Het marathonverhaal deel 2: tijdens
Ik ben rustig begonnen met lopen, en dat ging eigenlijk prima. We gingen meteen de Bosporusbrug over, van Azië terug naar Europa:
Vervolgens liepen we door de wijken Besiktas en Karaköy naar de Galatabrug, daarover en meteen langs de Gouden Hoorn heen en weer tot Eyüp, en toen omhoog en omlaag naar de andere oever. Die eerste helft gingen de kilometers snel voorbij, ik liep wat ik wilde lopen (6’30), hooguit was mijn hartslag vreemd hoog bij dat tempo, maar dat zal wel van de kick van het evenement geweest zijn. Ik keek mijn ogen uit, op de andere lopers (120 nationaliteiten!) en het parcours. Af en toe zei er iemand iets over Rotterdam of Feyenoord, en na kilometer 14 had ik een Duits sprekend Turks ‘maatje’ met wie ik samen opliep. Eten en drinken ging prima, en de temperatuur was voor mij ideaal.
So far, so good. Hier ga ik, als je goed kijkt, op 5 kilometer ongeveer:
Na de 21 kilometer, die ik aflegde in ongeveer 2 uur 20, ging ik mijn benen wel een beetje voelen. Mentaal was het even zwaar toen mijn horloge 400 meter eerder al dat halverwege-punt aangaf. Henk had precies hetzelfde gehad: ineens waren daar 400 meter extra. Bovendien begon daar het saaie gedeelte van het parcours: tot een paar kilometer voor de finish was het heen en weer over een brede boulevard met vooral flats en schuttingen erlangs. Er viel niet veel te zien, alleen af en toe een glimp zee. Zo werden de kilometers toen vrij plotseling een stuk taaier.
En de pijn in mijn benen nam toe. Wel ‘gewone’ pijn: in de bovenbeenspieren die de klappen opvangen. Tegen de 30 hadden ze het echt totaal gehad, en moest ik gaan wandelen. Vanaf dat moment heb ik denk ik de helft nog een beetje hardgelopen, al was dat amper meer harder dan het wandelen van de andere helft. Wat me meeviel, was dat ik dus alleen maar die ‘gewone’ vermoeidheidspijn voelde, van benen die erdoorheen zaten, niks blessure-achtigs, niks kapot.
Maar wat ik meteen onder ogen moest zien, was dat ik die lange hardloopkilometers bijna per kilometer moet bevechten. In de duurlopen van de afgelopen maanden ging ik eerst na 21 kilometer dood, toen na 23. toen na 26, en tijdens de marathon dus na 30. Dat past in het plaatje: mijn benen vinden lang lopen moeilijk. Maar stiekem had ik toch een beetje gehoopt dat ik op de adrenaline van het evenement mezelf had kunnen overtreffen en wel 42 km had kunnen hardlopen. Niet dus. Geen idee wat ik had gekund met voldoende slaap, een rustiger aanloop en stabielere hormonen (ik werd tijdens de marathon ongesteld, hoe krijgt de overgang het toch voor elkaar, dat gerommel, ik had het dagen eerder verwacht), maar ik denk dat het realistisch is om me niet rijk te rekenen: dat had hooguit een paar kilometer gescheeld, maar geen 12.
Bovendien weet ik nu ook waar ik aan toe ben voor wat betreft de Ironman: dat gaat ‘m niet worden zonder wandelen. Ik zal me er eens in gaan verdiepen wat een goede tactiek is, ervan uitgaande dat ik ongeveer tweederde zal hardlopen en de rest, zo’n 14 km, wandelen. De enige manier waarop ik namelijk wél denk 42 km te kunnen hardlopen, zou te veel trainen vergen: vanaf nu duurlopen tot aan 40 km. Dat is niet alleen voor mijn lijf te belastend, zal ik maar zeggen… misschien zit het er wel nooit in, de hele marathon hardlopen, voor mijn lijf.
Enfin, dat soort dingen liep ik dus te denken, die laatste 12 kilometers. En ook: dat het niet zien zitten van tevoren ook wel bij mij past – iets te veel wedstrijdspanning, of liever gezegd: wedstrijddoem. Dat mag ik nog wel wat leren te relativeren.
Desalniettemin vermaakte ik me ook die 12 kilometers nog goed. Op kilometer 32 liet mijn maatje me in de steek: hij kon meer blijven hardlopen dan ik. ik liep nog een tijdje op met een enthousiaste Fenerbahce-fan, die me denk ik heeft proberen uit te leggen hoe veel doelpunten Pierre van Hooijdonk in één jaar had gescoord, maar hij sprak alleen maar Turks. Desalniettemin wel leuk.
Om me heen werd verder ook veel gewandeld, en ook nog wel wat uitgestapt. Hier en daar waren ze zelfs ook al een beetje aan het opruimen, want ja, het einde naderde. Ik besefte dat ik niet helemaal moest gaan lopen sloffen, want de limiettijd was 5,5 uur. Dat moest wel kunnen lukken, zeker toen ik in de laatste kilometers kwam, toen het parcours weer interessanter werd: van die ‘snelweg’ af, met een klimmetje door een park naast de Haga Sofia over het Sultanahmetplein naar de Blauwe Moskee, de finish was op het Hippodroom. Mensen die Istanbul kennen, kunnen zich daar vast wel enig kippenvel bij voorstellen. Dat werd nog versterkt door de toejuichingen van het publiek daar. Langs die snelweg was het stilletjes geweest, maar hier stonden mensen óók enthousiast voor deze achterhoede.
Zo haalde ik de finish, na 5 uur en 16 minuten (zie mijn Movescount). Ik vind dat géén tijd voor een marathon, laat ik daar eerlijk over zijn; als je me dat van tevoren had verteld, had ik misschien ‘laat maar’ gedacht. Alhoewel…. want dit was een trainingsloop voor de Ironman, ja toch? Maar heb ik nou een marathon ‘gelopen’ of niet? Ik had al eerder 42 km gewandeld, en ook nu heb ik moeten wandelen. Dat voelt niet helemaal ‘echt’. Maar ik sta wel degelijk in de uitslag, en de medaille die ik kreeg, is heus echt!
Meteen over de finish trof ik manlief, die daar 1 uur en drie kwartier had staan wachten – want hij was na 3 uur 31 gefinisht en daar dik tevreden mee. Zo kon het post-marathon-gedeelte van ons bezoek aan Istanbul beginnen.
Ik moet zeggen: ik was óók blij dat het allemaal goed was verlopen. Want het nieuws uit Parijs had ons ook bereikt, en als kwetsbaar ervoer ik het toch wel, die grote menigte lopers. Maar gelukkig, voor zover ik heb gezien was alles alleen maar positief en vreedzaam.