Zwem

Terugblik: het sporten sindsdien

De eerste keer dat ik na de Ironman weer naar Bodybalance ging, vond ik het emotioneel om te voelen hoe groot het verschil was met ervoor. Weg de permanente focus op dat ene doel, weg de altijd aanwezige voorzichtigheid van ‘wel heel blijven!’, welkom ontspanning, en ook: welkom veel meer lef om mijn grenzen op te zoeken.

Bij zwemmen durfde ik zo mezelf ineens weer wel pijn te doen – ik heb bijna anderhalf jaar lang voorzichtig gezwommen, enerzijds omdat ik nog altijd in mijn schouder het restant van de peesontsteking voelde (bijna weg nu) en anderzijds omdat met het zwemmen van die lange afstanden, het steunen op het aerostuur van de triathlonfiets en de kracht- en stabiliteitsoefeningen mijn schouders doorlopend zwaar belast waren, en ik ze zeker niet over het randje wilde duwen. Niet dat ik dat nu wel wilde, maar ik kon wel weer eens een gokje wagen – de paddles weer eens opzoeken bijvoorbeeld.

De lange periode zonder iets te ‘moeten’ qua duur of snelheid maakte dat ik een lange rust- en overgangsperiode inging. Ik ben net vorige week weer begonnen met opbouwen. Dat was lekker: niks moest per se, in geval van twijfel ging ik niet sporten, ik hoefde niet te ‘bijten’ op iets moeilijks en ik stopte zodra ik ergens iets vervelends voelde. Al met al heb ik nog best wel veel gedaan, maar weinig met snelheid en/of duur. En zo ontstond er ruimte om met techniek aan de slag te gaan. Ik heb op dat vlak zowel bij het zwemmen als bij het hardlopen een stap vooruit gezet.

Voor het zwemmen heb ik opnieuw een cursus gedaan bij Zwemanalyse. Net als twee jaar terug de elite-cursus bij trainer Roy, waar ik eigenlijk te langzaam voor ben maar wel ervaren genoeg. Je hebt dan maar drie keer les, maar wel intensief: twee uur lang, in een klein groepje (4 à 6) en met video-analyse ter plekke en naderhand uitgeschreven.

Er vielen allerlei kwartjes en om een lang verhaal kort te maken: bij de laatste les deden we een CSS-test en de 400 meter die ik toen zwom, was mijn snelste ooit. En dat terwijl ik een pittige werkdag achter de rug had en me voor mijn gevoel een beetje naar het zwembad toe had gesleept, dus er eigenlijk niets van had verwacht. Progressie! Voor het eerst in jaren! Ik zwem m’n CSS-baantjes nu zo’n 2 seconden sneller dan ooit eerder,  en als ik dit weet uit te bouwen, komt de kilometer onder de 20 minuten echt in zicht.

Over de techniek: Ik had het eerst vervelend gevonden om te moeten onderkennen dat mijn grootste techniekfout van twee jaar geleden, het achteruit trekken van mijn elleboog in plaats van stuwen met hand en onderarm. Dat is te zien op deze foto – het beeld is een still uit de video van het laatste baantje van mijn 400-meter-PR, overgenomen uit Roy’s laatste analyse. Ik ben dus best een beetje moe en die elleboog zou eigenlijk boven mijn hand moeten zijn:

Ik weet niet of ik dat ooit helemaal af ga leren maar ik geloof dat ik nu eindelijk echt weet waar ik de verbetering daarvan moet zoeken.

Bovendien heb ik (denk ik) wat kleinere verbeteringen gemaakt. Ik was misschien hier en daar wat hypercorrect geworden in het uitstrekken, de hoge elleboog en de ‘traagheid’ van de glijslag, en daardoor geforceerd gaan zwemmen. Mijn ritme is iets omhoog, ik steek dynamischer in en hoop dat het met die elleboog nu goed gaat. Aandachtspunt is nog om m’n hand niet weg te draaien voordat m’n slag af is, daar was ik me niet van bewust en ik heb de indruk dat alleen al dat beter doen wezenlijk scheelt. 

Sommige verbeteringen voelen ontspannener voor mijn schouder, en daar was ik ook naar op zoek. Ik voel de slag nu meer in mijn bovenrug dan  in mijn schouder ‘aankomen’ als ik zwaarder train, dat is goed. Ik ben benieuwd of het ook scheelt voor die verkleumende handen in het open water. Vooralsnog train ik lekker verder op duur, kracht en techniek. De lol daarin is ook weer helemaal terug. Voor het eerst in drie jaar is er wezenlijke progressie!

De lessen bij Zwemanalyse zijn bovendien erg leuk – ook al is het altijd even slikken om jezelf op video te zien. Twee uur lang bestaat de wereld uit niets anders dan zwemtechniek, en dat is naast leerzaam ook heel ontspannend! En dan krijg je aan het eind ook nog een heus soort zwemdiploma:

Certificaat borstcrawlcursus

Dan het lopen. Al langer had ik interesse voor ‘barefootrunning’. Bij de Chi-running in mei liet Annemarie de schoenen daarvoor voelen en zien – tsjonge, wat lekker licht! Bovendien zou het volgens haar heel goed bij die techniek passen en hem ook stimuleren. Ik heb altijd graag op blote voeten gelopen, deed vroeger op het strand niet anders, ook hardlopend over langere afstanden. En toen ik wat ging lezen erover, dacht ik: zit wat in. Maar ermee gaan experimenteren in de aanloop naar de Ironman, dat ging niet, want je moet die andere belasting voor je voeten rustig opbouwen.

Een paar dagen na de Kustmarathon zat ik al bij natuurlijkhardlopen.nl en ik kwam thuis met deze schoenen: licht, geen demping, zero drop (geen hoogteverschil tussen voor en achter) en met veel teenruimte:

schoentjes

En daarbij kreeg ik een opbouwschema dat ik in grote lijnen braaf gevolgd heb, soms zelfs op helemaal blote voeten op de loopband in de sportschool, dat loopt ook erg lekker:

img
Dat viel nog niet mee, want ondanks mijn goede getraindheid kwam deze nieuwe vorm van lopen keihard aan op mijn kuiten (m. soleus vooral) – meer dan op mijn voeten. De stap van 5 naar 8 minuutjes bijvoorbeeld, toen kon ik de volgende ochtend amper de trap af komen van de spierpijn. Waarschijnlijk maak ik bij  het lopen nu pas voor het eerst  echt gebruik van de elasticiteit van mijn achillespees. Elastischer, dat is hoe het voelt: dat ik makkelijker de ‘stuiter-energie’ kan benutten – dat heet ook wel ‘reactiviteit’. Ik loop op ‘de schoentjes’ dan ook veel makkelijker harder – wat ook wel een beetje een valkuil is vanwege die kuitspieren (niet te hard, niet te hard, niet te hard!).

Ik heb het einde van het schema net voor kerst gehaald, maar waar het al die maanden lang net goed ging, joeg ik toen m’n kuitspieren wel even over de kling. Van een duurloop op 1e kerstdag ben ik terug komen strompelen en de training erna moest ik overslaan. Gewoon lopen gaat weer goed maar ik moet met de schoentjes weer een stapje terug doen. Ik weet ook nog niet zo goed hoe ik het opbouwen daarmee kan combineren met nu weer echt gaan trainen. Ik deed duurloopjes wel zo dat ik eerst op die schoentjes liep, terug thuis uitkwam en dan m’n gewone schoenen aantrok voor de resterende  kilometers. Twee weken terug heb ik een keer een deel van de RA-training erop gedaan, maar dat omkleden kost vrij veel tijd. En voor een succesvolle marathon moet ik voorzichtig zijn met die kuiten.

Het is dus nog een beetje zoeken, maar ik wil er wel mee verder, zeker om er regelmatig op te blijven trainen om zo mijn techniek vooruit te helpen. En misschien wel om er helemaal op over te gaan. Als ik ervan overstap op gewone schoenen, ervaar ik die als vreemd ‘wegzakkerig’ zacht, zoiets als een te zachte matras, en die dikke hak zit in de weg.

Sinds half november ben ik ook nog op een andere manier met mijn looptechniek bezig, want ik doe een opleiding, maar daarover een andere keer meer. Belangrijkste accent op dit moment is mijn armzwaai – dat ik meer met mijn armen ga doen en minder roteer in mijn schouders. Daartoe ben ik ook weer fors bezig met core stability: het planken heb ik op iets lager niveau bijgehouden en ga ik nu weer opbouwen, en ik doe andere buikspieroefeningen. Alles om dat ‘geschommel’ eruit te halen en die reactiviteit beter te kunnen benutten.

Ook al is het nog steeds moeilijk om  het bij ‘gewoon’ lopen goed te doen, toch loop ik voor mijn gevoel beter. Ik was ook niet ontevreden over hoe het er op dit filmpje uitzag. Wel houd ik daar mijn heupen kunstmatig stijf, ook weer zo’n hypercorrectie-dingetje (tegen het roteren) en is er een verschil tussen rechts en links, waarvan ik niet precies weet hoe het komt, misschien gewoon door m’n scheve knie rechts. Links gaat beter, met ook een betere middenvoetslanding bijvoorbeeld.

Dan nog over de rest. Ik bodybalance weer en merk daar progressie bij. Ik doe wat krachttraining en extra rekken voor mijn liezen en sartorius, vanwege de overbelasting daarvan bij zowel Ironman als Kustmarathon.

Ik ben ook weer een nieuwe poging aan het wagen om van die eindeloze bekken-scheefstand-problemen af te komen, met Krullaards Perfect Rest (KPR). Ik had namelijk als restant van de blessure van anderhalf jaar geleden nog steeds van die ‘vlagen’ waarop er iets scheeftrok rond mijn linkerheup/bekken/onderrug, doortrekkend naar mijn schouder, en waar noch fysiotherapeut noch chiropractor raad voor wisten, omdat het meer een banden- dan een gewrichtenprobleem was (kennelijk). Niet heel veel last van, maar wel hinderlijk. Na twee behandelingen weet ik nog niet of het het echt gaat oplossen, maar ik geef het nog niet op. Het gaat vooral op en neer nog.

Bij die KPR-behandeling horen ook oefeningen (ik oefen me een ongeluk) en inlegzooltjes die onder je hiel een beetje ‘wiebelen’, waardoor je bekken gestimuleerd wordt om zelf beter z’n balans te zoeken. Die lopen prima, maar ze hebben één nadeel: ook die zijn belastend voor m’n kuiten. Dat ik mijn kuiten vlak voor kerst overbelastte, lag mede aan de bijna 18 km die ik die week op die zooltjes heb gewandeld. Ik ben me toch sterke kuiten aan het kweken, niet normaal!

O, en het fietsen? Nou, daar is die bekkenbehandeling zeker ook op gericht. Ik had immers net voor de Ironman last gekregen van mijn rechterknie, en waarschijnlijk lag dat ook aan ergens iets scheefs of anderszins afwijkends in de buurt van heup/bekken, als ik diep zit – op andere fietsen dan de triathlonfiets heb ik er geen last van. Ik heb dat eerst met de chiropractor geprobeerd en later dus met KPR. De laatste keer op de triathlonfiets, met oudjaar, had ik daarop ook geen last meer, maar het voelde nog wel een beetje raar. Ik heb goede hoop dat het helemaal goed gaat komen.

Heel vaak heb ik het niet uitgeprobeerd, dat fietsen op de triathlonfiets. Want het fietsen stond zo’n beetje stil, zoals elk jaar in deze tijd. Althans, zo ervaar ik dat dan, maar ik heb toch nog wel eens een week van in totaal 7 uur gemaakt, en altijd wel minstens iets van 3 – dat is wat ik ‘niet fietsen’ noem, want echt gericht trainen is dat niet. Het is op de stadsfiets, en af en toe op de Afrika-fiets woon-werk heen en weer naar Den Haag. Dat loopt soms best wel op, en zo onderhoud ik mijn fietsconditie dus wel, dat gaat elke winter zo en dan bouw ik daarop makkelijk verder.

Alles bij elkaar heb ik dus vooral vaak gesport, met veel aandacht voor techniek, maar niet lang of hard, en een beetje naar hoe het uitkwam. Mijn Movescount-overzicht is dan ook een ratjetoe met op het oog veel lopen (de lengte van het streepje duidt de tijdsduur aan): 

Allerlei symbooltjes
Dat ziet er heftiger uit dan het was. Lopen was soms maar een kwartier, met nog wandelen ertussendoor ook – op die nieuwe schoentjes. De langste training, die groene, was dat wandelen, en bij een paar er lang uitziende hardlooptrainingen heb ik meer stilgestaan dan gelopen, vanwege alle instructie. Of zo’n dag als de een-na-laatste bijvoorbeeld, de dag voor kerst – drie keer getraind??? Nee, één keer naar de sportschool gegaan, daar eerst spinning gedaan (omdat het te hard woei voor buiten fietsen), daarna een kwartier op blote voeten op de loopband, en daarna nog wat kracht- en souplesse-oefeningen. En eigenlijk de allereerste dag van weer opnieuw gaan opbouwen ook, 24 december – spinning had ik sinds half augustus niet meer gedaan!

Ik heb die lange overgangsperiode als leuk en nuttig ervaren. Om goed te herstellen, maar ook om techniek zó op de eerste plaats te kunnen zetten, omdat er voorlopig toch niets ‘moet’ aan duur of snelheid. Dat ‘hoort’ weliswaar eigenlijk zo, bij goeie triathlon-periodisering, maar ik had het nooit zo welbewust gedaan. Met nieuwe dingen bezig zijn en iets leren – er is niets wat mij zo motiveert! 

Ik heb dus voor mijn gevoel wel weer een nuttige stap gezet. Ik ben benieuwd wat dat gaat opleveren nu ik weer ga opbouwen voor het nieuwe seizoen. Over de triathlonplannen daarvoor een andere keer.

 
Door |2017-01-04T10:23:34+01:004 januari 2017|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|2 Reacties

Terugblik: de twee nawee-evenementen

Ik hoopte al voor mijn Ironman dat ik in de ‘naweeën’ ervan nog twee evenementen zou kunnen doen die allebei best zwaar waren, maar die ik dan zou kunnen doen op de al opgebouwde vorm, dus zonder er opnieuw voor te trainen. Dat ging vooral afhangen van de mate van herstel, en, in het eerste geval, ook nog van het weer. Welnu, het is allebei gelukt en het was allebei erg leuk. Daar houd je dan dit soort parafernalia aan over:
 
O.a. medaille, badmuts en startnummer
Het eerste evenement was de Branderszwemtocht in Schiedam. Die had ik vorig jaar al willen doen, maar toen was het in september al zo koud geweest dat het water was afgekoeld tot beneden een voor mij acceptabel zwembare temperatuur. Dit jaar was de nazomer prachtig – erg van genoten sowieso – en op de dag van de zwemtocht was het water nog zo’n 20 graden. Dat is prima te doen, en het was bovendien warm en zonnig: een stralende dag.
 
Schiedam tijdens de Brandersfeesten en onder een stralende zon, dat is die stad op z’n mooist en ik heb de zwemtocht dan ook ervaren als een fraai rondje zwemmend sightseeën. Borstcrawlend zie je niet eens zo heel veel, maar toch vond ik het bijzonder om vlak langs de zwaarden van oude schepen te zwemmen, door een eeuwenoude sluis, langs oude kades en vlak langs tot in het water hangende takken van treurwilgen.
 
Ik ken Schiedam goed, maar zo had ik het nog nooit ervaren, en opnieuw besefte ik dat één van de leuke dingen van het Ironman-proces is geweest dat ik op gekke plekken ben gekomen, plekken waar je anders nooit komt. Zoals ín de Schiedamse havens en grachten dus. Grappig is ook dat je start en finisht bij twee distilleerderijen, zoals het Schiedam betaamt natuurlijk.
 
Het was dus een leuke, goed georganiseerde tocht. Het zwemmen ging ook goed: als het 3,8 km was geweest, was ik een kwartier sneller geweest dan in Vichy, maarja, het was wel in wetsuit. Desalniettemin vond ik het ook wel weer lang, voor m’n verkleumende handen en voor m’n schouders. Dus blij dat ik er was, maar heel tevreden!
 
Enigszins alarmerend vond ik wel dat manlief zo ongeveer net zo  snel had gezwommen als ik. Hallo, wel achter me blijven, hè? Ik kon ‘m juist altijd op deze ene sport nog wel verslaan.
 
Het tweede nawee-evenement was de Kustmarathon, de marathon met het mooiste parcours van heel Nederland, finishend op steenworp afstand van waar ik ben opgegroeid. Die had ik al een paar keer gewandeld en nog vaker als supporter van manlief meegemaakt. Nu dus zelf als deelnemer. Dat had nog wat voeten in de aarde gehad, want de inschrijving was al gesloten, maar gelukkig doen ze aan goede startnummerruiling en zo kon ik toch mee doen (Jetty, bedankt!).
 
Het was een hele belevenis, maar het was wel loodzwaar, dus het werd een lange middag. Ik was uiteindelijk 8 minuten voor de tijdslimiet van 6 uur binnen, met nog 12 mensen ofzoiets achter me in de uitslag (er moeten er wel heel wat buiten tijd zijn binnengekomen en uitgestapt).
 
Het was springtij, en de bijna 7 km op het strand van Noord-Walcheren was dus ploeteren door het mulle zand. Op z’n smalst was het maar een paar meter breed! Ik vond het zelfs om te wandelen al zwaar, en dat heeft dus heel veel tijd en energie gekost. Ik had natuurlijk ook totaal niet getraind op onverhard lopen, alles rond mijn enkels en in mijn liezen schrok zich te pletter.
 
Maar het was dus wel een prachtige strandwandeling. En het kon me toch niet zo veel schelen, qua tijd – het was een nawee, hè? Er heeft  op het strand iemand tegen me aan lopen mopperen omdat die z’n streeftijd niet ging halen, die zou gaan uitstappen. Ik dacht: zet de knop om en geniet van je strandwandeling. Verder was het trouwens wel weer gezellig in de achterhoede.
 
Na het mulle zand was de fut er ook wel uit en dan komt nog een boel hoogteverschil in de duinen. Alles wat omhoog ging of zanderig was moest ik wandelen, verder ging dribbelen nog wel een beetje. De laatste 5 km waren niet echt leuk meer, maarja, toen wilde ik natuurlijk finishen. Dat dat nog zo krap werd, dat verbaasde me wel. Henk had het nog iets gunstiger gehad qua getij, maar toch was het ook voor hem de langzaamste editie van de Kustmarathon, al maakte het in zijn klassering niet uit – iedereen was langzaam.
 
Dus bepaald geen mega-prestatie, maar ik heb er wel van genoten. Ik had de dagen ervoor voor werk veel binnen gezeten, de dag ervoor zelfs bij een symposium in zo’n onderaardse college-zaal zonder ramen, en dan is zo’n middagje luchten heerlijk. Het weer was beter dan verwacht, ik had een jackje bij me voor het geval het zou regenen en waaien als ik al moe was en moest wandelen, maar dat heb ik niet nodig gehad. Ik heb er zelfs een beetje verbrand hoofd aan overgehouden – en een finishersshirt. Beide zijn te zien op deze foto van de dag erna:
 
Ik met rood hoofd in roze finishersshirt
Wel schrok ik van hoe mijn benen direct na de finish voelden. Ik had die plek die ik na Vichy voelde weer overbelast (aanhechting in lies van de sartorius-spier) en ik had spectaculaire blaren van het zand in m’n schoenen. Maar dat viel uiteindelijk allemaal best wel mee. Ik was fit genoeg om erna de traditionele mosselen op de Vlissingse Boulevard te eten, met mijn broer, die bij de finish op ons wachtte.
 
Dat was het ook meteen, qua evenementen, of althans: ik heb sindsdien nog meegedaan aan een 5 kilometer-nightrun, met Nicole, dat was leuk, en we hebben net vandaag samen de Zwemvierdaagse volbracht (zie ook vorig jaar). Het eerstvolgende grote evenement op de agenda voor mij is, jawel, de marathon hier in de stad. Ik wil nog één keer proberen of ik dat kan, 42 kilometer lopen zónder te wandelen….
 
Door |2016-12-30T15:10:53+01:0030 december 2016|Loop, Waarom, Zwem|0 Reacties

Dank

Ironman kon worden, dat kon ik niet in m’n uppie. Hier komt mijn dankwoord.
 
Dank aan…..
 
In de eerste plaats de man die mij al meer dan 14 jaar uit de wind houdt. Hij is daarmee begonnen op 15 juni 2002 en hij is het blijven doen. Zonder daarbij ook maar één stayerregel te overtreden!
Zoenen!
In de dagen rond de Ironman was Henk mijn fotograaf en mental coach, daarover schreef ik al eerder, maar ook mijn kok, chauffeur, verzorger, trainingsgenoot, mecanicien én supporter. Hij heeft mijn twijfels, mijn zenuwen en mijn oogkleppen verdragen en me altijd gesteund in het ‘project Ironman’. Hij is ook ooit degene geweest die me bij de triathlonsport introduceerde. En nu is hij zelfs een beetje jaloers op mijn status en op dat mooiste shirt van de hele wereld…. Ojee, krijgt dat een vervolg? Henk, Ironman op je zestigste? Ik draai volgend jaar de rollen met alle liefde om!
 
Mijn trainingsbegeleider: Coen van Topvorm. Ik heb hem amper meer nodig omdat ik in al die jaren al zo veel van hem heb geleerd. Maar de paar adviezen die hij gaf, resulterend in mijn trainingsschema, met onder andere het twee-op-één-principe (elke derde week een herstelweek in plaats van elke vierde), het investeren in fietsen boven de 180 km en het lange taperen pakten hartstikke goed uit.  De maximaaltesten bij hem waren ook prettig bemoedigend, en ik kon altijd bij hem terecht voor vragen.
 
bier-selfie

Met Jo, na het fietsen

Mijn trainingsmaatjes: in de eerste plaats Jo, met wie ik samen een week in de Algarve fietste en die week werd het kantelpunt: daarvoor sukkelde ik met alles; daarna ging het goed. Dat is geen toeval!
 
Dan Nicole (fietsen en hoera, steeds meer zwemmen), Bob (lopen), Philip (fietsen), Christiane (die ik wel wat aandeed in de Schie, dat heb ik op dit blog niet eens durven opbiechten: ze werd na ons zwemmen ziek), de lunchuur-zwemgenoten van Zwembad West, Marijke (wandelen) en zal ik ook Jolanda (sauna) noemen? Sauna was vooral ontspanning, maar voor mij ook hitte-training.
 
Mijn club: Rotterdam Atletiek, de trainers en clubgenoten daar, met name trainer Aad en clubgenoot (en eerder mede-Tri-Experience-borstcrawl-leerling) Perry omdat hij vertelde over zijn ervaringen met het koude water bij de Ironman van Kopenhagen en me zo op het spoor zette van, uiteindelijk, Vichy, om zeker te zijn van warm zwemmen.
 
Met Nicole, vóór het fietsen

Met Nicole, vóór het fietsen

Degenen die mijn lijf heel houden: in de eerste plaats Masseur Marcel, al een bekende op dit blog. Als alles was gegaan zoals hij had gehoopt, dan had hij ten tijde van mijn Ironman in Spanje gewoond en daar een yoga-resort gehad. Voor mij was het fijn dat dat werd uitgesteld; hem wens ik toe dat hij zijn plannen binnenkort wel kan verwezenlijken. En dan kom ik een keer een weekje yoga doen, hoor!
 
Dan de fysiotherapeuten Marianne en Leanne, chiropractor Mulder en osteopaat Ferry (zelf oud-triatleet), die me regelmatig uit de knoop halen en verder ook adviseren. Ze begrijpen alle vier hoe belangrijk sporten voor een sporter is. Op het laatst was het advies van sportdiëtiste Sandra erg fijn.
 
Mijn huisarts moet ik hier toch ook noemen, dokter De Lorenzo, ook al vindt hij een paar keer per week een half uur op de crosstrainer staan genoeg sport voor een vijftiger. Hij wilde me wel een recept geven voor hormoonsuppletie vanwege mijn slechte slapen door de overgang, en dat spreekt bepaald niet vanzelf, heb ik begrepen. Ik weet niet waar ik nu zou staan zonder die pillen, maar als ik nog steeds regelmatig nachten van twee uur had gemaakt, zoals ik deed in februari en maart, dan was die Ironman nooit gelukt. Ik ben ambivalent over de pillen, wil er ook weer vanaf – maar wat is het fijn om weer normaal te slapen.
 
Jeroen van Tri-Run, die ik hier ‘bike-fitter’ noem, maar hij heeft me niet alleen goed op m’n fiets gezet maar ook breder geadviseerd.
 
Die fiets is nu in onderhoud bij fietsenmaker Den Braber hier in de buurt en hij reed en schakelde in Vichy als een zonnetje.
 
Annemarie Pruyt, voor de chi-running.
 
Tri-Experience en Zwemanalyse die me leerden borstcrawlen.
 
Mijn sportschool, Fitsportland, al zegt een Ironman ze daar niet zo veel. Bodybalance en spinning waren wel belangrijke trainingsingrediënten en ze geven daar prima instructie.
 
Al die organisatoren en vrijwilligers van al die evenementen die mijn tussendoelen waren of waar ik om een andere reden was. In het bijzonder de collega’s van het organisatieteam van de Vrouwentriathlon. Volgens mij zette bijvoorbeeld Kitty me op het spoor van de marathonrevolutie en Sione van betere core stability.
 
Dank ook aan alle mede-sporters (v/m) met wie ik ’n woordje wisselde bij die evenementen, in het bijzonder in juni in Luxemburg.
 
De leden van het triathlonforum en het forum van Fiets – daar heb ik reuzeveel van geleerd en ook veel plezier mee. Mijn andere digitale en papieren inspiratiebronnen heb ik hier steeds zo veel mogelijk vermeld.
 
De Ironman-organisatie, niet alleen voor het evenement en het een woord geven aan mijn nieuwe status, maar ook voor het regelmatig rondmailen en twitteren van waardevolle tips.
 
Dank ook aan de vrienden die zelf niks met triathlon hebben, want dat voorkwam dat ik helemaal achter die oogkleppen verdween. Fijn hoe Marjan en Engelien toch meteen wilden weten hoe het was gegaan.
 
Ik zou ook graag iemand willen bedanken van wie ik de naam niet weet en die ik nooit meer zie in Zwembad West, maar vroeger wel: man van toen een jaar of 30, donker haar, rode zwembroek, goeie zwemmer (instructeur?). We maakten een jaar of vijf geleden langs de kant een keer een praatje en ik zei toen tegen hem dat ik niet kon borstcrawlen omdat ik daar niet sterk genoeg voor was: na een paar baantjes verzuurden mijn armen. Hij zei toen: ‘Dat is geen kwestie van kracht, maar van techniek. Je probeert waarschijnlijk te hard te gaan; probeer eens rustiger te zwemmen’. Ik ben op basis van zijn woorden gaan experimenteren, en hij bleek gelijk te hebben – hartstikke gelijk zelfs! Vooral als ik buiten zwem, kan ik me er nog steeds over verbazen: kijk eens, ik kan kilometers lang  borstcrawlen! Wie had dat ooit gedacht! En dan moet ik nog vaak aan hem denken. Hij heeft een grote rol gespeeld in mijn triathlon-ontwikkeling, waarschijnlijk zonder zich daarvan bewust te zijn of het zich zelfs maar te herinneren.
Ik gebruik het gesprek met hem ook wel eens als voorbeeld als het gaat om zingeving: hoe je soms in kleine, terloopse dingen iets voor iemand kunt betekenen.
 
En tot slot: jullie. Dank, alle lezers van en reageerders op dit weblog. Ik schreef het al eerder: dat schrijven, dat wordt nog afkicken voor me! Ik heb het weblog in mijn diepste dalen wel eens als druk ervaren: als ik het Ironman-project zou opgeven of als het zou mislukken, dan had ik dat hier moeten bekennen. Maar dankzij het schrijven erover heb ik er meer van geleerd en meer uitgehaald; het is één van de dingen geweest die het proces zo zeer de moeite waard hebben gemaakt. Ik heb het met plezier gedaan, ik heb genoten van jullie reacties op dit blog en via andere kanalen.
Uiteindelijk was het verlangen om voor jullie een keer een blogpost te schrijven met de titel ‘I am an Ironman’ óók een grote motivator: ik keek daar stiekem al heel lang naar uit.
 
 
Door |2016-09-08T16:43:19+02:008 september 2016|Boeken, Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom, Zwem|1 Reactie

Zwart gat?

Neehoor, geen zwart gat. Vandaag begin ik weer gewoon met werken, en dat verdient de komende tijd wat meer aandacht. Net zoals andere niet-sport-zaken.  Maar ook op sportgebied kijk ik alweer vooruit.

Op de top van de huidige topvormgolf surf ik nog even mee naar twee evenementen: ik wil de Branderszwemtocht zwemmen, die wilde ik vorig jaar al doen maar toen was het water al te koud (het is nu nog zo mooi en warm dat ik best in Almere had kunnen starten, komend weekend, in plaats van Vichy, met m’n behoefte aan warmte, maarja, dat weet je niet van tevoren, hè? Bovendien word je dan geen Ironman, dat doet dat merk toch wel heel sterk).

En: ik ben bezig met het overnemen van een startbewijs voor de Kustmarathon. Daar speelt een beetje Zeeuws chauvinisme een rol, dat ik die graag op m’n palmares wil hebben: de marathon over het mooiste parcours van Nederland, finishend op steenworp afstand van waar ik lang heb gewoond – we wandelden vroeger vaak van Vlissingen naar Zoutelande, over het strand. Mag op 1 oktober weer bij gewandeld worden, vind ik, over het strand en de duinen, het is een loodzwaar parcours. Tijd maakt me niet uit.

Daarna gaat het gas er opnieuw af en wil ik gaan leren lopen op minimalistische schoenen. Dat idee spreekt me aan en ik vind dat mijn voeten nog wel wat sterker mogen worden. Volgend triathlonseizoen wil ik vooral weer eens lekker knallen op afstanden tot en met de Olympische, en dan vooral regionaal en wat later in het seizoen (niet meer zwemmen in te koud water, urgh).

Daartoe heb ik nog wat huiswerk te doen: dat recentelijk ontstane knieprobleem oplossen. Ik heb al contact gehad met bike-fitter Jeroen van Tri-run, en hij heeft me geadviseerd wat dingen uit te proberen qua positie en dan naar de chiropractor te gaan om naar mijn heup te laten kijken. Mogelijk drukt die in die diep gebogen houding mijn knie uit z’n voegen. Daar kan ik wel wat mee.

Ik twijfel nog over de marathon van Rotterdam: zal ik nog één keer proberen om een marathon wel helemaal uit te hardlopen? Er is echt nog progressie, en met die marathonrevolutie-aanpak, wie weet? De inschrijving is nog niet geopend, dus ik mag nog even doortwijfelen…

Waar ik nog wel mee zit, is een nieuw schrijfdoel. Dit weblog loopt op z’n eind: mission accomplished, ik heb nog een paar nootjes op mijn zang en daarna zet ik hier een punt achter. Maar ik ben voor mijn gevoel nog niet uitgeschreven, vooral niet over het thema ‘sport en vrouwen van rond de 50’. Maar hoe ik daar een vervolg aan ga geven, daar ben ik nog niet uit. Hmm… nou, daar dreigt dan wel een zwart gaatje! Maar ik weet ook: die vullen zich. Soms uit onverwachte hoek. Kan korter duren of langer, maar komt goed. Ik ben benieuwd.

Door |2016-09-05T10:33:57+02:005 september 2016|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|0 Reacties

Hoop links

Ik postte vorige maand mijn collectie aan interessante, nuttige en leuke links, en toen dacht ik: ik moet er niet zo lang mee wachten, want dan hoopt het zo op. Nou, zes weken later en ik heb alweer een hoop! Hier komen ze:

  • Rond de Olympische Spelen verschijnt er een heleboel over vrouwensport, vooral omdat de Nederlandse vrouwen in de meerderheid zijn en ook nog eens veel succesvoller dan de mannen. Daar is zo veel over geschreven dat ik het onmogelijk allemaal kan linken – alleen al het AD, de Volkskrant en NRC hadden er specials over. Nou goed, eentje dan, van de Belgen, over het sexisme in de Olympische sportverslaggeving. Ja, dat is mij ook weer opgevallen.
  • Leuk verhaal van een leeftijdsgenote die een PR haalt op de Olympische afstand en concludeert “Je kan wel degelijk progressie maken, ongeacht je leeftijd, met de juiste trainingsaanpak en coaching.” Hearhear! Zij komt uit voor één van de Divisieteams van de Vrouwentriathlon.
  • In de categorie ‘wedstrijdverslagen’ deze van Triathlonforumgenoot Bart, over de Ironman van Maastricht. Ik voel z’n kippenvel helemaal mee!
  • Nog een bijzonder wedstrijdverhaal: Roy volbracht een triathlon op een plek waarop hij had uitgekeken vanuit het ziekenhuis toen hij daar lag om een donorhart te krijgen.
  • De Zesde Clan is een nuttige website over vrouwenzaken. Wat ze over sport schrijven, is altijd raak en belangwekkend. Zoals deze post over hoe zeer trainingsadviezen gebaseerd zijn op onderzoek naar mannenlijven (97 %!) – en hoe relatief die adviezen dus zijn.
  • Nou relativeert dit artikel van Ironman.com überhaupt trainingsadviezen, het is lekker nuchter.  Van de Ironman-organisatie kwamen sowieso wel een aantal aardige leestips de laatste tijd, zoals dit stuk van Carrie Cheadle (van wie ik fan ben) over de mentale voorbereiding van ‘race day’.
  • Ook dit NRC-artikel relativeert het nut van al die ‘krijg een nieuw lijf in X weken met Y minuten per dag’-adviezen. Niet heel nieuw of verrassend, maar het blijft nodig om bij mensen wat realisme aan te kweken kennelijk.
  • Ik kwam desalniettemin toch nog wel wat aardig trainingsadvies tegen voor vrouwen: over krachttraining en het afstemmen van je training op je hormonale cyclus. Dat gaat me dan net wel weer een beetje ver, vooral ook omdat ik denk: belangrijker dan je sexe/hormonen is het individuele maatwerk, qua trainen. Maar goed, wel zeldzaam food for thought, dit.
  • Een gedetailleerd advies om te onthouden voor als het ooit relevant is: sommige soorten antibiotica verhogen het risico op peesblessures.
  • In de categorie ‘gek’ dit bericht: de zo succesvolle Olympische Britse baanwielrensters lieten hun schaamhaar staan en dat heeft geholpen. Uhm, nou, dan zit het op dat punt bij mij ook wel, uh, snor!
  • Nogal specifiek, voor mij heel nuttig: bij zo’n Ironman kun je een special needs bag maken waar je halverwege het fietsen en lopen toegang toe hebt en dus van alles in kunt doen wat je denkt nodig te hebben –  van Bijbelteksten en foto’s van je kinderen tot een boterham  met Marmite (dat laatste ga ik doen). Om me een beetje te oriënteren op de inhoud van die tassen was de uitleg ervan nuttig, en ook de ervaringsverhalen, beide van de Ironman-organisatie, en beide ook vermakelijk.
  • En tot slot, speciaal voor Vichy: een schattige grafische weergave van hoe een rolling zwemstart eruit ziet.

 

Door |2016-08-23T10:35:00+02:0023 augustus 2016|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Vrouwensport, Zwem|1 Reactie

Eten & drinken

Vorig jaar heb ik voor de langere triatlons een eetplan uitgedokterd dat ik sindsdien heb geoefend en geperfectioneerd en in grote lijnen wil handhaven voor de Ironman. Er was echter één dingetje waar ik niet uitkwam en dat ik in deze prutzomer niet heb kunnen oefenen: drinken bij hitte (weersverwachting op dit moment: 31 graden).

Sport- en andere voeding

Ik ga naar Frankrijk en ik neem mee….

De adviezen in boeken en op websites die ik geraadpleegd heb, gaan uit van intensievere sportbeoefening dan ik mogelijk ga doen bij het lopen. Wat dan op de loer ligt is tevéél drinken, wat zelfs tot watervergiftiging kan leiden (triathlon-voorbeeld), iets waarvan ik weet dat bij bijvoorbeeld marathons de tragere vrouwen er het meest vatbaar voor zijn. Niet dat ik daar nou zo bang voor ben, maar ik wilde nog net iets preciezer weten hoe ik voldoende drink maar niet te veel.

Ik ben daarvoor bij sportdiëtiste Sandra Buijing geweest en dat was nuttig. Zo lang je maar niet te veel zuiver water drinkt, is te veel drinken geen probleem. Dus sportdrank, water met zouten/electrolyten en water bij vast voedsel en gels enzo is prima.

Sandra adviseerde me om me voor en na een training te wegen, om na te gaan hoe veel vocht ik verlies. Dat heb ik een aantal keren gedaan, en dat was interessant. Ik trok zelf twee conclusies waar ze het wel mee eens was:

  1. Mijn gevoel is niet helemaal betrouwbaar. De twee keer dat ik het meest dorstig thuis kwam, had ik juist het minst uitgezweten. Beide keren was het wel warm. Bij de hardlooptrainingen van RA, met intervallen, zweet ik me kennelijk juist een ongeluk, zonder dat nou zo heel erg te merken.
  2. Bij openwaterzwemmen en hardlopen raakte ik relatief veel vocht kwijt, meer dan ik had verwacht:
  • In het open water is dat denk ik voornamelijk doordat het koude water op m’n blaas werkt en ik dus vaak moet plassen onderweg. Ik ervaar het lange zwemmen sowieso steeds als killetjes nog, wat ik vooral merk aan witte vingers.  
  • Bij het ‘gewone’ hardlopen (dus niet in combinatie met fietsen) neem ik niet voldoende de moeite om genoeg te drinken, dat is praktisch vaak ook onhandig. Van de week nog: dan ligt bij de baantraining m’n bidon ergens in het gras, en als ik die ga pakken raak ik de aansluiting met m’n maatjes kwijt. Bij de Ironman zijn veel verzorgingsposten, dat maakt het makkelijker natuurlijk. Maar ik mag dan wel mijn best doen op voldoende drinken bij het lopen. En daarna bij trainen ook, want misschien droeg het vochtverlies wel bij aan het doodgaan tijdens de lange duurlopen bij mijn marathontraining.
Sandra heeft ook naar mijn totale voedingsplan gekeken en kwam tot de conclusie dat daar nog wat weinig natrium/zout in zat. Dat ga ik dus nog aanpassen: meer van die electrolyten, meer Marmite, en bij het lopen af en toe aan de zoute koekjes die de organisatie verstrekt. Het lijkt er overigens op dat zout een beetje ondergeschoven kindje is in de Europese sportvoedingsvoorlichting; in de VS raden ze bijvoorbeeld zoutcapsules aan, maar die zijn hier volgens mij onbekend (zie dit Ironman-voedingsadvies). 
 
Verder vond Sandra mijn plan okee en mijn basisvoeding ook, en daar was ik dan wel weer trots op!
 
Ik ben inmiddels vooral benieuwd hoe het gaat zijn als een sportdag zo lang is dat ik na een heel vroeg ontbijt de beide volgende hoofdmaaltijden oversla. Tenminste, misschien kan ik heel laat nog avondeten, maar tot die tijd moet het dus echt met het voedingsplan. Dat is nieuw voor me, en onderdeel van het ongewisse van de Ironman.
 
Door |2016-08-21T12:19:17+02:0021 augustus 2016|Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

De beste

Een paar maanden geleden zei ik tegen iemand dat ik ernaar aan het streven was om op 28 augustus ‘de beste versie van mezelf’ te zijn. Hij verstond het niet goed, en vroeg: ‘de beste zijn?’ Nee, de beste ga ik niet zijn, niet ten opzichte van anderen. Ik wil wel de beste zijn tegenover mezelf – de best mogelijke versie van  mezelf.

En dat is aardig gelukt, en daar ben ik hartstikke blij mee. Ik ben in bloedvorm. Daar heb ik veel voor gedaan, met overigens ook een heleboel hulp en steun (daarover een andere keer meer), maar het levert dus ook veel op.

Mijn trainingsschema heeft prima uitgepakt voor alledrie de sporten en de rest. Ik ben misschien op elk van de losse onderdelen al eens ietsje beter geweest. Maar nog nooit zijn alledrie de sporten en de bijkomende zaken allemaal tegelijk op dit niveau geweest, en dat voelt hartstikke goed! Ik zet het per onderdeel op een rijtje.

Zwemmen

Van de drie sporten is zwemmen nog het minst uit de verf gekomen de afgelopen tijd, en dat was een bewuste keuze. Misschien had ik met drie in plaats van twee keer trainen per week wel een minuutje per kilometer sneller kunnen zijn. Maar dat scheelt dan dus op de Ironman vier minuten – lekker belangrijk.

En let op de misschien. Want misschien had ik mijn schouders dan juist overbelast. Want die piepten en kraakten toch nogal, zeker door de vervangende trainingen in de maanden dat ik niet kon hardlopen (februari en maart), maar ook toen ik begon met opbouwen in april. Dat was van de combinatie van zwemmen  met het steunen op het aerostuur van de triathlonfiets en het planken (belangrijke oefening voor m’n core stability). Ik denk dan ook dat mijn schouders op dit moment op z’n sterkst ooit zijn. Een enkeling heeft al wat gezegd ook over dat dat zichtbaar is aan mijn spieren – al blijft het weinig, ik blijf gewoon iel in mijn bovenlijf.

Een heel goede of snelle zwemmer zal ik dan ook nooit worden.  Maar ik kom er wel, ook over 3,8 km. Ik heb me vooral gefocust op die lange afstand. Was ik vorig jaar nog blij met die ene keer dat ik 3,5 kilometer zwom, in de afgelopen maanden heb ik diezelfde afstand een paar keer als ‘gewone’ training gezwommen, en ik ben er in evenementen zelfs nog overheen gegaan. Daarbij merk ik wel dat ik dat lange zwemmen taai blijf vinden: ik krijg dode vingers en ik vind het saai. Ik vind het heerlijk om in het water te zijn, maar niet voor zo heel lang. Ook dat beperkt wel wat ik bij zwemmen kan bereiken.

In het zwembad heb ik daarnaast mijn best gedaan om mijn techniek en snelheid overeind te houden. Mijn snelste kilometer ooit zwom ik 2,5 jaar geleden op een achternamiddag in de kerstvakantie: 20’34. Waar ik toen dacht dat de 20-minutengrens nabij kwam, ging ik vervolgens alleen maar achteruit. Er sloop een techniekfout in (mijn armen met mijn ellebogen naar achter trekken in plaats van met mijn handen en onderarmen stuwen), en tegen de tijd dat ik dankzij een cursus van Zwemanalyse eraan kon gaan werken dat weer goed te krijgen raakte ik geblesseerd: de vage heup-bekken-blessure van vorig jaar trok mijn schouder uit het lood, met een peesontsteking als gevolg. Ik begreep toen al dat zo’n peesontsteking meer dan een jaar kan duren, en inderdaad: er zijn nu dagen dat ik het niet meer voel. Maar in de tussentijd heb ik dus altijd met (overigens goed draaglijke) pijn gezwommen en met een beperking in de coördinatie van mijn linkerarm. Af en toe raak ik hem nu lekker, en ik denk dat ik die PR-tijd op de kilometer weer kan benaderen, als ik me daar nu op zou richten.

Maar waar ik mee begon: die paar seconden of zelfs minuten zijn voor de Ironman niet belangrijk. Ik ben blij dat ik het zwemmen leuk heb kunnen houden. Want naast de kou en taaiheid van het open water en de saaiheid (tegeltjes kijken) en soms de irritante drukte in het zwembad is ook mijn gebrek aan progressie de afgelopen jaren soms wel demotiverend geweest.

Daar staat tegenover dat ik de afgelopen tijd een paar geweldige openwaterevenementen heb gedaan. De sfeer bij die kleinere zwemtochten is hartstikke leuk, en bovendien: zo kom je nog eens ergens: in de Maas en de Oosterschelde bijvoorbeeld. Mijn openwaterrobuustheid is daardoor ook toegenomen – beetje drukte, golven, niet weten waar ik ben, die eerste voor mijn ademhaling rottige minuten – geen probleem!

Fietsen

Een paar jaar geleden zei ik al eens een keer tegen trainingsbegeleider Coen: ik hoef maar naar m’n fiets te kijken en ik schiet in vorm. Nouja, ik moet wel wat doen, maar relatief weinig om goed te zijn. Al jaren is een beproefd recept om per week één lange, rustige duurtraining te doen en me daarnaast bij spinning een keer totaal ‘in het rood’  (boven m’n omslagpunt) te werken en verder ook de extremen op te zoeken: extreem zwaar, extreem hoge trapfrequentie. Nog voor ik wist dat dat zo heette, deed ik dus aan ‘gepolariseerd trainen’: veel lang en rustig (komt stadsfiets nog bij) met weinig kort héél hard. En dat werkt voor mij bij fietsen als een trein.

Fietsen is mijn oudste en beste sport, en ook de enige waar ik dus kan merken dat ik ouder word. Ik doe al maximaaltesten sinds 2001 en ja, die hoge hartslagen en bijbehorende vermogens van toen, die zijn Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij. Maar wat ik bij een bepaalde hartslag nog wel presteer, daar is eigenlijk niet zo veel aan veranderd. Dat schommelt die 15 jaar al mee met hoe veel ik train, en is op het ogenblik op het beste niveau dat ik daarbij in de loop der jaren haalde, vergelijkbaar met de aanloop naar de Marmotte (2003) of de Afrika-reis (2008), mijn beste fietsjaren. 

Ik vind het hooguit door al het duurwerk lastiger dan toen om lang met een hoge hartslag te rijden: een korte triathlon of tijdritje helemaal rond mijn omslagpunt rijden, dat is twee jaar geleden.  Maar ook dat is op het moment weer minder belangrijk: de Ironman, dat wordt hoog in de duurzone.

En dat gaat wel goedkomen. Volgens Coen moet ik 30 gemiddeld kunnen halen, ik ga zelf uit van net iets langzamer dan dat. En ik heb er ontzettend veel zin in. Een keer echt serieus aan de bak moeten met het fietsen, dat was misschien wel de belangrijkste aanleiding om een keer een hele triathlon te willen doen. Want 180 km, dat is een serieuze afstand en daar heb ik serieus lang voor getraind – leuk om de kaap van de 200 km weer eens te ronden. De 90 van de halve vond ik nog niet uitdagend genoeg, ook omdat ik me op de fiets bij een langere triathlon altijd zal moeten inhouden om energie te sparen voor het…

Lopen

Dit onderdeel zou sowieso het spannendste worden. Mijn eerste marathonervaring was niet heel succesvol en ik wist dus: dat wordt een flink stuk wandelen, straks in Vichy. Hoeveel wandelen, daar gaat mijn eindtijd van afhangen, en ik durf er nog steeds geen voorspelling voor te doen.

En toen werd het dit vroege voorjaar ineens nog veel spannender, want in februari vond ik het al een opgave om op het station van de fietsenstalling naar het perron te wandelen, op m’n bergschoenen. Maar de sesamoïditis kwam net op tijd weer goed en is misschien wel een ‘blessing in disguise’ geweest, omdat het me aanzette tot nadenken over mijn looptrainingsaanpak. Ik moest onderkennen dat ik mezelf met lange duurlopen wel heel veel geweld aandoe. Vandaar de nieuwe trainingsaanpak, volgens de sportrusten/marathonrevolutiemethode, gevolgd door de chi-running.

Hardlopen werd één groot experiment zo. Hoe het allemaal gaat uitpakken op 42 kilometer na 180 km fietsen is spannend, maar op dit moment sta ik er verrassend goed voor. Door dat geweld van die lange duurlopen was mijn tempo in de afgelopen twee jaar achteruit gegaan, maar ik heb het nu net weer terug: zowel mijn duurloop- als intervaltempo zijn terug op het oude niveau. Alleen heb ik dus niet langer dan 17,5 km gelopen, op de run-bike-run van Luxemburg na. Ik ben superbenieuwd hoe lang ik in Vichy kan blijven hardlopen.

Belangrijker nog: ik heb de lol in hardlopen weer terug. Ik was toch aardig moeizaam aan het lopen sjokken geweest, heel vorig kalenderjaar. Zonder lange duurlopen en met een betere (en zich ook nog doorverbeterende) techniek voelt lopen weer lekker. Ik ben erg benieuwd waar het me gaat brengen, eerst bij de Ironman, mogelijk op de lange termijn ook nog andere dingen. Waar ik tot niet zo heel lang geleden dacht: ik doe het nog één keer, 42 km lopen, daarna noooooooooooit meer, denk ik nu wel eens: zal ik met deze aanpak nog eens een losse marathon aandurven?

De rest

En dan zijn er ook nog de belendende onderdelen:

  • Core stability, belangrijke ondersteuner en blessure-voorkomer: Ik ben misschien ooit al eens ‘krachtpatseriger’ geweest, althans, ik heb vijf minuten kunnen planken, doe er nu vier, en de sit-ups die ik nu met vijf kilo doe kon ik ooit met twaalf. Maar dat was toen wel veel eenzijdiger: juist teveel op dat krachtpatsen gericht en te weinig op souplesse en coördinatie. Ik ben tevreden met wat ik heb bereikt. Zo heb ik bijvoorbeeld veel beter geleerd om mijn bekkenbodem ontspannen te houden en mijn balans, bijvoorbeeld bij aanzetten op de fiets, uit de dwarse buikspieren te halen. Dat is met soms frustrerend kleine stapjes gegaan, maar de aanhouder wint!
  • Voeding: ik heb toegewijd geoefend met eten en drinken tijdens het sporten. Daarnaast heb ik vooral mijn best gedaan op gezond en veel eten. Mijn gewicht zit op de ondergrens van wat normaal is voor mij: net boven de 60 kilo, mijn ‘topvormgewicht’. Het dreigde er  in juni onder te zakken en dat was niet de bedoeling, dus sindsdien eet ik dus nog meer. Als ik zie hoe afgetekend mijn beenspieren zijn, denk ik wel dat mijn vetpercentage heel laag is. Ik voel me prima, ook op dit vlak kon het volgens mij niet beter zonder dat het geforceerd zou worden. Ik bedoel: ik heb geen heel streng dieet ofzo, ik heb bijvoorbeeld net wel weer een ‘maand droog’ achter de rug maar dat doe ik elk jaar, maar nu kijk ik uit naar een dagelijks glaasje Franse wijn zometeen, ze hebben vast wel iets lekkers regionaals daar in de Auvergne!
  • Mentaal: ik schreef een tijdje geleden al dat ik mezelf van een B in een C heb omgewerkt om een Ironman aan te durven, en ik heb sowieso wat angsten en twijfels onder ogen moeten zien in dit hele proces (voorbeeld). Comfort zone, daar moet je toch uit, zeggen ze, nou, soms wist ik niet eens meer waar die was. Best therapeutisch, Ironmantraining. Ik heb daar wel over geschreven ook (voorbeeld), en dat schrijven heeft óók geholpen. Ik heb nog nooit met zo veel vertrouwen (moeilijk woord voor mij) naar zo’n groot en ongewis evenement uitgekeken. Ik heb ook nog nooit zo sterk het gevoel gehad dat ik gaandeweg al zo veel mooie dingen bereikt heb en dat niemand mij dat nog af kan nemen, ongeacht wat er op 28 augustus gaat gebeuren. Veel genoegen in het proces dus, niet alleen in het doel. Maar daarover een van de volgende dagen!
Door |2016-08-17T08:56:09+02:0017 augustus 2016|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|0 Reacties

Taperen!

Vandaag is de eerste dag van de rust- en herstelperiode voor lichaam en geest, tussen het laatste zware trainingsblok en de wedstrijd. Wat een sporter dan doet, heet taperen. Het komt voor mij nu neer op:

  1. Uitrusten. Vooral niet te veel doen! Je presteert beter als je ietsje ondertraind aan de startstreep staan dan overtraind. Bovendien: ik heb gewoon goed getraind, daar mag ik op vertrouwen. Dus gas eraf, in toenemende mate: elk van die drie weken doe ik nog maar de helft van de week ervoor. En in geval van twijfel nóg minder!
  2. Blijven bewegen. Want drie weken stilzitten, dat is niet de bedoeling. Twee soorten trainingen mogen nog wel:
    1. Relaxte en ontspannen dingen, zoals een stukje wandelen, body-balance, rek- en strekoefeningen, stukkie losfietsen.
    2. Korte, intensieve trainingen. Dat kweekt de topvorm. Maar niet te veel – punt 1 is belangrijker!
  3. Andere lekkere dingen voor het lijf. Ik heb nog sauna, kapper en schoonheidsspecialiste in de planning (heb ik nou ook tijd voor), goed blijven eten, op tijd naar bed, misschien nog een duik in zee, een paar bezoekjes aan masseur Marcel – enzovoort. Op de bank hangen en Olympische Spelen kijken mag ook!

Ah, lekker! Laat die topvorm maar komen, zo! Zeg ik nu. Want taperen is ook berucht: sporters kunnen er behoorlijk sikkeneurig van worden. Dit lijf is net gewend aan ellenlange trainingsweken, en dan ineens ‘mag’ dat niet meer. Deels is die sikkeneurigheid precies wat je wilt: gretig worden voor de wedstrijd. Deels is het ook niet fijn. Ik ben benieuwd – meestal valt het bij mij wel mee, geloof ik. En waarschuwen jullie als het anders is?

En dan ga ik nu naar het zwembad. Trainen. Categorie 2A van hierboven: rustige techniek.

Door |2016-08-08T11:01:15+02:008 augustus 2016|Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Zwemmen met fanfare

Gister nog weer eentje toegevoegd aan de leuke evenementen: de Jan de Koele zwemtocht. Het is voor mij sowieso goed om af en toe in onbekend buitenwater te zwemmen, en bovendien is m’n eigen Schie op het ogenblik niet zo aantrekkelijk, want het kroos tiert er nogal welig:

kroos

Kroos

Niet dat dat zwemmen onmogelijk maakt, ik ben er maandag nog dapper doorheen gezwommen, toen was het nog net iets minder erg, maar aantrekkelijk is anders.

Dus op naar Batenburg, voor een zwemtocht die ik via het NOWW had gevonden. Ik moest weer even googlen om te weten waar dat was: aha, Land van Maas en Waal, zwemmen in de Maas. 3,5 km, lichte stroom mee. Manlief wilde wel mee om het eens te zien en om zelf in die omgeving een loopje te doen.

Net als Kattendijke-Wemeldinge was dit een kneuterig, klein en informeel evenement – en zo heb ik ze eigenlijk het liefst. Anders dan daar leek het wel een plaatselijk hoogtepunt, want mijn indruk was dat half Batenburg meedeed én de fanfare was aanwezig: bij de inschrijving op de wal, bij de start én bij de finish op een bootje. Onder de klanken van de hoempa het water in en uit – dat was voor mij een unieke ervaring!

Zwemmen in de Maas ook. Inderdaad een beetje stroom mee, dus in 1u11 vlot gezwommen, maar wel de wind schuin tegen en daardoor wat gemene golfjes plus af en toe grotere golven door de passerende boten. Die vond ik ook ietsje onrustig, want in de Schie moet ik altijd opletten als ik onder water sis-geluid hoor: motorboot in de buurt. Nu hoorde ik dat bijna non-stop en moest ik mezelf bij de les houden om me er niets van aan te trekken. Die bootjes waren er nu juist voor mijn veiligheid!

Een ander lastig punt was ook nog dat het plotseling heel ondiep werd. Ik zwom op dezelfde afstand uit de oever als elders, maar ineens raakten mijn handen de bodem! Helemaal fris waren mijn armen ook niet, want ze hadden vrijdag bijna 6 uur lang op het aerostuur van de triathlonfiets gesteund. Een echt heel lekker ritme kreeg ik dan ook niet, maar het ging wel okee. Af en toe een beetje harken, geen flauw idee hebben van hoe lang ik al bezig ben en hoe ver het nog is, daarvoor doe ik dit juist: dat is openwaterrobuustheid kweken.

Juist wel lekker was dat ik een lang stuk vrijwel gelijk op zwom met een andere dame, die mij heel langzaam inhaalde, net toen ook de kerk van Appeltern in zicht kwam. Uiteindelijk kon ik bij de finish, in het piepkleine haventje van Appeltern, haar voeten nog bijna aanraken.

GPS

IMGWe waren bij lange na niet de laatste – toen manlief en ik vertrokken, na nog wat rondhangen (bakkie soep, medaille), omkleden en kersen kopen, waren er nóg aan het zwemmen, die zouden er twee uur over gaan doen! Dat vind ik wel dapper, zeker zonder wetsuit. Ze zeiden dat het water 20,5 graad was; ik had wéér zelfs met wetsuit witte vingers, dat is toch wel structureel, geloof ik: mijn vingers vinden meer dan een uur in water van die temperatuur geen feest. Ik ben benieuwd hoe dat straks in Vichy gaat zijn, want daar is het waarschijnlijk een paar graden warmer. Daar kijk ik naar uit!

Terwijl ik aan het zwemmen was, liep manlief dit:

henksloopbatenburg

Zo kom je nog eens ergens dus! Zowel Batenburg als Appeltern zijn schattige plaatsjes aan de Maas en in het groen. Eenmaal thuis bleken de kersen ook prima!  

Door |2016-08-07T15:28:50+02:007 augustus 2016|Zwem|2 Reacties

Leuke dingen op gekke plekken

Benadrukte ik hier vorige week nog dat Ironmantraining niet alleen maar bestaat uit leuke evenementen, ga ik er daar vandaag toch weer over schrijven – een van de mafste ooit. Ik had bedacht dat het goed was om  nog wat open-water-zwem-robuustheid op te doen door lange afstanden ook eens elders dan in de vertrouwde Schie te zwemmen, vooral omdat ik nog altijd moet wennen aan de ‘wezenloosheid’ van niet weten waar je bent of hoe lang je bezig bent (kop in de groene soep en doorzwemmen maar). Nou, bij dit evenement wist ik vóór de start al amper meer waar ik was, want die was nogal in the middle of nowhere!

Via de NOWW had ik de zwemtocht Kattendijke-Wemeldinge gevonden, van 3,8 km. Nou kom ik weliswaar uit Zeeland, maar die dorpen moest ik toch echt even googlen – ah,  in de Oosterschelde. Heb ik daar ooit eerder in gezwommen?

Het leek me wel wat, alleen had ik de tijden van vorig jaar gezien (op die Facebookpagina) en toen dacht ik: heb ik daar wel wat te zoeken? Totdat ik me realiseerde dat de winnaar zo snel was, sneller dan wereldrecordsnelheid, dat er ongetwijfeld met de stroming mee gezwommen was. Toch heb ik ook nog even gevraagd hoe dat zat, en of er kwallen waren, want daar ben ik panisch voor (jeugdtrauma). Nee, nouja, meer op de kant dan in het water, kreeg ik als antwoord, hihi! Toen heb ik de gok maar gewaagd. Nicole ging mee, die wilde dat wel eens zien en misschien de 1 km zwemmen.

We waren ruim op tijd, eerst in Wemeldinge, maar je moest je melden bij de start. Wij langs de dijk naar Kattendijke gereden. Ergens voor het dorp zag Nicole een paar auto’s staan en daar waren mensen bezig. In het niks. Daar schijnt de oude haven van Kattendijke te zijn, maar daar is niks meer van te zien. Er was daar gewoon echt niks, alleen een stuk beton, en daarop waren ze een kraampje aan het opbouwen. En ja, dat was de start. Nouja, ook nog een stukje de Oosterschelde in lopen eerst, want die begint daar heel ondiep (goed voor de oesters):

GPS-kaartje start

En ze moesten ook nog even bellen of het wel door mocht gaan van Rijkswaterstaat, met de wind en het wat instabiele weer – het had kennelijk in Vlissingen stevig geonweerd eerder op de dag. Maar dat bleek allemaal geen belemmering.

Wij hadden eerst nog een logistieke noot te kraken, want als ik de auto bij de start zette, hoe kwam ik dan na de finish weer terug (nat en koud), of omgekeerd? Uiteindelijk loste dat zich prima op en konden we meerijden van finish naar start, maar van zoiets kan ik altijd erg zenuwachtig worden, vooral omdat ik niet afhankelijk wil zijn van anderen. Dan krijg ik van die rampfantasieën over kleddernat en klappertandend 3,8 km terug moeten lopen op mijn blote voeten ofzoiets.

Nicole moest ook nog de knoop doorhakken of ze wel of niet mee zou durven doen, en ook de start van de 1 km was ergens in het niks langs de dijk tussen de oesters. Maar die heeft ze dus ook gehaald, en zij had haar spullen kunnen afgeven. Dat had ik ook kunnen doen, bleek achteraf, dus het had zich allemaal sowieso wel opgelost. Me weer eens druk gemaakt om niks.

Verder moesten we ook wel moed verzamelen, want er stond een straffe wind waardoor het helemaal niet warm was. Het water zou warmer zijn dan de lucht, uh, ja… En dan spreek je ook nog even iemand die zegt dat hij helemaal niet snel is: in het zwembad 4 km in een uur (ik haal de 3 niet). Ik vond het spannend. 

Op die plek in het niks waren ondertussen wel heel veel mensen terechtgekomen die zich gereedmaakten om het water in te gaan, met supporters, en die leken allemaal heel relaxed. Tussen hen in maakte Nicole deze foto van me:

Ik in wetsuit met saferswimmer tussen publiek bij het kraampje
Enfin, zo gingen we het water in en waadden we naar de start. En toen TOET, het startschot, en zwemmen maar! Van schrik was ik eerst vergeten m’n brilletje op te zetten, maar gelukkig zaten allebei m’n contactlenzen nog op hun plek. Wel even wennen aan de golven, het eerste stuk was net een beetje schuin in de wind. Maar daarna draaide het parcours gunstiger en kregen we inderdaad wind en stroming mee. Bovendien zag ik dat ik niet de laatste was en haalde ik een paar zwemmers in. Altijd een lekker gevoel. 

Even later passeerde me zelfs een drietal, ik haakte aan, en voor het eerst ooit kon ik heel lang draften: klem achter hen aan zwemmen. Dat zwemt lekker, maar bovendien was ik blij dat ik niet hoefde te navigeren, want dat was vrij lastig, met aan de walkant kleine boeien waar je wel echt buiten moest blijven omdat je anders tussen de oesters en de strekdammetjes kon belanden. De andere kant was makkelijker, want we mochten de vaargeul niet in en dat lag een boot van Rijkswaterstaat luid en duidelijk te bewaken. Veel zwemmers hadden, net als ik (zie foto boven), een saferswimmer mee, die zie je voor je uit beter dan alleen een badmuts,  maar toch was dat in de golfjes best lastig te zien of te onderscheiden van de boeien.

Maar ik zwom dus gewoon achter die drie, later twee, aan, dat bleken twee dames te zijn ook trouwens, zwemmend had ik daar geen idee van gehad. Ik heb ze na aankomst bedankt en mijn excuses aangeboden voor het ‘knabbelen’ aan hun tenen – dat je die af en toe aanraakt is onvermijdelijk.

Toen ik eenmaal gewend was, zwom ik wel lekker eigenlijk, in het zoute water. Dat is voor mij oer-zwemmen, zeg maar, dat heb ik mijn hele jeugd gedaan. Maar zoals altijd geen idee weer van hoe hard en hoe ver en hoe lang. Af en toe kreeg ik een glimp mee van wat ondertussen een mooie zomeravond geworden was: witte wolkjes in een blauwe lucht, met dat felle, heldere licht dat ik ook uit Vlissingen ken waardoor je over het water heel ver kunt kijken. Dat was dus wel genieten, en dat bleef zo zelfs toen mijn vingers weer doodgingen – de kou viel mee, maar ik heb het water toch echt graag ietsje warmer.

Daar was het strandje van Wemeldinge, vol met mensen! Ik kom uit het water, druk mijn horloge af en zie dat ik er een uur over gedaan heb! Ik schiet spontaan in de lach: 3,8 kilometer in een uur, dat is scheuren! Knettersnel! Dat is tweederde van mijn gewone tijd! Geweldig zeg, het effect van de stroming en de wind! Een duurtraining was het zo niet, ik was zelfs niet eens moe, nouja, ik was aan het eind mijn armen net even beginnen te voelen. Maar wel een heel positieve openwaterzwemervaring!

Wel kreeg ik het meteen koud, dus snel naar de auto voor m’n kleren. Daar kwam Nicole ook aan, en zij had de 1 km volbracht! Wel aan de schelpen haar voeten opengehaald, maar dat bleek niet erg, en ze vond het een geweldige belevenis (zie hier voor haar eerdere zwemervaring). Zij had een medaille, ik een handdoek als trofee:

Blauwe handdoek Kattendijke-Wemeldinge

Nicole vond ook nog een geocache, de avond bleef schitterend, en zo reden we tevreden weer terug naar Rotterdam! Ik overpeinsde nog: misschien doe ik dit nooit meer, ik weet niet of ik m’n vorm kan blijven onderhouden om zo lang te zwemmen. Maar Ironmantraining maakt het mogelijk om op gekke plekken heel leuke dingen te doen. En dat is ook wel één van de redenen om het te doen.

Door |2016-07-15T10:19:19+02:0015 juli 2016|Waarom, Zwem|1 Reactie
Ga naar de bovenkant