Loop

Procesevaluatie –> halve marathon

Zoals ik drie jaar geleden geleerd heb, evalueer ik vandaag m’n trainingsperiode – morgen loop ik de halve marathon waar ik sinds oktober voor getraind heb, mijn eerste halve marathon in heel lang, zeker als ik de halve triathlons en twee DNF’s niet meereken. Hieronder beschrijf ik eerst wat ik heb gedaan, en daarna hoe dat ging.

Getraind: beproefd recept met wat accentjes anders

Ik ben uitgegaan van wat ik een paar jaar geleden al als goede trainingsopbouw voor mezelf had uitgedokterd: geïnspireerd door gepolariseerd trainen (elke training is ofwel lang en rustig, ofwel korte en harde intervallen) en de souplesse-methode (voor de aard van de intervallen en regelmatig een wedstrijd), veel aandacht voor techniek, en goed gedoseerd. Ik heb in grote lijnen het schema van toen gevolgd, met als belangrijkste aanpassing dat ik ben gegaan van ’twee weken op, één week af’ naar cycli van twee weken zonder herstelweken ertussen. In zo’n cyclus deed ik 5-6  trainingen, die 6e alleen als ik voldoende hersteld was.

Ik kwam uit op cycli van twee weken omdat ik sinds 2019 nog bij heb geleerd dat er eigenlijk maar één training per week echt zwaar mag zijn (80-20 maar dan in zwaarte uitgedrukt). Dan moet ik wel een cyclus van twee weken aanhouden om alles in kwijt te kunnen. Maar als ik dan óók nog rustweken ga doen, train ik wel heel weinig. In de praktijk was zo het verschil met 2-op-3 niet zo heel groot: in zes weken liep ik vroeger 16 keer met 4 lange duurlopen, nu 15 à 16 keer met 3.

Zo’n cyclus van twee weken had dus 5-6 trainingen, als volgt:

  • Lange duurloop, geleidelijk opgebouwd naar een maximum lengte van 21 km (1u20). Vooral die gingen opvallend lekker! (…) Eerdere jaren vond ik dit ondanks de geringe intensiteit zware trainingen, ik sleepte me boven de anderhalf uur (14 km) soms wel eens voort naar het einde, maar nu gingen ze eigenlijk allemaal ontspannen en makkelijk, en met alleen gewone vermoeidheid waar ik makkelijk van herstelde. Bijzonder hoor, en erg fijn!
  • Capaciteitstraining (’tempohardheid’) op halvemarathontempo, opgebouwd van 5 tot 14 kilometer. Zwaar! Maar ging goed, en ik herstelde steeds makkelijk. Dit hadden trouwens georganiseerde lopen mogen zijn, wedstrijdjes dus, maar dat lukte alleen twee keer over 5 kilometer in de herfst, daarna ging er niks meer door en ook die tweede 5 verving al iets anders van net wat langer. Daarna heeft manlief me gepacet op de 10, 12 en (mislukte, zie hieronder) 14 kilometer.
  • Techniektraining, ‘het korte werk’: korte training met intervallen van 100, 200 en 400 meter lekker hard (maar niet echt sprinten), puur voor de looptechniek, volgens de souplessemethode.
  • Intervallen van 1 km of 8 minuten op halvemarathontempo. Opgebouwd tot maximaal 7X1 km met 3′ pauze. Ervoor waren minder intervallen met langere pauzes, dus deze training evalueerde van meer technisch naar meer conditioneel. Ik bleef ze vrij makkelijk doen, makkelijker dan ooit tevoren.
  • Gemengde intervallen: dat korte werk van hierboven, voorafgegaan door 2X1 km en later ook nog een keer door 1X2 km tempo 2 (tussen duurloop en halvemarathontempo in, dus dan wel even kort echt een ‘midden-intensiteit’), zodat die techniek-intervallen met moeie benen moesten. Best wel lang&zwaar, maar ik herstelde er makkelijk van.
  • De zesde training was optioneel, ik heb die in het begin een paar keer gedaan in de vorm van een leuk evenementje, zoals de Hobbeldebobbelloop, en dan zeker niet voluit.

(Tussen haakjes over de intensiteit. Halvemarathontempo (5’35/km) is een prima tempo voor langere intervallen volgens de souplessemethode maar volgens sommige opvattingen van gepolariseerd trainen aan de trage kant: duidelijk beneden de anaerobe drempel. Wat mij betreft is het best zo: ik moet beslist uitkijken om niet te hard te trainen en mezelf te oververmoeien of te blesseren dan wel vooral mijn anaerobe systeem te prikkelen – allemaal fouten die ik al eens gemaakt heb. Volgens andere opvattingen van gepolariseerd trainen waren het bovendien juist uitstekende ‘sweet spot’-trainingen. De trainer in mij vindt dit soort details wel interessant.)

Naast het hardlopen heb ik gestreefd naar één keer per week fietsen (2 uur of meer rustige duur of een 1 uur met intensieve intervallen). Gezwommen heb ik sinds december niet meer, maar ik heb veel gewandeld en yoga gedaan. Bij beide heb ik baat voor het lopen, volgens mij.

Tot drie weken geleden ging het supergoed

Als ik deze post drie weken geleden geschreven had, was ik één en al enthousiasme en optimisme geweest. Tot dan toe had ik nog nooit zo goed en lekker getraind voor een halve marathon. Mede dankzij de goede omstandigheden van een ‘makkelijke’ winter en de wondervorm die eigenlijk al sinds eind augustus duurde. Ik voelde me maandenlang niet kapot te krijgen, alles lukte, ik liep hartstikke lekker, verbaasde me over het gemak tijdens de lange duurlopen, had lol in de intervallen, ik herstelde snel en ik had nergens last van, ik bleef helemaal heel en fit. Erg van genoten!

Maar toen…

En toen begon het laatste trainingsblokje, dat een beetje afweek van die ervoor, vooral in de vorm van een intensieve duurloop: 2 uur/20 kilometer wél in het middengebied. Die had ik het liefst gelopen in groepsvorm bij een trainingsloop in de Road to Rotterdam, altijd leuk, maar die ging niet door. Manlief heeft me gepacet, en maakte onderweg de twee fotos’bij deze post.

Desalniettemin ging ik al na een kilometer of 9 totaal op een hoop. Ik heb me nog met een pauze en nog wat later een aangepast tempo tot een kilometer of 17 weten voort te slepen, maar het laatste stuk moest ik wandelen. Met plotseling een hoofd vol twijfels.

Dat was weer zo’n dag waarvan ik er in mijn hardloopbestaan talloze heb ervaren maar deze hele trainingsperiode niet: dat mijn benen echt niet langer dan een uurtje wilden hardlopen en dat daarna hardlopen ronduit k*t voelt, op een manier die onvergelijkbaar is met gewoon moe worden – echt aversie voel ik dan, in mijn benen.

Ik herstelde bovendien maar traag : na twee dagen had ik nog zere benen (en van de yoga een dag ervoor nog buikspierpijn – frappant). Ik voelde me verder ook niet zo onverwoestbaar als de maanden ervoor. Net niet helemaal fit. Ofzoiets.

Wat zou het zijn? Te hard getraind toch? Dat lijkt me stug. Wel vaker is net dit de moeilijkste periode van het jaar voor mijn lijf, duurt de winter me dan te lang? Vlaagje van de overgang toch nog weer? Daar herken ik dit soort dips wel van, en ik had ook een paar andere symptomen – gelukkig wel lichter dan in de moeilijke jaren.

Wat me ook opviel: het lijkt wel alsof het met m’n werk communicerende vaten zijn. Ik zat daar juist in de herfst niet zo lekker in, werd dáár moe van terwijl het sporten heerlijk was. Nu is het ineens het omgekeerd: werk loopt weer als een trein (zie bijvoorbeeld deze post op mijn andere blog), en nou wil sporten minder.

Ik heb één training overgeslagen en de andere doordeweekse ging weer prima. Het weekend erna wilde ik 14 kilometer op halvemarathontempo lopen, maar ook dat hield ik niet vol. Het ging slechter dan ik had gehoopt, maar wel beter dan ik had gevreesd, beter dan de week ervoor: opnieuw kwam na 9 kilometer de man met de hamer, maar ik had toen wel al harder gelopen en ik kon de 14 kilometer ook uitlopen, zij het op een rustiger tempo.

Ook daarvan herstelde ik traag, dus moest ik de eerstvolgende training inkorten. De keren daarna ging het weer wel, maar dat was al richting taperen, dus dat waren bepaald geen echte tests meer. Dat moest ik ook echt niet meer doen, want ik wist: ik heb nu vooral baat bij rust.

En toen de taperweek

Die rust heb ik genomen en ik heb netjes getaperd. Afgelopen week heb ik maar weinig meer gedaan en relatief hoog intensief: vorige week bij de Parkrun nog een lekker harde 5 kilometer en daarna twee korte traininkjes met wat intervallen. Ook geen andere gekke dingen gedaan en met yoga ook afgebouwd naar veel rekken, ontspannen, mobiliseren en ademhalen.

Aan het begin van de week voelde ik me nog steeds niet helemaal flitsend. Ik trok ook weer eens ouderwets scheef. Helemaal over is dat niet, maar de last van de afgelopen weken is wel zeldzaam geworden. Ik keek ervan op, en realiseerde me dat ik daar in taperperiodes vaker last van heb gehad. Misschien is de plotselinge afbouw van training en dagelijkse beweging wel goed voor m’n loopspieren, maar lastig voor, ja, wat is het, rug, gewrichten, bindweefsel? Stof tot nadenken. De chiropractor heeft me in twee keer weer zo veel mogelijk rechtgetrokken, maar of m’n linkerheup weer goed (genoeg) zit, weet ik niet.

Met de rust en vrijdag nog massage erbij werd ik helemaal stuiterig was van al die overtollige energie – precies zoals moet. Dat voelde ineens wel heel goed. Heel lekker ook.

En dus…

Dus een beetje gemengd beeld en geen idee wat het morgen wordt. Willen mijn benen morgen wél langer dan 1 uur hardlopen? Gaat het goed met die linkerheup? Vallen de puzzelstukjes van eerder toch in elkaar?

Twijfels horen erbij, en ik heb er wel ook veel zin in, vooral omdat dit hoe dan ook een bijzondere halve marathon gaat worden. Het is namelijk in doe-het-zelf-vorm, met m’n eigen haas. Daarover natuurlijk naderhand meer.

In elk geval: ik ben hartstikke benieuwd!

 

Door |2022-02-12T17:09:27+01:0012 februari 2022|Loop|0 Reacties

Mijmeringen over dagelijkse beweging

De post van laatst inspireerde me wel tot wat mijmeringen over mijn eigen NEAT, of nouja, ik noem dat ‘dagelijkse beweging’.

Ik leg het onderscheid anders dan in Menopocalypse. Je zou kunnen zeggen dat het gaat om beweging wel of niet op Strava. Tot twee jaar geleden klopte dat heel aardig, maar toen zakte in eens mijn stadsfietsbeweging (niet op Strava) weg en het wandelen dat ik – bewust – ter compensatie veel doe, zet ik wél op Strava. Dus lijkt dat ’training’, maar dat is het niet echt. Ik zet ook niet elke wandelingetje naar de winkels of van OV naar bestemming erop, terwijl ik in bijzondere gevallen de stadsfiets er wel op zet, dus dat blijft een beetje willekeurig.

Krijger 2Willekeurig is het onderscheid sowieso. In Menopocalypse valt yoga onder NEAT, maar wat is yoga? Wat ik doe, nog altijd met Adriene, varieert in intensiteit van op mijn rug liggen te ademhalen naar een serieus zware, snelle krachttraining waar ik zelfs wel eens spierpijn van krijg. Dat heet allemaal ‘yoga’, dus waar hebben we het dan over?

Dagelijkse beweging in de zin van ‘alledaags’ is yoga niet, juist niet, want het daagt mij uit om eens anders te bewegen dan wat ik toch al geneigd ben om te doen. Iets anders dan recht vooruit met mijn benen, zoals in de krijgerhoudingen bijvoorbeeld.

Ik ben geneigd de dagelijkse beweging niet ‘mee te nemen’ als ik nadenk over mijn trainingen, behalve misschien vlak voor een wedstrijd, maar ik ben er in de loop der jaren wel al tegenaan gelopen dat het wel degelijk een rol speelt, bijvoorbeeld:

  • Ik betrapte mezelf er een paar jaar geleden op dat ik rustdagen vaak samen liet vallen met een drukke werkdag, zo van: toch geen tijd om te trainen dan. Dus dan trainde ik niet, maar had ik bijvoorbeeld wel een dag met vroeg op, op de fiets door weer, wind en donker naar het station, staan in een drukke spitstrein, lopen naar opdrachtgever op m’n nette schoenen met laptop, handouts en boeken bij me, een trainingsgroep zinvol bezighouden en daartoe een boel geschuifel door de zaak of staan voor de groep, en dan de reis in andere richting. Dat is geen rustdag, mentaal niet, en fysiek ook niet.
  • Over die nette schoenen gesproken: die heb ik twee jaar lang nauwelijks gedragen (niet te zien op de webcam), en die paar keer dat ik dat wel deed en er een half uur op liep, viel me op dat ik spierpijn kreeg onder mijn voet en dat mijn enkels het zwaar hadden. Ze zijn best comfortabel, met een goed voetbed en maar een beperkt hakje – om dat werkgerelateerde lopen tussen OV en opdrachgever en het gedreutel ter plekke mogelijk te maken. Maar ze zijn anders dan de platte schoenen die ik thuis en bij het sporten draag, en dat merk ik.
  • Van heel lang geleden herinner ik me al een keer dat ik ’s ochtends diep was gegaan bij spinning en later op die dag op de stadsfiets door slecht weer naar ver weg ging. Op de terugweg, in een forse tegenwind, dacht ik: oef, dit is me eigenlijk te veel.
  • In tijden veel stadsfiets onder zware omstandigheden (tig keer natgeregend, wind tegen met haast, kou, donker) kan ik het niet altijd meer opbrengen om in het weekend ook nog te gaan trainen. Ik moet dat niet forceren, want dan maak ik het mezelf tegen en dan heb ik geen puf meer als het voorjaar wordt. Zo heb ik wel eens winters gehad waarin ik ‘niet fietste’, in de zin van: niet trainde voor het fietsen, niet meer fietste dan die gemiddeld 3,5 uur stadsfiets per week – zo’n beetje mijn vaste hoeveelheid als er geen corona in het spel is. Als ik in zo’n winter veel hardliep, pikte ik de draad van het fietsen zó weer op. Afgelopen week was ook zo’n week. Ik had een uitschieter met 5 uur stadsfiets. Dat heb ik misschien twee jaar niet gehaald en was zelfs pre-corona veel. Er mag weer van alles waar ik op de fiets naartoe ga. Er zat zelfs wat woon-werk-transport bij, nouja, naar het station, en nog naar een ander station om naar het museum van Vlaardingen te gaan, plus onder andere ritjes naar het theater, en de Parkrun. Met kou en wind, deels in het donker, en gister regen. Dat gaat me ook niet in de koude kleren zitten. Door het slechte weer schoot trainen op de fiets erbij in, maar dat is dan ook bepaald niet erg.
  • Huishouden doen na een zware training – valt me ook zwaar soms. Stofzuigen bijvoorbeeld, vervelend voor m’n rug en best inspannend. Strijken – niet zwaar, maar wel een rottige houding. Doe ik zo min mogelijk – en sinds corona nóg minder, want voor de webcam zie je toch niet veel kreukels. Wij doen het huishouden zelf, wel netjes verdeeld. Klussen besteden we dan meestal weer wel uit, terwijl ook dat bewegen is. Tuinieren doen we zelf, manlief meer dan ik, en we hebben maar een piepklein tuintje. Bij het harken (rare scheve beweging) heb ik mezelf wel eens geblesseerd.
  • De week voor de vorige, dus die van 24 januari, had ik een ‘uitschieter’ met wandelen, onder andere door twee gezellige afspraken. Ik kwam uit op 36 kilometer. Ik ben niet geneigd dat als sport te zien, maar toch: was het daarom dat het hardlopen zondag niet zo goed ging?
  • Ik heb wel eens gedacht: ik hoef geen hersteltrainingen te doen, m’n dagelijkse beweging en vooral de stadsfiets dient daartoe. Ik moet eerder uitkijken om niet te veel te doen. In de tijd dat ik alleen fietste had ik daartoe de ‘helemaal niets’-dagen in m’n logboek: niet trainen op de fiets maar ook niet op de stadsfiets rijden. Door de uitbreiding naar drie sporten is dat nog moeilijker dan voorheen. Het is misschien niet helemaal nodig, maar voldoende rust wel natuurlijk. Dat ik sinds twee jaar gemiddeld veel minder op de stadsfiets rijd, merk ik overigens niet aan mijn fietsconditie of herstel. Afgelopen jaar was zelfs mijn beste fietsjaar in heel lang, althans, voor wat betreft mijn gemeten FTP.

Wat ik verder weet, eerder al gelezen heb over ouder worden en ook weer las in Menopocalyps, is dat een belangrijke oorzaak van ergere veroudering dan nodig is, ‘m zit in het wegvallen van dagelijkse beweging, en dat komt weer voor een groot deel door toenemend gemak, mogelijk gemaakt door meer geld en de zich ontwikkelende technologie. De fiets wordt een e-bike, de boodschappen worden bezorgd, er komt een auto bij, uitvoerend werk wordt een kantoorbaan, niet meer aan kleine kinderen hoeven te tillen, een hulp doet het stofzuigen, Siri doet de lampen voor je aan en uit, enzovoort.

Allemaal kleine stapjes die er amper toe doen, maar zo verlies je in enkele decennia wel heel veel dagelijkse beweging. Als je je daar niet actief tegen verzet, gebeurt dat, zo verleidelijk is al dat extra gemak – comfort creep, heet dat (leerde ik uit dit boek). Het gevolg ervan is dat je conditie achteruit kruipt, en dat je, als je hetzelfde blijft eten, fiks aankomt in gewicht.

Manlief en ik verzetten ons wél actief. Donderdag nog. We hebben werklui over de vloer en daartegen zei Henk dat we ’s avonds op de fiets naar Delft zouden gaan – naar dat theater dus. ‘Hebben jullie geen auto dan?’ was de reactie. Jawel, maar dat soort dingen doen we gewoon niet met de auto, punt.

Fietsen is goed voor ons, onze portemonnee, het milieu en nog wat andere dingen, maar we zitten er ook gewoon niet mee. Als je niet went aan het gemak, raak je er ook niet aan gehecht namelijk. En meestal is het ook gewoon lekker.

* * *

Alles bij elkaar heb ik dus best wel veel NEAT  dagelijkse beweging. Daarmee kom ik al aan veel meer dan de 2,5 uur uit de beweegnorm. En dan komt trainen er nog bij. Wat ik leer van deze mijmeringen is dat ik best wat bewuster kan zijn van de invloed die ze heeft op het sporten. ‘Impact’ is er zeer zeker, helemaal onder zware omstandigheden zoals in deze tijd van het jaar.

 

 

Door |2022-02-09T15:15:18+01:009 februari 2022|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom|0 Reacties

Geluk

Als ik me goed herinner, zag ik Hanna Vandenbussche afgelopen zomer op tv als gast in Vive le Vélo. Vandenbussche is enerzijds langeafstandsloopster, behorend tot de nationale top. Anderzijds is ze filosofe; ze promoveerde nog niet zo lang geleden. Dat is een interessante combinatie, vind ik en ze vertelde op televisie dat ze bezig was met een boek waarin ze haar twee bezigheden combineert. Moet ik lezen, dacht ik.

Het boek is inmiddels verschenen, het heet Het lot van Atalanta. Een filosofische verkenning van het langeafstandslopen. Atalanta is een vrouw uit de Griekse mythologie die zou trouwen met de man die sneller kon lopen dan zij. Dat lukte er één, maar alleen met een list.

Ik heb het boek met plezier gelezen maar ik vond het geen eitje. De structuur ‘hangt’ aan een selectiewedstrijd veldlopen. De eerste hoofdstukken gaan bijvoorbeeld over loslopen en wedstrijdspanning, en de laatste over de finish en net daarna. Aan die eigen wedstrijdervaringen koppelt Vandenbussche dan filosofie, wat leidt tot komische hoofdstuktitels als ‘Loslopen met Sartre’, ‘Stretchen met Pascal’ en ‘Starten, versnellen en afzien met Descartes’. De inhoud van de hoofdstukken is serieus, al schuwt Vandenbussche de zelfrelativering niet.

In de hoofdstukken gaat het soms best hard, dus in een paar zinnen van wat ze zelf doet en meemaakt en soms ook nog wat achtergrond of herinneringen aan andere wedstrijden, naar het werk van zo’n beroemde filosoof. Dat gaat soms best diep, compleet met filosofisch jargon. Ze heeft dan steeds maar kort de tijd om het gedachtegoed van die filosoof te introduceren, en dan zegt ze er dingen over in relatie tot de sport en soms nog kritiek van anderen ook. Ik kon die vele wendingen niet altijd even goed bijbenen. Vandenbussche loopt hard, maar ze schrijft dus ook hard. Ik had bij het lezen vaak het gevoel dat ik het boek mogelijk meer zou waarderen als ik beter in het gedachtegoed van Sartre, Pascal, Descartes en de anderen zou zitten.

Desalniettemin vond ik het interessant en leuk, zowel haar eigen wedstrijdbeleving, met z’n ups en z’n downs, als de filosofische insteek. Wat ze vooral bepleit, en dat sprak me toen bij  Vive le Vélo meteen al aan, is om sport niet te veel alleen maar wetenschappelijk te benaderen. Ja, wetenschappelijke inzichten zijn nodig om tot topprestaties te komen, maar ze zijn daar niet genoeg voor, en al dat voorspellen en meten ene rekenen ontneemt ook het zicht op andere zeer wezenlijke zaken, de unieke beleving voorop.

Vandenbussche pleit ook tegen al te grote controledrang en de illusie van onkwetsbaarheid die daarmee samenhangt. Sporters en zeker ook topatleten zijn kwetsbaar – ze vertelt open over haar eigen extreme wedstrijdspanning bijvoorbeeld, onzekerheid, en de minder fraaie dingen die ze wel eens over haar concurrentes denkt.

Het interessantste gedeelte vond ik het einde, dus rond de finishlijn. Het gaat daar over het verschil tussen geluk (duurzaam en je hebt er zelf actief aandeel in) en plezier (kortstondig en het overvalt je). Geluk is een weg vol obstakels waar je je met je eigen sterke en vrije wil dagelijks doorheenslaat, en die leidt tot een diep vertrouwen in je eigen talenten en capaciteiten. Ze omschrijft dat zo voor topsporters (p. 162, mijn parafrase), maar ik herken het wel. Het is wat ik eerder afzien heb genoemd: het vrijwillig gekozen leiden dat hoort bij duursport.

Sporten is niet altijd alleen maar ‘leuk’ en zeker niet makkelijk, maar het is wel hoe ik wil leven, ik kies voor het lijden waar het mee gepaard gaat. En het leidt inderdaad tot vertrouwen in wat ik kan, al is dat dan op mijn niveau. Ik moet er levenskeuzes voor maken. Ik moet er ook mijn kwetsbaarheden en mijn grenzen voor respecteren. Ik moet er soms het beste van mezelf voor geven.

De opbrengst daarvan voor mij is, net als voor topsporters, in één woord te vangen: geluk.

Waarom sport ik? Omdat ik er gelukkig van word. Zo kort kan ik erover zijn. Hoe simpel het ook klinkt, zo helder had ik dat eerder niet voor ogen.

 

Door |2022-01-11T20:28:30+01:0011 januari 2022|Boeken, Loop, Waarom|0 Reacties

Prestaties in het tweede coronasportjaar

Ten opzichte van het eerste coronajaar waren in 2021 prestaties weer wat belangrijker. Net als vorig jaar stond plezier en gezondheid voorop en was het belang van wedstrijden relatief, maar ik presteerde een paar keer wel opvallend goed en dat was toch ook wel weer erg leuk.

Over die bijzondere prestaties (dikke PR’s eind augustus op de sprinttriathlon en de 5 kilometer) schreef ik hier al eerder, ook met wat het volgens mij verklaart. Ik schreef ook al dat de trend doorzette in de vakantie (waar ik met heel veel plezier op terugkijk) en dat doet-ie nog steeds: ook de laatste weken heb ik opvallend lekker hardgelopen.

Hier zijn de getallen van het jaar, in vergelijking met het eerste coronajaar:

(kilometers) 2021 2020
Zwemmen    75  132
Fietsen 4863 4686
Hardlopen 1003  780

Hardlopen is de ’topper’ van de drie sporten van dit jaar. Ik denk dat het in volume mijn tweede loopjaar ooit is: ik heb waarschijnlijk in 2015 meer kilometers gelopen, maar ik ben dat jaar pas in februari begonnen met registreren, dus ik weet dat niet precies. In kwaliteit was dit jaar sowieso beter dan toen: ik ben technisch vooruitgegaan, ik liep lekkerder, trainde gedoseerder – en ik ben nu veel frisser en fruitiger dan eind 2015.

Dus: 2021 was mijn beste loopjaar ooit. De foto van hieronder is van tijdens het PR op de 5 kilometer bij de Parkrun – de grootste sportieve verrassing van dit jaar.

IMG_2735 2

Ik zag de kaap van de 1000 kilometer aankomen dus ik heb er mijn best op gedaan om die daadwerkelijk te halen. Dat werd nog even spannend, want de booster van afgelopen maandag gaf me een aardige klap, harder dan de eerste twee vaccinaties: ik kon woensdag nog niet hardlopen na een koortsaanval op dinsdagavond. Maar het is gelukt, door bij uitzondering twee dagen achter elkaar te lopen. Gister geïntervald, vandaag gezellig met Nicole getraild in de duinen.

Qua zwemmen was het een mager jaar, zeker in de wetenschap dat 2020 ook al niet overhield. Alles bij elkaar heb ik in 2021 meer dan een half jaar niet gezwommen: 5 maanden in de twee lockdowns (t/m half mei en nu sinds twee weken weer) en dik 5 weken door vakantie en andere prioriteiten (september/oktober). Het koude voorjaar werkte ook niet mee. Helemaal terug op de snelheid die ik had net voor de eerste lockdown in maart 2020 ben ik niet gekomen, al kwam ik af en toe wel weer in de buurt. Verder heb ik ook niet veel bijzonders gedaan, behalve de leuke cursus slagfrequentie in open water bij TriExperience. Nouja, Zwemmen blijft fijn om te doen en als magertjes zwemmen de grootste coronaschade is, valt het allemaal nogal mee.

Fietsen heb ik meer gedaan dan in de voorgaande jaren, maar zonder de 1878 kilometer tijdens de vakantie in september was het juist minder. Er zaten wel weer mooie ritten bij: tijdens die vakantie was het elke dag raak, maar ook de 216 kilometer heen en weer naar Vlissingen en de goede tijdrit in oktober zijn mooie herinneringen. Kort na die tijdrit reed ik bij een veldtest mijn hoogste FTP in meer dan tien jaar. Kennelijk heb ik toch wel goed getraind – relatief wat intensiever.

Bij het wat mindere aantal kilometers speelt beslist een rol dat het zo’n beetje heel 2021, op september na, veel slecht weer is geweest. Dat koude voorjaar vooral, dat heeft me heel wat kilometers gescheeld.

Dan heb je ook nog ‘de rest’:

  • Dankzij alle yoga (bijna 100 uur!) is mijn core stability volgens mij beter dan ooit en ik heb er sowieso veel van geleerd en plezier door gehad. Sinds de zwembaden twee weken geleden dicht gingen, ben ik weer een ‘streak’ begonnen en yoga ik weer dagelijks, net als vorig jaar. Over wat yoga me brengt, schreef ik toen ook.

  • Wandelen is nog steeds een bron van plezier, gezelligheid en dagelijks daglicht. Wel minder dan vorig jaar: ik haalde nu 456 kilometer (vorig jaar 549). Ik weet niet precies waar dat ‘m in zit. De vakantie in elk geval, maar ik zou in september anders echt geen 100 kilometer gelopen hebben. Het is nog steeds wel meer dan in niet-corona-jaren, en dat mag ook wel, want op de stadsfiets rijd ik nog steeds veel minder. Met wandelen compenseer ik dat gebrek aan dagelijkse beweging.
  • Anders dan vorig jaar heb ik maar weinig gekajakt – ook daarbij speelde het vele slechte weer een rol, denk ik. En dat terwijl we een nieuw bootje kochten en ik m’n vaarbewijs haalde! Wel heb ik zowaar in februari een keer geschaatst!

Ondanks dit alles vind ik mijn grootste prestatie van 2021 dat het me, net als vorig jaar, is gelukt om mezelf uit het zwarte gat te houden dat ik af en toe wel zie liggen. Ik vind het bij vlagen nare en sombere tijden, door corona en door ontwikkelingen in de maatschappij en politiek. Desalniettemin gaat het mij nog steeds goed: ik voel me gezond, sterk en veerkrachtig. Daar helpt sporten bij.

Net als vorig jaar gaf sporten vertier, gezelligheid en houvast in nog steeds onzekere en beperkte tijden. Net als vorig jaar vroeg dit jaar om sportkunstenaarschap. Net als vorig jaar heb ik, ondanks alles, met veel plezier gesport. Op naar 2022!

 

Door |2021-12-31T15:57:54+01:0031 december 2021|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|0 Reacties

Update & spulletjes

Sinds mijn vorige blogpost was het enerzijds een zware tijd: ik moest even alle zeilen bijzetten qua werk, de donkere tijd van het jaar is nooit mijn favoriet en ik vind die onder corona nog naargeestiger en dit jaar zelfs nog erger dan vorig jaar. Ik wist wel dat we er nog niet vanaf waren, maar zoals het nu gaat, overtreft het toch weer mijn somberste verwachtingen. Van de avondsluitingen heb ik nauwelijks last: het is jammer van de culturele leuke dingen, en ik moet strak agendabeheer plegen om overdag te kunnen gaan zwemmen, maar daar is prima mee te leven. Het is de zo-goed-als-code-zwart, de oversterfte, de polarisatie, het totaal ondermijnde vertrouwen in het beleid – en dan moet omikron nog komen…

Anderzijds gaat het gewoon goed met mij. Ik voel me fit en ben lekker bezig met m’n sporten. Prioriteit heeft hardlopen. Ik ben gestaag aan het opbouwen voor een halve marathon in februari; ik hoop die net onder de 2 uur te lopen. Dat gaat lekker. Ik loop al lange duurlopen en het tempo komt vrij gemakkelijk. Ik houd het trainen relatief licht, om heel te blijven en mijn kruit niet te vroeg te verschieten.

Er werd weer veel afgelast, maar er waren ook wat leuke lopen die nog wél doorgingen, zoals de Hobbeldebobbelloop in Zoutelande die al jaren op m’n verlanglijstje stond: absurd zwaar parcours over de hoge, steile duinen daar en door het mulle zand, erg grappig. Ook de Parkrun is er elke week, ik ben een paar keer vrijwilliger geweest en heb ‘m afgelopen zaterdag weer eens gelopen, op halvemarathontempo.

In het midden sta ik klaar om de finish-tokens uit te delen

Zelf gefinisht, afgelopen zaterdag

Zelf net gefinisht, afgelopen zaterdag

Het is best even taai als ook op zaterdagochtend de wekker gaat als het nog helemaal donker is. Manlief en ik fietsen weg van huis bij het eerste ochtendgloren om de start van 9 uur te halen. We hadden telkens geluk met het weer, en eenmaal thuis, net na tien uur, voelt het dan als een hartstikke goed begin van het weekend.

Zwemmen doe ik regelmatig, maar zonder veel focus. Ik had eigenlijk een techniekcursus willen doen maar er kwam niks goed uit en ik voorzag al dat het zwemmen weer beperkt zou worden. Achteraf maar goed dat ik geen avond-cursus ben gaan doen, en ik denk dat het er straks helemaal op gaat zitten voor een tijdje, verplicht of vrijwillig. Dus ik doe waar ik lol in heb: wat techniek, duur, kracht, een paar sprintjes. Als het niet te druk is in het zwembad, vind ik het wel heel lekker en een aangename onderbreking van de thuiswerkdag.

‘De rest’ is ook okee: yoga doe ik wel nog steeds toegewijd, met meer afwisseling en extra aandacht voor de core stability dan in de zomer. Ik wandel regelmatig en draag zorg voor  #projectdaglicht, wat me helpt om door die donkere thuiswerkdagen heen te komen.

Fietsen staat in standje winter-onderhoud en dat gaat gewoon goed. Vanochtend heb ik een zeer geslaagd ritje gemaakt bijvoorbeeld. Werk kon wel even wachten en ik wilde wat vervangingsaankopen doen, vooral fietsspulletjes, en eens een kijkje nemen bij de Mantel, een nog vrij nieuwe, grote fietsenzaak (‘superstore’) vlak bij de Kuip. Prachtige winkel, vriendelijk en deskundig geholpen, en naar buiten gekomen met een nieuwe helm, winterhandschoenen en ons favoriete merk smeermiddel; twee paar gewone handschoentjes worden nog nagestuurd.

Grappig detail: het lijkt wel een helm speciaal voor taalkundigen: het model heet syntax:

Ik zocht ook nog een vervanger voor de langlaufbroek die ik in 2010 in Canada had gekocht. Daar wóónde ik in, bijna 12 jaar: ik gebruikte hem om de hele winter in te fietsen, bij heftige kou ook om in hard te lopen, bij eventuele andere winterse bezigheden en als slobberbroek ’s avonds op de camping. Warm maar niet te, ademend, supersoepel, beetje wijd (van een strakke tight krijg ik op de fiets soms zere knieën), ietsje water-afstotend. En dan ook nog geschikt voor mijn relatief lange benen. Zonder zeem, voor de multifunctionaliteit, maar ook omdat ik op race- en triathlonfiets verschillende zemen nodig heb, dus dat wordt wel heel erg ingewikkeld dan. De juiste fietsbroek trek ik er wel onder aan.

Mantel had zoiets niet, de Bever er vlakbij ook niet (die keken een beetje vies bij het woord langlaufen, viel me op), en dus ben ik doorgefietst naar de Outdoor XL in Barendrecht. Daar was ik één keer eerder geweest en toen zeer goed geslaagd. Ook nu overtrof hun aanbod mijn verwachtingen: meerdere broeken voldeden aan mijn eisen, dus ik kon kiezen. De nieuwe is inderdaad ook een langlaufbroek, van Maier.

Erg blij mee! Hopelijk valt het afscheid van die oude nu niet meer al te zwaar – er zit een gat in, de stof is hartstikke dun geworden, ’t is echt over.

Ik had er toen al een uur fietsen op zitten, maar het was goed fietsweer en ik had wel zin in een beetje zwerven, dus ik ben via Rhoon, Pernis en de Beneluxtunnel rustig terug naar huis gereden, bijna 50 kilometer in dik 2,5 uur (stadsfiets gaat niet zo hard). Lekker ochtendje!

 

Door |2021-12-15T17:33:51+01:0015 december 2021|Fiets, Loop, Zwem|0 Reacties

Legendarisch!

Strava deelt lauwerkransjes uit voor de sporters die het vaakst op een stukje route (‘segment‘) lopen of fietsen:

Je bent dan de local legend op zo’n segment. Die heb je in twee soorten: overall en speciaal voor vrouwen. Strava meet het over 90 dagen, dus het gaat om de meeste ‘segment-pogingen’ in die tijd.

Gister viel mij weer zo’n eer ten deel: ik werd de vrouwen-local-legend op een hardloopsegment op de Industrieweg. Ik vond dat een twijfelachtige eer. Sowieso ging het welgeteld om twee hele pogingen. Dat laat alleen maar zien dat daar weinig Strava-vrouwen lopen. En dat snap ik wel, want het is bepaald niet de gezelligste plek van Rotterdam. Het is door een industriegebied met een bedenkelijke reputatie – denk louche garagebedrijven en drugsdeakers.

De Industrieweg is de kortste route van hier naar het zwembad, en zo af en toe loop ik daarnaartoe, voor een ‘run-swim-run’. Overdag, in principe. Ik zou het in het donker wel durven, maar prettig is het niet. Ik fiets er in het donker wel doorheen, maar ik rijd er sowieso altijd defensief. Ik ben er wel eens gesneden door bestelbusjes enzo, bijna geramd door een linksrijdende brommer en er scheurt ook wel eens wat vér boven de 50 km/u doorheen. Enzovoort

Nou goed, op die straat ben ik nu dus local legend bij de vrouwen! Ik ging eens na waar ik dat nu verder ben. De rest is allemaal op de fiets. Ik heb 30 lauwerkransjes bij de vrouwen, en één overall. Die is grappig: op onze graveltocht over de Brabantse Wal reden we even fout een steil klimmetje op dat boven doodliep op privé-terrein. Het segment heet dan ook ‘Per ongeluk bultje op‘. Die ene keer was genoeg om local legend te worden, en ik reed er ook de tweede tijd ooit – van twee dames. Dat is makkelijk scoren!

Eén keer was ook genoeg om local legend te worden bij de vrouwen in een aantal ‘buitengewesten’ dankzij ons rondje langs de randjes van Nederland in september: bij de Eemshaven en van daar naar Delfzijl, op een onverharde weg onder Simpelveld (toen we ook verkeerd gereden waren), net over de grens van Zeeuws-Vlaanderen (‘Hontseinde’) en in het hoge Noorden van Friesland (‘Wijnaldum tot Jacobipolder’).

Iets serieuzer is mijn grote collectie vrouwen-lauwerkransjes allemaal langs de A13 tussen hier en Delft. Daar doe ik standaard mijn intervaltrainingen, dan rijd ik heen en weer, dus één training is goed voor twee keer de hele trits segmenten in beide richtingen. Daarvan heb ik er nogal wat gedaan in de afgelopen 90 dagen, of liever gezegd: in de twee weken dat ik snelheid aan het kweken was. Op het segment met de meeste pogingen zijn dat er nu 13 (in totaal boven de 70).

Ook daar zitten er tussen waarvan ik denk: mjah, die laten ook zien dat dit niet bepaald de meest idyllische omgeving is, pal langs de snelweg. Zo heet er eentje ‘Gas happen en gas geven‘ (11 pogingen).

Local legend op de Industrieweg, een doodlopend klimmetje, uithoeken waar kennelijk bijna nooit iemand fietst, de parallelweg langs de snelweg… je zou zeggen: wat dóet ze daar? Ik ben er niet voor de lauwerkransjes, hoor, dat zegt me weinig. Maar het is wel duidelijk dat ik voor lekker sporten niet per se een fraaie omgeving nodig heb….

 

Door |2021-11-09T17:01:51+01:009 november 2021|Fiets, Loop, Vrouwensport|0 Reacties

Hardlooptrainersdag: boel ambivalentie en toch tevreden

Eindelijk was ik gister weer eens naar de Looptrainersdag van de Atletiekunie. Ik was daar in 2017, toen vond ik het erg leuk. In 2018 was ik ziek, in 2019 te laat met inschrijven (ik was op vakantie en daarna was het vol) en vorig jaar ging het niet door. Dus eindelijk weer!

Althans, als ik van tevoren had geweten dat het weer zo uit de hand zou lopen met corona, had ik het misschien niet gedaan. Eigenlijk kon het niet, vond ik, ook niet met QR-code: honderden mensen uit het hele land die binnen door elkaar krioelden en op elkaar gepakt in rijen stonden voor koffie, op een dag met bijna een record aantal besmettingen. Met wat aanpassingen aan de logistiek had dat krioelen en hutje-mutje rond de koffie-automaten volgens mij best wel voorkomen kunnen worden, maarja, de QR-code lijkt wel een vrijbrief voor ‘alles kan’. 

Ik ben er zo goed en zo kwaad als het ging doorheen gelaveerd, erg ambivalent: ik was er zelf immers ook. Ik heb dat de laatste tijd vaker, dat ‘eigenlijk kan dit niet’-gevoel. Als ik uit de drukte vluchtte, trof ik op de rustigere plekken steeds mensen die daar ook mee worstelden, het was wel fijn om het er dan over te hebben.

Gister waren er drie workshoprondes, in 2017 vier plus een plenaire spreker. Ik vond het programma gister eigenlijk magertjes, voor wat ik ervoor betaal en de reis die ik onderneem naar Papendal. Ik was om 5 uur alweer thuis, wat op zich fijn is natuurlijk, maar mijn kennishonger was nog niet helemaal gestild.

Over twee van de drie workshops was ik niet direct superenthousiast, al vond ik ze wel aardig, en ik realiseerde me in de loop van de dag dat ze me wel aan het denken zetten, en dan zijn ze dus wel de moeite waard geweest. Ook ambivalentie dus eigenlijk – dat was kennelijk het thema gister.

Bij de praktijkworkshop van Oldstars Running deden we hele leuke dingen en het was heerlijk om buiten te spelen en met elkaar te lachen, maar ik snapte steeds maar niet wat hardlopers van 55+ enerzijds gemeenschappelijk hebben (behalve die willekeurige leeftijdsgrens) en anderzijds scheidt van jongeren. Er is nogal een verschil tussen een 55-jarige die voor het eerst wat gaat lopen omdat hij of zij meer moet bewegen en, zeg, een 55-jarige die recentelijk een PR op de 5 km heeft gelopen (dan wel haar 64-jarige echtgenoot die onlangs z’n 32e Rotterdamse marathon heeft gelopen). Toch vallen die allemaal onder Oldstars, althans, dat zeiden de organisatoren, maar deze 55-jarige met het recente PR vond het eerlijk gezegd toch een beetje bejaardengymnastiek.

Het punt van die gymnastiek was: beweeg gevarieerd. Dat lijkt me voor elke leeftijdsgroep relevant. En ik blijf moeite houden met het framen van ouderen als in principe krakkemikkig en het ‘wegmoffelen’ van prestatiegerichte ouderen. 

Enfin, na het uurtje buitenspelen ging mijn eerste theorieworkshop over Mystical Miles, door Hans Koeleman: hardlopen op basis van betekenisgevende verhalen. Dat was vermakelijk, maar ik vond het wat structuurloos waardoor ik nu niet kan zeggen wat de boodschap precies was. Koeleman vertelde zelf graag zijn verhalen, vooral dat over de nachtelijke duurlopen in de duinen die hij organiseert, maar voor de lopers is dat meer de ervaring dan het verhaal, lijkt me. Wel realiseerde ik me een boel over mezelf, onder andere:

  • Dat wielrennen/fietsen sporten zijn met veel meer verhaal dan hardlopen, dat ik misschien wel daarom wel wielerhelden heb maar geen hardloophelden, en dat dat misschien wel een factor is waardoor fietsen zo veel meer voor mij betekent dan hardlopen. Dat een sport van verhalen aan elkaar hangt, dat is voor mij vanzelfsprekend – ik dacht meteen aan wat Maarten Ducrot zo vaak zegt: 190 renners in koers, over de streep kun je 190 verschillende verhalen horen. Maar hardlopen heeft dat minder. Hardlopen is ook gewoon saaier in de zin van dat de sterkste (bijna) altijd wint. Wielrennen is veel meer een metafoor voor het echte leven.
  • Dat ikzelf praat over hardlopen en mijn sport in het algemeen als ontdekkingsreis, avontuur, zoektocht, en dat dat niet per se het frame is dat andere mensen aanspreekt.  Zo’n nachtelijke duurloop, daarbij denk ik: laat mij dan maar wandelen. In het spoor van helden, zoals Ellen van Langen, daar heb ik niks mee. Strijd en oorlog – noppes. Trots? Mwah. Maar anderen kan dat natuurlijk wel degelijk drijven. Als trainer moet je volgens mij op zoek naar het frame van je lopers, om ze te motiveren en bij te sturen niet zozeer je eigen verhaal ‘erin duwen’. Volgens mij was dat niet de boodschap van de workshop, maar ik had er wel wat aan! 

De derde workshop, door Luc Schout, ging over peesblessures en die was gewoon wel okee: helder verhaal, duidelijke structuur, goed afgestemde boodschap. Ik leerde daar vooral over het belang van een gefaseerde aanpak tijdens het herstel: de acute, herstel- en terug-naar-de-sport-fasen vragen om andere oefeningen. Dus niet bij achillespeesproblemen klakkeloos alleen maar de trap-oefening doen. Die is alleen op z’n plek in de middenfase, niet in de acute en ook niet in de terug-naar-het-sporten-fase.

Tussen de bedrijven door heb ik me aangenaam verpoosd met andere drukte-ontvluchters en ik ben heen en weer gereden met Paul van RA. Ik vond het wel lekker om weer eens een dag in het trainersvak ondergedompeld te zijn. Zo hoor je nog eens wat – ik praatte bijvoorbeeld maar heel even met iemand uit Brabant waardoor ik nu maar wel mooi bekend ben met de canicross.

Ondanks de ambivalentie is precies dat zo ontzettend lekker aan elkaar in het echt zien, dat ik heel erg hoop dat we nou eindelijk eens een goeie draai gaan geven aan die hele corona-ellende.

Om 5 uur thuis dus, daar bleek de sporttrui perfect te passen en ik heb ook nog een herbruikbare mok aan de dag overgehouden (wonderbaarlijk genoeg kregen we ter plekke toch nog koffie in kartonnen bekertjes, ook dat was nog een kleine ambivalentie – maar goed):

 

Door |2021-11-07T15:48:40+01:007 november 2021|Loop, Trainer|0 Reacties

Project daglicht, seizoen 2, week 1 √

Net als vorig jaar heb ik het voornemen om de hele wintertijd lang elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal elke week minstens 7 uur. Deze eerste week was dat makkelijker dan vorig jaar, want ik ‘mocht’ onder andere op de stadsfiets naar een opdrachtgever hier in de stad om daar ‘live’ aan echte mensen rond een tafel een training te geven. Dat is sowieso supergaaf, en het zorgde voor 45 minuten daglicht.

Desalniettemin zit ik nog steeds veel naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren voor mijn werk, en ik denk niet dat dat gauw zal veranderen. Overdag naar buiten is dan broodnodig, vooral tegen de wintersomberheid en -futloosheid. Met het vroege donker moet ik er dan bijvoorbeeld voor kiezen om eerst te gaan hardlopen en daarna mijn werk af te maken. Daarbij was project daglicht vorig jaar een uitgelezen stok achter de deur, vandaar dit tweede seizoen.

De eerste week is prima geslaagd en er was zelfs een flinke dot zon bij dat daglicht – helemaal mooi! De foto is van de stiltewandeling van vanochtend. Met heen en weer vanaf huis goed voor 2 uur buiten, en daarmee ging ik royaal over de zeven uur deze week.

Door |2021-11-07T14:47:34+01:007 november 2021|Loop, Trainer, Waarom|0 Reacties

Ritme

Na de tijdrit van een paar weken geleden heb ik het roer omgegooid: fietsen in de onderhoudsstand, en heel rustig lopen en zwemmen gaan opbouwen. Die beide andere sporten gaan in het begin best moeizaam. Dat zit hem voor een groot deel in de specifieke eisen die ze stellen aan m’n spieren (hamstrings! vooral de rechter sputterde fiks tegen bij het eerste hardlopen), gewrichten (heupen! hun hoek bij lopen is net anders dan bij fietsen) en coördinatie (hoge elleboog! heel rare beweging eigenlijk, als je ‘m niet regelmatig doet).

Na een paar keer ging het beter en dat zit ‘m natuurlijk in de gewenning van die andere beweging en het ont-wennen van meer dan 2000 kilometer fietsen.

Het ging niet alleen beter, het ging vooral ook lekkerder, met de twee sporten vrijwel tegelijk: eind vorige week, begin deze week. Voor mijn gevoel zat dat nog in iets anders: ritme.

Alledrie de sporten zijn ritmisch, maar net op een andere manier. Het gevoel van ‘lekker’ ontstaat vooral als dat ritme weer klopt. Net alsof ik daarvoor bijna moet nadenken: ene been, andere been. Of ene arm, andere arm. Als het weer ritmisch is, gaat dat vanzelf. Maar dus net op een andere frequentie dan bij fietsen. Dat fietsritme moet er een beetje uit, of althans: het moet minder domineren.

Ik had het ‘lekker’ eerder die week nog een beetje ondermijnd, doelbewust, door bloed te geven. De eerste dagen daarna voelt sporten dan amechtig: duidelijk probleem met de zuurstoftoevoer. Als het zwaar is, is het ritme ver te zoeken. Maar na drie dagen was het er wel.

De goede vorm van eerder is ook weg. Door het bloedgeven, maar die was al aan het wegtrekken. Door druk met werk en andere dingen, door een paar keer te laat naar bed – zo gaat dat ook in deze tijd van het seizoen.

Bovendien had ik die goede vorm doelbewust niet voortgezet. Ik weet: zonder dalen geen pieken, en het was tijd voor het dal. Aan voortzetting van m’n fietspiek had ik niks; m’n eerstvolgende piek mag hardlopen betreffen, gezien het seizoen. Maar ik kan niet in één keer kogelhard door-hardlopen na al dat fietsen. Die vorm moet ik opbouwen, vooralsnog allemaal lekker rustig en weinig belastend. Voor lopen dus rustige duur; bij zwemmen veel aandacht voor techniek.

Die manier van trainen is precies omgekeerd aan wat ik deed toen ik onlangs op zoek was naar snelheid. Het contrast is groot. Ik had die tijdritpiek best nog wel voort kunnen zetten, qua lichamelijke gesteldheid. Normaliter zijn dit soort dalen op de overgang van de ene naar de andere trainingscyclus (‘overgangsperiode’) ook bedoeld om de vermoeidheid en eventuele pijntjes van een zwaar seizoen weg te laten trekken, maar daar had ik eigenlijk geen last van. Gelukkig maar, trouwens.

Ik was zelfs nog best gretig eigenlijk, en ik had daarom vorige week het gevoel niet genoeg te sporten om aan mijn beweeg- en buitenluchtbehoefte te voldoen. Gelukkig is mijn stadsfiets-omvang weer op niveau van voor corona, want ik ga weer veel meer de deur uit (voor zo lang als het duurt…). Nu de loop-omvang alweer toeneemt en de beide sporten lekker voelen, kom ik helemaal aan mijn trekken. Zeker op zo’n dag als vandaag, met al die zon!

En ik weet: deze wat slome overgangsperiode is voor een goed doel. Plan is om in de winter 21,1 kilometer lekker ritmisch te lopen. Een goeie halve marathon dus. Daarover te zijner tijd meer! 

 

Door |2021-10-28T13:33:15+02:0028 oktober 2021|Fiets, Loop, Zwem|1 Reactie

Stiltewandeling laat zich al een jaar lang niet tegenhouden door corona

– – – Persbericht Overschie – – –

Tijdens de Overschiese Sportweek van september 2020 namen Babet Blom en Louise Cornelis het initiatief tot stiltewandelingen: om de week ongeveer drie kwartier (3,5 kilometer) samen wandelen zonder te praten. De beweging is goed en fijn, en door de stilte ervaar je de omgeving op een heel andere manier. De groep liep onder andere door Park Zestienhoven en op landgoed De Tempel.

Het was natuurlijk vanwege corona een bijzonder jaar, maar wandelen kon altijd nog. Babet: “We hebben altijd rekening gehouden met de anderhalve meter en met de maximale groepsgrootte. Zo is het gelukt om door te gaan, ook in de wintermaanden. We hebben toen wel veel geluk gehad met het weer: het was bijna altijd droog op zondagochtend, en vaak prachtig. Ondertussen hebben we de vier seizoenen gehad en daar dus – in stilte – van genoten. Van de paddenstoelen in de herfst naar het uitbundige groen van het voorjaar. Wat vooral opvalt in de stilte is dat je meer andere geluiden hoort. De snelweg en een langsrijdende brommer, maar ook vogels en de wind in de bomen.”

De groep is klein maar fijn. Louise: “Meer wandelaars zijn zeker welkom. Iedereen kan op eigen tempo lopen. Meestal liep ik voorop en Babet achteraan. Zij wacht dan op de laatste en we houden sowieso iedereen in zicht. Als het nodig is, lopen we wat korter – dat kan allemaal. Je kunt zeker een keer mee komen doen. Dat kost niets, het is sowieso gratis. Dus kom eens ervaren hoe dat is, in stilte wandelen in onze eigen mooie wijk! ”

Het is weliswaar een stiltewandeling, maar voor de start en na afloop mag er wel degelijk gepraat worden. En dus is het ook gezellig!

Als je mee wilt doen, is het handig om even met Babet of Louise contact op te nemen over de data, plek en tijd. In principe is het op zondag in de even weken, vertrek om half 11, meestal bij de molen, maar soms kiezen we voor de afwisseling een andere plek.

Over de initiatiefnemers: Babet en Louise wonen allebei in Overschie, ze wandelen dolgraag, en ze werken al een paar jaar samen op het gebied van bewegen en leefstijl. Ze geven ook wel eens samen een workshop. Louise is trainingsbegeleider bij sportkunstenaar.nl en Babet is onder andere leefstijlcoach.

Stiltewandelaars komen van het Veerhuiseiland af (augustus 2021)

Door |2021-09-24T18:04:38+02:0024 september 2021|Loop, Trainer|0 Reacties
Ga naar de bovenkant