Maandarchieven: april 2025

21 loopjes verzameld

Gisteravond heb ik de Oranjeloop gelopen in Krabbendijke. Dat is voorlopig het laatste loopje op de planning. Het was loopje nummer 21 sinds de Hobbeldebobbelloop op 16 november – in 24 weken dus. ‘Loopje’, schrijf ik bewust, niet ‘wedstrijd’, want er zaten drie georganiseerde trainingslopen bij en ik heb zelf ook lang niet alles als echte wedstrijd gelopen, dus er zelf een trainingsloop van gemaakt. Die van gister bijvoorbeeld: ik had nog moeie benen van een interval-fietstraining de dag ervoor en ik had ’s ochtends ook nog gezwommen, anders kwam ik deze week niet rond met het beperkte vakantierooster. Dus niet geweldig gelopen, gelukkig aan het eind wel lekker, goed getraind, en het was leuk, onder andere met muziek:

De verzameling van 21 loopjes was dus een bijzondere manier van trainen, en ook een voortzetting van de sportieve inburgeringscursus, want op twee na waren alle loopjes in Zeeland en dus ook weer manieren om mensen en plekken te leren kennen. Dat heeft opnieuw geweldig gewerkt!

De twee buiten de provincie waren wel memorabel, want dat was de eenmalige Tunnelrun over de nieuwe Blankenburgverbinding (A24 – ik heb er inmiddels drie keer met de auto gereden en dat blijft toch heel tof: ‘op deze snelweg heb ik hardgelopen!’) en vorige week samen met Nicole onze vijfde Vestingloop, in Steenbergen, waardoor we de verzameling vestinglopen nu compleet hebben. Die in het roze rechts van het midden ben ik:

En bij elke vestingloop krijg je een toffe medaille:

Het was een afwisselende verzameling: zeven onverharde parcoursen (vier Jaro-crossen, twee crossen uit de Zeeuwse crosscompetitie en de  Braakmantrail), twee halfverharde met strand en hoogteverschil (die Hobbeldebobbelloop, altijd leuk, en de halve marathon van Cadzand – qua parcours en weer de mooiste van de 21), die drie trainingslopen (twee op Zuid-Beveland, één op Walcheren), twee zwemlopen (de foto hieronder is van die in Hulst, de ander was in Vlissingen), en zeven wegwedstrijden, waaronder die twee buiten de provincie, nog een tweede halve marathon (Zwinstedenloop) en de Oranjeloop van gister. De drie die ik dan nog niet heb genoemd waren loopjes van AV’56: de Oliebollen-, Wallen- en Oosterscheldeloop.

Het gezelschap was ook afwisselend: een keer met Nicole dus, een paar keer ging ik alleen (gister, de zwemlopen, de trail) en de rest was met manlief. Inmiddels kennen we zo veel Zeeuwse lopers dat er altijd aanspraak is.

Ik heb in bijna alle loopjes veel lol gehad. Uitzondering waren die twee competitie-crossen, waar ik op achterstand laatste werd (Den Inkel) en zelfs ben uitgestapt toen ik met nog één rondje te gaan niemand meer voor me zag (Scheldesportcross Westdorpe). Op achterstand  laatste worden geeft me het gevoel er niet thuis te horen, dat vind ik echt helemaal niks. Die doe ik dus niet meer opnieuw – want ook dat is inburgeren: wat is er leuk hier in Zeeland, en dus voor herhaling vatbaar? Nou, de hele rest wel, maar die crossen houd ik voor gezien.

In het algemeen ligt het niveau bij de Zeeuwse loopjes hoog. In Steenbergen vorige week werd ik 74e van 218 vrouwen, bij de meeste Zeeuwse lopen eindig ik ver in de achterhoede. Dat vind ik geen probleem, maar het valt me hier wel op. Bij de Oosterscheldeloop bijvoorbeeld had ik nog vier deelnemers achter me, van 96, terwijl ik mijn beste loopprestatie van die serie van 21 neerzette. Waar zijn de tragere Zeeuwse lopers?

 

Door |2025-04-26T16:52:35+02:0026 april 2025|Loop|0 Reacties

Eindelijk weer lekker zwemmen

Ik zwom op m’n lekkerst en snelst nu ruim vijf jaar geleden, net voor de eerste corona-lockdown. Dat was toen het resultaat van een cursus bij TriExperience. Wat ik toen vooral ervoer, was dat ik met mijn hele lichaam zwom, in plaats van met losse onderdelen. Dat was een fijn ‘holistisch’ gevoel en ik ging er harder door, vooral doordat ik met de inzet van mijn heupen via de rotatie van mijn lichaam extra dynamiek kon geven aan de stuwbeweging.

Toen kwam een periode zonder zwemmen, gevolgd door relatief veel openwaterzwemmen (nooit goed voor m’n techniek), wat blessureleed, meer lockdown, een paar cursussen die niet datzelfde effect hadden (waaronder, frappant genoeg, een herhaling van die cursus Powerstroke) – en terug vond ik dat gevoel nooit. Of hooguit eens een enkele slag. Ik ben er een paar keer dichtbij geweest, maar dan verrommelde het ook weer.

Want zo voelt het dan: in plaats van zwemmen als ‘one moving part’ (woorden die Adriene veel gebruikt) valt m’n slag dan uiteen in losse, net niet helemaal goed gecoördineerde onderdelen. Dan kan ik soms nog best wel aardig zwemmen, maar ten opzichte van dat gevoel van 2020 is het toch harken, en tien procent langzamer dan in 2020, soms wel meer zelfs. Frustrerend was het.

Vorig jaar harkte ik wel heel ernstig, en na het openwaterseizoen, dus vanaf oktober, ben ik daarom stevig mijn best gaan doen op de techniek. Het verbeterde wel weer iets, maar eigenlijk viel het me niet mee. Er was iets waar ik kennelijk geen grip op had, en waardoor het harken bleef. Een beetje beter harken misschien, maar niet wezenlijk anders. En ik bleef regelmatig dagen houden waarop ik ‘m helemaal niet raakte.

Dus, toen ik zag dat Zwemanalyse in Goes een gevorderdencursus organiseerde, heb ik me daarvoor ingeschreven, in de hoop op persoonlijke aandacht waardoor ik de ‘missing link’ kon vinden. Ik heb eerder dingen gedaan bij Zwemanalyse en de kleine groepen zijn daar de sterke kant van. De cursus begon 31 januari en bestond uit zes lessen van een uur op vrijdagavond, onregelmatig verspreid over de periode tot 11 april.

Persoonlijke aandacht kreeg ik zeker, want we waren maar met z’n drietjes! Bij de aandacht van trainer Conzuela kwam ook nog een geschreven uitwerking van een video-analyse (de plaatjes hieronder zijn daaruit).

Dat heeft gewerkt! Het is nog net niet helemaal stabiel, vooral niet als ik harder probeer te zwemmen, dus het is nog net niet zoals in 2020, maar ik kan wél weer zwemmen als één geheel, en m’n heupinzet gebruiken voor het stuwen. De eerste keer dat het allemaal weer in elkaar klikte was in de vierde les, en dat was een bijzonder moment. Mezelf zwemmend weer een geheel voelen raakte me.

De twee belangrijkste ontbrekende schakels in mijn techniek waren:

  • In het uitduwen naar achter, dus waar mijn hand bij mijn heup uitkomt, zorgen dat die hand in een hoek van 90 graden blijft, dus blijft duwen tegen het water tot het laatste moment. En niet uitdraait naar plat tegen mijn heup aan, met m’n pink naar boven:
    Dat was iets wat ik jaren geleden ook al eens gehoord had, maar compleet vergeten was. Daar had ik dus nul aandacht aan besteed sinds 2020.
  • Op dat moment van uitduwen met de andere hand écht helemaal naar voren strekken. Zo komt er tussen dat uitduwen en het strekken een soort spanning, waarmee dat de rotatie zich uit mijn heupen kan ‘voortplanten’ naar die uitduwende hand. Mezelf strekken, daar ben ik wel mee bezig geweest, maar het moest nog verder, nog actiever dan wat ik oefende, en dus in samenhang met het vorige punt. Die dagen dat ik ‘m helemaal niet raakte, dat zat hem vooral hierin. Kennelijk vind ik het lastig om ver genoeg uit te strekken als ik moe ben of er niet helemaal bij met mijn hoofd – dat merk ik nu ook nog.

Als ik deze twee dingen goed voor elkaar krijg, en daarbij ontspannen zwem, dan geeft dat weer dat gevoel van zwemmen met mijn hele lichaam. Zonder meer kracht te zetten zwem ik bovendien zo 1 à 2 seconden per baantje sneller. Er gingen nog twee andere cruciale stappen aan vooraf in de cursus die de voorwaarden schiepen:

  • Die ontspanning én voldoende roteren, die bereik ik door de schouder boven water helemaal ‘open te gooien’. Anders gezegd: die elleboog boven water moet omhoog. Daardoor kan m’n onderarm ontspannen hangen, met m’n vingertoppen bijna over het water scherend. We hebben in de cursus precies dit veel geoefend, onder andere door met de duim van die hand je schouder aan te tikken. Roteren oefende ik ook wel, maar ook net niet ‘fanatiek’ genoeg.
  • M’n hoofd goed in positie houden. Ik heb de neiging om te veel naar voren te kijken:
    (een gewoonte die – denk ik – een effect is van drukke zwembaden – zo voorkom ik tegen iemand aan te zwemmen). Bovendien wiebel ik ermee: ik til het op om adem te halen bijvoorbeeld. Als ik het recht en stil houd, kan ik m’n ruggengraat ervaren als stabiele, rechte lijn waaromheen ik roteer. Dat is vergelijkbaar met de ‘danda’ van yoga en ook met de ‘needle in cotton’ van chirunning. Dat gevoel had ik bij zwemmen nooit eerder gehad.

Daarbij is er nog één één ding dat ik weer minder ben gaan doen, en dat gaf ook troost: m’n beenslag. In de cursus vorig jaar ben ik daar veel mee bezig geweest. Ik kwam op alleen mijn benen amper vooruit en dacht al jaren dat ik daar wel iets enorm liet liggen. Mijn beenslag verbeterde door veel erop te oefenen wel, in de zin dat ik op alleen benen wat harder ging, maar ik zwom daar in zijn totaliteit bepaald niet harder door, en ik vond het zwaar. Conzuela raadde me aan terug te gaan naar die kleine beenslag van voorheen. Dan maar weinig met m’n benen doen doen. Ik zwem dan beter en ik spaar in de triathlon mijn benen ook nog eens voor het fietsen en lopen. Dat luchtte me op!

Dus: ik zwem eindelijk weer lekker. Ik ben sinds eind januari veel met techniek bezig geweest en niet met tempo, dus echt veel harder gaat het volgens mij nog niet. Zeker niet als ik sprint. Het bleek maar weer: een sprinter ben ik echt niet. In de laatste les zwom ik van ons drietjes het snelste setje van 4X100 honderd meter, maar veruit de langzaamste 50 meter voluit. Ik had daarbij wel m’n tijd het beste voorspeld, en dat leverde me een gouden badmuts op 😇:

Door |2025-04-25T15:06:07+02:0025 april 2025|Zwem|0 Reacties

Plasma geven kan geen kwaad

Ik had er in de Nederlandse media niet over gelezen, maar op het Belgische nieuws vandaag een gunstig bericht: uit onderzoek is gebleken dat plasma doneren geen negatieve invloed heeft op het sporten. Ik had zelf dat gevoel ook al niet, groot verschil met volbloed doneren, maar toch fijn om bevestigd te zien. Ik ga dus vrolijk verder als plasmadonor – één keer per maand ongeveer.

Door |2025-04-25T12:18:39+02:0025 april 2025|Triathlon algemeen|0 Reacties

Feel the fear and swim anyway

Ik had de laatste tijd af en toe per e-mail wat contact met Juanita, naar aanleiding van mijn boek. Zij stuurde mij een link naar een gastblog dat ze schreef voor Swim in Balance over hoe ze daar leerde met plezier te zwemmen door haar waterangst te overwinnen. Ik mailde terug: wat een fraai voorbeeld van motto (en boektitel) ‘feel the fear and do it anyway’! En dat je op je 48e nog wat goed kunt maken van wat er in je kindertijd mis is gegaan – waarmee je ook iets aan je identiteit verandert. Dat is inderdaad wat sport kan doen. Dus: lees die blogpost! En Swim in Balance ga ik in de gaten houden.

 

Door |2025-04-22T10:31:51+02:0022 april 2025|Boeken, Zwem|0 Reacties

Halverwege

Kattendijke, vlakbij start en finish van de Oosterscheldeloop

Mijn trainingsschema voor de halve triathlon op 7 juni begon op 10 februari. Dat betekent dat ik nu halverwege ben. Dat is een raar idee. Het voelt alsof ik nog weinig heb gedaan, behalve dan af en toe lang lopen. En die halve triathlon komt hard dichterbij zo. De tijd is gevlogen.

Ter illustratie: vorige week deed ik voor het eerst dit seizoen een fietstraining met korte, intensieve intervallen buiten, in plaats van in Zwift. Dat ging goed maar een beetje rommelig, en toen dacht ik: ik mag hier wel eens wat meer structuur in aanbrengen. Toen realiseerde ik me: ja, voor nog drie keer. Dat is alles al. Schrik!

Maar: het gaat goed, dat schreef ik vorige week ook al. Dat gevoel van ‘weinig gedaan’ is een goed teken. Een passend schema is immers niet loodzwaar, maar zorgt voor consistente kleine stapjes vooruit. Die stapjes zijn soms in trainingen amper te merken en soms is het dan ook bijna niet te geloven dat de vooruitgang er is.

Afgelopen zaterdag kreeg ik een prettige bevestiging van de progressie: bij de Oosterscheldeloop overtrof ik mijn eigen verwachtingen op wat in mijn schema ‘snelle duurloop’ heet (15 kilometer): ik liep onder de 6’/km. Dat is van jaren her. Het ging nog vrij makkelijk ook, tot op 3,5 kilometer voor het einde – dat laatste stuk was met tegenwind, dus dat was doorbijten, maar dat lukte. Prachtige loop trouwens, in – alweer – stralende zon!

Het ‘hard dichterbij komen’ is eigenlijk ook okee. Want ik ben er bijna klaar voor. Of liever gezegd: als ik morgen of nouja, zeg volgende week, een halve triathlon zou moeten doen, dan had ik eigenlijk maar één echte zorg, en dat is hoe m’n rug na drie uur van de triathlonfiets af zou komen. Die houding is immers vrij zwaar, en die rug moet dan nog 21 kilometer lopen ook en daar heb ik ‘m ook hard bij nodig. Daar heb ik dus nog trainingsarbeid te verrichten. Ik zit op dik twee uur in die houding nu, daar moet nog een beetje bij en koppeltrainingen met lopen. Daar heb ik nog de tijd voor en dat is dan ook prioriteit #1 de komende weken.

Op het punt van de houding opbouwen had ik bij het maken van mijn schema één ding over het hoofd gezien, zo realiseerde ik me gaandeweg: dat er met maar één duurtraining op de triathlonfiets per twee weken minstens twee maar soms, met een rust- en herstelweek ertussen of wat schuiven in m’n schema, zelfs meer weken tussen die trainingen in zitten. Dat is te lang, dan raak ik steeds tussendoor kwijt wat ik heb opgebouwd. Ik improviseer wat om dat op te lossen en er elke week mee bezig te zijn: een extra training op die fiets in de rust- en herstelweek, een intervaltraining verlengen, en wat ook zou kunnen: een lange duurtraining op twee verschillende fietsen, dus met een ‘overstap’ thuis. Dat is nog niet uitgekomen, maar zou ook kunnen.

De consequentie van het belang van die houdingsopbouw is overigens wel dat ik minder op mijn nieuwe fiets rijd dan gehoopt. Dat doet nou even pijn, maar is een kwestie van geduld.

Iets anders wat ik nog niet heb gedaan is in open water zwemmen – meer dan m’n wekelijkse dip. Dat kan ook nog niet, gezien de watertemperatuur. Die kruipt omhoog – de nachten zijn koud. Zal wel goed komen. Als ik naar het zwembad ga, zwem ik altijd wel zo rond die 1900 meter, met vaak ook nog wel ‘fratsen’ (andere slagen, techniekoefeningen) erbij. Non-stop zou ik taai vinden maar het zou wel lukken. Hopelijk een paar keer doen in de Oosterschelde vanaf half mei.

De rest van de tweede helft van m’n opbouw brengt me hopelijk in zo goed mogelijke vorm aan de start op 7 juni. Door nog meer van die kleine stapjes dus. De structuur en doelgerichtheid van zo trainen vind ik fijn. Als het zo lekker blijft gaan als nu, is het dus alleen maar leuk!

 

Door |2025-04-03T15:47:15+02:006 april 2025|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties
Ga naar de bovenkant