Vrouwensport

Overschiese Sportweek (1): experimenten

Deze week is het hier in de wijk sportweek. Je kunt aan allerlei activiteiten van de ‘sportaanbieders’ gratis meedoen. Voor mij valt die week in twee verschillende delen uit elkaar: ik ben zelf aanbieder en ik ben uitprobeerder.

Over de aanbied-kant later meer, want dat loopt nog: ik heb woensdag samen met Babet een stiltewandeling begeleid en zondag volgt er nog één. De uitprobeerkant zit er echter wel al op, dus daarover nu.

Ik heb twee dingen uitgeprobeerd omdat ik op zoek ben of er een alternatief is voor mijn sportschool. Die vind ik onder de corona-beperkingen niet zo prettig: de lessen zijn ingekort en gehaast en ik voel me binnen al gauw claustrofobisch en niet op mijn gemak. Spinning binnen (met al dat gehijg) vertrouw ik sowieso niet, en de logistiek vind ik niet optimaal, waardoor dichtbij andere mensen komen onvermijdelijk is.

Ik ga onder normale omstandigheden ongeveer één keer per week naar de sportschool, voor:

  • ‘Core stability’: kracht, coördinatie en balanstraining, vooral voor rug, buik en bekkenregio. Doe ik nu al jaren in de vorm van bodybalance. Kan ik thuis goed vervangen, zo is me de afgelopen maanden gebleken, met wat er op YouTube staat, maar dat is wel maar in m’n uppie.
  • Krachttraining. Kan ik deels thuis vervangen, maar niet alles en niet zo precies. Het is bijvoorbeeld veel lastiger om een kilo zand erbij te doen in de emmers waarmee ik lunges doe, veel lastiger dan dumbells van een kilo zwaarder pakken. Met m’n zwemkoord trek ik altijd aan dezelfde weerstand, anders dan met katrollen en gewichten. Leg press kan al helemaal niet.
  • Spinning, als het weer ’s winters te slecht is om buiten te fietsen, als het uitkomt in m’n trainingsplannen om eens écht heel diep te gaan, want dat kan het beste binnen, en soms ook gewoon voor de lol. Bij elkaar is dat misschien maar een keer of tien per jaar, maar ik vind het wel belangrijk. Ik kan het niet zomaar vervangen, dan zou ik moeten investeren in een betere/leukere indoor fietstrainer. Veel geld voor die tien keer per jaar. En waar laat ik ‘m?
  • Eventuele andere dingen, zoals op de crosstrainer of loopband bij blessures.

Nou goed, deze week dus wat uitgeprobeerd, namelijk een Pilates-les buiten in Park Zestienhoven van Mindful Motion en een bezoek met proefles aan Let’s Go, een nieuwe sportschool in de Spaanse Polder, boven een sanitairwinkel:

Tsja. Allebei hadden aantrekkelijke kanten én minpunten.

  • Pilates is leuk, alles klopte aan de les, en het zou goed voor me zijn dat weer wat regelmatiger te doen. Mindful Motion geef ’s zomers buiten les, en dat is heerlijk. ’s Winters is het in een grote zaal met weinig deelnemers, dus geen claustrofobie. Máár dan heb ik geen spinning, fitness of crosstrainer (e.d.) en het rooster is wel erg beperkt: alleen op zondagmorgen. Hmm. Maar zondag in het zonnetje was het wel heerlijk:

  • Let’s Go heeft virtuele spinning, ‘Live & on-demand cycling 1Rebel’. Dat doe je individueel, op een fiets met een monitor. Je kunt je aansluiten bij een klasje dat op dat moment plaatsvindt of kijken naar een opname van zoiets. Dat zag er goed uit, behalve dan dat het niet helemaal mijn soort spinning is – het is meer met ‘kunstjes’ dan echt op fietsen gericht. Zo zit er achterop de fiets een houder voor haltertjes bijvoorbeeld.
    Daar zou nog wel omheen te werken zijn, maar de sportschool is ook nogal duur voor maar één keer per week, en dan betaal ik voor een boel wat ik niet gebruik. Het is wel een prachtige sportschool met alles erop en eraan en gloednieuw – maar ik vind het echt niet kunnen om extra geld te vragen voor zo’n mager groepslesaanbod. Dat moet allemaal nog uitgebreid gaan worden, zeiden ze. Maar iets als pilates of bodybalance is er niet. En ik weet niet of dat ooit komt, want het publiek is meer voor de hippe sporten, zal ik maar zeggen, niet voor van die verantwoorde dingen voor dames van middelbare leeftijd.
    Ik voelde me woensdagavond een beetje de oma, tussen wat er op proef was (slechts één andere dame), het personeel en de andere bezoekers. Niet dat ik me daardoor tegen zou laten houden overigens. Maar ik was wel een beetje verbaasd toen de proef-groepsles bestond uit iets boks-achtigs. Zo maak je nog eens wat mee: had ik daar ineens voor het eerst in mijn leven bokshandschoenen aan!

Alles bij elkaar heb ik wel lol gehad in de experimenten. Voornemen is nu om in m’n sportschool maar eens te gaan vragen of ik in m’n eentje gebruik zou mogen maken van een spinningfiets. Als ik dan met m’n eigen telefoon spinning-lessen van YouTube ofzoiets kan volgen, heb ik een veel goedkopere vorm van virtuele spinning. Met die kortere bodybalance moet ik dan maar leren leven. Het is wel een heleboel keren per week, zowel overdag als ’s avonds – tel uit m’n winst. Daartoe inspireerde het allemaal dus wel.

Tot slot nog een knie-selfie in een Pilates-standje onder de zon van zondag:

Door |2020-09-25T14:35:48+02:0025 september 2020|Fiets, Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Kennis over sportvrouwen: progressie!

Ik heb de laatste tijd twee dingen gelezen waarvan ik dacht: hèhè, progressie! Op een gebied dat al langere tijd mijn interesse heeft, en waarvan het me al langere tijd frustreert dat er zo weinig over bekend is c.q. zo weinig goed over te vinden: vrouwen en sportprestaties.

  • Het zinnigste wat ik ooit heb gelezen over prestatiegericht trainen in de overgang – in een interview met trainer Rob Veer als onderdeel van een artikel over non-responders, ‘Trainen zonder resultaat?’, van Jurgen van Teeffelen, in de meest recente editie van Sportgericht. Dat hele artikel is de moeite waard, maar ik vond vooral frappant dat Veer zegt dat vrouwen in de overgang bij uitstek non-responders zijn: ze lijken ’tamelijk ongevoelig voor trainingsprikkels’. Wat dat is wat een non-responder is: die volgt een verantwoord en weloverwogen trainingsschema, maar gaat toch – tot haar frustratie – niet vooruit. Veer zegt: ‘hoe ik mijn schema’s ook aanpas, ze lijken amper te verbeteren’, en dan gaat het over ervaren hardloopsters.
    Ik vind dat herkenbaar – het is mij onder andere overkomen toen ik in 2017 voor de marathon trainde (zie hier mijn twijfels) en ik heb soortgelijke verhalen van anderen gehoord. Veer zegt nog te willen uitzoeken  hoe het komt, en dat ga ik zeker volgen natuurlijk! 
  • Eindelijk eens een echt goed en genuanceerd stuk over de invloed van de menstruatiecyclus op presteren en trainen, van Alex Hutchinson, . Het is gebaseerd op een meta-analyse van andere onderzoeken, onder andere door Kirsty Elliott-Sale, die ik al een tijdje volg op Twitter vanwege de interessante en genuanceerde dingen die ze schrijft over vrouwelijke fysiologie.
    Waar het in de kern op neerkomt, is dat die invloed van cyclus op presteren zeer individueel is. De ene vrouw presteert op een ander moment in haar cyclus dan een ander en ook de effectgrootte varieert. Het beste wat je dus kunt doen, is je eigen cyclus bijhouden in relatie tot je prestaties en ook tot training en herstel. Als er een patroon te ontdekken is, kun je daar je sporten op afstemmen. Individualization heet dat – oftewel: je kunt niet uitgaan van gemiddeldes.
    Het artikel na dat over de non-responders in Sportgericht zegt trouwens hetzelfde – dus ook dat is een artikel over vrouwenzaken: cyclus én borstblessures.

Voor mijzelf is dit allebei al wat minder relevant: een cyclus heb ik al een tijdje niet meer en de overgang zit er ook wel zo’n beetje op. Maar het zijn wel twee concrete handvatten voor sportvrouwen en hun trainen – concreter dan ik ooit gezien heb. Of nouja, ik heb wel vaker heel concrete adviezen gelezen, maar die geloofde ik dan niet. Deze wel!

Nouja, met al die individuele verschillen zijn er ook vrouwen in de overgang die wél goed reageren op een traningsschema – ik deed dat zelf ook bij vlagen wél. Maar als je in de overgang bent en je gaat maar niet vooruit, dan is dat toch typerend voor die levensfase.

 

Door |2020-08-23T19:43:01+02:0023 augustus 2020|Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Fietspadzorgen

Afgelopen week stond er in de NRC een ingezonden brief die ik herkenbaar vond:

Ik ben nog nooit tegen een e-bike opgebotst, maar wat ik zeker herken is dat de snelheid van e-bikes op het ogenblik het probleem niet is. Op mijn grote ronde van afgelopen donderdag heb ik tientallen (misschien wel meer dan honderd?) e-bikes ingehaald, ik ben er door geen één zelf ingehaald. Ja, ik reed op een racefiets, maar ik kwam thuis met een gemiddelde van nog geen 25 km/u, dat is niet echt raggen, lijkt me. In mijn eerdere lange tocht naar Vlissingen verbaasde ik me er juist over hoe langzaam sommige e-bikers rijden, in inderdaad standaard breeduit naast elkaar. Ik bel me helemaal suf.

De snelheid is dus volgens mij niet het probleem, wel twee andere dingen:

  • Inderdaad de onberekenbaarheid van sommige e-bikers, die volgens mij zeker voor een groot deel komt doordat er veel mensen op rondrijden die eigenlijk niet zo goed kunnen fietsen en het zonder die trapondersteuning niet of nauwelijks zouden doen. Het motortje maskeert als het ware hun gebrek aan vaardigheid. Hand uitsteken is sowieso een vergeten praktijk, lijkt het wel, en ik kan me erover verbazen hoe zeer mensen verschrikt opkijken en hoe traag ze reageren als ik wil inhalen. Alsof het feit dat er anderen op het fietspad zijn nieuw voor ze is – in de toeristendrukte.
  • Niet de snelheid als zodanig, maar het snelheidsverschil. Het baart me al jaren zorgen dat dat op het fietspad meer dan een factor tien bedraagt: de langzaamsten gaan zo’n 4 km per uur (wandelaars, al dan niet met kinderwagen of hond, ouders die hun peuter leren fietsen), de snelsten meer dan 40 (speed-pedelecs). Dat is dus alsof je midden op de snelweg ineens een jogger tegen kunt komen. Waarvan een deel nog breed is ook: bakfietsen bijvoorbeeld, en donderdag kwamen er bij Ouddorp quads het fietspad op – gelukkig achter me (wat een herrie ook!).

Ik begreep dat ook in Het Parool een ‘fietspad-discussie’ woedt, waar gister iemand via Twitter ook weer zeer herkenbaar op reageerde (dit draadje – het gevoel van het ‘schriftelijke verzoek in drievoud’, haha, ja!). Het speelt al jaren, maar er zijn volgens mij de laatste maanden een paar ontwikkelingen bij gekomen die het weer zeer actueel maken:

  • Er zijn in de lockdown een boel mensen gaan fietsen die dat anders niet deden, velen daarvan op een e-bike. Het is op sommige plekken en momenten dan ook knetterdruk – drukker dan ooit tevoren. Wij telden bij ons voor op 5 mei meer dan 400 fietsers per uur, en die moeten iets verderop een fietspad op dat ze delen met wandelaars, hardlopers en skeeleraars. Eigenlijk op 1,5 meter afstand nog ook, maar dat kun je sowieso schudden. Ik denk al sinds maart: waarom mogen snelle fietsers daar niet over de weg? Auto’s rijden er amper.
  • Wat gewoon fietsen is, is omgeslagen naar de e-bike. Toen wij vorige maand aan het fietsen waren, werden we er al op aangesproken waarom we het onszelf ‘aandoen’, zelf trappen, buiten de bebouwde kom zie je nauwelijks meer mensen op gewone fietsen, en van de week constateerde ik dat zelfs in de taal zelf trappen de uitzondering is geworden, althans op de website van de ANWB: dat heet nu ‘niet-elektrisch fietsen’ (zie mijn andere blog).

Samen betekent dit dat er relatief veel ‘newbies’ rondfietsen op e-bikes. Die wonderbaarlijk trage e-bikes in Zeeland, dat zijn veelal Duitse toeristen. Die krijgen kennelijk klakkeloos een e-bike mee van een verhuurder, terwijl ze eigenlijk nauwelijks kunnen fietsen. Ook de buitenlandse fietsers van de boat&bike-tours die langs ons huis komen, rijden sinds dit jaar allemaal op een e-bike – en die zijn ook niet heel ervaren, zal ik maar zeggen. De trapondersteuning maskeert hun gebrek aan vaardigheid. Tijdens de lockdown zag ik ergens buitenaf een 80+-dame die gevallen was omdat haar e-bike tot stilstand was gekomen tegen een opritje de dijk op, afstappen was niet gelukt. Ik vroeg me toen af: wat doet zo iemand daar? Zonder trapondersteuning had ze zo’n rit niet gemaakt, en was bovendien haar fiets lichter en dus beter te hanteren geweest.

Waar het op neerkomt, is dat we het als fietspadgebruikers met z’n allen moeten zien te rooien. Niemand van ons heeft meer recht op het fietspad dan een andere groep. Geen van de groepen is in z’n eentje ‘schuldig’ aan het snel- en vaardigheidsverschil – en aan het feit dat de infrastructuur niet is ontworpen voor wat er nu op fietspaden gebeurt.

Ik ben alleen, ik doe m’n best, ik betracht geduld, ik zoek mijn plekken en mijn momenten (ben donderdag nog een smal fietspad zo snel mogelijk weer af gegaan omdat het er erg druk was), ik trek tegenwoordig zelfs bewust een bloemetjesshirt aan om herkenbaarder te zijn als vrouw en zo minder agressie op te roepen en – zo is mijn indruk – vaker voorrang te krijgen (al ben ik in 300 km fietsen toch nog drie keer met ‘meneer’ toegeroepen). Maar niets menselijks is mij vreemd, dus ik raak ook wel eens ongeduldig en geïrriteerd.

Ik maak me bovendien zorgen over hoe het verder moet. Die quads donderdag bijvoorbeeld, daar schrok ik echt van: niet ook dat nog erbij op het fietspad – alsjeblieft! Af en toe voelt het beperkt: alsof ik alleen nog tussen, zeg, 10 en 12 op een doordeweekse dag op de parallelweg van de snelweg onbezorgd door kan fietsen. Zo plan ik m’n intervaltrainingen inmiddels, en dan hoop ik ook nog op niet al te best weer.

Het ergst vind ik de onrechtvaardigheid van overal de schuld van krijgen. Wat ik al heel lang zeg: ik heb door mijn behendigheid met sturen en remmen al een heleboel ongelukken voorkomen, vandaar dat het soms wrang is om als ‘wielrenner’ standaard zo veel shit over me heen te krijgen. Ik kan nog heel wat anekdotes vertellen, zal ik maar zeggen. Onlangs nog: ik reed op een fietspad, had voorrang, maar kreeg dat niet van een automobilist. Ik kon een botsing nog nét vermijden, en toen werd hij boos op mij: ‘jullie rijden altijd zo hard’ beet hij me toe, voorzien van enkele krachttermen. Pardon, er is geen jullie, er is alleen een ik, en die had voorrang. Ik kwam in tranen thuis, was zelf erg geschrokken en toen die scheldpartij er nog overheen.

Maar ik moet zeggen: in die 300 kilometers van de afgelopen weken heb ik vrij weinig last gehad van gevloek en gescheld en dergelijke. Een tijdje terug vond ik dat ‘men’ elkaar enorm de maat nam in de publieke ruimte. Dat speelt nog steeds: afgelopen zondag werd ik bij het hardloper nog toegebruld dat ik op 1,5 meter moest blijven door een fietser – op een smal voetpaadje (ook weer zoiets: ik had de indruk dat hij niet besefte dat er iets niet klopte aan wat hij aan het doen was, mogelijk ook onervarenheid?). Maar als in die 300 kilometer op de racefiets, soms in fikse drukte, is de verbale agressie relatief meegevallen. Dat moet ik al die e-toeristen dan weer wel nageven.

Voor alle duidelijkheid: ik ben niet per se anti-e-bike. Voor mijn schoonvader die afgelopen woensdag 88 werd en twee reanimaties heeft overleefd, is het de enige manier waarop hij nog zelfstandig ergens kan komen. Als het mensen uit de auto houdt – okee dan (al zou ik dan ook nog zeggen: trap liever zelf). Maar dat laatste schijnt amper zo te werken.

Ik vind de e-bike wel te dominant, te klakkeloos. Ik mis daarbij visie vanuit de overheid op wat er moet gebeuren om fietspaden leefbaar te houden. Ik was daarom wel blij met Het recht van de snelste, een geweldig boek dat ik onlangs las. Ik herkende er veel in, maar ik leerde er ook een boel van. Voor wie zich ook zorgen maakt over hoe het verder moet op en met het fietspad: vooral lezen!

Niet dat ik nu weet hoe het moet, maar gelukkig zijn er wel mensen mee bezig. Volgens het boek past de opmars van de e-bike in de dominante cultuur waarin alles steeds sneller en efficiënter moet, en hebben we zo een nieuwe onveilige ruimte gecreëerd die lijkt op de weg, waar auto’s langzame verkeersdeelnemers naar het leven staan.

Zelf trappen is gezonder, veiliger, goedkoper en beter voor het milieu (die stroom en accu’s moeten ook gemaakt worden, hè). In de omkering tussen gewoon en elektrisch fietsen gaat bovendien wat mij betreft iets wezenlijks verloren: de ervaring van ergens komen op je eigen kracht, met acceptatie van de grenzen daarvan. Dan ga je maar wat minder ver of wat langzamer – wat is daar precies het probleem van?

 

Door |2020-07-25T12:06:12+02:0025 juli 2020|Boeken, Fiets, Vrouwensport|2 Reacties

Schandalig sexistisch

Het is al lang geleden dat ik hier iets postte over de beeldvorming van vrouwen in de sport, vandaag vind ik het hoognodig.

Daarbij speelt een rol dat ik hier en daar al wat kritische geluiden heb vernomen over dat het kennelijk nogal voor de hand ligt voor velen om in deze uitzonderlijke situatie terug te vallen in stereotype verhoudingen tussen de sexen. Eén voorbeeld uit de sport was dat voor de UCI het vrouwenwielrennen er duidelijk maar bijbungelde voor de nieuwe kalender. Waakzaamheid is geboden.

Het gaat om een filmpje op de site van de NOS. Het is op zich een leuk filmpje: polsstokhoogspringer Vloon laat zien hoe hij in de tuin van zijn trainer een opstelling heeft om toch te kunnen springen.

Maar.

Vrouwen komen er drie keer in voor: twee keer zijn eigen, en één keer de buurvrouw.  Zijn eigen vrouw (althans, dat neem ik aan) zien we meteen aan het begin in beeld terwijl ze haar haar loopt te kammen. Kort daarna gaat het erover dat Vloon en zij ‘lang’ hebben moeten praten voordat ze hun intrek namen in het tuinhuisje van de trainer. Aan het eind gaat het erover dat Vloon zo hoog springt dat hij de ’topless zonnende buurvrouw’ zou kunnen zien, en of die geen bezwaar heeft tegen Vloons acties.

Daar komt bij dat in het filmpje alleen mannen actief zijn: naast Vloon zelf en zijn trainer zie je ook nog een jongetje springen.

Hoe krijg je het voor elkaar: de man als presteerder, de vrouw als op het uiterlijk gerichte zeurpiet die niets nuttigs te doen heeft en die mannelijke prestaties in de weg staat. En die je ook niet echt serieus hoeft te nemen, getuige Vloons gegrinnik als het gaat over het lange gesprek.

Het kan best zijn dat er op dit moment andere, belangrijkere dingen spelen. Maar dit blijft gewoon schandalig. Van de publieke omroep nogalliefst…

 

Door |2020-04-20T09:48:42+02:0020 april 2020|Vrouwensport|6 Reacties

Klein leed

Met een vorm van voortschrijdend inzicht ga ik er inmiddels van uit dat het hele triathlonseizoen geannuleerd gaat worden. Sportevenementen zullen, zo neem ik aan, als laatste weer genormaliseerd worden. Ik zie niet voor me hoe zoiets leuk of ook maar haalbaar kan zijn in de 1,5-meter-samenleving. Met wat ik zoal lees, zal ik blij zijn als we volgend jaar weer onbevangen kunnen triathlonnen.

Ik vind het superjammer van dit seizoen, maar ik kan er, zeker gezien de omstandigheden, mee leven. Er is voor mij zeer zeker een sportleven zónder wedstrijden.

Twee dingen hebben me echter wel een klein knauwtje van pijn gegeven toen ik me ervan bewust werd, beide overigens in de categorie ‘klein leed’:

  • Het was mijn laatste seizoen in de leeftijdscategorie 50-55; ik word in januari 55. Dat is helemaal niet erg, vooral ook niet omdat er vaak alleen maar onderscheid gemaakt wordt tussen boven en onder de 40, of dat 50+ tot 60 doorloopt. Het is vooral een gek besef: dat het er zomaar op zit.
  • Het zou mijn eerste ‘postmenopauzale’ seizoen worden, of althans: na jaren van hormonaal gerommel voel ik me nu al een hele tijd wonderbaarlijk stabiel, op een dagelijks opvliegertje en een enkele hartklopping na. Dat is sowieso heel lekker, en ik ben heel benieuwd wat die stabiliteit me op gaat leveren voor m’n sportprestaties. In januari en februari heb ik nog wat gesukkeld met een voetblessure, maar sinds die echt over is, gaat het eigenlijk heel lekker allemaal – mogelijk nu ook wat geholpen door de extra rust die de beperkingen opleggen en hier en daar wat stress die er in intensieve intervallen uit komt knallen. Het is wel jammer dat ik nu niet kan ervaren wat het me zou brengen, maar ik weet: als ik nu goed voor mezelf zorg, komt dat later wel weer.

En in de categorie klein leed nog iets anders: ik heb vandaag met een haarband gelopen, om m’n haar uit mijn ogen te houden als ik ga zweten. Dat is geen ramp, en ik was anders mogelijk ook nog niet naar de kapper gegaan. Maar het voelt toch anders dat dat niet eens kán.

 

Door |2020-04-12T16:33:51+02:0012 april 2020|Triathlon algemeen, Vrouwensport|0 Reacties

Dit boek verdient een remake

In 1967 was Kathrine Switzer de eerste vrouw die deelnam aan de marathon van Boston. Dat moet ik soms even tot me door laten dringen: dat nog tijdens mijn leven de eerste vrouwen gingen pionieren op dat gebied. Zo kort geleden nog maar! En ze kon niet eens officieel meedoen, dat duurde nog vijf jaar. Officials hebben haar zelfs nog van de weg proberen te halen.

Switzer bleef hardlopen, ook toen ze ouder werd, en ze schreef in 1998 een boek om andere vrouwen van boven de 40 met de sport kennis te laten maken: Running and Walking for Women over 40. The road to sanity and vanity.

Want dat is het wel, haar boek: een inleiding. Aan ervaren loopsters hoef je immers niet uit te leggen wat er zo fijn en zo goed is aan lopen – dat et een weg is naar sanity (gezond zijn, je goed voelen) en vanity (er slank en gezond uitzien) dus. Ze schrijft hoe je dat het beste aan kunt pakken, vanaf het begin tot het lopen van wedstrijden.

Ook al is het een beginnersboek, Switzer schrijft wel dingen die voor mij nieuw waren – die ik vagelijk aan de rand van mijn bewustzijn had, maar nog nooit ergens gelezen. Kern daarvan is dat lopen houvast kan geven in woelige tijden, zoals tijdens de overgang. Door te lopen ben je weer ‘in control’. Dat herken ik – zo werkte sporten voor mij ook in de lastigste jaren. Maar ik heb het nog nooit ergens gelezen.

Want ja, dit boek gaat dus ook over de overgang. Het is het enige sportboek dat ik ken dat het zo uitgebreid daarover heeft. De oplossing die het daarvoor biedt is echter helaas achterhaald: Switzer doet wel erg makkelijk over hormoonsuppletie. Ze doet ook simpeltjes alsof de overgang simpelweg ‘oestrogeentekort’ is, aan te vullen op doktersvoorschrift en door de farmaceutische industrie. Daar kun je sowieso kritisch op zijn, maar bovendien was in 1998 nog niet bekend dat hormoonsuppletie de kans op borstkanker vergroot, en had het in haar ogen dus alleen voordelen.

Het boek is sowieso verouderd, en dat is hartstikke jammer. Lopen is natuurlijk onverminderd goed en leuk, maar er staan bijvoorbeeld evenementen in en kleding en andere spullen en dat is na meer dan 20 jaar niet meer up-to-date natuurlijk. Het zou een ‘remake’ verdienen. De lay-out kan dan ook opgefrist, en mogelijk zou je nu ook net wat andere accenten leggen, en mogelijk ook iets minder juichend zijn over het gewéldige effect van lopen op de slanke lijn. 

Die remake verdient het omdat het een leuk boek is, met een boel praktische handvatten voor zowel beginnende als half-gevorderde loopsters.

Eén van de dingen die ik eruit oppik kwam uit wat onverwachte hoek: Switzer is niet bepaald dogmatisch over het dragen van een BH. Ik moest even grinniken als ze schrijft dat ze jarenlang had gehoord dat je een BH moest dragen, omdat anders je borsten ‘collapse and sag’. Niet alleen bij het hardlopen dus, hè, maar altijd.

Ik heb dat vroeger ook gehoord: als je geen BH draagt, gaan ze hangen. Terwijl ik altijd een hekel heb gehad aan het strakke gevoel van BH’s en ze alleen maar droeg – en draag – als het moest. Dat is wat Switzer ook zegt: ‘Whatever feels all right can’t be wrong’. Comfort op de eerste plaats.

Voor comfort draag ik een sport-BH bij hardlopen en spinning. En een gewone als ik netjes moet. Maar verder sport en leef ik liever zonder, met m’n cup A. En inmiddels kan ik echt wel stellen dat ze zeker niet ‘collapsed and sagged’ zijn.

Die bangmakerij noemt Switzer ‘puriteins’.  Ik denk dat dat inmiddels al heel feministisch gezien wordt, als je ziet hoe sexy én preuts jonge vrouwen tegenwoordig zijn.

Nou had Switzer trouwens nog geen beschikking over goede sport-BH’s – waar had ze die vandaan moeten halen, als vrouwen nog niet eens een marathon mogen lopen?

Gelukkig verbeteren sommige dingen wél. Nog steeds zijn vrouwen bij zware sportevenementen een kleine minderheid, en boven de 40 helemaal. Maar we mógen wel. Gelukkig maar.

 

Door |2020-02-25T20:16:14+01:0025 februari 2020|Loop, Vrouwensport|0 Reacties

Gaat het eens over oudere vrouwen en sport, ben ik het zeer oneens

In de NRC van 9 januari stond een interview met Isa Hoes. De kop viel me meteen al op: ‘Ik doe niet aan stress’ – huh, alsof je dat zelf in de hand hebt, en mij lijkt het maar een saai leven, maar goed. Ik heb me wel vaker verbaasd over uitlatingen van Hoes; het boek van haar en Medina Schuurman over de overgang vond ik bijvoorbeeld tenenkrommend vanwege de persoonlijke meningen en ervaringen die als algemene waarheid en feit werden gepresenteerd.

En jahoor, ook in dit interview staat weer een passage waarin ik het hartgrondig oneens ben. Hoe is het mogelijk – wordt er eens iets gezegd over oudere vrouwen en sport, is het van dat niveau. Dit is het citaat:

Als je ouder wordt, moet je bijvoorbeeld anders gaan sporten, dat weten veel vrouwen niet. Krachttraining is goed voor de ouder wordende vrouw, maar vijf keer per week trainen zorgt voor stress en dat willen we juist niet.

Nog een keer met de woorden waar ik over struikel vetgemaakt, en daaronder licht ik toe waarmee ik het oneens ben:

Als je ouder wordt, moet je bijvoorbeeld anders gaan sporten, dat weten veel vrouwen niet. Krachttraining is goed voor de ouder wordende vrouw, maar vijf keer per week trainen zorgt voor stress en dat willen we juist niet.

Moet – wat mij betreft ‘moet’ een ouder wordende vrouw helemaal niets, en zeker niet op sportgebied. En ‘moeten’, hoezo dan? In wat eraan vooraf gaat, schemert door dat het gaat om ‘mooi blijven’ – is dat dan voor vrouwen het grote doel, waarvoor sporten ‘moet’? Is dat niet wat betrekkelijk, boven de 50 nog steeds zo geobsedeerd zijn door je uiterlijk en het schoonheidsideaal? Ik zou toch altijd zeggen: het begint met wat je wilt, als ouder wordende vrouw.

Anders – hoezo zou ik ‘anders’ moeten gaan sporten, weet Isa Hoes wat ik doe? Of wat andere vrouwen doen? En waar ik of zij misschien veel plezier aan beleven – oud mee willen worden?

Weten veel vrouwen niet – en Isa Hoes heeft wel de wijsheid in pacht? Nogal badinerend tegenover haar sexe-genoten, vind ik. Als ouder worden nou één voordeel heeft, is het immers juist toenemende wijsheid.

Krachttraining – Ah, dus we ‘moeten’ naar de sportschool? En andere vormen van sport zijn dus niet goed? Om maar iets te noemen: drie keer in de week rustige duursport helpt bewezen tegen stress, somberheid en dergelijke. Lijkt me toch ook zeer de moeite waard. Inderdaad wordt ouderen aangeraden om hun spieren te onderhouden, maar dat hoeft niet in de sportschool (zware boodschappentassen tillen kan ook) en het geldt voor mannen net zo goed. Maar nog veel belangrijker lijkt mij: doe qua sport en beweging iets wat je leuk vindt. Alleen dan houd je het vol, en consistentie in sport/bewegen is dé sleutel tot gezond blijven.

Goed – sowieso een problematisch woord, want wat is de norm? Opnieuw: om ‘mooi’ te blijven? Ik zou trouwens niet goed weten wat je daarvoor moet doen. Eén voorbeeldje: ik weeg nog steeds hetzelfde als altijd en ik heb loeisterke buikspieren. Desalniettemin kan ik mijn strakste broeken en rokken niet meer aan: mijn taille is weg en ik heb meer buik dan vroeger – typische gevolgen van de hormonale veranderingen waardoor het vet op andere plekken gaat zitten. Ik zou niet weten hoe je dat weg kunt sporten. Maar is het niet mooi? Dan zeg je dus eigenlijk dat elke vrouw boven een bepaalde leeftijd ‘lelijk’ is. Ik vind dat niet, hoor.

Vijf keer per week – wat mij betreft een volstrekt willekeurig getal. Ik heb op dit moment in een ideale moment 8 trainingen per week, verdeeld over 6 dagen (ik maak combi’s, doe twee dingen op één dag, en/of laat wat vervallen). De stadsfiets, goed voor 3-6 uur per week, reken ik dan niet mee. Te veel? Welnee, het zijn relatief korte trainingen op dit moment en met mijn trainingservaring is het prima te doen, alleen de planning is soms lastig. Als ik zie hoe sommige oudere vrouwen er alle kantjes van aflopen in de sportschool – dat kan enerzijds best zeven dagen in de week, maar anderzijds kun je het bijna net zo goed laten. Als je je tegen heug en meug naar de sportschool sleept als zijnde een ‘gevangenis’ (zoals ik eens een paar vrouwen in de kleedkamer hoorde zeggen), vind ik één keer per week eigenlijk al te veel. Als je, zoals veel bodybuilders, per training een andere spiergroep pakt, is vijf keer ook niet zo veel. Kortom: het hangt er maar vanaf. Goed of fout sporten zit niet in uren of aantallen trainingen. Wel in wat je doet en hoe je daar tegenover staat.

Trainen – In het verlengde van het vorige punt, want ja, wat is trainen dan? Jezelf naar de sportschool slepen? En zoja, voor een uurtje yoga of er anderhalf uur lang kogelhard tegenaan met gewichten? Of, zeg, een 6 uur durende fiets-duurtraining, zoals ik graag doe? Echt intensief trainen, hoeveel oudere vrouwen kunnen dat? Met andere woorden: ’trainen’ is een vaag begrip.

Stress – Over vage begrippen gesproken… Ja, trainen zorgt voor stress, dat is het hele idee ervan, want als gevolg van die stressprikkel verbetert je lichaam. Als onze lichamen voor één ding gemaakt zijn, is het wel daarvoor: de stress (adrenaline) van sport verwerken en er mooie dingen mee doen. Mits het trainen in balans is met rust en herstel. Dus stress? Ja graag! Mits goed in balans. Stress+rest=growth, om het in de woorden van Peak Performance uit te drukken. Zonder stress geen groei, geen effect van je sporten ook.

We – Ik zou zeggen: praat voor jezelf, Isa. Ik wil wél stress. Zie het vorige punt, en helemaal bovenaan: zonder stress word je leven saai en groei je niet meer. Ik wil niet langdurig te veel stress of te weinig rust – maar dat is iets anders.

***

Door stress alleen negatief te gebruiken en te koppelen aan sport boezem je vrouwen angst in. Die angsten zie ik terug bijvoorbeeld op overgangsforums, waar vrouwen beweren dat je in de overgang niet ‘mag’ sporten want sporten = stress en stress ‘moet’ je vermijden. Dat is gewoon onzin. Mogelijk is het wel stressvol om tegen heug en meug te proberen er jonger uit te zien dan je bent. Maar dat is een ander verhaal…

Door |2020-02-03T15:39:29+01:003 februari 2020|Vrouwensport|0 Reacties

Uitnodiging: Door de overgang fietsen (workshop)

Voor alle vrouwen met interesse in de overgang organiseren wij op 13 maart (nieuwe datum!) een workshop ‘Door de overgang fietsen’. Fietsen? Ja, daar bedoelen we twee dingen mee:


Letterlijk: De workshop gaat over sport en beweging, voeding en veel meer – allemaal gerelateerd aan de veranderende hormonen.
Als het over het thema sport gaat, gaat het zeker (even) ook over fietsen. Al is het alleen maar omdat één van ons, Louise, in de overgang 5000 kilometer door Nieuw-Zeeland en Australië fietste. In die dikke 3 maanden was ze vijf keer ongesteld en kreeg ze hartkloppingen – maar ze had wel een fantastische tijd!

Figuurlijk: Voor veel vrouwen is de overgang een lastige periode, met klachten op lichamelijk en/of geestelijk gebied. Hoe ‘fiets’ je daar zo goed mogelijk doorheen? We hopen je informatie aan te reiken en samen aan het denken en aan de slag te gaan. Geen onderwerp is daarbij taboe.


Voor wie? Elke vrouw met interesse in de overgang is welkom, ongeacht je leeftijd, en of je er wel of niet in zit. Je kunt zeker ook meedoen als je de menopauze al achter de rug hebt – wie weet wat we hebben aan jouw ervaringen. Maar kom ook als je er nog geen ervaring mee hebt. Eén van ons, Babet, is zelf nog een groentje op overgangsgebied, maar dat houdt haar niet tegen om er nu al mee bezig te zijn.

Interesse? Meld je aan bij mij (Sportkunstenaar, trainingsbegeleiding
en sportadvies) of bij mede-organisator Babet (Eigen Kracht, leefstijlcoach en -trainer).

Wanneer: donderdag 20 februari van 19.00 uur tot 21.00 uur, inloop vanaf 18.45 uur.
Waar: Groen Wellness massagepraktijk aan de Burgemeester Baumanlaan 110A, Rotterdam (Overschie)
Kosten: € 5,- per persoon, contant te betalen bij binnenkomst.

Door |2020-01-18T13:44:11+01:0018 januari 2020|Trainer, Vrouwensport|0 Reacties
Ga naar de bovenkant