Waarom

Mijn definitie van ‘fit’

Ik heb gister met veel plezier een plannetje uitgevoerd waar ik al jaren mee bezig was. Het begon in 2017 met dit artikel in de krant. Daarvan leerde ik dat het woord ‘fit’ eigenlijk heel  vaag is: wat ‘fit’ betekent, bepaal je zelf. Kun je in twintig minuten per week ‘fit’ worden? Dat hangt af van je opvatting van ‘fit’. Dat vind ik als taalkundige interessant: zo’n veelgebruikt woord, zo vaag. Maar als sporter ook. Ik ging er meteen over nadenken wat ‘fit’ voor mij betekent. In elk geval iets anders dan wat je met twintig minuten per week zonder zweten kunt bereiken.

Een paar maanden geleden deed Robin op het triathlonforum een duit in het zakje door het over dit artikel te hebben. We hebben ons daar toen als duursporters over verbaasd: wat een willekeur, en opnieuw niet mijn definitie van ‘fit’.

Voor mij is het helder. Ik ben ‘fit’ als ik, naast functioneren in het dagelijks leven, kan genieten van twee kilometer zwemmen, tien kilometer hardlopen, honderd kilometer fietsen of twintig kilometer wandelen. Dat wil ik in principe (zwembadlockdowns, extreem weer en lange vakanties uitgezonderd) altijd kunnen, zonder er specifiek voor te hoeven trainen.

Dus als iemand vraagt ‘ga je mee morgen…?’ en dan een van die vier dingen noemt, wil ik onbevangen ‘ja, leuk!’ kunnen zeggen, zonder angst voor uitputting, blessures, zadelpijn of blaren. Het mag allemaal rustig – voor snel moet ik wél extra trainen. Daarvoor en voor langer vormen deze vier dingen een mooie basis.

Ik weet niet meer precies wanneer het ging kriebelen om dat voor de gein eens allemaal achter elkaar te doen. Een grote ‘fit’-dag dus. Geen of maar en ertussen. Het plannetje groeide, ik ging nadenken over aantrekkelijke parcoursen en de planning. Gister leek me een geweldig moment: een dag na het klaren van de grote klus. De weergoden werkten mee en zo werd het inderdaad een prachtdag.

Ik ben om negen uur begonnen met het zwemmen van een retourtje Doenbrug in een  idyllisch rustige Schie, tussen de futen. Deze foto’s zijn van het zwemparcours, maar dan ’s avonds:

Bij het zwemmen had ik geen last van het kroos

Het leek me fijner om eerst hard te lopen, met nog relatief frisse benen, en daarna pas te fietsen. Dus na douchen en koffie drinken (ook het wisselen mocht rustig) heb ik een rondje Kerkbuurt-Zweth hardgelopen. Me thuis omgekleed en geluncht, en daarna vertrokken voor een rondje Voorne-Putten op de racefiets, een van mijn favoriete routes. Thuis gegeten en daarna samen met manlief een avond-ommetje van tien kilometer gemaakt over de geliefde paden hier in de buurt:

Over het Veerhuiseiland

Door het weiland van de Schiezone

De Tempel op over de vlonder

Tien in plaats van twintig vond ik genoeg, vanwege de overlap met het hardlopen. Zo heb ik in totaal wel twintig kilometer gelopen. We waren net voor het donker thuis:

Ik ben er twaalf uur mee bezig geweest, waarvan een kleine 8,5 uur echt sportend. Het ging allemaal makkelijk en lekker, op een stukje fietsen na: in de tegenwind langs het Spui had ik m’n bidons sneller leeg dan verwacht en kreeg ik dorst. Daar is niks en ik had geen zin doolhof Spijkenisse in te gaan. In Hoogvliet heb ik uiteindelijk drinken kunnen kopen. Een tijdlang alleen maar ‘waar is water?’ denken is niet mijn idee van genieten. Maar verder was het allemaal heerlijk en ook makkelijk. Het enige wat echt moe werd, was mijn rug.

Al doende realiseerde ik me ook nog wel wat dingen:

  • Ik ben geneigd om bij mijn definitie van ‘fit’ alleen aan de voor de hand liggende sportieve vaardigheden te denken: conditie, kracht, techniek. Maar, zo realiseerde ik me gister, en komen ook een boel cognitieve vaardigheden bij kijken, zoals plannen en organiseren (inclusief het materiaal), navigeren, prikkels verwerken, mezelf motiveren en ‘disciplineren’ (ik moet het wel dóen ook echt natuurlijk). Die horen wel ook bij ‘fit’. En zelfs ook nog wat huishoudelijke vaardigheden, want zo’n dag levert een bult wasgoed op:

  • Elk van de vier onderdelen levert een specifieke extra bijdrage aan mijn fitheid, of liever gezegd: gezondheid. Zwemmen voor mijn bovenlijf, hardlopen voor mijn botten, fietsen voor mijn hoofd en wandelen sociaal. Ik wandel wat af met vrienden en vriendinnen, het is daarvoor de meest geschikte sport, dat bleek ook gister. Hier is m’n wandelmaatje, dat ook een grote bijdrage leverde aan de catering (enigszins kippig: Henk is vorige week aan staar geopereerd):

  • Op dit moment is de tien kilometer hardlopen eigenlijk relatief het lichtst van de vier onderdelen. Dat komt enerzijds door mijn huidige getraindheid: ik heb veel hardgelopen de afgelopen tijd, zoals de halve marathon en onlangs nog vijftien kilometer in een triathlon. Anderzijds komt het ook doordat in mijn definitie de lat voor hardlopen relatief laag ligt. Afgezet tegen de triathlonafstanden zou dik twintig kilometer in verhouding zijn met het zwemmen en het fietsen. Maar twintig kilometer hardlopen kan ik niet zonder specifieke training. Hardlopen is en blijft mijn ‘minste’ van de drie triathlonsporten. Maar gister was het dus een eitje.
  • Ik heb me onderweg nog afgevraagd of er eigenlijk ook een stevige buikspiersessie ofzoiets bij zou moeten op de dag. Want ook ‘fitte’ buik- en corespieren vind ik nodig voor mezelf. Maar nee, concludeerde ik, dat is toch van een andere orde: dat is voorwaardescheppend. Ik doe krachttraining om op termijn nog steeds die vier dingen te kunnen.

Al met al was het een leerzame maar vooral heerlijke dag buitenspelen. Altijd leuk als een plannetje werkelijkheid wordt. Mijn grote-definitie-van-fit-dag: ik heb het eerst uitgeknobbeld en daarna écht gedaan!

 

Door |2022-09-02T10:30:58+02:002 september 2022|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|3 Reacties

Terug wennen aan normaal

De laatste weken is mijn werk ineens weer een heel stuk ‘normaler’ geworden, in de zin van: het lijkt weer veel op hoe het ging voor maart 2020. Er blijft nog steeds wel wat online doorgaan, maar de meerderheid is ‘live’. Ik geniet daarvan: van werken met ‘echte’ mensen, van de praatjes tussendoor, van de dynamiek en afwisseling in mijn werkende bestaan. Ik vind het echter ook druk: het reizen, en als ik dan thuiskom, moet ik nog opruimen en afhandelen wat er in de tussentijd is gebeurd.

De afgelopen twee weken had ik daardoor iets wat ik me nog herinnerde van meer dan twee jaar geleden: sport-planningsproblemen. Als ik dan mijn agenda leg op de openingstijden van het zwembad en mijn trainingsschema vergelijk met de beschikbare tijd en mijn dan  verwachte energieniveau, krijg ik het gewoon niet allemaal voor elkaar. Het is ook nog net zo dat ik een beetje wil opschalen omdat het seizoen in zicht komt en ik het fietsen uit de mottenballen wil halen, én dat het nou net wél slecht weer is (en niet zo’n beetje ook).

Dit ken ik wel, het gebeurde sowieso wel eens en dit keer gaf ik mezelf een trapje onder de kont om weer wat strakker agendabeheer te gaan doen (met het oog op die zwemtijden). Komt ook wel weer goed, net deze weken waren ook druk met werk.

Maar ik realiseerde me ook nog iets anders: de afgelopen jaren was het sporten het hoogtepunt van de dag, het uitje, de kans om iets anders te zien dan mijn eigen beeldscherm, lekker naar buiten, eindelijk bewegen. Op een dag als gister was ik al naar Amsterdam geweest, inclusief 2X15′ stadsfiets en twee stukjes lopen. Aan de activiteitenmeter van mijn horloge kan ik zien dat ik op zo’n werkdag veel meer beweeg dan op een beeldschermdag thuis.

Om dan aan het eind van de dag ook nog, zoals op de planning stond, hardlopend naar het zwembad te gaan, daar moest ik me echt even toe zetten. De heenweg was dan ook wat futloos.

De afgelopen twee jaar heb ik me aan het sporten vastgeklampt als manier om nog iets van dynamiek en afwisseling in een verder saai bestaan te hebben. Dat heeft beregoed gewerkt, ik kijk daar met genoegen op terug. Het is ook niet zo dat sport die rol nu helemaal verliest, en dat sport corvee wordt ofzoiets. Zo zwart-wit is het niet. Maar in de hiërarchie van leuke dingen krijgt het wel een iets minder prominente plek. Die het vroeger ook had.

Daar is niks mis mee. Het is alleen even wennen. Wennen aan een normaler bestaan.

 

 

Door |2022-04-07T17:33:38+02:007 april 2022|Fiets, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Project daglicht jaargang 2 √

Met het ingaan van de zomertijd heb ik de tweede jaargang van #projectdaglicht volbracht: in de wintertijd elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Het is weer gelukt, ik vond het makkelijker dan vorig jaar. Ik heb daar drie redenen voor bedacht:

  • De corona-omstandigheden waren minder taai. De lockdown duurde maar kort en daarna kwamen uiteindelijk drastische versoepelingen. Als ik alleen al naar het lunchzwemmen kan, is dat 2X10′ stadsfiets-daglicht, en de laatste weken fietste ik zelfs naar het station om naar opdrachtgevers toe te gaan en naar etentjes in Den Haag – dat soort dingen, die vorig jaar onmogelijk waren.
  • Het weer was beter, vooral de laatste weken: de zonnigste maart ooit. Wat was dat lekker, zeg! Ik heb zelfs al royaal buiten gezeten: op terrasjes, en thuis bij de lunch en koffie. Februari was wat taaier, met al die storm en regen, maar daarvoor was het vaak ook prima buitenweer. Hooguit zo grijs dat ik me afvroeg wat ‘daglicht’ eigenlijk was, maar goed.
  • Ik liep langer hard, door te trainen voor een halve marathon, vorig jaar tien kilometer. Die lange duurlopen voegen aardig wat daglicht-uren toe.

Ik heb dus veel minder vaak speciaal een ommetje moeten maken om aan het daglicht van de dag of het totaal aantal uren van de week te komen. Desalniettemin was het wandelen ook weer de moeite waard. Hier zijn een paar wandelfoto’s van de afgelopen tijd.

Reeuwijkse plas, januari, met Bastiaan

Stormschade in Park Zestienhoven na Eunice

Gewoon op het Veerhuiseiland – ben ik minder geweest dan vorig jaar, maar blijft leuk

De Schiedamse ijsvogel, afgelopen vrijdag, ommetje met Arno en Marjon – foto van Marjon

Weer een corona-winter goed doorgekomen dus. Net als vorig jaar voel ik me voor maart goed, beter dan gemiddeld. Beetje hooikoorts, meer dan vorig jaar, dat is het effect van de zachte winter. Nog steeds covidloos, ben ik blij mee. Het is wel duidelijk drukker dan vorig jaar, ik zit al af en toe weer te puzzelen met m’n agenda, dus het werk op de openingstijden van het zwembad leggen enzo. Dat is ook lang geleden! Maar al met al komt wel de betere tijd van het jaar er weer aan, en dat is fijn.

 

Door |2022-03-27T21:23:18+02:0027 maart 2022|Loop, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Mijmeringen over dagelijkse beweging

De post van laatst inspireerde me wel tot wat mijmeringen over mijn eigen NEAT, of nouja, ik noem dat ‘dagelijkse beweging’.

Ik leg het onderscheid anders dan in Menopocalypse. Je zou kunnen zeggen dat het gaat om beweging wel of niet op Strava. Tot twee jaar geleden klopte dat heel aardig, maar toen zakte in eens mijn stadsfietsbeweging (niet op Strava) weg en het wandelen dat ik – bewust – ter compensatie veel doe, zet ik wél op Strava. Dus lijkt dat ’training’, maar dat is het niet echt. Ik zet ook niet elke wandelingetje naar de winkels of van OV naar bestemming erop, terwijl ik in bijzondere gevallen de stadsfiets er wel op zet, dus dat blijft een beetje willekeurig.

Krijger 2Willekeurig is het onderscheid sowieso. In Menopocalypse valt yoga onder NEAT, maar wat is yoga? Wat ik doe, nog altijd met Adriene, varieert in intensiteit van op mijn rug liggen te ademhalen naar een serieus zware, snelle krachttraining waar ik zelfs wel eens spierpijn van krijg. Dat heet allemaal ‘yoga’, dus waar hebben we het dan over?

Dagelijkse beweging in de zin van ‘alledaags’ is yoga niet, juist niet, want het daagt mij uit om eens anders te bewegen dan wat ik toch al geneigd ben om te doen. Iets anders dan recht vooruit met mijn benen, zoals in de krijgerhoudingen bijvoorbeeld.

Ik ben geneigd de dagelijkse beweging niet ‘mee te nemen’ als ik nadenk over mijn trainingen, behalve misschien vlak voor een wedstrijd, maar ik ben er in de loop der jaren wel al tegenaan gelopen dat het wel degelijk een rol speelt, bijvoorbeeld:

  • Ik betrapte mezelf er een paar jaar geleden op dat ik rustdagen vaak samen liet vallen met een drukke werkdag, zo van: toch geen tijd om te trainen dan. Dus dan trainde ik niet, maar had ik bijvoorbeeld wel een dag met vroeg op, op de fiets door weer, wind en donker naar het station, staan in een drukke spitstrein, lopen naar opdrachtgever op m’n nette schoenen met laptop, handouts en boeken bij me, een trainingsgroep zinvol bezighouden en daartoe een boel geschuifel door de zaak of staan voor de groep, en dan de reis in andere richting. Dat is geen rustdag, mentaal niet, en fysiek ook niet.
  • Over die nette schoenen gesproken: die heb ik twee jaar lang nauwelijks gedragen (niet te zien op de webcam), en die paar keer dat ik dat wel deed en er een half uur op liep, viel me op dat ik spierpijn kreeg onder mijn voet en dat mijn enkels het zwaar hadden. Ze zijn best comfortabel, met een goed voetbed en maar een beperkt hakje – om dat werkgerelateerde lopen tussen OV en opdrachgever en het gedreutel ter plekke mogelijk te maken. Maar ze zijn anders dan de platte schoenen die ik thuis en bij het sporten draag, en dat merk ik.
  • Van heel lang geleden herinner ik me al een keer dat ik ’s ochtends diep was gegaan bij spinning en later op die dag op de stadsfiets door slecht weer naar ver weg ging. Op de terugweg, in een forse tegenwind, dacht ik: oef, dit is me eigenlijk te veel.
  • In tijden veel stadsfiets onder zware omstandigheden (tig keer natgeregend, wind tegen met haast, kou, donker) kan ik het niet altijd meer opbrengen om in het weekend ook nog te gaan trainen. Ik moet dat niet forceren, want dan maak ik het mezelf tegen en dan heb ik geen puf meer als het voorjaar wordt. Zo heb ik wel eens winters gehad waarin ik ‘niet fietste’, in de zin van: niet trainde voor het fietsen, niet meer fietste dan die gemiddeld 3,5 uur stadsfiets per week – zo’n beetje mijn vaste hoeveelheid als er geen corona in het spel is. Als ik in zo’n winter veel hardliep, pikte ik de draad van het fietsen zó weer op. Afgelopen week was ook zo’n week. Ik had een uitschieter met 5 uur stadsfiets. Dat heb ik misschien twee jaar niet gehaald en was zelfs pre-corona veel. Er mag weer van alles waar ik op de fiets naartoe ga. Er zat zelfs wat woon-werk-transport bij, nouja, naar het station, en nog naar een ander station om naar het museum van Vlaardingen te gaan, plus onder andere ritjes naar het theater, en de Parkrun. Met kou en wind, deels in het donker, en gister regen. Dat gaat me ook niet in de koude kleren zitten. Door het slechte weer schoot trainen op de fiets erbij in, maar dat is dan ook bepaald niet erg.
  • Huishouden doen na een zware training – valt me ook zwaar soms. Stofzuigen bijvoorbeeld, vervelend voor m’n rug en best inspannend. Strijken – niet zwaar, maar wel een rottige houding. Doe ik zo min mogelijk – en sinds corona nóg minder, want voor de webcam zie je toch niet veel kreukels. Wij doen het huishouden zelf, wel netjes verdeeld. Klussen besteden we dan meestal weer wel uit, terwijl ook dat bewegen is. Tuinieren doen we zelf, manlief meer dan ik, en we hebben maar een piepklein tuintje. Bij het harken (rare scheve beweging) heb ik mezelf wel eens geblesseerd.
  • De week voor de vorige, dus die van 24 januari, had ik een ‘uitschieter’ met wandelen, onder andere door twee gezellige afspraken. Ik kwam uit op 36 kilometer. Ik ben niet geneigd dat als sport te zien, maar toch: was het daarom dat het hardlopen zondag niet zo goed ging?
  • Ik heb wel eens gedacht: ik hoef geen hersteltrainingen te doen, m’n dagelijkse beweging en vooral de stadsfiets dient daartoe. Ik moet eerder uitkijken om niet te veel te doen. In de tijd dat ik alleen fietste had ik daartoe de ‘helemaal niets’-dagen in m’n logboek: niet trainen op de fiets maar ook niet op de stadsfiets rijden. Door de uitbreiding naar drie sporten is dat nog moeilijker dan voorheen. Het is misschien niet helemaal nodig, maar voldoende rust wel natuurlijk. Dat ik sinds twee jaar gemiddeld veel minder op de stadsfiets rijd, merk ik overigens niet aan mijn fietsconditie of herstel. Afgelopen jaar was zelfs mijn beste fietsjaar in heel lang, althans, voor wat betreft mijn gemeten FTP.

Wat ik verder weet, eerder al gelezen heb over ouder worden en ook weer las in Menopocalyps, is dat een belangrijke oorzaak van ergere veroudering dan nodig is, ‘m zit in het wegvallen van dagelijkse beweging, en dat komt weer voor een groot deel door toenemend gemak, mogelijk gemaakt door meer geld en de zich ontwikkelende technologie. De fiets wordt een e-bike, de boodschappen worden bezorgd, er komt een auto bij, uitvoerend werk wordt een kantoorbaan, niet meer aan kleine kinderen hoeven te tillen, een hulp doet het stofzuigen, Siri doet de lampen voor je aan en uit, enzovoort.

Allemaal kleine stapjes die er amper toe doen, maar zo verlies je in enkele decennia wel heel veel dagelijkse beweging. Als je je daar niet actief tegen verzet, gebeurt dat, zo verleidelijk is al dat extra gemak – comfort creep, heet dat (leerde ik uit dit boek). Het gevolg ervan is dat je conditie achteruit kruipt, en dat je, als je hetzelfde blijft eten, fiks aankomt in gewicht.

Manlief en ik verzetten ons wél actief. Donderdag nog. We hebben werklui over de vloer en daartegen zei Henk dat we ’s avonds op de fiets naar Delft zouden gaan – naar dat theater dus. ‘Hebben jullie geen auto dan?’ was de reactie. Jawel, maar dat soort dingen doen we gewoon niet met de auto, punt.

Fietsen is goed voor ons, onze portemonnee, het milieu en nog wat andere dingen, maar we zitten er ook gewoon niet mee. Als je niet went aan het gemak, raak je er ook niet aan gehecht namelijk. En meestal is het ook gewoon lekker.

* * *

Alles bij elkaar heb ik dus best wel veel NEAT  dagelijkse beweging. Daarmee kom ik al aan veel meer dan de 2,5 uur uit de beweegnorm. En dan komt trainen er nog bij. Wat ik leer van deze mijmeringen is dat ik best wat bewuster kan zijn van de invloed die ze heeft op het sporten. ‘Impact’ is er zeer zeker, helemaal onder zware omstandigheden zoals in deze tijd van het jaar.

 

 

Door |2022-02-09T15:15:18+01:009 februari 2022|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Geluk

Als ik me goed herinner, zag ik Hanna Vandenbussche afgelopen zomer op tv als gast in Vive le Vélo. Vandenbussche is enerzijds langeafstandsloopster, behorend tot de nationale top. Anderzijds is ze filosofe; ze promoveerde nog niet zo lang geleden. Dat is een interessante combinatie, vind ik en ze vertelde op televisie dat ze bezig was met een boek waarin ze haar twee bezigheden combineert. Moet ik lezen, dacht ik.

Het boek is inmiddels verschenen, het heet Het lot van Atalanta. Een filosofische verkenning van het langeafstandslopen. Atalanta is een vrouw uit de Griekse mythologie die zou trouwen met de man die sneller kon lopen dan zij. Dat lukte er één, maar alleen met een list.

Ik heb het boek met plezier gelezen maar ik vond het geen eitje. De structuur ‘hangt’ aan een selectiewedstrijd veldlopen. De eerste hoofdstukken gaan bijvoorbeeld over loslopen en wedstrijdspanning, en de laatste over de finish en net daarna. Aan die eigen wedstrijdervaringen koppelt Vandenbussche dan filosofie, wat leidt tot komische hoofdstuktitels als ‘Loslopen met Sartre’, ‘Stretchen met Pascal’ en ‘Starten, versnellen en afzien met Descartes’. De inhoud van de hoofdstukken is serieus, al schuwt Vandenbussche de zelfrelativering niet.

In de hoofdstukken gaat het soms best hard, dus in een paar zinnen van wat ze zelf doet en meemaakt en soms ook nog wat achtergrond of herinneringen aan andere wedstrijden, naar het werk van zo’n beroemde filosoof. Dat gaat soms best diep, compleet met filosofisch jargon. Ze heeft dan steeds maar kort de tijd om het gedachtegoed van die filosoof te introduceren, en dan zegt ze er dingen over in relatie tot de sport en soms nog kritiek van anderen ook. Ik kon die vele wendingen niet altijd even goed bijbenen. Vandenbussche loopt hard, maar ze schrijft dus ook hard. Ik had bij het lezen vaak het gevoel dat ik het boek mogelijk meer zou waarderen als ik beter in het gedachtegoed van Sartre, Pascal, Descartes en de anderen zou zitten.

Desalniettemin vond ik het interessant en leuk, zowel haar eigen wedstrijdbeleving, met z’n ups en z’n downs, als de filosofische insteek. Wat ze vooral bepleit, en dat sprak me toen bij  Vive le Vélo meteen al aan, is om sport niet te veel alleen maar wetenschappelijk te benaderen. Ja, wetenschappelijke inzichten zijn nodig om tot topprestaties te komen, maar ze zijn daar niet genoeg voor, en al dat voorspellen en meten ene rekenen ontneemt ook het zicht op andere zeer wezenlijke zaken, de unieke beleving voorop.

Vandenbussche pleit ook tegen al te grote controledrang en de illusie van onkwetsbaarheid die daarmee samenhangt. Sporters en zeker ook topatleten zijn kwetsbaar – ze vertelt open over haar eigen extreme wedstrijdspanning bijvoorbeeld, onzekerheid, en de minder fraaie dingen die ze wel eens over haar concurrentes denkt.

Het interessantste gedeelte vond ik het einde, dus rond de finishlijn. Het gaat daar over het verschil tussen geluk (duurzaam en je hebt er zelf actief aandeel in) en plezier (kortstondig en het overvalt je). Geluk is een weg vol obstakels waar je je met je eigen sterke en vrije wil dagelijks doorheenslaat, en die leidt tot een diep vertrouwen in je eigen talenten en capaciteiten. Ze omschrijft dat zo voor topsporters (p. 162, mijn parafrase), maar ik herken het wel. Het is wat ik eerder afzien heb genoemd: het vrijwillig gekozen leiden dat hoort bij duursport.

Sporten is niet altijd alleen maar ‘leuk’ en zeker niet makkelijk, maar het is wel hoe ik wil leven, ik kies voor het lijden waar het mee gepaard gaat. En het leidt inderdaad tot vertrouwen in wat ik kan, al is dat dan op mijn niveau. Ik moet er levenskeuzes voor maken. Ik moet er ook mijn kwetsbaarheden en mijn grenzen voor respecteren. Ik moet er soms het beste van mezelf voor geven.

De opbrengst daarvan voor mij is, net als voor topsporters, in één woord te vangen: geluk.

Waarom sport ik? Omdat ik er gelukkig van word. Zo kort kan ik erover zijn. Hoe simpel het ook klinkt, zo helder had ik dat eerder niet voor ogen.

 

Door |2022-01-11T20:28:30+01:0011 januari 2022|Boeken, Loop, Waarom|0 Reacties

Prestaties in het tweede coronasportjaar

Ten opzichte van het eerste coronajaar waren in 2021 prestaties weer wat belangrijker. Net als vorig jaar stond plezier en gezondheid voorop en was het belang van wedstrijden relatief, maar ik presteerde een paar keer wel opvallend goed en dat was toch ook wel weer erg leuk.

Over die bijzondere prestaties (dikke PR’s eind augustus op de sprinttriathlon en de 5 kilometer) schreef ik hier al eerder, ook met wat het volgens mij verklaart. Ik schreef ook al dat de trend doorzette in de vakantie (waar ik met heel veel plezier op terugkijk) en dat doet-ie nog steeds: ook de laatste weken heb ik opvallend lekker hardgelopen.

Hier zijn de getallen van het jaar, in vergelijking met het eerste coronajaar:

(kilometers) 2021 2020
Zwemmen    75  132
Fietsen 4863 4686
Hardlopen 1003  780

Hardlopen is de ’topper’ van de drie sporten van dit jaar. Ik denk dat het in volume mijn tweede loopjaar ooit is: ik heb waarschijnlijk in 2015 meer kilometers gelopen, maar ik ben dat jaar pas in februari begonnen met registreren, dus ik weet dat niet precies. In kwaliteit was dit jaar sowieso beter dan toen: ik ben technisch vooruitgegaan, ik liep lekkerder, trainde gedoseerder – en ik ben nu veel frisser en fruitiger dan eind 2015.

Dus: 2021 was mijn beste loopjaar ooit. De foto van hieronder is van tijdens het PR op de 5 kilometer bij de Parkrun – de grootste sportieve verrassing van dit jaar.

IMG_2735 2

Ik zag de kaap van de 1000 kilometer aankomen dus ik heb er mijn best op gedaan om die daadwerkelijk te halen. Dat werd nog even spannend, want de booster van afgelopen maandag gaf me een aardige klap, harder dan de eerste twee vaccinaties: ik kon woensdag nog niet hardlopen na een koortsaanval op dinsdagavond. Maar het is gelukt, door bij uitzondering twee dagen achter elkaar te lopen. Gister geïntervald, vandaag gezellig met Nicole getraild in de duinen.

Qua zwemmen was het een mager jaar, zeker in de wetenschap dat 2020 ook al niet overhield. Alles bij elkaar heb ik in 2021 meer dan een half jaar niet gezwommen: 5 maanden in de twee lockdowns (t/m half mei en nu sinds twee weken weer) en dik 5 weken door vakantie en andere prioriteiten (september/oktober). Het koude voorjaar werkte ook niet mee. Helemaal terug op de snelheid die ik had net voor de eerste lockdown in maart 2020 ben ik niet gekomen, al kwam ik af en toe wel weer in de buurt. Verder heb ik ook niet veel bijzonders gedaan, behalve de leuke cursus slagfrequentie in open water bij TriExperience. Nouja, Zwemmen blijft fijn om te doen en als magertjes zwemmen de grootste coronaschade is, valt het allemaal nogal mee.

Fietsen heb ik meer gedaan dan in de voorgaande jaren, maar zonder de 1878 kilometer tijdens de vakantie in september was het juist minder. Er zaten wel weer mooie ritten bij: tijdens die vakantie was het elke dag raak, maar ook de 216 kilometer heen en weer naar Vlissingen en de goede tijdrit in oktober zijn mooie herinneringen. Kort na die tijdrit reed ik bij een veldtest mijn hoogste FTP in meer dan tien jaar. Kennelijk heb ik toch wel goed getraind – relatief wat intensiever.

Bij het wat mindere aantal kilometers speelt beslist een rol dat het zo’n beetje heel 2021, op september na, veel slecht weer is geweest. Dat koude voorjaar vooral, dat heeft me heel wat kilometers gescheeld.

Dan heb je ook nog ‘de rest’:

  • Dankzij alle yoga (bijna 100 uur!) is mijn core stability volgens mij beter dan ooit en ik heb er sowieso veel van geleerd en plezier door gehad. Sinds de zwembaden twee weken geleden dicht gingen, ben ik weer een ‘streak’ begonnen en yoga ik weer dagelijks, net als vorig jaar. Over wat yoga me brengt, schreef ik toen ook.

  • Wandelen is nog steeds een bron van plezier, gezelligheid en dagelijks daglicht. Wel minder dan vorig jaar: ik haalde nu 456 kilometer (vorig jaar 549). Ik weet niet precies waar dat ‘m in zit. De vakantie in elk geval, maar ik zou in september anders echt geen 100 kilometer gelopen hebben. Het is nog steeds wel meer dan in niet-corona-jaren, en dat mag ook wel, want op de stadsfiets rijd ik nog steeds veel minder. Met wandelen compenseer ik dat gebrek aan dagelijkse beweging.
  • Anders dan vorig jaar heb ik maar weinig gekajakt – ook daarbij speelde het vele slechte weer een rol, denk ik. En dat terwijl we een nieuw bootje kochten en ik m’n vaarbewijs haalde! Wel heb ik zowaar in februari een keer geschaatst!

Ondanks dit alles vind ik mijn grootste prestatie van 2021 dat het me, net als vorig jaar, is gelukt om mezelf uit het zwarte gat te houden dat ik af en toe wel zie liggen. Ik vind het bij vlagen nare en sombere tijden, door corona en door ontwikkelingen in de maatschappij en politiek. Desalniettemin gaat het mij nog steeds goed: ik voel me gezond, sterk en veerkrachtig. Daar helpt sporten bij.

Net als vorig jaar gaf sporten vertier, gezelligheid en houvast in nog steeds onzekere en beperkte tijden. Net als vorig jaar vroeg dit jaar om sportkunstenaarschap. Net als vorig jaar heb ik, ondanks alles, met veel plezier gesport. Op naar 2022!

 

Door |2021-12-31T15:57:54+01:0031 december 2021|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|0 Reacties

Project daglicht, seizoen 2, week 1 √

Net als vorig jaar heb ik het voornemen om de hele wintertijd lang elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal elke week minstens 7 uur. Deze eerste week was dat makkelijker dan vorig jaar, want ik ‘mocht’ onder andere op de stadsfiets naar een opdrachtgever hier in de stad om daar ‘live’ aan echte mensen rond een tafel een training te geven. Dat is sowieso supergaaf, en het zorgde voor 45 minuten daglicht.

Desalniettemin zit ik nog steeds veel naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren voor mijn werk, en ik denk niet dat dat gauw zal veranderen. Overdag naar buiten is dan broodnodig, vooral tegen de wintersomberheid en -futloosheid. Met het vroege donker moet ik er dan bijvoorbeeld voor kiezen om eerst te gaan hardlopen en daarna mijn werk af te maken. Daarbij was project daglicht vorig jaar een uitgelezen stok achter de deur, vandaar dit tweede seizoen.

De eerste week is prima geslaagd en er was zelfs een flinke dot zon bij dat daglicht – helemaal mooi! De foto is van de stiltewandeling van vanochtend. Met heen en weer vanaf huis goed voor 2 uur buiten, en daarmee ging ik royaal over de zeven uur deze week.

Door |2021-11-07T14:47:34+01:007 november 2021|Loop, Trainer, Waarom|0 Reacties

Stel je oordeel uit

Ik heb de laatste maanden veel sport gekeken, misschien wel meer dan ooit eerder. Giro, EK voetbal, Tour, Olympische Spelen… De hoeveelheid tv-uren werd zeker door de corona-omstandigheden ingegeven. Er is nog steeds minder ander vermaak en we zijn nog steeds allebei veel meer thuis dan normaal, en dan is het makkelijk om de tv aan te zetten. Als de een het niet doet, doet de ander het wel, en er is weinig leuker dan samen mooie sport kijken.

Aan EK en Olympische Spelen raakte ik bovendien ook wel een beetje verslaafd, dus dat ik dan in de ban kom van zo’n toernooi. Bij de Tour kan ik dat soms ook wel hebben, maar dit jaar niet zo. Mogelijk was dat omdat de strijd om het klassement al vroeg beslist was en ik geen grote Pogacar-fan ben. Ik vond de Olympische Spelen het interessantst, dus daarover een beschouwing in deze blogpost.

Ik heb vooral gekeken naar het (baan-)wielrennen en hardlopen, en wat zwemmen – het tijdsverschil en de beperkte uitzendrechten maakten het lastig om te volgende wat ik wilde, en ik had ook nog wel eens wat anders te doen natuurlijk. Van de triathlon heb ik alleen de gemengde-team-estafette gezien, integraal teruggekeken, erg leuk, al is het alleen maar omdat mannen en vrouwen het dan samen doen. Ik heb één keer slaap opgeofferd, en dat was om de vrouwentijdrit te zien. Wekken om 5 uur, tussen hun finish en de mannen nog even geslapen.

Aan het begin gingen er enkele grote Olympische dromen in rook op, zoals die van Van der Poel met z’n plankje, van de Nederlands wegwielrensters en van alle positief getesten. Dat maakte me weer eens zeer bewust van het grote risico van doelen. In het bepalen van een doel zit een heel grote kans op teleurstelling ingebakken. Dat geldt helemaal voor prestatiedoelen, zoals: ik ga voor een medaille. Je hebt het bereiken daarvan sowieso niet in eigen hand. Dat wist ik al, maar aan het begin van de Spelen was het heel zichtbaar.

Daarna keerde dat ‘mislukken’ helemaal om (na een tenenkrommende persconferentie) en op dit moment is er in de Nederlandse sportmedia vooral een hosanna-stemming over het behaalde aantal medailles. Mij zegt de medaillespiegel en de totale hoeveelheid eerlijk gezegd helemaal niets, ik kan er zelfs wat cynisch over worden.

Zo van: en nu, land nummer 7 op de ranglijst? Zijn we nu ineens zo’n tof land met zo’n geweldige sportcultuur dan? Gaan we nu in de tussenliggende jaren wel aandacht geven aan, zeg, de handboogschieters? Wat is de prijs die we betalen voor die vracht medailles; wat hebben ‘we’ niet kunnen doen omdat er zo veel geld en aandacht naar de topsport ging? Wat als er helemaal geen effect is op de breedtesport? Waarom zijn medailles zo belangrijk?

Trots kan ik al helemaal niet voelen, daarvoor heb ik er te weinig mee te maken. We delen dezelfde nationaliteit, nou en? Ik ben sowieso niet zo nationalistisch in m’n sportbeleving. De overwinning van Roglic in de tijdrit, daar pinkte ik ook een traantje bij weg.

Wat ook wel laat zien: Roglic ‘ken’ ik, ik volg hem al jaren, en bekend maakt bemind. Dus ik leef wel mee met de sporters die ik ken, en dat zijn vaker landgenoten. Daar gaat sowieso de meeste media-aandacht naar uit, maar dit jaar al helemaal, bij deze media-bubbel-spelen

Dus kan ik dan genieten van bijzondere prestaties van die ‘bekenden’, waarbij die van Hassan en van de 4X400 meter van gister erbovenuit steken. Ik kan me ook vergapen aan prestaties die op mij als buitenaards overkomen, zoals 75 km/u rijden op een baanfiets of de dingen die turners kunnen in ringen, aan stokken en op bruggen.

Nog meer indruk maakten de momenten van van sportiviteit en vriendschap, zoals tussen de twee hoogspringers die besloten het goud te verdelen en toen ongelofelijk blij waren en die tussen Nageeye en Abdi op de marathon. Maar ik kon ook medelijden voelen met Laurine van Riessen en Lotte Kopecky – vond sowieso dat er op de baan veel gevallen werd.

Ik pinkte ook een traantje weg bij het interview met Mieke Gorissen die haar 28e plek op de marathon amper kon geloven. Echt, het gaat niet alleen maar om medailles. Om maar iets te noemen: de 23 gouden medailles van Michael Phelps konden hem niet gelukkig maken

Er waren ook nog wel interessante discussies met een bredere relevantie dan de sport: over de kleding van mannen versus vrouwen en de mentale druk op topsporters. Dat over die druk leek een beetje door te slaan: ja, natuurlijk is het goed om er open over te zijn, maar het is geen prestatie om eronder te bezwijken en je bent dan ook niet ‘zielig’. Stef Clement zei dat over Dumoulin, daar zijn veel mensen overheen gevallen, maar ik was het met hem eens. Als je van je hobby je beroep maakt, daar succes in hebt en dus veel geld mee verdient, en dan moeite krijgt met de druk, dan is daar van alles over te zeggen, onder andere dat het knap is hoe Dumoulin terug is gekomen. Maar zielig – nee. Ik vond Clement sowieso een geweldige commentator, mede omdat hij niet meeging in het medaille-hosanna-geroep. 

Alles bij elkaar, wat heb ik hier nou aan voor mijn eigen leven, voor mijn eigen sporten? Nou, een boel plezier, ontroering en bewondering bij het kijken. Maar het gaat ook nog verder dan dat.

Als ik alles op een rijtje zet, kom ik tot één conclusie: dat je de balans niet te vroeg moet opmaken, dus dat je niet aan scorebord-journalistiek moet doen. Om te weten hoe het écht met je gaat (of met je ploeg of met je land of wat dan ook), houd dan de lange lijn in de gaten en het totaalplaatje. Net zoals het aan het begin van de Spelen niet allemaal pikzwart was (‘onheilspellend scenario’) is het nu niet allemaal alleen maar geweldig.

In relatie met het thema van dit weblog: die ene Ironman was geweldig, maar voor mijn leven is het belangrijker dat ik nu, vijf jaar later, nog steeds met veel plezier sport.

Over wat deze 36 Nederlandse medailles waard zijn voor ‘ons’ kan het oordeel pas later geveld worden.

Nou even een weekje niks, en dan begint de Vuelta alweer!

 

Door |2021-08-08T17:02:19+02:008 augustus 2021|Triathlon algemeen, Vrouwensport, Waarom|4 Reacties

#projectdaglicht volbracht

Ik had afgelopen winter twee ‘projecten’ lopen in het kader van ‘help Louise zo goed mogelijk de coronawinter door’. Het ene, elke dag yoga, bereikte woensdag de mijlpaal van 100 dagen,  en ik ga nog vrolijk verder. Het andere beschouw ik dit weekend als voltooid: #projectdaglicht.

Vanaf het begin van de wintertijd heb ik me ten doel gesteld om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal minstens 7 uur per week. Ik had al gauw in de gaten dat ik iets moest doen om niet in een soort mol te veranderen, met de eenzijdigheid van het thuiswerken. Ik weet dat ik voor mijn humeur nogal van daglicht afhankelijk ben namelijk, en vanzelf kwam ik amper meer overdag buiten. 

Het is elke week gelukt, meestal royaal. Door er zo’n nadrukkelijk doel aan te koppelen, kon in de discipline opbrengen om overdag naar buiten te gaan, en dan ’s avonds nog wat door te werken (indien nodig). Alles bij elkaar lukte het me zo om ondanks dichte zwembaden en veel minder dagelijkse beweging, niet véél minder te bewegen dan normaal, hooguit een beetje én anders. Ik voel me nu eigenlijk best wel goed, ondanks alles. Ik heb me in maart wel eens slechter gevoeld: de regelmaat in mijn leven (saai….. maar wel ergens goed voor) en het niet verkouden zijn scheelt. Van coronakilo’s heb ik ook geen last. 

Desalniettemin vond ik net de laatste weken toch best lastig. In februari zaten een paar makkelijke weken met sneeuw- en ijspret en direct daarna mooi en warm weer. Ik ervoer toen al een gevoel van opluchting: hèhè, de winter zit erop! Dat was echter te vroeg gejuicht, want sindsdien is het voor mijn gevoel bijna non-stop winderig, grauw en kil. En dat terwijl er genoeg was om chagrijnig van te worden, zoals de opnieuw stijgende besmettingen en het inconsistente corona-beleid, waardoor we in deze eindeloze kwakkellockdown zitten. Het venijn van de winter zat (zit?) in de staart.

Voor #projectdaglicht heb ik normaal hardgelopen (m’n gewone trainingen, daarover een andere keer meer, goed voor gemiddeld zo’n 3 uur per week), weinig gefietst (0-3 uur, gemiddeld nog geen 2, denk ik – slechts af en toe heb ik de stadsfiets nog nodig en ik heb minder op de race- en triathlonfiets getraind dan ik zou hebben gewild, door het weer) en verder vooral veel gewandeld: ommetjes hier in de buurt en soms elders, alleen met manlief en met vrienden of broer of in de vorm van de stiltewandeling.

Het vele wandelen is wel een coronacrisis-genoegen, moet ik zeggen. Ik blijf het erg leuk vinden om vlakbij huis nieuwe paadjes te ontdekken. Zelfs als ik daar af en toe wat moeilijk voor moet doen, zoals hier langs de Zweth:

Net daarvoor hadden we een oorlogsmonument ontdekt, de ‘steen aan de Zweth‘:

3,5 kilometer van hier, nooit eerder gezien!  

Nu het zomertijd is, hoop ik dat ik weer voldoende daglicht beleef zonder dat ik er zo nadrukkelijk mijn best voor hoef te doen. Als we weer regelmatig buiten kunnen lunchen bijvoorbeeld, net als vorig jaar, scheelt dat al heel veel. ’s Avonds naar buiten, als dat beter uitkomt – dan is het nu ook licht. En eens zal het toch ophouden met waaien? 

 

Door |2021-03-28T17:40:12+02:0028 maart 2021|Fiets, Loop, Waarom|0 Reacties

100 dagen yoga

Toen ik een paar dagen bezig was met m’n project ‘elke dag yoga zo lang de zwembaden dicht zijn’, drong het tot me door: ik zou wel eens de 100 dagen kunnen gaan halen. Het was toen half december en ik schatte in dat we door het kwakkelige beleid en de virusmutaties mogelijk heel erg lang in iets half-lockdown-achtigs zouden terechtkomen. Dat had ik goed: vandaag is het dag 100 van mijn ‘lockdown-yogastreak’ (LYS op mijn Strava, al is het woord lockdown al een tijdje niet echt meer van toepassing).

Wat een ontdekkingstocht is het geworden! En wat heeft me dat door de taaie winter heen geholpen!

Ik ben nu bezig aan de derde maandkalender van Adriene, hartstikke handig: op het overzicht staat hoe lang je bezig gaat zijn en de PDF bevat aanklikbare linkjes naar het YouTube-filmpje met instructie. Tussendoor heb ik haar ‘foundations’ doorgewerkt en wat andere instructieve dingen gedaan. Ik herhaal ook nog wel eens wat, als ik meer wil doen dan op de kalender staat, bijvoorbeeld voor mijn buikspieren, bovenrug of heupopeners.

De dagelijkse portie varieert van 5 tot 55 minuten, ik ben gemiddeld op net wat meer dan een half uur per dag uitgekomen – ruim 50 uur yoga dus, tot nu toe. Soms behoorlijk pittig qua kracht, soms juist meer gericht op ademhaling, rekken en ontspanning. Vaak allround, soms gericht op een bepaald lichaamsdeel of functie (buik, armen, rug, spijsvertering, ademhaling). Door die afwisseling was het goed te doen; elke dag een stevige allround-sessie zou wel erg zwaar geworden zijn. Maar die kalenders zitten goed in elkaar. De relatie met het thema is dun, wel vind ik maart (‘move’) net wat zwaarder en fysieker dan de eerdere twee maanden.

Ik ben aan de streak begonnen omdat ik dacht dat dat een manier was om de kracht van mijn romp en armen te onderhouden en in totaal voldoende te bewegen, in de zwemloze en winterperiode. Dat effect heeft het zeker gehad – en veel meer.

In de eerste plaats heb ik er veel meer plezier mee gehad (en nog steeds) dan ik had verwacht. Dat zat hem bijvoorbeeld in oude bekenden weerzien – hoe lang had ik wel niet in de kaars (‘shoulder stand’) gestaan? Dat loopt in de decennia. Maar ik kan het nog, sterker nog: ik had het gevoel dat mijn lichaam het zich herinnerde.

Lol had ik ook doordat ik merkte dat ik leerde – als íets mij drijft, is het dat wel. Het doorwerken van de foundations was heel leerzaam. De kameel bijvoorbeeld, die kon ik niet, maar nu wel, dankzij de goede aanwijzingen van Adriene (aangevuld door Marcel, die yoga-docent is, mijn masseur én degene die mij het eerst op Adriene attendeerde). Nu nog even door-oefenen op m’n voeten plat krijgen.

Maar eigenlijk leer ik bijna elk dag. Soms zomaar ineens een nieuwe houding, waaronder deze waarvan ik geen naam weet en die van alles tegelijk rekt:

Ik werd ook sterker, in mijn polsen en schouders vooral – al was het alleen maar dankzij de bijna dagelijkse downward facing dog en plank, die ik allebei ook technisch beter leerde uitvoeren.

Mijn schouders hebben zelfs een ware transformatie doorgemaakt. In het landen van plank naar grond ging op een van de eerste dagen iets mis in mijn rechterschouder – auw. In de weken erna heb ik last gehad van een aanhechting van de delta-spier en moest ik daardoor heel voorzichtig bewegen, wat goed was om die nieuwe techniek in te slijpen. Ik moest bijvoorbeeld mijn armen wel naar buiten roteren als ik erop steunde, zoals in die dog en plank.

Tegelijkertijd ging ik merken dat ik als ik rechtop zat of stond, mijn schouders breder en lager waren dan ooit eerder, met mijn schouderbladen beter naar beneden en naar elkaar toe – wat altijd lastig voor me is geweest, met m’n ‘schoolbankruggetje’. Het filmpje upper back love was het eerste dat ik van Adriene leerde kennen en het is voor mij goud waard. Daar was ik blij mee en ik vond het veelbelovend, maar ondertussen had ik dus wel ook pijn.

Toen ik het Foundations-filmpje van de dolfijn deed, knakten m’n schouders in de puppy-houding al ‘open’ op een manier die voor mijn gevoel ook nieuw voor me was. Daardoor lukte de dolfijn (de 2e foto hieronder) vervolgens wel.

Sindsdien gaat dat naar buiten roteren makkelijker, mijn bovenrug is rechter, ik voel ook meer ruimte over mijn borstkas (‘heart space’) en af en toe een aangename warmte ter hoogte van de onderkant van mijn nek, alsof daar meer leven in de brouwerij zit.

Mijn schouders hebben er dus nieuwe bewegingsmogelijkheden bij gekregen en een nieuwe balans gevonden. Dat klopt echter nog niet helemaal – ik moet ze nog regelmatig open klik-klakken voor mijn gevoel, alsof ze nog steeds terugvallen in die oude, beperktere positie. Ze zijn ook nog wat gevoelig en snel moe, soms zelfs flink gevoelig zijn als er iets verkeerd zit geklik-klakt. Maar dat verbetert. Het is subtiel, maar voor mijn gevoel heb ik een nieuwe set schouders. Ik heb geen idee hoe lang er daar iets vast heeft gezeten – heel lang in elk geval.

Ik merk die nieuwe breedte en openheid van mijn bovenrug soms ook als ik andere dingen doe – achter de computer zit, hardloop. Ook dat is nog niet stabiel, net zoals ik ook niet altijd de alignment voel waarmee ik mijn houding kan corrigeren – ik schreef daar eind december al over en ik ben er nog steeds mee bezig, nog steeds ontwikkeling ook: head over heart, heart over pelvis; mijn ruggengraat voelen als stabilisator, energie die voorlangs naar boven stroomt en achterlangs naar beneden.

Bij het hardlopen voel ik de laatste tijd meer souplesse in mijn heupbeweging, dat is vast ook yoga-bijvangst. Ik ben benieuwd of het me voor het zwemmen ook nog wat gaat opleveren. Fietsen is op het moment nog zoeken voor m’n schouders en dat valt ze zwaar – ik snap ook wel waardoor die zo naar binnen gedraaid waren geraakt.

Andere lichaamsdelen en houdingen ben ik nog aan het onderzoeken. De houding die de ‘makkelijke’ genoemd wordt bijvoorbeeld, maar die ik knap lastig vind, vooral om ontspannen én recht te combineren, zelfs als ik op een boek zit, zoals hier. Als ik mijn heupen ontspan, kiepert mijn bekken naar achter en kan ik dus niet ‘alignen’, als ik goed recht ga zitten, span ik m’n heupen aan:

Als ik langer netjes moet zitten, zoals bij de meer op ademhaling gerichte oefeningen, zit ik liever op mijn hielen, in de gebedshouding:

Ik heb ondertussen de ‘makkelijke houding’ wel leren begrijpen als ‘de houding waarvan het de bedoeling is dat die steeds makkelijker wordt’: nadruk op het proces. Dat hoorde ik Adriene een keer zeggen in een filmpje dat ik echt al vaker had gedaan, maar dat was toen niet tot me doorgedrongen. Dat heb ik wel vaker, dat ik iets doe waarvan ik denk: hè, dit herinner ik me helemaal niet. Het proces is elke keer anders.

Anders dan dit verhaal en zeker de foto’s misschien suggereren, heb ik dus ook geleerd dat het niet gaan om het aannemen van de houding, maar om hoe het in je lichaam voelt. Daarbij gaat het vaak om ‘more than meets the eye’, want Adriene vaak zegt. Zo ziet mijn all fours er misschien uit als elke all fours, ook die van mezelf van vroeger, maar ik dóe iets heel anders: ik druk mezelf echt op vanuit de grond, ik recht m’n ruggengraat van kruin tot staartje, ik roteer m’n bovenarmen naar buiten en ik trek mijn navel naar mijn ruggengraat als ik uitadem. Zo is zelfs zo’n simpele houding een oefening voor mijn hele lijf en in aandacht, ademhaling en lichaamsbewustzijn.

Er zijn ook dingen die ik niet kan, waar ik tegen de grenzen van mijn lijf aanloop. De kraai, die ga ik nooit kunnen, denk ik, met mijn polsen en lage zwaartepunt. Maar dat geeft niet.

Ik schreef in december ook al hoe de dagelijkse yoga me had geholpen om op een dieper niveau de beperkingen van de coronacrisis te accepteren: niet meer aan zwem- en sportschoolvervanging doen, maar op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Dat is een sterke rode draad gebleven.

Daarmee begeef ik me op het vlak van de mentale en spirituele kant van yoga – iets wat nauw komt, maar wat Adriene goed doet, vind ik, door soms achter nogal zweverige dingen over bijvoorbeeld ‘self love’ relativerend te zeggen ‘or whatever that means to you’ of op een andere manier openheid te bieden om er een eigen draai aan te geven. Je kunt als je je hoofd buigt de wijsheid van je hart en je hoofd met elkaar verbinden, maar het is ook gewoon een manier om je nek en bovenrug te rekken. Daardoor werkte ook deze kant goed voor mij.

In de yoga oefen ik op gewoon leven, zonder te wikken en te wegen over wat ik zal of niet zal. Het heeft me namelijk de afgelopen maanden soms voor mijn gevoel bijna te veel ‘hoofd-energie’ gekost om mezelf op goede koers te houden, alsof ik mezelf wat al te bewust moest ‘sturen’. In de yoga zocht ik naar overgave en ontspanning. Ik kan merkbaar zowel in de forward fold als in de extended child’s pose dieper het hoofd buigen – wat ook metaforisch is, denk ik, voor dat accepteren waar ik geen controle over heb, mij meer aan de grond toevertrouwen.

Ik ben dus helemaal fan geworden van Adriene. Ik vind haar knettergoed, en ik vind bovendien dat ze een sympathiek businessmodel heeft: ze verdient er dik aan, mede door een deal met Adidas, maar die merknaam druipt er bepaald niet vanaf (in al die uren heeft ze hem één keer gezegd, en ik heb hem een enkele keer zien staan), en ze biedt honderden video’s gratis aan.

Adriene heeft bovendien een aardige dosis speelsheid en humor, daarbij vaak geassisteerd door haar hond Benji. Daardoor is het ook gewoon superleuk om haar filmpjes te volgen. In deze verder zo karige tijd is het daarom voor mij een bron van plezier. En dat is het állerbelangrijkste.

Ik ben er voorlopig nog niet klaar mee, daar schreef ik gister ook over. Ondanks dit alles word ik geen yogavrouw, ik ben en blijf in de eerste plaats een buiten-duursporter. In die ongeveerr 50 uur yoga is mijn hartslag maar een heel enkele keer wezenlijk omhoog gegaan. Oftewel: conditioneel doet het mij vrijwel niets. Bij alleen yoga zou ik alleen al dat ontzettend gaan missen. Ik doe yoga erbij. En dat werkte de afgelopen 100 dagen geweldig!

 

Hieronder een overzicht van de filmpjes die ik herhaald heb als een soort ‘best of’ naast de maandkalenders:

 

(Foto’s gemaakt door Henk, afgelopen zondag, in een speciale yoga-fotoshoot in de woonkamer)

 

Door |2021-03-24T08:31:44+01:0024 maart 2021|Waarom, Zwem|2 Reacties
Ga naar de bovenkant