad: als het over 50+-vrouwen en fietsen gaat, gaat het over een beetje rondkakken op een e-bike. Dát is het ‘oudere-fietsvrouwbeeld’. Niet iemand op een tijdritfiets die gericht traint, zenuwachtig is voor de koers en haar eten afweegt. Dat laatste doe ik niet, zeer zeker niet, en ik eet ook echt geen dingen die ik niet lekker vind alleen maar voor de koolhydraten – dat valt wat mij betreft onder het ‘ze gaat wel heel erg ver’. Maar ik vind veel ook heel herkenbaar en dat is heel zeldzaam.

Nu ik de zestig nader en al een heel aantal keren de oudste deelneemster was, voel ik dat weer extra: er zijn maar heel weinig rolmodellen, heel weinig vrouwen van boven de 50 die prestatiegericht sporten en daar lol aan beleven. Goed dat Lucile in beeld was dus!

 

Door |2025-06-06T10:06:44+02:006 juni 2025|Fiets, Vrouwensport|0 Reacties

Slechte generale?

Ik had de triathlon in Stein al lang op mijn verlanglijstje staan vanwege het bijzondere fietsparcours: naar verhouding lang (1 kilometer zwemmen, 60 fietsen, 10 lopen) en met echte Limburgse klimmetjes erin. Bovendien een ‘klassieker’ en bekend als leuk. Het kwam steeds niet uit, het was nooit naast de deur ook natuurlijk, maar dit jaar wel. Manlief wilde ook wel, dus we schreven ons vroeg in. Pas erna kwamen mijn plannen voor de halve volgende week, en ik dacht wel nog: hmm, beetje veel, Stein dan maar gebruiken als doorgevoerde tapertraining.

Vorige week keek ik eens op de website om te zien hoe het programma was enzo, en toen keek ik enorm op mijn neus: niet 60 kilometer fietsen met heuvels, maar 40 in de vorm van vier platte rondjes (nouja, wel met brug) met nogalliefst drie 180-graden-bochten erin:

In plaats van de ‘lange afstand’ heette het nu ‘standaardafstand’, wat ik nog steeds Olympische afstand noem, OD. Betekende ook langer zwemmen: 1500 meter. Dat vind ik niet zo erg (manlief zat er meer mee), maar ik zou nevernooitniet naar Limburg zijn afgereisd voor een gewone OD. Met ook nog eens een echt rottig fietsparcours. Keren, dat is echt geen porem, zeker niet als het druk is, met de deelnemers verspreid over die vier rondjes. En dat 12 keer!

Ik weet nog steeds niet helemaal zeker of ik verkeerd heb gekeken toen we ons inschreven, of dat ze later de afstand hebben gewijzigd. Dat laatste zou zeker kunnen. We begrepen dat de omwonenden klaagden over de drukte van de fietsers. En wat me opvalt is dat nergens in de nieuwsberichten op de site staat dat het fietsen niet meer is zoals voorheen. Dat is toch echt te stilletjes gegaan, vind ik, de communicatie daarover.

Nouja, we stonden nou eenmaal ingeschreven, het hotel was geboekt, en we gingen er maar het beste van maken natuurlijk, lekker even weg. Zaterdagmiddag op het gemakje naar Stein gereden, ingecheckt op bekend terrein, want in dat hotel verbleven we drie nachten tijdens ons Rondje langs de Randjes in 2021: met rustdag en onze ‘koninginnerit’ langs de randjes van Zuid-Limburg. Giro gekeken, en toen het parcours wezen verkennen, nouja, op de 180-graden-bochten na en in Stein ook niet precies. Het was er verder wel mooi, langs de Maas.

In de laatste kilometers terug naar het hotel liep mijn achterwiel wat aan. Daar hebben we naar gekeken, wiel recht gezet, okee.

Gegeten, Champions League finale gekeken, naar bed. Hartstikke beroerd geslapen. Het was benauwd – Stein had geen noodweer, maar wel wat gerommel in de verte en wat regen, en het was wel broeierig.  Manlief snurkte een beetje, het bed lag niet lekker en ik kon m’n draai niet vinden. Zo’n nacht waarin ik een hotelkamer wat claustrofobisch vind, alles zwarter is dan overdag en mijn gedachten dus afdwalen naar rampscenario’s over 180-graden-bochten en ook over het niet kunnen vinden van de tweede wisselzone. Zo’n nacht dat ik blij ben als die erop zit. Gelukkig heb ik die tegenwoordig niet vaak meer.

Desalniettemin met goede moed opgestaan en de laatste voorbereidingen getroffen, met zo te voelen goede benen en dito zin. Voordeel: tijdens sporten voel ik het slaapgebrek niet.

En toen… liep onderweg naar de inschrijfplek m’n achterwiel opnieuw aan. En best wel heftig ook. Het lag niet aan het wiel, maar aan de rem: die veerde niet meer goed terug. Bij de centrale plek heeft nog iemand van sponsor Isaac ernaar gekeken en het gesmeerd, maar volgens hem was mogelijk het veertje stuk en daar kon hij niets aan doen. Technische assistentie was er verder niet.

Mijn humeur zakte tot ver beneden nulpunt. Ik besloot wel te gaan zwemmen en me daarna af te melden. Mijn eerste DNF vanwege materiaalpech in vijftien triathlonseizoenen.

Het zwemmen ging okee, in lekker water van 20 graden, maar met in het eerste stuk wat gewoel en gedrang en een rottige landgang en finish waar ik me echt op moest hijsen: de onderste trede van de trap hing ongeveer gelijk met het wateroppervlak. En dan dus dizzy verder de trap op. Ik heb over het zwemmen een kleine 31,5 minuut erover gedaan ongeveer, okee, en het voelde technisch goed. Derde tijd van de elf D40+, zag ik later, ook niet verkeerd.

En dat was het dan. De enige trofee van van de dag is dan ook een badmuts, wel een goeie en leuke:

Gewacht op manlief, daarna m’n fiets naar het hotel gebracht om ‘m alvast in de auto te leggen. Terug naar het centrum van Stein gewandeld om mijn spullen uit de tweede wisselzone te halen en manlief aan te moedigen….

Achteraf zagen we in de uitslagen dat zowel hij als ik de oudste deelnemer was van onze sexe: ik de oudste vrouw (alweer) en hij de oudste man. We worden triathlon-opa&oma zo!

Nadat Henk gefinisht was (hij zei dat het fietsparcours inderdaad k*t was, je stond gewoon echt stil in die bochten), ben ik hardlopend terug naar het hotel gegaan. Met wat file terug naar huis, en vannacht 10 uur geslapen.

En nou moet ik de komende dagen snel op zoek naar een fietsenmaker die verstand heeft van die verzonken, aerodynamische remmen van een triathlonfiets. En  nog maar een tapertraining doen in Zwift ofzo.

Voordeel: ik denk nu niet ‘dan volgend jaar maar’. Voor dit fietsparcours hoeft het niet. Ik dacht zelfs nog even wrang ’s ochtends: ‘die 180-graden-bochten worden me maar mooi bespaard’.

En maar hopen dat dit echt was: een slechte generale repetitie voor volgende week.

 

Door |2025-06-02T17:23:33+02:002 juni 2025|Fiets, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Oudste vrouw fietst het hardst

Het bijzonderste moment van de Dordtse Biesbosch Triathlon gisteren was toen ik de uitslag zag: bij de vrouwen was ik in mijn serie de oudste deelnemer, en ik had de snelste fietstijd. Huh? Nou, dat zegt wat over mij, maar vooral ook wat over de andere vrouwen. Zeker als je erbij neemt dat ik de vierde zwemtijd had, maar de 15e looptijd, van 19. Okee, lopen is veruit mijn minste onderdeel, maar dit is nog veel schever dan anders: de andere vrouwen konden vooral goed hardlopen. Dat er bij de jongeren niemand harder fietste, tsja, dat is eigenlijk absurd. Het waren ook nog eens bepaald niet mijn favoriete omstandigheden: het woei zo hard dat ik blij was dat ik veilig aankwam.

Maar goed, los van de uitslagen: het was leuk, ik ben tevreden. Voor wat betreft mijn eigen prestatie was ik vooral blij met het zwemmen: niet alleen met het resultaat, maar ook met dat ik, zoals ik me had voorgenomen, technisch goed kon blijven zwemmen. Dat is in open water en/of een wedstrijd bepaald niet vanzelfsprekend. Ik had het ‘riedeltje’ van de recente lessen van Zwemanalyse in mijn hoofd: rekken – duwen- naar beneden kijken – oksel openen. En dat ging 500 meter lang goed, en dan zwem ik dus prompt een halve minuut harder dan laatst tijdens de zwemloop, al is dat niet helemaal vergelijkbaar. Het water was wel even koud (16,5 graad), en het lastigste onderdeel van het hele zwemmen was uit het water komen, want dat was ontzettend glibberig.

Iets anders wat ik wilde oefenen, was goed wisselen meteen daarna, en dan vooral het snel uittrekken van m’n wetsuit. Dat vind ik altijd een hele hijs, maar nu helemaal. Mijn Zeilvis Aanval is aan zijn achtste seizoen begonnen, het was aan het uitscheuren bij mijn enkels en dat heb ik onlangs gerepareerd – maar daardoor zit het strakker om mijn enkels dan voorheen. Maar ook dat ging goed – oefenen geslaagd. Op deze foto kom ik net uit het water en is mijn linkerhand al op zoek naar het touwtje om de rits open te trekken:

Toen goed gefietst, wel erg bezig met de wind: drie rondjes schuin links tegen, schuin rechts tegen, mee, en dat per rondje harder.

Prima 2e wissel, en daarna okee gelopen (geen last van heup), met opnieuw merkbare invloed van de wind. Tevreden over de finish, als zevende dame, en winnares van m’n leeftijdscategorie natuurlijk (ik was de enige D55+; in de eerste serie waren het er vier geweest en zou ik tweede geworden zijn).

Manlief finishte zes minuten later, als derde bij de H65+, en ook tevreden. Hij had op z’n vintage fiets gereden…..

….en het was zijn eerste keer zwemmen sinds de vorige triathlon, eind september!

Het was onze derde deelname – wat wil zeggen dat we alle edities hebben meegemaakt – en dit blijft een erg leuke triathlon: kleinschalig, gemoedelijk, veel ‘rookies’, goed georganiseerd, prachtig parcours, altijd wel wat bekenden, en aan het eind een erg leuke medaille:

We hadden een gezellig hoekje in het parc fermé en stonden wat te ouwehoeren en dollen met een paar jongere kerels. Op een gegeven ogenblik trok één van hen de stoute schoenen aan om ons naar onze leeftijd te vragen. Dat maakte wel indruk: zij wilden ook nog steeds wel lekker triathlonnen als ze zo oud waren als wij. Ons advies: vooral lol blijven houden. Toen we wegliepen, zei ik tegen Henk: we worden rolmodellen zo, als vrolijke oudere sporters. En daar ben ik trotser op dan op m’n fietssnelheid.

(Eerste vier foto’s met dank aan de organisatie)

Door |2025-05-30T13:19:01+02:0030 mei 2025|Fiets, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Het trainen zit erop!

Het laatste blokje van drie weken trainen, onderweg naar een halve triathlon op 7 juni, zit erop! Het is weer goed gegaan, op een paar details na. Ik heb een paar dingen een beetje ingekort om de totale belasting in de hand te houden, maar dat gaat dan om dingen als een intervalletje minder, een iets korter duurloopje in de koppeltraining, of wat korter in open water zwemmen – niet om heel essentiële zaken dus. De totale belasting liep lichamelijk op, door het zware trainen maar ook omdat ik me niet helemaal fit voelde: ik had een dicht oor, wat duidt op een virusje ofzoiets, en ik blijf sukkelen met m’n rechterheup die af en toe niet lekker in z’n gewricht zit. Ik loop bij een nieuwe chiropractor die waarschuwde dat het eerst erger kan worden – niet de handigste timing, spannend voor 7 juni, maar goed. Ik kan meestal wel de drie sporten, omdat dat rechte belasting is.

De totale belasting bleef ook mentaal fors: met dat passen en meten waar ik het in mijn vorige blogpost al over had moest ik het sporten wel met hand en tand verdedigen tegen andere claims op mijn agenda. Maar dat is gelukt. Een halve triathlon is duidelijk wel het randje, zeg maar – dat weet ik ook nog wel van de voorbereiding op de hele, dat er dan serieus andere dingen in mijn leven moeten wijken. Nu was het allemaal nog net te combineren.

Nog een andere reden waarom ik aanpassingen moest maken was het weer. Vandaag woei het knetterhard en dat heeft ertoe geleid dat ik niet de volle zes uur heb gefietst, maar maar vijf: vier uur buiten in windkracht 6 à 7, in de tegenwind veel in manliefs zuchtje (❤️ daar rijd ik al bijna 23 jaar graag in) en daarna een uurtje op Zwift. Maar goed, dat is ook weer zo’n detail eigenlijk.

Door het weer is het ook niet gelukt om al een of twee keer Kattendijke-Wemeldinge zwemmen. Het groepje doet dat standaard op woensdagavond, en op de twee woensdagavonden waarop ik redelijkerwijs kon (qua agenda en watertemperatuur) woei het windkracht 4 of 5 uit het noorden. Dan is de Oosterschelde een heus golfslagbad, en de combinatie van golven, wind, watertemperatuur en openwater-onwennigheid aan het begin van het seizoen schrikten me af. Ik zag aan de Strava’s van degenen die wel gingen dat ze er vijf kwartier over deden, en dat is veel meer dan nodig voor een halve triathlon en dus onnodig zware belasting.

Zo heb ik dus minder in open water gezwommen dan ik in gedachten had gehad, maar wel net genoeg, in het havenkanaal van Goes. De eerste keer voelde onwennig in m’n wetsuit; de tweede keer voelde al vertrouwder en kon ik me beter richten op het ook in open water technisch goed zwemmen.

Dat handhaven van m’n techniek, daarover leerde ik nog wel een lesje, want bij de Zwemloop Stelleplas heb ik eigenlijk belabberd gezwommen. Mijn snelste baangenoot hoopte 9’50 te zwemmen en dat wilde ik ook wel, dus ik dacht: daar ga ik achteraan. Maar zo forceerde ik mezelf en was ik bovendien veel te veel naar hem aan het kijken. Met als gevolg: mijn hoofd te hoog en ‘zwabberend’. De hoogte is op deze foto (door supporter manlief gemaakt) te zien, en let ook op de daarmee samenhangende te grote beenslag, ook net te zien:

Dat gezwabber kreeg ik zelf tegen het eind in de gaten, maar toen kreeg ik het niet meer gecorrigeerd. En uiteindelijk zwom ik wéér 10-blank, voor de zoveelste keer. Vlak achter die baangenot, die ik in de laatste baantjes weer terug inhaalde nadat ik een tijdje op een gaatje had gezwommen.

Achteraf denk ik: pff, hoe hardleers kun je zijn. Maanden bezig om technisch weer goed te zwemmen, en onder invloed van een wedstrijdje gaat alles overboord. Nouja, niet alles, maar wel de basis. Gelukkig zag het er op andere foto’s beter uit:

Enfin, een wijze les, hoop ik.

Verder was het leuk trouwens, die zwemloop. Ook redelijk gelopen, en het was vooral gevoelsmatig een groot verschil met vorig jaar. Toen was het de eerste wedstrijd vanuit het nieuwe huis, en wist ik amper waar ik was. Nu is de route naar Stelleplas vertrouwd en waren er bekenden.

Heel leuk in dit laatste blok was de parcoursverkenning van de Line Crossers Triathlon. Het is een geweldig fietsparcours! Schitterend landschap, mooie wegen, en razendsnel. Als ik zonder enige aandacht voor aerodynamica (ik had zelfs m’n banden niet opgepompt) op 90 procent van m’n beoogde wedstrijdvermogen bij windkracht 4 al 29 km/u rijd, dan ben ik echt benieuwd hoe hard ik daar kan ‘om het echie’.

Iets anders waar ik me de afgelopen weken mee heb beziggehouden, waren allerlei praktische voorbereidingen. Er bleek aan het begin van het seizoen van alles op of bijna op: mijn daglenzen  (die draag ik alleen bij multisport-evenementen), het ‘smeermiddel’ voor onder m’n wetsuit (ik blijf TriSlide het fijnst vinden, maar het is maar op heel weinig plekken te bestellen) en haarbandjes (mijn haar is sinds april een stuk korter dus niet meer standaard in een knotje, maar voor onder een badmuts maak ik een piepklein staartje). Mijn zeven jaar oude wetsuit had reparatie nodig –  daardoor trekt het moeilijker aan en uit, want het was bij mijn enkels aan het uitscheuren. Ik heb nog volop verder geëxperimenteerd met voeding. Naast de Sis-gels, die ik moest bijbestellen, heb ik ook losse maltodextrine gekocht om m’n eigen energiedrank van te maken. Dat gaat nu allemaal goed – net op tijd.

Er moeten nog een paar dingen: anti-lek-vloeistof in m’n fietsbanden, fiets moet nog gepoetst, extra bidonhouder erop. Enzovoort. Er komt best wel veel bij kijken zo!

Maar het trainen zit erop, dat is een lekker idee. Tot aan 7 juni is het nu een kwestie van rusten én van twee andere triathlons. Ik meld me daar weer over!

 

Door |2025-05-30T10:56:45+02:0025 mei 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Verandering van gel

Het was een langzaam vallend kwartje de afgelopen maanden: ik kan niet meer tegen gewone gelletjes. Ik krijg er fikse onrust in m’n darmen van.

Het besef daalde langzaam in. Onrustige darmen heb ik wel eens vaker, maar ergens in februari ofzo ging me opvallen dat het wel heel vaak op maandag of dinsdag was. Vervolgens dat dat was als ik in het weekend lang had gelopen. En in maart dat het dus mogelijk m’n sportvoeding was. Nadat ik na de Oosterscheldeloop van zondag op maandag slecht had geslapen van het gerommel in mijn buik ben ik maar eens wat gaan experimenteren en googlen. Uit de experimenten bleek dat elk van mijn gels problemen gaf, zelfs die van Maurten die bekend staat om z’n goede verdraagbaarheid.

Google leidde me tot fructose als hoofdverdachte. Het is ook iets wat ik al uit Roar had opgepikt: dat vrouwen vanaf de overgang fructose minder goed kunnen verwerken. Okee. En misschien heb ik dit ook al langer, maar is de relatie me nooit opgevallen.

Ook realiseerde ik me dat niet alleen die onrust in mijn darmen vervelend is als zodanig, maar er ook op duidt dat ik de koolhydraten niet goed opneem, en dus ook niet kan inzetten als energievoorziening tijdens het sporten. Dat blijkt uit de vertraging. Ik hoef niet tijdens het lopen acuut de berm in, zal ik maar zeggen; de onrust komt pas na ongeveer anderhalve dag. Dat doet vermoeden dat de suikers onverteerd mijn darmen ingaan en uiteindelijk in m’n dikke darm de boel op stelten zetten. Daar zijn ze niet voor bedoeld natuurlijk.

Toen ben ik dus op zoek gegaan naar fructoseloze gels. Ik bestelde een proefpakket van Sis. Beetje eigenaardig spul, want het is niet zoet, heeft niet veel smaak en de vergelijking met behanglijm dringt zich op, maar het is prima weg te werken, het geeft energie en mijn darmen blijven rustig. Ook na die met cafeïne erin.

Opgelost, maar toch blijft het vaag, want ik kwam er tijdens het schrijven van deze post achter dat er in een van de gels waar ik last van kreeg, volgens de ingrediëntenlijst geen fructose zit. Geen idee hoe dat zit, misschien is het niet de fructose maar speelt de concentratie snelle suikers als zodanig wel een rol. Stacey Sims, die van Roar, is in het algemeen voor vrouwen niet zo’n fan van gels, en bepleit natuurlijke voeding met ook de andere macro-nutriënten tijdens het sporten. Dus misschien is er iets met geconcentreerde suikers. In die Sis-gels zit ook geen glucose, althans, niet los, alleen in de vorm van de ketens van maltodextrine, een zetmeel.

Van natuurlijke voeding houd ik ook, alleen werkt dat op de fiets nog wel, maar tijdens het lopen niet: ik kan het niet meenemen en ik krijg het niet weg. Voor tijdens het lopen neem ik op 7 juni Sis-gelletjes mee.

En misschien op termijn toch eens bij een sportdiëtist aankloppen.

 

Door |2025-05-06T20:34:24+02:006 mei 2025|Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Op naar het laatste blok

Even een trainingsupdate. Ten opzichte van de vorige ben ik vier weken verder, oftewel een kwart van de duur van m’n trainingsschema richting de halve triathlon: drie weken opbouwend trainen en een rust- en herstelweek. Het gaat nog steeds goed, maar die drie trainingsweken waren wel de moeilijkste tot nu toe. Dat lag er niet aan dat ze ineens zoveel zwaarder waren ofzoiets, maar aan mijn werk. Ik had het vanaf eind februari steeds al druk, door een samenloop van omstandigheden bij twee opdrachtgevers, en die samenloop bereikte in de eerste twee trainingsweken (week 15 en 16) zijn hoogtepunt, met onder andere drie hotelovernachtingen om de volgende ochtend tijdig in de Randstad te kunnen beginnen. Er zat ook wat ‘gedoe’ bij en het weekend ertussenin was druk vanwege de Rotterdamse marathon (manlief heeft z’n 36e uitgelopen!), dus het was serieus aanpoten. Het is me nèt gelukt om alles op mijn schema te doen, maar dat was af en toe wel op het nippertje in het enige beschikbare gaatje en/of met merkbaar verlaagde ‘output’ (tempo of vermogen) door vermoeidheid.

Er volgde een lang Paasweekend, en toen dacht ik wel weer bijgekomen te zijn, maar het omgekeerde bleek het geval: op de dinsdag erna voelde ik me pas echt ingestort. Ik werd moe en chagrijnig wakker, ik zwikte weer eens door m’n heup (lastig kwaaltje toch de laatste tijd) en ik kreeg niets uit mijn handen. Toen pas zakte de adrenaline, volgens mij – het weekend was mogelijk nog te druk geweest, al was het met leuke dingen. Ik bleef een paar dagen moe en ik herstelde slecht, merkte ik. Dat viel me tegen, maar er zat niks anders op dan het te accepteren.

Zondag was echt het keerpunt: ik werd fit en energiek wakker en manlief en ik hebben die dag een plannetje uitgevoerd dat ik van de winter al had bedacht: met de bus naar de halte van de Westerscheldetunnel en daar het Grenslandpad oppakken (LAW 11) en ‘run-walk’end naar huis, dus afwisselend hardlopen en wandelen, deels over onverharde ondergrond, 27 kilometer lang. Dat ging goed, het was leuk, en het was vooral ook fantastisch mooi met de zon, de bloeiende meidoorns, het frisse groen en de vele vogels. Een goede lange, rustige duurtraining ook, en ik ben nu bovendien heel Zuid-Beveland over dat pad te voet doorkruist: van die bushalte tot de grens met Brabant.

Sindsdien voel ik me weer goed. Dus: een moeizaam blokje, met drie door werkdrukte en -stress bepaalde weken, maar nog steeds wel goed getraind.

In de rust- en herstelweek, die vandaag eindigt, heb ik wel maar weinig gerichts gedaan. Wat extra yoga, en maar twee ‘echte’ trainingen: een keer zwemmen en een loop-intervaltraining. De rest viel meer in de categorie ‘fun’: een half uurtje Zwiften bij de Puck Pieterse Celebration Ride (véél te warm maar wel geinig), een stukje kayakken met manlief, nog een keer de Zak van Zuid-Beveland in om met Karin uit Delft te wandelen en fietsen,

Wie zei daar iets over mooie meidoorns?

én de laatste dip van dit seizoen en het eerste stukje ‘echt’ zwemmen: in wetsuit borstcrawlen. Met kayakbegeleiding; manlief maakte deze foto:

Klein stukkie nog maar (500 meter), het was zoals altijd wennen, maar yes, het openwaterseizoen is begonnen!

Dus best een boel gedaan, maar met voorbereiden op een halve triathlon had het weinig te maken. Dat was nodig, want zo kon ik ook mentaal bijkomen na drie weken waarin ik misschien net iets te veel discipline had opgebracht. Achteraf gezien had ik beter eerder een tandje eraf kunnen doen. Maarja, altijd lastig, want het sporten is in zo’n intensieve tijd ook wel m’n verzetje en m’n uitlaatklep.

Nu sta ik aan de vooravond van het laatste blok van drie weken. Daar zitten de langste trainingen in natuurlijk: twee lange fietstrainingen, één keer lang lopen nog, en twee koppeltrainingen. Het bleek nogal passen en meten om alles wat ik wil doen in m’n agenda te krijgen. Werk is weliswaar weer normaal en ik heb in principe tijd zat, maar er vallen een paar afspraken net een beetje onhandig, ik moet toch ook nog weer een keer naar Amsterdam, twee keer naar Den Haag, en privé een dagje naar Antwerpen. Én er zijn twee leuke dingen die ik graag wil doen en waar ik dus omheen plan: de zwemloop van Heinkenszand en de Meidoorntocht.

Het plannen is gelukt, en het weerbericht blijft er maar goed uitzien:

Wat een lente, niet normaal – onze tuin is uitgedroogd, maar om te sporten kan het bijna niet beter

Ik heb er weer zin in. Op naar het laatste kwart van m’n schema!

Enne, oja: als eigen baas betekent drukte ook goed verdienen. Dat was in maart en april zeker zo, en daar ben ik blij mee. Ik hoef me eigenlijk de hele rest van het jaar in dat opzicht nergens meer druk om te maken. Wat een luxe!

 

Door |2025-05-04T17:16:18+02:004 mei 2025|Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

21 loopjes verzameld

Gisteravond heb ik de Oranjeloop gelopen in Krabbendijke. Dat is voorlopig het laatste loopje op de planning. Het was loopje nummer 21 sinds de Hobbeldebobbelloop op 16 november – in 24 weken dus. ‘Loopje’, schrijf ik bewust, niet ‘wedstrijd’, want er zaten drie georganiseerde trainingslopen bij en ik heb zelf ook lang niet alles als echte wedstrijd gelopen, dus er zelf een trainingsloop van gemaakt. Die van gister bijvoorbeeld: ik had nog moeie benen van een interval-fietstraining de dag ervoor en ik had ’s ochtends ook nog gezwommen, anders kwam ik deze week niet rond met het beperkte vakantierooster. Dus niet geweldig gelopen, gelukkig aan het eind wel lekker, goed getraind, en het was leuk, onder andere met muziek:

De verzameling van 21 loopjes was dus een bijzondere manier van trainen, en ook een voortzetting van de sportieve inburgeringscursus, want op twee na waren alle loopjes in Zeeland en dus ook weer manieren om mensen en plekken te leren kennen. Dat heeft opnieuw geweldig gewerkt!

De twee buiten de provincie waren wel memorabel, want dat was de eenmalige Tunnelrun over de nieuwe Blankenburgverbinding (A24 – ik heb er inmiddels drie keer met de auto gereden en dat blijft toch heel tof: ‘op deze snelweg heb ik hardgelopen!’) en vorige week samen met Nicole onze vijfde Vestingloop, in Steenbergen, waardoor we de verzameling vestinglopen nu compleet hebben. Die in het roze rechts van het midden ben ik:

En bij elke vestingloop krijg je een toffe medaille:

Het was een afwisselende verzameling: zeven onverharde parcoursen (vier Jaro-crossen, twee crossen uit de Zeeuwse crosscompetitie en de  Braakmantrail), twee halfverharde met strand en hoogteverschil (die Hobbeldebobbelloop, altijd leuk, en de halve marathon van Cadzand – qua parcours en weer de mooiste van de 21), die drie trainingslopen (twee op Zuid-Beveland, één op Walcheren), twee zwemlopen (de foto hieronder is van die in Hulst, de ander was in Vlissingen), en zeven wegwedstrijden, waaronder die twee buiten de provincie, nog een tweede halve marathon (Zwinstedenloop) en de Oranjeloop van gister. De drie die ik dan nog niet heb genoemd waren loopjes van AV’56: de Oliebollen-, Wallen- en Oosterscheldeloop.

Het gezelschap was ook afwisselend: een keer met Nicole dus, een paar keer ging ik alleen (gister, de zwemlopen, de trail) en de rest was met manlief. Inmiddels kennen we zo veel Zeeuwse lopers dat er altijd aanspraak is.

Ik heb in bijna alle loopjes veel lol gehad. Uitzondering waren die twee competitie-crossen, waar ik op achterstand laatste werd (Den Inkel) en zelfs ben uitgestapt toen ik met nog één rondje te gaan niemand meer voor me zag (Scheldesportcross Westdorpe). Op achterstand  laatste worden geeft me het gevoel er niet thuis te horen, dat vind ik echt helemaal niks. Die doe ik dus niet meer opnieuw – want ook dat is inburgeren: wat is er leuk hier in Zeeland, en dus voor herhaling vatbaar? Nou, de hele rest wel, maar die crossen houd ik voor gezien.

In het algemeen ligt het niveau bij de Zeeuwse loopjes hoog. In Steenbergen vorige week werd ik 74e van 218 vrouwen, bij de meeste Zeeuwse lopen eindig ik ver in de achterhoede. Dat vind ik geen probleem, maar het valt me hier wel op. Bij de Oosterscheldeloop bijvoorbeeld had ik nog vier deelnemers achter me, van 96, terwijl ik mijn beste loopprestatie van die serie van 21 neerzette. Waar zijn de tragere Zeeuwse lopers?

 

Door |2025-04-26T16:52:35+02:0026 april 2025|Loop|0 Reacties

Eindelijk weer lekker zwemmen

Ik zwom op m’n lekkerst en snelst nu ruim vijf jaar geleden, net voor de eerste corona-lockdown. Dat was toen het resultaat van een cursus bij TriExperience. Wat ik toen vooral ervoer, was dat ik met mijn hele lichaam zwom, in plaats van met losse onderdelen. Dat was een fijn ‘holistisch’ gevoel en ik ging er harder door, vooral doordat ik met de inzet van mijn heupen via de rotatie van mijn lichaam extra dynamiek kon geven aan de stuwbeweging.

Toen kwam een periode zonder zwemmen, gevolgd door relatief veel openwaterzwemmen (nooit goed voor m’n techniek), wat blessureleed, meer lockdown, een paar cursussen die niet datzelfde effect hadden (waaronder, frappant genoeg, een herhaling van die cursus Powerstroke) – en terug vond ik dat gevoel nooit. Of hooguit eens een enkele slag. Ik ben er een paar keer dichtbij geweest, maar dan verrommelde het ook weer.

Want zo voelt het dan: in plaats van zwemmen als ‘one moving part’ (woorden die Adriene veel gebruikt) valt m’n slag dan uiteen in losse, net niet helemaal goed gecoördineerde onderdelen. Dan kan ik soms nog best wel aardig zwemmen, maar ten opzichte van dat gevoel van 2020 is het toch harken, en tien procent langzamer dan in 2020, soms wel meer zelfs. Frustrerend was het.

Vorig jaar harkte ik wel heel ernstig, en na het openwaterseizoen, dus vanaf oktober, ben ik daarom stevig mijn best gaan doen op de techniek. Het verbeterde wel weer iets, maar eigenlijk viel het me niet mee. Er was iets waar ik kennelijk geen grip op had, en waardoor het harken bleef. Een beetje beter harken misschien, maar niet wezenlijk anders. En ik bleef regelmatig dagen houden waarop ik ‘m helemaal niet raakte.

Dus, toen ik zag dat Zwemanalyse in Goes een gevorderdencursus organiseerde, heb ik me daarvoor ingeschreven, in de hoop op persoonlijke aandacht waardoor ik de ‘missing link’ kon vinden. Ik heb eerder dingen gedaan bij Zwemanalyse en de kleine groepen zijn daar de sterke kant van. De cursus begon 31 januari en bestond uit zes lessen van een uur op vrijdagavond, onregelmatig verspreid over de periode tot 11 april.

Persoonlijke aandacht kreeg ik zeker, want we waren maar met z’n drietjes! Bij de aandacht van trainer Conzuela kwam ook nog een geschreven uitwerking van een video-analyse (de plaatjes hieronder zijn daaruit).

Dat heeft gewerkt! Het is nog net niet helemaal stabiel, vooral niet als ik harder probeer te zwemmen, dus het is nog net niet zoals in 2020, maar ik kan wél weer zwemmen als één geheel, en m’n heupinzet gebruiken voor het stuwen. De eerste keer dat het allemaal weer in elkaar klikte was in de vierde les, en dat was een bijzonder moment. Mezelf zwemmend weer een geheel voelen raakte me.

De twee belangrijkste ontbrekende schakels in mijn techniek waren:

  • In het uitduwen naar achter, dus waar mijn hand bij mijn heup uitkomt, zorgen dat die hand in een hoek van 90 graden blijft, dus blijft duwen tegen het water tot het laatste moment. En niet uitdraait naar plat tegen mijn heup aan, met m’n pink naar boven:
    Dat was iets wat ik jaren geleden ook al eens gehoord had, maar compleet vergeten was. Daar had ik dus nul aandacht aan besteed sinds 2020.
  • Op dat moment van uitduwen met de andere hand écht helemaal naar voren strekken. Zo komt er tussen dat uitduwen en het strekken een soort spanning, waarmee dat de rotatie zich uit mijn heupen kan ‘voortplanten’ naar die uitduwende hand. Mezelf strekken, daar ben ik wel mee bezig geweest, maar het moest nog verder, nog actiever dan wat ik oefende, en dus in samenhang met het vorige punt. Die dagen dat ik ‘m helemaal niet raakte, dat zat hem vooral hierin. Kennelijk vind ik het lastig om ver genoeg uit te strekken als ik moe ben of er niet helemaal bij met mijn hoofd – dat merk ik nu ook nog.

Als ik deze twee dingen goed voor elkaar krijg, en daarbij ontspannen zwem, dan geeft dat weer dat gevoel van zwemmen met mijn hele lichaam. Zonder meer kracht te zetten zwem ik bovendien zo 1 à 2 seconden per baantje sneller. Er gingen nog twee andere cruciale stappen aan vooraf in de cursus die de voorwaarden schiepen:

  • Die ontspanning én voldoende roteren, die bereik ik door de schouder boven water helemaal ‘open te gooien’. Anders gezegd: die elleboog boven water moet omhoog. Daardoor kan m’n onderarm ontspannen hangen, met m’n vingertoppen bijna over het water scherend. We hebben in de cursus precies dit veel geoefend, onder andere door met de duim van die hand je schouder aan te tikken. Roteren oefende ik ook wel, maar ook net niet ‘fanatiek’ genoeg.
  • M’n hoofd goed in positie houden. Ik heb de neiging om te veel naar voren te kijken:
    (een gewoonte die – denk ik – een effect is van drukke zwembaden – zo voorkom ik tegen iemand aan te zwemmen). Bovendien wiebel ik ermee: ik til het op om adem te halen bijvoorbeeld. Als ik het recht en stil houd, kan ik m’n ruggengraat ervaren als stabiele, rechte lijn waaromheen ik roteer. Dat is vergelijkbaar met de ‘danda’ van yoga en ook met de ‘needle in cotton’ van chirunning. Dat gevoel had ik bij zwemmen nooit eerder gehad.

Daarbij is er nog één één ding dat ik weer minder ben gaan doen, en dat gaf ook troost: m’n beenslag. In de cursus vorig jaar ben ik daar veel mee bezig geweest. Ik kwam op alleen mijn benen amper vooruit en dacht al jaren dat ik daar wel iets enorm liet liggen. Mijn beenslag verbeterde door veel erop te oefenen wel, in de zin dat ik op alleen benen wat harder ging, maar ik zwom daar in zijn totaliteit bepaald niet harder door, en ik vond het zwaar. Conzuela raadde me aan terug te gaan naar die kleine beenslag van voorheen. Dan maar weinig met m’n benen doen doen. Ik zwem dan beter en ik spaar in de triathlon mijn benen ook nog eens voor het fietsen en lopen. Dat luchtte me op!

Dus: ik zwem eindelijk weer lekker. Ik ben sinds eind januari veel met techniek bezig geweest en niet met tempo, dus echt veel harder gaat het volgens mij nog niet. Zeker niet als ik sprint. Het bleek maar weer: een sprinter ben ik echt niet. In de laatste les zwom ik van ons drietjes het snelste setje van 4X100 honderd meter, maar veruit de langzaamste 50 meter voluit. Ik had daarbij wel m’n tijd het beste voorspeld, en dat leverde me een gouden badmuts op 😇:

Door |2025-04-25T15:06:07+02:0025 april 2025|Zwem|0 Reacties

Plasma geven kan geen kwaad

Ik had er in de Nederlandse media niet over gelezen, maar op het Belgische nieuws vandaag een gunstig bericht: uit onderzoek is gebleken dat plasma doneren geen negatieve invloed heeft op het sporten. Ik had zelf dat gevoel ook al niet, groot verschil met volbloed doneren, maar toch fijn om bevestigd te zien. Ik ga dus vrolijk verder als plasmadonor – één keer per maand ongeveer.

Door |2025-04-25T12:18:39+02:0025 april 2025|Triathlon algemeen|0 Reacties
Ga naar de bovenkant