Fiets

Brexit omkeren

Op 24 juni 2016 reed ik een voor mij legendarische trainingsrit. Ik was bezig met de aanloop naar de hele triathlon en had 180 km op het programma staan. ’s Ochtends was ik de dag begonnen met het nieuws: de uitslag van het Brexit-referendum. Dat was een mokerslag. Ik vertrok met een donderwolk om mijn hoofd, en het weer paste daarbij  – het regende zelfs even. Ik reed via de Beneluxtunnel en het fietspad ‘buitenom’ Voorne-Putten naar de Haringvlietdam en via Ouddorp naar de Brouwersdam. Daar draaide ik naar het oosten, ik kreeg de wind mee en de zon kwam door. Mijn humeur reageerde mee, en na bijna 7,5 uur en 175 km fietsen, verder nog via Schouwen, Duiveland, Flakkee en de Hoeksche Waard, kwam ik opgeklaard terug thuis aan. Zonder de Brexit opgelost te hebben natuurlijk, maar het fietsen had zijn helende uitwerking op mijn ziel gehad, mogelijk meer dan ooit tevoren.   

Vandaag heb ik die ronde voor het eerst opnieuw gereden. Ik fiets niet elk jaar zulke afstanden, en vorig jaar strandde een poging in veel te harde wind. Ik heb hem dit jaar omgedraaid, dat kwam beter uit voor de wind, en ik heb hem ook behoorlijk wat scherper aangesneden, vooral op Goeree en het stukje Zeeland, en zo kwam ik uit op 164 km, in 6u37 – ja, ook met een behoorlijk wat hoger gemiddelde en een maar een fractie hogere hartslag. Dat zegt niet zo veel: ook nu woei het, maar mogelijk stond de aanwakkerende wind vooral vanaf de Brouwersdam ook wel heel gunstig – ik zag mijn gemiddelde rap oplopen. Het was tussen Brouwershaven en Ouddorp wel veel drukker dan ik me van toen herinner. Desalniettemin: met mijn vorm zit het wel snor.

 

Opnieuw was het goed voor mijn ziel. Die het zwaar heeft: de hele corona-situatie geeft me op dit moment weer veel angst en verdriet en de onzekerheid over hoe lang deze ellende gaat duren vind ik moeilijk te verdragen. Daarnaast hebben we hier thuis een paar andere ‘soresjes’ die bij vlagen ook als donkere wolken voor me hangen (niks ernstigs, in de zin van: niks tussen mij en manlief, gewoon wat gedoe). De kunst van ‘fietstherapie’ is om uit die abstracte angst, somberheid en wolken in mijn hoofd te komen en te landen in het hier-en-nu van gewoon fietsen, in mooi en dierbaar landschap en prachtig weer. Dat lukte bij vlagen, ik stuiterde er wat in en uit vandaag, het was niet die rechte lijn omhoog van toen.

De Brexit heb ik niet omgekeerd vandaag. Corona niet opgelost. Maar het fietsen deed me wel weer goed.

 

Door |2020-07-23T19:24:51+02:0023 juli 2020|Fiets|0 Reacties

680 kilometer fietsen later….

Eigenlijk zouden manlief en ik anderhalve week geleden vertrokken zijn om in Mongolië te fietsen en daarna met de Trans-Siberië-Expres terug naar huis te reizen, met een paar stopjes in Rusland. We weten al een hele tijd dat dat er niet in zou zitten natuurlijk – mogelijk volgend jaar zelfs ook nog niet, en daarna moeten we maar verder zien hoe onder andere reizen, reisorganisaties en mijn financiën zich ontwikkeld hebben.

Maar we wilden toch even weg, en daarom hebben we afgelopen week in Nederland gefietst. We zijn in vier dagen via het oosten naar Groningen gefietst, met overnachtingen in Rhenen, Holten en Emmen. Dagje Groningen, en toen westelijker terug, via Wolvega, Elburg en Mijdrecht. 9 dagen weg, 680 kilometer gefietst. In een soort banaanvorm:

Die kaart is van het Polarsteps-logboek dat we weer bijhielden en dat nu openbaar is – zie daar voor meer foto’s en verhalen. 

We hadden niet de beste week uitgezocht qua weer, al ging het best wel: we hadden op de eerste dag de snoeiharde wind vooral mee, zijn de afgelopen twee dagen het onweer en de echt grote hoosbuien misgelopen, en hadden gister en eergister twee uitgesproken zomerse, zonnige en warme dagen.

We vonden Nederland heel mooi. We kwamen op plekken waar we nooit eerder waren geweest, met de Sallandse heuvels als grootste verrassing en daarvan weer het mooiste korenveld ooit als absoluut hoogtepunt – het was in het echt mooier dan op de foto, intenser blauw, en het zoemde nog ook, van de vele bijen.

Het was bovendien heel afwisselend, bijvoorbeeld op dag 2: van het rivierenlandschap bij Rhenen en Wageningen naar de Veluwe, naar klassiek boerenland bij Loenen, de IJssel over en dan het zand van Salland. Of gister: uit Hanzestadje Elburg de polder in, over de Stichtse brug daar weer uit en zo het Gooi in, eindigend tussen de venen en plassen van het Groene Hart.

We verbleven in hotels, In hotels, omdat kamperen nog wat lastig is – en eigenlijk was het met het weer zo ook lekkerder. Na 3 maanden zonder was het een genot (maar eigenlijk ook heel gewoon) om weer uit te eten en op een terrasje te zitten voor koffie met appeltaart of een biertje.

Op coronagebied was het goed te doen. In Holten (overigens het beste hotel en diner van allemaal) waren ze heel omzichtig bij het serveren, op andere plekken merkte je geen verschil met normaal en stond er alleen handontsmetter voor de vorm, leek het wel. In Wolvega mocht je niks zelf opscheppen van het ontbijtbuffet, maar dan hingen de medewerkers er wel met hun snufferd boven bij het opscheppen, terwijl ze doorpraatten, zonder mondkapje. De gezondheidsvragen werden maar zeer zelden serieus gesteld. Reserveren kan ook ‘aan de deur’ en dan hoef je soms niet eens een naam op te geven – maar op andere plekken naam en telefoonnummer. Gooi het maar in m’n petje. 

Het was bijna overal nog erg rustig. We hebben genoten van de rust en ruimte. In het hotel in Groningen (erg leuke, historische plek) was het uitgestorven en ook de stad was – zonder studenten – gek leeg. Alleen vrijdagavond in Elburg was het druk, en daar hadden we wat geluidsoverlast van, in een ook erg warme hotelkamer – maar verder was ook dat een leuke plek.

Op de Hondsrug en in Giethoorn was het ook erg druk met e-bikes. Dat viel ons wel op: op zo’n doordeweekse dag buiten het hoogseizoen fietst er bijna niemand meer helemaal zelf. Sommige e-bikers hebben ook een hekel aan bagage-fietsers – we kregen commentaar over de breedte van onze tassen. Dat viel ons wel op, meestal zijn de reacties op vakantiefietsen positiever. Het kan toch niet aan de 1,5 meter liggen, want dan zijn brede fietsen juist veiliger, toch? We zagen ook minder ‘soortgenoten’ dan we hadden verwacht.

Ik ben ook nog langs mijn drie triathlon-hoogtepunten van vorig seizoen gefietst: in Emmen verbleven we in hetzelfde hotel als vorig jaar voor de halve van Klazienaveen, gister reden we een stukje over het fietsparcours van Almere, en vandaag langs het zwembad en de wisselzone van Ter Huh.

En toen ik thuiskwam, lag daar de medaille voor de coronatriathlon:

Ik was niet in mijn beste doen, zeker de eerste dagen niet. Ik was moe van 3 maanden coronacrisisstress en in mei daarbij ook nog best hard werken. De eerste dag was meteen erg lang (bijna 114 kilometer), en zo verschoot ik nogal wat kruit. Ik werd eigenlijk alleen maar moeier, en dat voelde alsof het niet goed zou gaan. Maar dat kwam vooral doordat ik mezelf in de weg zat. Nadat ik dat in Groningen eens goed in de ogen had gekeken, ging het beter en fietste ik lekkerder.

Desalniettemin vond ik het best pittig, pittiger dan ik had verwacht. Down Under reden we 80 km per dag, met 1000 hoogtemeters, dus ik had gedacht dat ik er hier wel 100 zou kunnen rijden. Maar dat viel tegen. De wind, het vele keren en draaien, zoeken soms, zeker bij slecht aangegeven omleidingen (we raakten op de eerste dag bijvoorbeeld verstrikt in Nieuwegein), allerlei ondergronden voor de leukere routes (knooppunten) en soms toch ook nog wel een beetje hoogteverschil maakte het trager en zwaarder dan ik had verwacht.

Al met al ben ik er toch van opgeknapt, lichamelijk maar vooral geestelijk. Het was heerlijk om er even tussenuit te zijn. Nu benen en rug wat laten rusten, en dan heb ik hopelijk profijt van de 680 kilometer voor mijn duurconditie. Voorlopig hebben we geen plannen, nouja, werken en lekker sporten.

En voor die verre, onzekere reistoekomst geldt: zo fietsen in Nederland is voor herhaling vatbaar. Er is nog een boel te ontdekken en te beleven.

 

Door |2020-06-14T18:11:41+02:0014 juni 2020|Fiets|2 Reacties

Thuistriathlon 3: Geen PR, wel een kwart

Vandaag zou ik in Ter Aar een gooi doen naar een PR op de kwart triathlon (2u35’30 of sneller). Dat was mijn meest uitgesproken triathlon-seizoensdoel. Ik heb geen idee of het erin had gezeten vandaag. Ik weet sowieso niet hoe ik ervoor gestaan zou hebben nu in het parallelle universum waarin alles gewoon door zou zijn gegaan. Bovendien viel het weer niet mee – het was koud en het woei te hard voor een echt scherpe fietstijd.

Ik heb wel een kwart triathlon gedaan vandaag, maar dan zonder wedstrijddoel, gewoon vanuit huis. Met manlief als fotograaf.

Ik ben vanochtend begonnen met zwemmen in de Schie. Gister had ik ook een dikke kilometer gezwommen en toen ging het voor het eerst weer lekker. Vandaag voelde nog beter, alleen ben ik voor m’n gevoel wel veel van de techniek kwijt die ik afgelopen winter had verworven. Hopelijk kan ik nog wat terugkrijgen.

Het was mede dankzij die techniekverbetering dat ik tot aan de lockdown dacht dat een PR er nu wel in zou kunnen zitten. Een week voordat alles plat ging, zwom ik m’n beste 400-meter-intervallen ooit. Gek om aan terug te denken: ik kan me niet herinneren dat ik me op die dag ook maar enige zorgen maakte over het oprukken van het corona-virus. Ik had toen zeker niet het idee dat het bijna afgelopen was met het zwemmen, voor twee maanden.

Het keerpunt voor 1 km ligt bij de nieuwe brug, die sinds kort de Brug van Cyrene heet, hier sterk ingezoomd:

Bijna terug, ik gluur naar waar ik eruit moet:

We delen het zwemwater dit voorjaar met diverse junioren:

De meerkoetpulletjes zijn van 6 naar 2 gereduceerd, maar die twee worden al best groot:

Na een trage wissel vertrok ik op de fiets:

Pfoe, dat viel tegen: het woei hard, het miezerde en het was koud. Ik heb heen tegen de wind in wat intervallen gedaan, beetje rommelig, en me terug laten zeilen. 24,1 gemiddeld rijden is wel ronduit traag, en het was bepaald niet aangenaam. Desalniettemin ben ik in redelijke fietsvorm; ik heb de afgelopen tijd goed kunnen trainen. Alleen niet wedstrijdspecifiek.

Wat was er mogelijk geweest? Mijn PR op de kwart dateert nog van 2014, dat was nog met de gewone racefiets. Ik kan nu sneller zijn, ik ben ook al wel sneller geweest, op tragere parcoursen. Want ja, dat PR staat ook in Ter Aar, dat parcours is sowieso snel en het ligt me.

Maar windkracht 5 en kou ligt me niet. Ik was blij dat het erop zat:

In de tweede wissel was het nog een aardige uitdaging om sokken over ijsklont-achtige tenen te krijgen:

Hier loop ik met wat stijve benen weg – ik heb helemaal geen koppeltrainingen gedaan, en lopen na fietsen is toch even wennen.

Ik liep al gauw echter best lekker, al ging na drie kwartier de fut er een beetje uit. Lopen gaat op het ogenblik sowieso wel lekker, maar daarbij ontbreekt het me helemáál aan scherpte – ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst echt tot het gaatje ben gegaan. Vorige zomer? Tempohardheid heb ik dus niet.

Voor vandaag hoefde dat ook niet – ik heb de tien kilometer als duurloop gelopen. Wel met eindsprintje:

Finish:

Al met al  heb ik 3 uur en 22 minuten buitengespeeld. Zonder dat idee van ‘ik doe vandaag toch een kwart’ had ik het misschien ingekort vanwege de guurte. Wel was het zo’n drie kwartier te langzaam voor een PR, hahaha! 

 

Door |2020-05-24T15:46:42+02:0024 mei 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|4 Reacties

Gewoon/ongewoon

Voor woensdag had ik wekenlang niet op de stadsfiets gezeten, maar toevallig kwamen er donderdag en vrijdag nog een paar ritjes achteraan, onder andere naar de bloedbank. Als ik zo rondfiets, lijkt dat enerzijds heel gewoon, en anderzijds ongewoon. Mijn hoofd schakelt daar steeds tussen – wat ook al ongewoon is. Het is bovendien ongewoon om je er bewust van te zijn dat iets gewoon is – dan is het dat dus niet, op dat moment.

Gewoon is dat ik op de stadsfiets ergens naartoe rijd. Dat is onderdeel van mijn dagelijks leven in normale tijden – gemiddeld een half uur per dag.

Ongewoon is deze hele tijd, en zelfs als ik dat even zou kunnen vergeten, is het er steeds, al is het maar doordat het stiller is met verkeer en vliegtuigen en de ‘bezetting’ op de fietspaden anders dan anders: drukker bij mooi weer, veel stiller bij slecht weer.

Woensdag maakte ik nog twee foto’s die het gewoon/ongewoon symboliseren. Ze pasten toen niet in het coronatriathlonverhaal, maar nu wel.

Wachten voor de Hoge Brug is doodgewoon, maar dat ik dan een camera bij me heb niet:

Op de stadsfiets fietsen is gewoon, maar zo’n ritje klokken met m’n horloge, zoals woensdag niet:

 

Door |2020-05-02T16:31:19+02:002 mei 2020|Fiets|0 Reacties

♫ Er is er een jarig ♫

Mijn fiets is van april 2002, dus ze is deze maand 18 geworden! Dat is reden voor een feestje.

We zijn samen 18 kilometer wezen fietsen, waarin ik 18 korte, felle intervalletjes reed.

Ondertussen mijmerde ik een beetje over wat we allemaal samen hebben meegemaakt. Het absolute hoogtepunt daarvan ligt aan het begin van haar bestaan: ik had haar nog geen twee maanden toen we samen onderweg waren en ik Henk leerde kennen.

We hebben heel wat prachtige sportieve avonturen beleefd, van cyclo’s via toertochten en trainingen tot mijn eerste triathlons.

Maar bovenal, en meer dan mijn andere fietsen, is zij het maatje met wie ik samen zwerf en op wie ik zo lekker kan denken. In de afgelopen moeilijke weken heeft ze in dat opzicht weer veel voor me betekend.

Ze ziet er nog goed uit voor haar leeftijd, dus ik hoop dat ze nog heel lang meekan!

 

Door |2020-04-26T18:37:35+02:0026 april 2020|Fiets|1 Reactie

Zwart-wit, gepolariseerd, 80-20?

Even iets ‘gewoons’ tussendoor: ik lees net in de mei-editie van Fiets Magazine een nieuwe term voor wat ik gepolariseerd trainen noem: zwart-wit trainen. Het mooie eraan vind ik dat zo uitgedrukt de middenzone grijs is, en wie wil er nou grijs trainen?

Maar helaas deelt de term met gepolariseerd trainen dat het wat negatief klinkt: uit zwart-wit is, net als bij polarisatie, alle nuance weg. Ik weet nog steeds geen betere term voor deze manier van trainen – die neerkomt op veel heel rustig trainen combineren met korte, kogelharde intervallen. Een andere term is 80-20 trainen, maar die getallen zijn me te precies (zie hier), en bovendien drukt die term niet uit dat er een bepaald gebied is dat je moet vermijden, wat, zo heb ik al gemerkt, tot misverstanden leidt. Het klinkt meer als een globale verdeling dan als iets uit elkaar houden.

Het is een aanpak die mij al jaren heel goed bevalt. Ja, ook als ‘recreant’. In het stukje in Fiets raadt Stefan van Klink ‘m af. Wat mij betreft om de verkeerde reden: dat je als recreant andere doelen hebt dan als prof, en dat je daarom ook het grijze gebied moet trainen.

Inderdaad kun je als recreant niet zomaar alles van profs kopiëren. Maar gepolariseerd trainen is wel degelijk een prima aanpak voor die ‘andere doelen’, zoals fitter worden, een hoger tempo kunnen rijden, lekkerder of langer kunnen rijden. Van Klink gelooft duidelijk in specificiteit, dus dat je de inspanningszones moet trainen die je in je prestaties nodig hebt. Juist die gedachte is in gepolariseerd trainen anders, en ja, dat is controversieel.

Bij gepolariseerd trainen train je de energiesystemen die je nodig hebt. Waarom dat goed werkt, komt in de term zwart-wit fraai tot uitdrukking. Denk maar aan verf: als je enerzijds zwart en anderzijds wit hebt, kun je alle tinten grijs daaruit samenstellen als je ze nodig hebt.

Precies dat is de gedachte achter gepolariseerd trainen: grijs hoef je niet te trainen. In het grijze gebied kun je goed presteren als je zwart (vetverbranding) en wit (maximale zuurstofverwerking en de snelle, anaerobe vezels) hebt getraind. Dat bespaart tijd en blessurerisico. Voor profs én recreanten.

Voorbeeldje van mezelf: vorig jaar had ik amper getraind in de grijze zone, maar de 80 km van de Brouwersdam90 ging ik er wel in rijden. Ik was benieuwd hoe dat zou gaan. Ik haalde niet eens de gemiddelde hartslag die ik me had voorgenomen, maar ik verraste mezelf met vermogen en snelheid. Ik reed in grijs harder dan ik had durven hopen – dankzij het witte en zwarte werk dat ik had gedaan.

Okee, en dan nu de nuance: inderdaad moet je, wat Van Klink ook aangeeft, als beginner wel geleidelijk opbouwen naar de intensieve pool. En ik voeg er nog aan toe: geen enkele trainingsmethode is heilig, en fietsen moet wel leuk blijven.

Ik vind gepolariseerd, uh, zwart-wit trainen supergaaf. Ik kan genieten van het pom-pie-dom van de lange, rustige duurtrainingen én van mezelf het hompeschompes intervallen. Ik voel me er goed bij – vandaar dat ik het ook blijf doen nu mijn wedstrijddoelen vervallen zijn.

 

Door |2020-04-26T12:03:27+02:0026 april 2020|Fiets, Trainer|0 Reacties

Ik doe maar wat

De laatste dagen ga ik voelen dat het wringt om zelf buiten te sporten terwijl de belangrijkste maatregel zegt ‘blijf zoveel mogelijk thuis’.

Ik doe het nog wel, en ik blijf het doen: ik fiets alleen, ik vermijd drukke momenten en drukke plekken, ik houd zo veel mogelijk rekening met andere mensen – maar wat ik doe, acht ik wel noodzakelijk voor mijn eigen geestelijke en lichamelijke gezondheid. Ook al is het meer dan Ruttes ‘frisse neus’. Woensdag fietste ik bijvoorbeeld 95 kilometer, onder andere om de nieuwe brug bij Rozenburg te zien:

Maar ik vind het wel lastig, of liever gezegd: ik kan me voorstellen dat andere mensen er anders mee omgaan en dat die het níet vinden kunnen. Wat andere mensen doen, loopt uiteen van enerzijds helemaal niet meer buiten komen tot min-of-meer ‘business as usual’: die fietsers maken nog steeds lange tochten, ook op drukke dagen, en ook met anderen samen. Of ze zitten er zelfs niet mee om bij het inhalen fluimen rond te strooien of te hoesten.

Iedereen gaat op zijn of haar eigen manier met de maatregelen om om en trekt ergens een streep. En dat is best lastig. De regels zijn vaag, of eigenlijk zijn het meer adviezen dan regels. Op Twitter en op de fietsforums die ik volg, wordt er dan ook uitgebreid gediscussieerd over wat er wel en niet kan. Dat gaat soms minder vriendelijk, want ‘men’ neemt elkaar dan behoorlijk de maat, overtuigd van het eigen gelijk.

Ik betrap me er zelf ook op: dat ik vind dat wat ik doe ‘moet kunnen’, maar dat ik wel een oordeel heb over anderen. Over samen fietsen bijvoorbeeld, of over eerst met de auto ergens naartoe reizen om daar te gaan fietsen. Of over toch op zo’n drukke dag gaan voor een lange tocht, als gepensioneerde, dus met alle tijd op rustigere momenten. Maar ook over mensen die binnen blijven, want dat lijkt me overreageren. Of over zomaar anderen, zoals wanneer ik waarneem dat het ergens wel heel druk is – maarja, ik ben er zelf op dat moment ook.

Wat ik me nu voorneem, is om niet meer te oordelen. Ik blijf wel een streep trekken bij wat écht niet mag, maar verder ga ik mijn best doen om mild te zijn. Dit is een moeilijke tijd voor ons allemaal, en we rommelen er allemaal zo goed mogelijk doorheen. We verschillen in onze risico-inschatting, in de mate waarin we de beperkingen onder ogen kunnen zien, in onze mogelijkheden, behoeften en aanpassingsvermogen.

We doen maar wat, eigenlijk. En hopelijk gaat dat goed.

 

 

Door |2020-04-11T15:58:00+02:0011 april 2020|Fiets|1 Reactie

Troostfoto’s

Ik weet al lang dat ik buiten sporten nodig heb om m’n hoofd op orde te houden. Ook nu blijkt dat weer van onschatbare waarde – vooral fietsen, maar hardlopen en wandelen doen ook duiten in het zakje. Ik prijs me nog steeds gelukkig dat er in Nederland geen verbod op is (Spanje) of dat het is beperkt tot een kilometertje om je huis (Frankrijk) – ik heb hem daar wel voor geknepen.

Meer dan anders zie ik op dit moment tijdens het sporten in de omgeving zaken die me troost bieden. Ik heb daar af en toe foto’s van gemaakt, hier komen er een paar.

In de eerste week ervoer ik vooral de natuur als troostrijk: de ‘gewoonheid’ van de planten en de dieren, ook nog in dit mooie seizoen – ze hebben geen weet van wat voor crisis dan ook en zijn gewoon aan het groeien en bloeien. Ik ging op zoek naar de ganzen en de schapen langs het Spui (mooi buitendijks fietspad, aan de Puttense kant). Die kwam er niet heel geweldig op, maar ze waren er wel:

Beter lukte de foto van een fors stuk uit Schotland geïmporteerde natuur die terwijl ik mijn telefoon pakte ineens heel dichtbij kwam – oeps!:

Het was gelukkig alleen goedmoedige nieuwsgierigheid.

In de grote hoeveelheid stralende zon was het voorjaar steeds schitterend, zoals vorige week:

Deze week viel me op dat ik juist het zien doorgaan van gewoon werken troostrijk vond, zoals varen – mooi, we worden nog bevoorraad:

Vrachtschip

Zelfs het affakkelen bij Pernis had wel wat:

Daarbij was het licht ook mooi, zeker in samenspel met wolken en hoge dingen (windmolens, bomen):

Deze laatste foto is vlak bij huis, en wat ik ook leuk vond, was om daar nieuwe dingen te ontdekken. Maandag wandelden manlief en ik een ommetje over een route die we allebei vaak hardlopen, maar dan andersom, en dus trager. En dan zie je ineens nieuwe dingen – deze waterwerken (en de rommel) waren me nooit eerder opgevallen, dat gebouwtje rechts is een gemeentelijk gemaal:

Gister wandelde ik ‘m andersom, en nóg een ontdekking: er loopt een onverhard paadje langs de nieuwe waterweg, althans, zo ziet het eruit en het loopt inderdaad min-of-meer door:

Zo kun je dus op steenworp afstand van thuis nieuwe dingen ontdekken, wat troostrijk is bij gebrek aan tochten en vakanties.

 

Door |2020-04-03T11:05:59+02:003 april 2020|Fiets, Loop, Waarom|0 Reacties

Een eerste balans

Twee weken geleden is mijn normale leven tot stilstand gecrasht – dat is het beste woord, als ik nu terugkijk. Ineens kon er van alles niet meer, op sport- en andere gebieden, en kwamen daarvoor in de plaats angst, verdriet en onzekerheid, voor mijzelf en voor de wereld om me heen. Dat is nogal een schok.

De laatste dagen heb ik al een aantal keren gezegd (in telefoon- en videoverbindingen) en geschreven (mailend en append) dat het me ‘naar omstandigheden’ goed gaat. Die omstandigheden zijn extreem en ik zou er wat voor geven om ze weg te kunnen toveren.

Dus echt goed – nee. Maar toch best wel okee dus.

De ergste acute stress is voorbij, ik voel me niet meer een konijn dat in de koplampen zit te staren, ik kan soms het nieuws een tijdje laten, ik kan me an en toe weer een beetje op andere dingen concentreren, ik word laconieker om verdere annuleringen. Een soort van ‘alles went’, zal ik maar zeggen.

En wat me ook opvalt: mijn lijf houdt zich eigenlijk best goed. Daar heeft mijn huidige leefwijze zelfs een paar voordelen voor. Ook nadelen, maar de balans is best wel okee.

Voordelen

Mijn leven is een heel stuk regelmatiger geworden. Ik hoef niet meer, zoals anders, af en toe vroeg op om om 9 uur in – bijvoorbeeld – Amsterdam te kunnen zijn. En ik ga ook niet meer, zoals anders, laat naar bed omdat ik ’s avonds iets leuks aan het doen was buitenshuis.  Voor een TV-programma hoef ik ook niet op te blijven: de volgende dag tijd zat om terug te kijken. Lang uitslapen om een zo ontstaan slaapgebrek te compenseren hoeft ook niet meer. Ergo: ik ga al meer dan twee weken om 11 uur naar bed en ik sta om ongeveer half 8 op. Voor mijn doen is dat wonderbaarlijk!

Ik eet supergezond. Ik ben me ervan bewust dat ik een beetje op moet passen voor zowel mijn weerstand (geen snelle suikers snoepen) als mijn gewicht (ik ben veel minder actief). Maar het kost me frappant weinig moeite om me te beperken tot drie goede maaltijden per dag (met dank aan manlief) en een enkel gezond tussendoortje. Ik ben namelijk al mijn gewone snaaimomenten kwijt:

  • Ik snaaide bijvoorbeeld vaak op de terugweg van werk elders – het station is echt één grote bron van verleidingen en vaak was ik ook wel flauwig van het werk, of vond ik dat ik het wel verdiend had ofzoiets. Doe ik niet meer, kom ik niet meer.
  • Ook snaaide ik vroeg op de avonden dat we na 9 uur aten omdat manlief pas dan terugkwam van z’n atletiektraining. Hoeft niet meer: manlief traint nu ook overdag, we eten ergens tussen zes en zeven, ook heel regelmatig.
  • Een ander snaaimoment was ’s avonds laat, als ik thuiskwam van iets en manlief al in bed lag. Nog even ‘chillen’ – had ik nodig om te kunnen slapen, en vaak had ik daar dan ook een beetje een trekje bij. Dat moment is ook foetsie.

Dat snaaien kon ik overigens goed hebben, met m’n stabiele gewicht. En ik snaaide ook wel noten en, uh – nou nee, niet heel veel meer gezonde dingen, moet ik bekennen, maar wel vooral hartig: kaas, crackers, chips. ik vond het nooit een probleem, maar het láten betekent wel dat ik vrij makkelijk ineens veel minder eet.

Ik vind het wel een interessante observatie ook, omdat het zo duidelijk laat zien dat het gewoonte-eten is. Andere gewoonte en weg is de behoefte. Bij mij dan. Ik heb al wel begrepen dat veel thuiszitters met het omgekeerde probleem zitten, en dat kan ik me goed voorstellen. Ik ben bovendien geen emotie-eter – als ik van stress ging eten, had ik me de afgelopen weken flink volgepropt.

Nadelen

Ik slaap matigjes. Ik ben nooit een goede slaper geweest, in de vroege overgang was het vreselijk, het is sindsdien okee maar niet meer zoals vroeger, en het is nu ook niet jofel, al gaat het redelijk.

Waar ik meestal inslaapproblemen heb, heb ik nu doorslaapproblemen: ik ben standaard een keer of vier wakker ’s nachts, wakker genoeg om op de wekker te kijken en vaak moet ik eruit om te plassen. Als ik rond zes uur wakker word, val ik daarna soms wel en soms niet meer in slaap. Te vroeg wakker worden ken ik als duidelijk stresssymptoom. Ik heb ook minder slaap nodig dan normaal, lijkt het – vanwege de regelmaat maar ook door veel minder activiteit.

Mijn bovenlichaam verstijft. Voor bovenrug, nek en schouders is het veranderde bewegingspatroon tricky, het resultaat van een optelsom:

  • Ik zit veel meer achter de computer. Wat ik nog aan werk kan doen, gaat zo, en daarbij zit ik bijvoorbeeld ineens ook achter het scherm voor mijn sociale contacten. 
  • Het gebied is gevoelig voor stress.
  • Ik zwem niet meer en al helemaal niet meer halverwege de werkdag thuis (m’n favoriete lunchuur).
  • De vervangende oefeningen voor aan het ‘zwemkoord’ komen vrij hard aan. Ik heb nu een routine waarin ik 4X50 slagen maak, dat is het equivalent van 200 meter, minder dan m’n inzwemafstand, maar daar had ik vorige week wel spierpijn van. Nouja, hopelijk betekent dat dat ik m’n spieren een beetje onderhoud inderdaad.
  • Ik fiets alleen nog maar op sportieve fietsen waarvan de houding belastender is dan de stadsfiets. Ik probeer het gebrek aan stadsfietsritjes (gemiddeld 3,5 uur per week) te compenseren met een extra lange rit op een sportfiets. 
  • Ik ben vorige week nog wel maar deze week niet meer naar m’n masseur geweest en ik kan ook niet naar de chiropractor.

Oef. Ik heb er flink last van gehad afgelopen week, sinds gister is het (tijdelijk?) beter. Leerproces: meer losmaak-oefeningen doen en mezelf van die computer wegtrekken. Ik doe op woensdag nu aan arbeidstijdverkorting: dan ga ik fietsen.

* * *

Ik weet: het is nog maar twee weken, we gaan dit met z’n allen lang moeten volhouden en er gaat nog een boel narigheid op ons afkomen. De toekomst is zeer ongewis. Het is al heel wat als je nu niet gillend gek wordt. En dat lukt dus vrij aardig.

Door |2020-03-28T11:24:20+01:0028 maart 2020|Fiets, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Snottergêne

Ongeveer zeven maanden per jaar heb ik een non-stop loopneus als ik buiten ben. Ik snotter als het kouder is dan een graad of 10, zeker als daarbij de luchtvochtigheid hoog is, en ik snotter ook als er veel bomenpollen in de lucht zijn. Dus samen is dat ruwweg van oktober tot en met april. Op dit moment is het heel heftig, want het is koud plús pollen.

Dat snotteren is normaal – ik heb, zoals dat heet, hyperreactieve luchtwegen: niet echt een duidelijke afwijking, ziekte of allergie, maar wel gevoelig voor een heleboel. 

In andere jaren gaat al dat gesnotter redelijk ongemerkt, maar nu geneer ik me ervoor.

Het begon een paar weken geleden al. Ik fietste een keer naar het station en kwam daar aan bij de fietsenstalling met een flinke drel uit mijn neus. Ik had zo gauw geen zakdoek bij de hand. Wat nu? Zomaar wegsnuiten kan ik toch niet maken. ik weet zelf wel dat het geen corona is, maar weten anderen dat, en bovendien: als ik zonder symptomen corona heb, zit er toch ook virus in dat snot (denk ik). Als ik snotter en snuif, zie ik mensen dan ook kijken. Ik heb besmuikt en moeizaam lopen te snifsnotteren totdat ik ergens rustig onder uit m’n tas een papieren zakdoekje kon opgraven.

Ik las ergens een advies aan fietsers om nu fietsenderweg niet je fluim weg te schieten maar om af te stappen om je neus fatsoenlijk te snuiten. Als ik dat serieus zou nemen, kom ik niet meer aan fietsen toe. Nou ben ik ook niet zo goed in die fluimen, die eindigen meestal ergens op mezelf, dus ik laat het toch altijd al maar een beetje lopen en dan poets ik het met mijn handen of handschoentjes een beetje af, en thuis beter. Dat is nu ook mijn strategie – met die handen/handschoentjes probeer ik in de openbare ruimte toch al niks aan te raken ook.

Wel zie ik af en toe een druppel op de grond belanden. Ik heb me al proberen voor te stellen hoe ik daarmee iemand zou kunnen besmetten, van die fantasieën als: de volgende fietsers rijdt eroverheen en daarna meteen lek, zit dan dus met z’n handen aan de band, en daarna met die handen aan z’n neus… nouja, hoe groot is die kans? Kleiner dan overreden worden, lijkt me.

Als het snot me echt in de weg zit, wat overigens meer bij hardlopen zo is, probeer ik het via mijn handen ergens op een discrete plek weg te werken. Als niemand kijkt.

Ik heb me nooit eerder zo’n snotneus gevoeld.

Door |2020-03-23T17:13:10+01:0023 maart 2020|Fiets, Loop|2 Reacties
Ga naar de bovenkant