Mijn sportieve achtergrond

Ik had op school een enorme hekel aan gym. Ik haalde steevast een zesje. We deden allemaal van die stomme dingen en ik heb er niets van geleerd, eerder halve trauma’s aan overgehouden  Toen ik eindexamen deed, sprak ik met mezelf af nooit meer te volleyballen, en daar heb ik me aan gehouden. En ik herinner me die keer dat de gymjuf probeerde me in een vogelnestje te vouwen in de ringen en toen zei ‘het lijkt wel alsof jij geen zwaartepunt hebt’.

Nou heb ik dat wel degelijk, maar het ligt wel bijzonder laag: met lange, sterke, gespierde benen en een iel en erg mobiel bovenlijf ben ik absoluut niet geschapen voor turnen. En mijn wat gebrekkige dieptezien maakt me ook geen liefhebber van balsporten.

Maar die benen, die bleken wel graag te wandelen en te fietsen, en hard te lopen zelfs ook. Dat heb ik allemaal gaandeweg ontdekt, met roeien ook nog als tussenstap. Roeien was de eerste sport die ik ook competitief deed, in de laatste jaren van de vorige eeuw.

Vanaf de eeuwwisseling ben ik steeds meer gaan fietsen. Ik was onder de indruk van het levensverhaal van Lance Armstrong (ja, sorry hoor, maar wist ik veel toen, en eigenlijk kan het me nog steeds niet zo veel schelen als ik bedenk hoe veel inspiratie hij me gegeven heeft, en ik heb niet eens zelf kanker, zeg maar), wilde de Ride for the Roses rijden, en leende dus een racefiets. Van het een kwam het ander, en in de loop der jaren vestigde ik een afstands-PR van 320 kilometer (Rondje Zuiderzee), reed ik de toerversies van klassiekers als Luik-Bastenaken-Luik en de Amstel Gold Race (allebei zo’n 250 heuvelachtige kilometers), reed ik in de Alpen en de Pyreneeën, en bovendien ook dwars door Afrika (10.000 kilometer). Maar dat niet alleen: ik leerde mijn man kennen op de fiets en ik ging over fietsen schrijven. Ik werd ‘fietsvrouw’.

Na die reis door Afrika kwam mijn fietsen een beetje in een wak omdat ik niet meer zo goed wist hoe ik mijn grenzen nog kon verleggen. Eind 2009 ben ik daarom weer een beetje begonnen met hardlopen, nadat ik dat jarenlang niet had gedaan vanwege de blessuregevoeligheid ervan. Geen slecht idee, want dat werd de eerste van een serie winters waarin fietsen geen lolletje was vanwege een boel sneeuw en kou. Het lopen ging aardig, tot een kilometer of tien, langer bleek best lastig.

In al die jaren was ik ook altijd bezig om dat iele bovenlijf een beetje in vorm te houden. Ik fitnesste en bodyshapete, en ging een enkele keer zwemmen (schoolslag). In de zomer van 2011 ging ik wat vaker zwemmen, en toen bedacht ik dat ik nu de drie sporten bij elkaar deed van de triathlon. Die kende ik vooral van die van Binnenmaas, waar manlief elk jaar aan meedeed. Zou dat ook wat voor mij zijn?

Nouja, ja dus. En van het een kwam het ander, en nu ben ik acht achtste triathlons, vier kwarten en één eenderde (Oud-Gastel) verder. Ik heb leren borstcrawlen bij Tri-Experience, mede dankzij het trainen bij Rotterdam Atletiek langere loopafstanden onder de knie gekregen, en ik durf daarom zo’n ambitieus doel te stellen als de hele triathlon. Vooral aan dat lopen ga ik nog een aardige kluif hebben, maar ik houd wel van dat soort kluiven.

En soms denk ik dus wel eens: die gymjuffen van vroeger zouden me eens moeten zien….