Fiets

Wekelijkse yoga-routine zorgt voor balans

In de zwemloze periode afgelopen winter heb ik 148 dagen achter elkaar yoga with Adriene gedaan. Sinds ik weer zwem, heb ik een nieuwe yoga-routine uitgedokterd die me goed bevalt. Die vervangt bijna alles wat ik ooit op de sportschool deed, en doet nog meer ook. Mijn indruk is dat mijn schouders en de stabiliserende spieren van mijn romp (‘core stability’: buik, rug, heupen) sterker en veelzijdiger zijn dan ooit. Bovendien geeft het me plezier, ontspanning, toenemend lichaamsbewustzijn en wijsheid.

Mijn wekelijkse routine kent vier onderdelen die ik combineer tot twee of drie sessies, van in totaal minimaal een dik uur en meestal anderhalf tot twee. De week kent vier onderdelen:

  • Het filmpje ‘upper back love‘ waarmee ik Adriene leerde kennen en dat precies doet wat mijn bovenrug nodig heeft: rekken en het laag en naar elkaar toe houden van m’n schouderbladen. Ik heb een beetje de neiging tot een bocheltje, in het sporten, maar zeker ook in het dagelijks leven (‘schoolbankruggetje’ noemde een huisarts het ooit), dus deze sessie van 23 minuten is een belangrijke. Ik doe hem dan ook vrijwel elke week, alleen niet als ik m’n bovenrug al zwaar heb belast met iets anders, dan is er ook nog een soort verkorte versie met vooral rekken. 
  • Een half uur voor buik en core, waarin ik een selectie maak uit tien filmpjes die ik in de loop van de 148 dagen heb leren kennen. Ik doe er dan een waarin de buikspieren centraal staan en de ander meer allround core stability, wat vooral betekent dat het breder is, meer coördinatie vergt en ook wat met mijn schouders doet, bijvoorbeeld door veel planken:


    Ik doe dan bijvoorbeeld eerst ‘core power wake-up‘, een zware, met erna nog de quickie voor de buikspieren. Ik wissel de filmpjes af en dat geeft die veelzijdigheid. De zware gaan ook nog steeds merkbaar beter.

  • Rekken heupopeners, een kort filmpje dat een zwak punt van me aanpakt: souplesse rond mijn heupen. Helpt me bij het lopen. Daar zit ook m’n geliefte extended child’s pose in:
    Dit onderdeel is ook vaste prik, tenzij er al veel rekken zit in onderdeel nummer vier…
  • Vrije keuze. Zo van: ‘doe ook nog iets anders’, naar zin en behoefte. Ik heb een lijstje gemaakt van filmpjes die me in de 148 dagen goed zijn bevallen, en daar maak ik een keuze uit. De laatste tijd, waarin ik stevig trainde, was dat vaak één van de sport-specifieke in Adriene’s repertoire: voor zwemmen, fietsen of hardlopen, alledrie tegen de eenzijdigheid van die sporten, met veel rekken en de eerste twee daarnaast met wat stabilisatie-krachtoefeningen. Of het is een allround sessie, zoals de ‘full body flow‘. Ook lekker ter ontspanning: alleen maar ademhalen. Ik kan ook een probleem aanpakken, zoals een keer gut health toen ik last had van m’n darmen of hamstring-stijfheidsbestrijding.

Zo’n opsomming klinkt net wat gerichter dan het is. Elk van de sessies is en blijft yoga, niet alleen maar buikspieroefeningen of rekken. Het is altijd een full body experience met aandacht voor ademhaling, lichaamsbewustzijn (zoals: tijdens een buikspieroefening je gezicht ontspannen en je voeten actief houden) en hoe je over je lichaam denkt (‘work with the body, not on it’), en ook voorzien van counterposes voor de goede balans in de sessie. Daar leer ik nog steeds veel van en ik ben dus nooit zomaar wat aan het krachtpatsen.

Het enige wat ik mis van de sportschool is dat krachtpatsen, voor m’n benen: legpress, squats en lunges. Gericht op het ontwikkelen van de duwkracht van het fietsen. Lunges deed ik vorig jaar nog wel met zand in emmers, dat wil ik weer gaan oppakken. Maar eigenlijk merk ik op de fiets niet dat ik minder kracht heb, integendeel. Ik doe zowel bij het lopen als op de fiets kracht-intervallen (brug en tunnel repeats). Het lijkt erop dat die meer zoden aan de dijk te zetten dan de sportschool.

Bij die tunnel repeats, waarin ik zo hard mogelijk de Beneluxtunnel uit rag, trap ik op het ogenblik de hoogste vermogens die ik ooit gezien heb, in vier seizoenen dus. Sowieso ben ik in blinkende fietsvorm – ook het veel mindere stadsfietsen van de afgelopen anderhalf jaar deert niet.

Dat van die goeie fietsvorm zit ‘m natuurlijk niet alleen in de yoga. Maar ik heb wel het idee dat die werkt. Dat zit ‘m dan vooral in de totale sportbalans. Misschien moet ik wel niet te veel krachtpatsen, is af en toe alleen maar ademhalen veel beter voor me!

(de foto’s zijn van m’n 100-dagen-post uit maart, zie daar voor meer)

Door |2021-08-11T17:23:46+02:0011 augustus 2021|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Acht keer knallen langs de roeibaan

Gister heb ik mijn eerste triathlon van het seizoen gedaan: de sprint van TriRotterdam. Ik wist al een tijdje dat ik daarbij wilde zijn omdat twee van mijn coachees zouden starten in de rookie race, en toen het dichterbij kwam en zekerder werd dat het door zou gaan, kon ik de verleiding niet weerstaan. Het ging toen net weer wat beter met m’n rug, maar toch heb ik voor de korte afstand gekozen. Tien kilometer hardlopen leek me tricky, en bovendien: acht rondjes fietsen om die roeibaan leek me niet zo leuk.

Bij deze triathlon ben ik vaker gestart, ook toen het nog triathlon010 heette, en ook al is het eigenlijk in Zevenhuizen, het is toch een beetje een thuistriathlon natuurlijk. Van de organisatie, TriHard, had ik vorig jaar een positieve indruk gekregen over hoe ze met de corona-omstandigheden omgingen, onder andere omdat ze ‘against all odds‘ TriOuderkerk lieten doorgaan. Dat gaf vertrouwen.

Ik keek er wel van op dat vorige week uit de lucht viel dat je je moest laten testen voor toegang, nouja, ik niet dus, want ik ben al volledig gevaccineerd. Gelukkig maar. Maar het zou mijn eerste ervaring met de CoronaCheck-app worden – een systeem waar ik sowieso m’n bedenkingen bij heb, en net vorige week werd wel duidelijk dat het totaal faalt. Ik ben blij dat ik niet voor m’n triathlonnetje eindeloos in de rij heb hoeven staan tussen het meest besmettelijke volk van dit moment: het uitgaanspubliek. Dan lijkt me het getest moeten worden riskanter dan het doen van de triathlon zelf.

Ik heb de hele week netjes getaperd, dus kalm aan gedaan en een paar gerichte trainingen gedaan, naar de masseur geweest, het eten van zaterdagavond bepaald (overschotel met courgette en pasta), enzovoort. Dus ik was er wel klaar voor, sterker nog, ik zat me duidelijk in te houden en kreeg fikse beweegbehoefte.

Toen werd het toch nog even spannend vanwege de nieuwe maatregelen, maar uiteindelijk leidde dat er alleen toe dat er geen publiek welkom was. Jammer, manlief had meegewild voor foto’s en om dan de 18 km terug naar huis te lopen als eigen training. Het is sowieso door het compacte parcours een leuke kijk-triathlon. Het zag er nu, toen ik aankwam, vreemd rustig uit, maar alles heeft ook zo z’n voordelen: alle ruimte om te parkeren bijvoorbeeld.

Wel goed dat ik zelf meedeed, anders had ik m’n coachees niet eens kunnen zien dus. Nu kon ik ze zien starten:

Daarna had ik alle tijd om mezelf voor te bereiden, zoals het inrichten van het plekje in het parc fermé:

Op naar de start – met eigenlijk geen idee wat ik kon verwachten, maar wel met de hoop dat ik eens onder de 1,5 uur zou kunnen duiken, wat een PR op de sprint zou opleveren. Dat ik geen idee had, zat hem er vooral in dat ik mijn eigen trainen de afgelopen maanden als nogal rommelig heb ervaren, waardoor ik voor geen van de drie sporten echt helemaal op dreef ben. Dat kwam door een optelsom van omstandigheden:

  • Corona. Ik ben nog niet terug op niveau na vijf maanden niet zwemmen, al begint het wel weer te komen. Ook ontbreekt het me aan een ambitieus triathlondoel: dat was ik had, is geannuleerd. Zonder zo’n doel sport ik weliswaar nog steeds graag en veel, maar er zit wat minder lijn in en ook wat minder druk achter. Tot slot heeft corona nog steeds ook wel grote invloed op mijn dagelijks leven, vooral door het thuiswerken. Het gaat bij vlagen, maar soms ben ik daar wel moe en zat van. De permanente onzekerheid knaagt soms ook, net als de frustratie om de ‘clusterfuck’ van het beleid.
  • Het weer. Ik ervaar eigenlijk bijna heel 2020 al als lastig. Het voorjaar was extreem koud en nat, toen was het even heet, en nu is het al wekenlang soms nat en kil maar vooral instabiel en benauwd. Dat heeft vooral m’n fietsen wel gehinderd, zwemmen ook een beetje.
  • Fysiek ongemak. Tussen december en mei had ik last van m’n schouder waardoor ik niet lang op de race- of triathlonfiets kon zitten. Dat is over: het is als sneeuw voor de zon verdwenen toen ik weer kon zwemmen. Mijn rechterschouder heeft het zwemmen kennelijk enorm gemist! Recentelijk heb ik een paar weken getobd met een rib en rug. Ook dat is over, maar ik heb daardoor al een tijdje weinig hardgelopen, terwijl dat net lekker ging en ik er fietsen voor op een zacht pitje had gezet (zie vorige post). Fietsen heb ik dus net juist wat meer gedaan, maar in totaal toch veel minder dan normaal. 
  • Drukte. Ik heb in juni knetterhard gewerkt (fijn voor m’n portemonnee!) en daarbij ook nog geprobeerd de Tour en het EK te volgen én te genieten van de dingen die sinds lang weer mogen, zoals film en theater. Dat was leuk, maar het is ook even schakelen en passen en meten qua tijd.

Dus ik heb lekker gesport, maar scherp – nee.

Enfin, wij van start. Zonder wetsuit: tot mijn verrassing was de watertemperatuur in het zonnetje opgelopen tot boven de 22 graden. Ik had nog even ruzie met de knopjes van m’n nieuwe horloge en dat is ook niet helemaal goed gegaan helaas. Ondertussen zag ik zo’n beetje het hele zwemveld voor me uit speren, althans, zo voelde het. Een groot deel daarvan heb ik daarna weer ingehaald. Mijn zwemtijd, 17:42, valt wat tegen, ik denk dat het langer was dan 750 meter en mijn zwemmen is gewoon ook nog niet stabiel. Het voelde wel goed.

Eerste wissel ging vlekkeloos, en altijd fijn om te gaan fietsen. Toen ontdekte ik dat van de knopjes, dus weer even wat horloge-gepiel, en daarna: knallen. Vier rondjes rond de roeibaan is een intervaltraining van 8 rechte stukken hard (boven FTP) en in de bochten van de kopse einden steeds even herstellen. Dat pakte hartstikke goed uit: ondanks toenemende wind reed ik 33,2 gemiddeld – één van m’n snelste bikesplits ooit, en net wat sneller dan in 2018, toen ik in de winter ervoor 5000 kilometer had gefietst Down Under. Wauw, waar komt dat vandaan?! Ik had het op de fiets al in de gaten en dat was een grote kick.

De tweede wissel was even lastig: er hing een fiets in de weg op mijn plek, die viel van het rek toen ik ‘m opzij duwde, toch maar even netjes geweest en ‘m opgeraapt. Ik vond het sowieso iets rommelig in het parc fermé, er liepen ook wat mensen in de weg en sommigen namen met hun spulletjes wel erg veel ruimte in. Toen ik inpakte om weg te gaan, trof ik bovendien een vreemde helm tussen m’n spullen aan. Aan het nummer erop kon ik zien dat de bijbehorende fiets al weg was, dus ik heb ‘m maar afgegeven als gevonden voorwerp.

Het lopen begon daarna zeer moeizaam: het eerste stuk van 1,25 km recht tegen de wind in was ik voor mijn gevoel niet vooruit te branden. Gelukkig was het op dat moment wel zwaar bewolkt en niet zonnig, want dit was al warm en benauwd genoeg. Langzaam-maar-zeker kwam er iets meer schot in, zeker toen ik als mikpunt een bekende voor me zag: een man van de Veenendaalse triathlonvereniging met wie ik voor de start even had staan praten. Nu haalde ik hem (70+) in en kon ik bij het passeren even hallo zeggen.

Volgens de officiële meting heb ik zo toch m’n streeftempo van 5’30/km gehaald – ik had zelf wat trager geklokt. Wel kon ik aardig uitsprinten, en dat zette Esther op de foto:

Zo kwam ik in 1uur29-nogwat over de finish, zag ik, dus hoera, voor het eerst onder de 1u30 inderdaad! De nogwat bleek later wel 59 seconden te zijn, hahaha! Ik snoep al jaren bij elke sprint die ik doe een paar seconden van m’n PR af.

De medailles waren op, helaas, ik ben benieuwd of  ik die nog nagestuurd krijg. Ze waren bij de serie ervoor al op, beetje suf – Esther was de eerste finisher geweest die het zonder moest doen.

Hier de officiële uitslag, die lang op zich deed wachten overigens:

Als ik 3e word van 9 50+-vrouwen en 29e van alle vrouwen, dan was D50+ dus relatief sterk, dat is af en toe zo. De vorige keer won ik bij de D50+, met een langzamere tijd. Mijn age group is zo klein dat het qua klassering alle kanten op kan gaan. Wel veel vrouwen, 94 van de 250 – dat was me niet zo opgevallen eigenlijk. Wel had ik al horen omroepen dat een bekende van me de lange afstand had gewonnen: Jelte, m’n hardlooptrainersopleidingsgenoot. Ik wist niet dat die ook zo hard kon zwemmen en fietsen.

Na de finish nog even staan praten met Ivo en Esther, gezellig, en zij hadden het ook goed gedaan. Toen huiswaarts, zoals de bedoeling was qua coronamaatregelen. Dik tevreden op de bank, Tour en EK kijken. Nu een beetje moeie rug, dat is op dit moment duidelijk m’n zwakste plek.

Het smaakt naar meer, zo’n middagje buitenspelen. Er staan nog twee triathlons en een zwemloop op de planning – maar opnieuw is alles ontzettend onzeker. Laten we hopen dat het meevalt, met het oog op veel meer dan alleen een paar triathlons. 

 

Door |2021-07-12T11:23:08+02:0012 juli 2021|Fiets, Trainer, Triathlon algemeen|2 Reacties

Het gaat om de totale belasting

Ik heb de laatste tijd zowel in theorie als in praktijk geleerd dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de totale trainingsbelasting goed hanteerbaar is. Dat wil zeggen dat je eigenlijk relatief licht en makkelijk moet trainen – meestal.

Eerst de theorie. Enigszins druppelsgewijs via forums en twitter drong tot mij door dat er een nieuwe, andere opvatting is van gepolariseerd trainen. Ik ken dat eigenlijk alleen maar als: het overgrote deel van je tijd (pak ‘m beet: 80 %, al komt dat niet nauw) train je rustige duur, een beperkt deel van je tijd train je hoog-intensief. Wat ik opving, was dat ook wel geformuleerd wordt als: de meeste van je trainingssessies (die 80 % weer) houd je licht en makkelijk, een beperkt deel van je sessies zijn zwaar. Van die eerste soort herstel je snel, de tweede vraagt langer herstel.

Dat klinkt misschien niet zo anders, maar dat is het wel. De eerste opvatting rekent op basis van tijd en intensiteit (hartslag, tempo, vermogen); de tweede opvatting rekent op basis van sessies en ervaren zwaarte en herstelduur. Dat zijn verschillende dingen.

Voor mijzelf betekent het bijvoorbeeld dat als ik lange, rustige duurlopen doe, die volgens de eerste opvatting onder de rustige pool vallen, maar in de tweede opvatting onder de zware. Ik vind langer dan ongeveer 1,5 uur lopen gewoon zwaar. Dus dat wil zeggen dat ik bij drie keer in de week hardlopen gericht op een halve marathon, eigenlijk drie zware sessies doe: die lange duurloop, lange intervallen op halve-marathontempo, en korte, snellere intervallen – die ik weliswaar leuk vind om te doen en niet als heel zwaar ervaar als ik bezig ben, maar die me soms wel spierpijn bezorgen. In de eerste opvatting doseer ik ‘rustig’ en ‘intensief’  zo prima, maar in de tweede opvatting train ik zo te zwaar.

Aan de andere kant ervaar ik zelfs een intensieve fiets-intervaltraining meestal als goed te doen. Aan het eind van een interval lig ik weliswaar met m’n tong op het stuur, maar uitfietsend herstel ik al en ik kom fris thuis. De dag erna ben ik er zeker van hersteld. Die trainingen vallen voor de duur van de intervallen onder de intensieve pool in de eerste opvatting, maar onder de lichte, makkelijke in de tweede.

Mijn indruk is dat die tweede opvatting ‘voortschrijdend inzicht’ is, dus dat bijvoorbeeld iemand als Stephen Seiler, de wetenschapper achter gepolariseerd trainen, van visie is veranderd. Dat weet ik niet helemaal zeker, en ik weet ook niet helemaal zeker of die redenatie van hierboven over mezelf klopt, dus of je bij die tweede opvatting inderdaad van subjectieve, ervaren zwaarte moet uitgaan. Dat staat nergens, maar dat zou kunnen komen omdat het een typisch mindere-goden-probleem is. Trainingsleer gaat erg uit van toppers en geen enkele toploper vindt rustige duur zo zwaar; dat is voor mij zo omdat ik geen goede loper ben.

Net toen ik op basis hiervan bedacht had dat ik misschien m’n halvemarathonopbouw moet veranderen, had ik een gevalletje pech waardoor ik wekenlang nauwelijks kon lopen: er was bij de chirpractor iets met een rib-wervelgewricht gebeurd waarvan nog onduidelijk is of dat een gevalletje oeps, foutje was (ontwrichting) of iets wat broodnodig was en eindelijk loskwam. Van die rib had ik niet zo veel last, maar de grote rugspier eroverheen trok van lopen in een zeer pijnlijke kramp die ik dan nog dagen voelde. Het is inmiddels beter, maar mijn halvemarathonambities zijn van de baan. Dat heeft ook met het praktische punt te maken.

Dus nu de praktijk. Ik had de hele winter een prima trainingsbalans, met yoga, hardlopen gericht op de tien kilometer, veel wandelen en af en toe fietsen bij goed genoeg weer. In mei veranderde dat kort na elkaar allemaal: ik ging weer zwemmen, eindelijk werd het minder koud en nat en kon ik dus meer gaan fietsen, en tegelijkertijd veranderde ik m’n looptraining voor de halve marathon – met de zwaarte zoals hierboven beschreven.

Dat ging dus niet goed, nouja, dat lukte niet. Wat ik vooral merkte, was dat fietsen er veel minder van kwam dan ik had gehoopt of gewild. Geen tijd voor, te moe, of uit anticipatie: ‘ik kan wel lang gaan fietsen, maar voor morgen staat een zware hardlooptraining op het programma’. Of gewoon geen zin – ook een veeg teken, want normaal gesproken fiets ik dolgraag in deze tijd van het jaar.

Daarna ging het lopen dus even niet, en toen m’n rug weer een béétje okee was, ben ik prompt voor een lange tocht op de fiets gesprongen terwijl ik die week ook al een intervaltraining had gedaan – ineens was er ruimte.

Ik realiseerde me dat het gewoon te veel, te zwaar is om drie sporten tegelijk te willen opbouwen, zwemmen ook nog eens vanaf nul. Dat gevoel van ‘geen zin om te fietsen’ was een signaal van net iets te grote lichamelijke belasting. In een tijd dat het bij vlagen druk en veeleisend is met werk en ook nog steeds niet allemaal even relaxed of gewoon: het thuiswerken valt me bij vlagen zwaar, ik had een paar dagen last van m’n tweede vaccinatie (niks ergs, maar wel moe en hartkloppingen), de mogelijkheden die de versoepelingen bieden zijn fijn maar ook wennen en ze kosten tijd. Daarbij nog EK en Tour en dat gáát gewoon niet allemaal.

Terug naar de tekentafel, en dat werd dus: hardlopen terug naar de onderhoudsstand. Mijn langste geplande loop is tien kilometer bij een triathlon, dus daar koers ik nu op.

Ik leer hier veel van voor toekomstige trainingsperiodes:

  • De sporten los van elkaar opbouwen, hooguit twee tegelijk. Niet met z’n drietjes tegelijk dus. Als ik dat eventueel wél wil, ervoor zorgen dat de rest van m’n leven niet te veeleisend is (wat ik deed in 2016 in aanloop naar de Ironman).
  • Mijn trainingsplannen in samenhang bekijken, en dan niet alleen naar de tijdsverdeling tussen rustig en intensief kijken, maar ook naar de totale zwaarte – niet meer dan ongeveer twee zware trainingen per week, en in anderszins veeleisende periodes nog minder zelfs. (Nou hoop ik trouwens dat ik niet nog een keer ga meemaken dat ik bij zwemmen weer moet herbeginnen na vijf maanden zonder, maar dat terzijde.)

Voor nu zijn de halvemarathonambities voorlopig dus de deur uit, ik fiets weer wat meer (ook goed voor m’n hoofd, vooral de lange, rustige ritten), én ik kijk inmiddels uit naar mijn eerste triathlon: volgende week zondag is het zo ver!

Door |2021-07-01T17:13:00+02:001 juli 2021|Fiets, Loop, Trainer, Triathlon algemeen, Zwem|0 Reacties

Komen en gaan van spulletjes

Ik ben voor een triatleet niet bepaald de grootste materiaalfreak. Ik hoef niet het nieuwste van het nieuwste, sterker nog, ik hecht me aan sommige spullen en neem daar niet graag afscheid van. Iets nieuws kopen voelt dan soms als ’tegen wil en dank’, zoals vorige maand het nieuwe sporthorloge – waar ik nu wel heel blij mee ben.

Er volgden nog meer van zulke aankopen – soms heb je van die vlagen, dan gaat er ineens van alles stuk. Mijn ouwe-trouwe zadeltas, a.k.a. hutkofffer. Na, wat is het, dik 15 jaar wilde de rits niet meer. Dat was echt een afscheid:

Reuze handig, zo’n grote zadeltas op de racefiets – dat dat niet zou horen, daar trek ik me niets van aan. Er kan van alles in, ook dingen als een extra bril, jackje, krentenbollen, tegenwoordig mondkapje, handontsmetter, papieren zakdoekjes, enzovoort. Het was even zoeken, Agu heeft ze niet meer, ik heb een even grote vervanger gevonden met hetzelfde kliksysteem.

Ook moest ik afscheid nemen van mijn beste fietsregenjackje ooit, dat waarmee ik Down Under ben rondgefietst, waar het nogal wil regenen af en toe. Het is het paarse, links op de foto – zo’n mooie kleur. Als je goed kijkt, zie je dat de witte binnenlaag ging loslaten. Vaude had nog wel hetzelfde type, alleen niet meer in het paars –  de nieuwe kleur vind ik ook prachtig:

Minder emotioneel maar wel praktisch lastig was het vervangen van ketting en cassette van mijn racefiets, want er is lastig aan fietsonderdelen te komen. Het is inmiddels wel gelukt, een verjongingskuur voor m’n 19-jarige. Zeker samen met die nieuwe zadeltas én ook nog eens een nieuw meeneem-pompje, want ook daarvan was het vorige stukgegaan: stukje van de houder afgebroken, en die is niet los verkrijgbaar.

Gewoon op was m’n voorraad sportvoeding, ook al gaat dat langzamer dan normaal vanwege het ontbreken van wedstrijden. Dus een doos met repen en gelletjes besteld, ik kan weer even voort.

Vanmiddag trok ik een zwembrilletje stuk, dat gebeurt eens in de zoveel tijd en vijf maanden  niksdoen was er misschien ook niet goed voor:

Ik heb er daar sowieso altijd twee van in gebruik, en ik bleek er ook nog een op voorraad te hebben.

Aan het – door de glazen op sterkte relatief dure – brilletje hoefde ik voor de verandering geen geld uit te geven, want dat liep wel op de laatste tijd natuurlijk. Dat kan wel, maar niet zo makkelijk als normaal. Ik heb over vorig jaar inmiddels een boel vooruitbetaalde belasting teruggekregen, maar ook dit jaar in mijn omzet onder invloed van corona nog niet terug op het normale niveau.

Dit waren allemaal noodzakelijke (nouja…) herstel- en vervangingsdingen – na deze blogpost gaat wat stuk is naar de prullenbak, met dank. En nou mag de rest wel heel blijven voorlopig!

Er zijn ook een paar uitbreidingen. Al een tijd geleden kocht ik in de uitverkoop na het zwemseizoen een neopreen cap en die heb ik ik vandaag voor het eerst gedragen. Bij het eerste openwaterzwemmen van het seizoen! Eindelijk! Het water is van steenkoud in best-wel-aangenaam overgeslagen, dus het had zonder zo’n cap gekund, maar ik wilde hem graag uitproberen. Ging prima.

Ik heb ook nog een houder gekocht om mijn telefoon op het stuur van m’n fiets te zetten, voor navigatiedoeleinden (ik ben ook eens aan Komoot begonnen), maar die heb ik nog niet uitgeprobeerd. Komt later wel. Ook die was lang onderweg.

De grootste uitbreiding is niet direct triathlongerelateerd, maar wel heel erg leuk: we hebben vorige week een opvouwbare kajak gekocht, een Oru Beach, als over-en-weer verjaarskado. Ik had vorig jaar erg veel lol gehad in het kajakken in onze Hobie, maar die is tweepersoons. Ons nieuwe bootje til je met z’n 12 kilo makkelijk in het water en zo kunnen we allebei, maar dan wel los van elkaar, in ons eentje ook gaan varen – ook elders, want opgevouwen past-ie makkelijk in een auto. We hebben vorige week geoefend met in- en uitvouwen en zaterdag was de tewaterlating:

Kijk, dat zijn de leuke dingen!

En die zon en die warmte, hè, aaaah, eindelijk!

 

 

Door |2021-05-31T20:58:05+02:0031 mei 2021|Fiets, Zwem|2 Reacties

#projectdaglicht volbracht

Ik had afgelopen winter twee ‘projecten’ lopen in het kader van ‘help Louise zo goed mogelijk de coronawinter door’. Het ene, elke dag yoga, bereikte woensdag de mijlpaal van 100 dagen,  en ik ga nog vrolijk verder. Het andere beschouw ik dit weekend als voltooid: #projectdaglicht.

Vanaf het begin van de wintertijd heb ik me ten doel gesteld om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal minstens 7 uur per week. Ik had al gauw in de gaten dat ik iets moest doen om niet in een soort mol te veranderen, met de eenzijdigheid van het thuiswerken. Ik weet dat ik voor mijn humeur nogal van daglicht afhankelijk ben namelijk, en vanzelf kwam ik amper meer overdag buiten. 

Het is elke week gelukt, meestal royaal. Door er zo’n nadrukkelijk doel aan te koppelen, kon in de discipline opbrengen om overdag naar buiten te gaan, en dan ’s avonds nog wat door te werken (indien nodig). Alles bij elkaar lukte het me zo om ondanks dichte zwembaden en veel minder dagelijkse beweging, niet véél minder te bewegen dan normaal, hooguit een beetje én anders. Ik voel me nu eigenlijk best wel goed, ondanks alles. Ik heb me in maart wel eens slechter gevoeld: de regelmaat in mijn leven (saai….. maar wel ergens goed voor) en het niet verkouden zijn scheelt. Van coronakilo’s heb ik ook geen last. 

Desalniettemin vond ik net de laatste weken toch best lastig. In februari zaten een paar makkelijke weken met sneeuw- en ijspret en direct daarna mooi en warm weer. Ik ervoer toen al een gevoel van opluchting: hèhè, de winter zit erop! Dat was echter te vroeg gejuicht, want sindsdien is het voor mijn gevoel bijna non-stop winderig, grauw en kil. En dat terwijl er genoeg was om chagrijnig van te worden, zoals de opnieuw stijgende besmettingen en het inconsistente corona-beleid, waardoor we in deze eindeloze kwakkellockdown zitten. Het venijn van de winter zat (zit?) in de staart.

Voor #projectdaglicht heb ik normaal hardgelopen (m’n gewone trainingen, daarover een andere keer meer, goed voor gemiddeld zo’n 3 uur per week), weinig gefietst (0-3 uur, gemiddeld nog geen 2, denk ik – slechts af en toe heb ik de stadsfiets nog nodig en ik heb minder op de race- en triathlonfiets getraind dan ik zou hebben gewild, door het weer) en verder vooral veel gewandeld: ommetjes hier in de buurt en soms elders, alleen met manlief en met vrienden of broer of in de vorm van de stiltewandeling.

Het vele wandelen is wel een coronacrisis-genoegen, moet ik zeggen. Ik blijf het erg leuk vinden om vlakbij huis nieuwe paadjes te ontdekken. Zelfs als ik daar af en toe wat moeilijk voor moet doen, zoals hier langs de Zweth:

Net daarvoor hadden we een oorlogsmonument ontdekt, de ‘steen aan de Zweth‘:

3,5 kilometer van hier, nooit eerder gezien!  

Nu het zomertijd is, hoop ik dat ik weer voldoende daglicht beleef zonder dat ik er zo nadrukkelijk mijn best voor hoef te doen. Als we weer regelmatig buiten kunnen lunchen bijvoorbeeld, net als vorig jaar, scheelt dat al heel veel. ’s Avonds naar buiten, als dat beter uitkomt – dan is het nu ook licht. En eens zal het toch ophouden met waaien? 

 

Door |2021-03-28T17:40:12+02:0028 maart 2021|Fiets, Loop, Waarom|0 Reacties

Blijf een beetje Bram

Ik heb afgelopen binnen net iets meer dan een dag en met heel veel plezier Tank gelezen, het boek van Bram Tankink, met Ralph Blijlevens uit 2018.

Dit is geen wielerblog, dan zou ik een wat representatievere recensie schrijven, nu laat ik het erbij dat ik denk dat dit boek voor elke wielerliefhebber de moeite waard is, vanwege een dubbel inkijkje: in de persoon Bram Tankink en via hem ook in de wielerwereld. Van allebei zie je zeker niet alleen de mooie kant: een eerlijkheid die ik altijd kan waarderen in een boek.

Voor dit blog pik ik er één dingetje uit dat me opviel omdat ik het er net zelf hier over had gehad: het nadeel van het precieze meten en rekenen. Tankink maakt de opkomst van de vermogensmeter mee. Dat verandert het trainen voor hem. Waar ze eerder met een groepje profs afspraken om bijvoorbeeld samen de Ardennen in te rijden en elkaar op de klimmetjes de maat te nemen, krijgen hij en zijn collega’s steeds meer precieze blokken voorgeschreven: een X aantal minuten bij vermogen Y. Dat is hoogst individueel en ook niet aangepast aan de omgeving. Samen trainen zit er zo veel minder in.

Maar het gaat nog verder dan dat. Waar Tankink nog het restje meemaakt van de tijd waarin je het wielrennen kon domineren dankzij doping, gaat in toenemende mate precisie in training en voeding een rol spelen (p. 293):

De laatste paar procent verschil haalde men niet uit training, wel uit medische preparatie. Nu dat verdwenen is, haal je de laatste paar procent uit training en voeding en dat vraagt een volledig andere instelling. (…) Er is een ander type renner opgestaan. Renners met haast autistische trekjes, plichtsvervullers. Tegenwoordig kun je iets bereiken door vanaf de jeugd keihard te trainen. De avonturiers verdwijnen langzaam uit het peloton. De renners van nu zijn stuk voor stuk trainingsmachines die zich laten leiden door wattagemeters, trainers en voedingsschema’s.

Ik schrijf dit op een dag dat Mathieu van der Poel daar weer eens dwars doorheen is gefietst, maar hij is inderdaad echt een uitzondering geworden. Het koekeloeren op de vermogensmeters in plaats van er gewoon in vliegen is al berucht natuurlijk. Ik heb ook al wel met kromme tenen zitten kijken naar reportages over hoe voor de renners in de Tour hun eten tot op de gram nauwkeurig wordt afgewogen – iets wat je buiten die context een eetstoornis zou noemen. Dat lijkt me voor die renners voor een groot deel pure onzekerheidsreductie, ook al wordt het ‘wetenschappelijk’ genoemd.

De kromme tenen zitten er vooral in dat een heleboel gewone stervelingen, prestatiegerichte recreanten en hobbyisten dus, er een voorbeeld aan nemen: denken dat het zo moet. Je zou ze de kost niet moeten geven die liever binnen trainen omdat ze daar preciezer hun ‘blokjes’ kunnen afwerken. Of die niet meer kunnen fietsen zonder vermogensmeter. Of die als ze ‘maximaal’ willen gaan, op hun vermogensmeter kijken in plaats van te voelen wat hun benen op dat moment écht kunnen. Die ook hun eten afwegen en hun koolhydraten en eiwitten tellen.

Daar gaat, ook op dat niveau, iets wezenlijks in verloren. Eten omdat je trek hebt of iets lekker vindt. Fietsen gewoon vanwege je kop in de wind. Niet naar je schermpje kijkend, maar naar de vele sneeuwklokjes of het mooie licht van de wegtrekkende mist van vandaag (foto hieronder). Lekker bollen met de wind in de rug, of foeteren op de tegenwind. Zomaar een weggetje inslaan omdat je benieuwd bent waar dat heengaat. Je maatje eraf sprinten voor een plaatsnaambordje. Ouwehoeren. Enzovoort, enzovoort.

Het is niet strijdig met elkaar – niet per se. Er kan veel lol zitten in mooie blokjes rijden en je kunt daarnaast tijd maken om te zwerven en te spelen. Blijf dat vooral ook doen.

Train, maar word alsjeblieft geen plichtsvervullende trainingsmachine.

Blijf avonturier.

Blijft een beetje Bram Tankink.

Skyline van Overschie, nog wat grijzig maar met een vermoeden van zon

 

 

Door |2021-02-28T18:04:52+01:0028 februari 2021|Boeken, Fiets|3 Reacties

2020 vroeg om sportkunstenaarschap

Overzicht van mijn sportjaar

Als je snel naar de belangrijkste getallen kijkt, lijkt dit sportjaar frappant veel op het vorige:

(kilometers) 2019 2020
Zwemmen 128 132
Fietsen 4619 4686
Hardlopen 732 780

Je zou denken ‘business as usual’, maar dat was natuurlijk echt helemaal niet zo. Hier komen de afwijkingen, per sport:

Zwemmen. Ik was echt verbaasd toen ik zag dat ik net iets meer had gezwommen dan vorig jaar. 2019 was weliswaar een uitgesproken fietsjaar, maar toch had ik gedacht dat in totaal drie maanden ‘zwemverbod’ in de drie lockdowns van dit jaar tot veel minder kilometers had geleid. Niet dus.
Dat betekent dat ik er in de andere tijd stevig tegenaan ben gegaan, en dat klopt ook wel. In de eerste weken van het jaar deed ik nog die geweldige cursus Powerstroke en dat ging zo lekker dat ik daarna stevig doortrainde, op eigen houtje, in m’n dinsdagavondclubje en van de zomer in de Schie. En met gevolg: net voor de lockdown zwom ik harder dan ooit tevoren.
Dat niveau heb ik sindsdien net niet opnieuw weten te bereiken: steeds benaderde ik het, maar dan kwam er weer wat tussen – in de zomer ook nog een duimblessuretje. Dat frustreerde wel, maar aan de andere kant had ik ook veel lol in het zwemmen. Sinds oktober ervoer ik de gang naar het zwembad bijvoorbeeld als een welkom uitje. Ik mis het – en hoe lang nog?! Soms denk ik wel: was ik maar zo stoer geweest om door te zwemmen in de Schie. Maar daarvoor heb ik toch te veel hekel aan kou.

Fietsen. Inderdaad had ik in de zomer al in de gaten dat mijn fietsvorm zo goed was als het jaar ervoor, toen het accent op fietsen lag door het 180-kilometer-doel van Almere. Enige verschil was dat ik toen meer wedstrijdspecifiek trainde, en nu het lange fietsen puur een doel op zich was. Spelenderwijs bouwde ik zowel duur als intensiteit op. Ook de laatste weken heb ik meer gefietst dan anders in de winter – want fietsen kan nog steeds wél en de weergoden zijn ons relatief gunstig gezind.
Het grote fietsverschil met vorig jaar is echter onzichtbaar in mijn metingen: de kilometers op de stadsfiets is misschien maar een derde ofzoiets van normaal. Ik houd die niet precies bij, weet van andere jaren dat ik gemiddeld ongeveer een half uur per dag op de stadsfiets zit, in stukjes van tien minuten tot een half uur. Dit jaar waren er weken bij dat het 0 uur was – ik hoefde nergens heen. Dat scheelde veel voor mijn dagelijkse beweging en buitenlucht, maar – kennelijk – niet voor mijn vorm.
Ook spinning was, met twee keer een uurtje nog voor corona, het minste sinds ik daar in 2001 mee begon, maar dat compenseer ik tegenwoordig prima buiten.
Aangezien ik heel veel aan #ridesolo heb gedaan, sta ik zelf amper fietsend op de foto. Maar ik heb – ook meer dan ooit – wel regelmatig foto’s gemaakt op mijn ritjes. Ik moet nog wel eens terugdenken aan deze ontmoeting in Hoogvliet bijvoorbeeld:

Lopen. Ook al heb ik wat meer kilometers afgelegd dan vorig jaar, op dit gebied was sportjaar 2020 voor mijn gevoel het magerst – ook 2019 was, op januari na, geen groots hardloopjaar. Maar toch was dit jaar niet verkeerd. Zowel aan het begin als aan het eind (nu – daarover een andere keer meer) had ik wat blessureleed waarmee ik alleen voorzichtig kon lopen, en daartussenin heeft het hardlopen bijna de hele tijd weloverwogen op de onderhoudstand gestaan.
Dat onderhoud was prima. Ik heb vaak lekker gelopen en ik kan hier goed mee verder, ook doordat ik aan techniek, voetkracht en trainingsaanpak heb gesleuteld.

De andere getallen. Door het gemis aan stadsfiets en een boel andere lol, de zwembadsluitingen en door de lockdowns en mijn sportschoolhuiver, heb ik voor wat betreft ‘de rest’, dus de andere dingen dan zwemmen-fietsen-lopen een wel heel afwijkend jaar gehad. Dat was soms doelbewuste compensatie, op zoek naar beweging, buitenlucht en vormbehoud, maar vooral ook voor het plezier. Dat liep best wel op, zo blijkt bij een diepere duik in de getallen: ik heb veel meer gewandeld (549 kilometer, om 335 vorig jaar, wat door de wandelvakantie in Wales toen ook al vrij veel was), een boel meer ‘oefeningen’ gedaan (80 uur, om 42 vorig jaar – waaronder voor het eerst een dot yoga maar ook het zwemkoort en gewoon krachttraining, core stability, rekken en strekken en bodybalance), en manlief en ik hebben getrapkajakt (74 kilometer, om 0 vorig jaar).

Ik heb zelfs ook nog een beetje gesupt, voor het eerst!

Het was dus een zeer veelzijdig sportjaar, een beetje tegen wil en dank, maar wel heel bijzonder. Ik heb er ook wel baat bij: vooral mijn schouders en bovenrug zijn sterker geworden.

Het was ook een memorabel sportjaar, met een boel hoogtepunten – dingen die boven de saaiheid van alledag onder de coronabeperkingen uitstaken. Hier zijn ze:

  • De fietstocht van 215 kilometer om bij mijn broer te gaan lunchen. En meer in het algemeen: al dat lange fietsen, wat was het fijn, wat had ik het nodig. ‘Fietstherapie’ was (en is) het: supergoed voor mijn hoofd. Fietsen heeft dit jaar weer heel veel voor me betekend!
  • De paar ‘echte’ wedstrijden die wél doorgingen, in september en begin oktober, de kleine oase in het jaar vol afgelastingen. Vooral tijdens de stralend zonnige HIAthlon was ik euforisch, maar ook TriOuderkerk was bijzonder, zo op de valreep van weer een streep door alles nog een dik PR op de OD.
  • Onze zelfverzonnen thuistriathlons, waarbij vooral de streepjes– en driehoekstriathlon en ‘drie keer rond het eiland: liggend, zittend en staand‘ erg leuk waren.
  • Ook de coronatriathlon was een belevenis – ik verwerkte daarin een boel coronaverdriet en het was fijn om deze activiteit online te kunnen delen.

  • Onze eerste kajak-tweedaagse en sowieso het kajakken – ik heb voor mijn verjaardag een kleine, lichte eenpersoonskajak gevraagd om wat makkelijker en in mijn eentje de rust van het water op te kunnen zoeken.
  • De twee vakantieweken in eigen land, eerst de fietstocht naar Groningen en terug en later fietsen en wandelen in het noorden.
  • Het vele wandelen hier in de buurt. Nog steeds ontdek ik of ontdekken we samen nieuwe paadjes, doorsteekjes en weggetjes. Vorige week nog – hier duik ik voor het eerst onder de A13 door langs de Zweth, een tip van Leo:Ik vind het een aspect van de ‘oogst’ van dit jaar dat ik mijn eigen omgeving veel beter heb leren kennen. En waarderen!
    Wandelen was bovendien ook een fijne manier om toch nog wat gezelligheid te hebben zonder een beeldscherm ertussen. Ik heb met bijna m’n hele vriendenkring gelopen – afgelopen dinsdag bijvoorbeeld nog met Leon. In een sociaal karig jaar was ook dat er erg fijn aan!

Ik zou ook nog een opsomming van dieptepunten kunnen maken: van gemis, schrik, verbijstering, teleurstelling, verdriet, angst, rouw, frustratie, woede, stress, bezorgdheid onzekerheid, beperkingen en onmogelijkheden – maar dat weten we nou zo’n beetje wel. Eentje dan: de Brandersdeceptie werd voor mij een symbool voor hoe ik de coronacrisis sinds de zomer ervaar: falend beleid, paniekerige ambtenaren, slecht gedrag, en de goeden die onder de kwaden moeten lijden.

Als ik het zo op een rijtje zet, was het desalniettemin bovenal een goed sportjaar, met fraaie levenslessen. Ik schreef het al eerder: ik was blij om te ontdekken hoe goed ik zonder wedstrijden kan en wat voor grote rol sporten voor me kon hebben in dit jaar: met plezier en gezondheid voorop, nog ‘vooropper’ dan anders. Waarin ik veel meer dan ooit eerder werd uitgedaagd om in het hier-en-nu te blijven in plaats van bezig te zijn met toekomstige doelen. Waarin ik enorm van sporten heb genoten.

Ik heb van sportjaar 2020 veel geleerd. Dat was misschien tegen wil en dank, en ik kan nog steeds bij vlagen enorm verlangen naar mijn normale leven, naar meer reuring. Als dat gewone leven weer terugkomt, of hoe dan ook, zal ik sterker en wijzer zijn met wat dit jaar me heeft gebracht. Sporten was misschien nooit eerder zo zeer levenskunst als dit jaar, en ik nooit eerder zo veel sportkunstenaar.

 

Door |2020-12-31T14:14:10+01:0031 december 2020|Fiets, Loop, Triathlon algemeen, Waarom, Zwem|1 Reactie

Sportschoolhuiver

Ik kom nog even terug op wat ik hier al vaker schreef: dat ik sinds de zomer niet meer in de sportschool kom. Waarom eigenlijk niet?

Het geldt voor meer mensen, begreep ik, maar vooral voor ‘ouderen’. Ik herken mezelf niet in het beeld van bange oudere. Ik ben niet bang om dood te gaan of op de IC terecht te komen, die kans acht ik piepklein. Wel wil ik liever geen covid-19 krijgen omdat het een geniepig virus is en ik ook liever niemand wil besmetten. Ik houd me daarom aan de regels en let wel op, maar het is niet zo dat ik elk risico vermijd. Ik ben de afgelopen maanden tamelijk onbevangen naar zwembaden, restaurants, theaters, een bioscoop, winkels enzovoort geweest. Ik ben op vakantie geweest, ik heb een beetje OV gebruikt, ik heb met vrienden afgesproken en blijf dan buiten niet krampachtig op 1,5 meter. Ik ga naar masseur en – zo nodig – chiropractor. Ik schrok wel een keer toen ik diens adem in mijn gezicht voelde. Dat was een paar weken terug; sindsdien draag ik een mondkapje – en zij ook.

Waarom dan niet de sportschool? Die vraag drong zich deze week nogal op, nu een boel van die dingen die ik wél deed, niet meer mogen, maar nou net de sportschool wel.

De ene kant is dat ik het gewoon echt minder leuk vind dan normaal. Onder normale omstandigheden vind ik het net leuk genoeg. Het is zeker niet die ‘uitlaatklep’ uit de overheidscommunicatie van deze week. Dat woord is sowieso het mijne niet, maar als ik iets op sportgebied zo moet benoemen is dat sowieso buiten, met fietsen voorop.

Ik ga vooral naar de sportschool om dat buiten sporten te ondersteunen. Rechtstreeks:  krachttraining voor m’n benen. Of als compensatie, om eenzijdigheid van m’n ‘echte’ sporten te compenseren. Bodybalance is een tegenhanger voor m’n recht-toe-recht-ane duursporten, het haalt me uit mijn eigen bewegingspatroon en voorkomt daarmee eenzijdigheid. Ik heb er veel baat bij, volgens mij. Mijn sportschoolbezoek is dus vooral functioneel. En ik vind het leuk genoeg om ongeveer een keer per week te doen. Al meer dan twintig jaar inmiddels, waarvan 14 bij Fitsportland, net over de gemeentegrens in Schiedam.

Een aantal veranderingen onder de corona-maatregelen duwen het sportschoolbezoek net over het randje van niet-leuk. De lessen zijn ingekort; bodybalance is ontworpen voor een uur en daar 45 minuten van maken trekt iets scheef. Dieptepunt daarin was toen de juf een keer riep ‘we hebben nog twee minuten voor de relaxation’. ‘Laat dan maar’ dacht ik. Als ik thuis een filmpje van YouTube gebruik (nu dit), heb ik wel het volle uur. Op een moment dat mij uitkomt, zonder te hoeven reserveren. Want dat is het ook: ik heb ontdekt dat ik veel prima thuis kan doen.

Ook het niet mogen douchen en omkleden speelt een rol, vooral voor spinning. Daar wijk ik naar uit als het weer te slecht wordt om lekker buiten te fietsen. Voor een intensieve les dan, want het is kort zelfs een uur al, laat staan drie kwartier. Ik werk mezelf dan dus finaal in het zweet, en dan zou ik in drijfnatte kleding naar huis moeten – door dat slechte weer. En nee, de auto is geen optie – voor dat soort dingen pak ik de auto niet, dat heb ik nooit gedaan, daar houdt het voor mij op. Met een boel mensen tegelijk hard hijgen binnen lijkt me trouwens sowieso iets wat je niet zou moeten willen nu, zelfs niet op 1,5 meter van elkaar, dus spinning in een groep doe ik voorlopig niet.

Verder mis ik ook het nababbelen in de kleedkamer. Ik ga niet naar de sportschool voor de gezelligheid. Ik ging mijn eigen gang en hoorde bij geen enkel vast groepje. Vaak babbelde ik dus zelf niet eens mee, maar ik luisterde wel en deed zo talloze interessante observaties – een inkijkje in een voor mij verder vreemde wereld van elk jaar met de caravan naar dezelfde camping gaan tot sporten tegen heug en meug.

Soms ergerde ik me aan de juffen, maar hun lessen waren wel gewoon goed, en je ergeren is niet zo erg als je verder niks met die mensen moet. Het kan zelfs een band scheppen, en zo heb ik aan wél meebabbelen na spinning ooit wel nog een vriendin overgehouden, die al jaren geen lid meer is omdat de ergernis te hoog opliep. Nu sta ik meteen na de laatste oefening in m’n eentje buiten – dat lijkt wel bijna op thuis in m’n eentje aan de slag.

Spinning kan ik thuis niet opvangen, en ook de fitness niet helemaal. Ik doe bijvoorbeeld nu al sinds maart dezelfde krachtraining voor mijn benen: lunges, met in elke hand een emmer met zand. Dat zand heb ik nog niet bijgevuld, dat is meer gehannes dan gewoon een beetje zwaarder gewicht pakken. Maandenlang hetzelfde doen is okee voor onderhoud, maar echt trainen is het niet. Ook dat kriebelt wel, nu het allemaal zo lang gaat duren. In de aanloop naar volgend jaar wil ik misschien toch wel weer wat opbouwen.

Sportschoolbezoek zou bovendien net een beetje extra dynamiek kunnen geven aan mijn bestaan. Ik zit al zo veel thuis naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren, dat bodybalancen thuis terwijl ik naar datzelfde scherm kijk saai is. Afhankelijk van m’n stemming vind ik dat dan ook wel eens wat deprimerend. In het algemeen mis ik de ‘reuring’ in mijn bestaan nog het meest van allemaal. Sportschoolbezoek is dan een klein verzetje – een uitje.

Maar wat houdt me tegen? Toen ik daar eens over doordacht, realiseerde ik me dat er een paar momenten zijn geweest die mij het gevoel hebben gegeven van ‘ze hebben geen idee’. Het zit ‘m dus vooral in hoe de andere bezoekers zich gedragen.

Dat is meteen in maart begonnen. Op donderdag 12 maart stond mijn wereld al op z’n kop. Twee dagen ervoor had een opdrachtgever mijn grootste klus van het voorjaar geannuleerd – mijn bedrijf stond ineens op instorten, zo voelde het (dat valt wel mee, weet ik nu, maar het was zeker heftig en dit is financieel een zeer mager jaar). Ik voelde de bui al hangen – ’s middags begon het grote strepen in mijn agenda: het regende annuleringen van leuke dingen. Die avond werd de lockdown afgekondigd. 

Op die dag was ik ’s ochtends naar de sportschool. Ambivalent: dat is een fijn tijdstip, maar ik had op dat moment eigenlijk in Amsterdam een training moeten geven. Die was dus geannuleerd. Ik was als de dood voor wat er op ons af kwam denderen – ik voelde me een konijn dat in de koplampen staarde.

Maar in de fitness zag ik niemand anders de aanwezige handontsmetter gebruiken. Het nababbeltje in de kleedkamer ging van kabbel-de-kabbel en had als meest zorgelijke strekking ‘jammer dat we niet naar Italië op vakantie kunnen nu’.

Ik was verbijsterd. Ik dacht: ‘ze hebben geen idee’.

Dat bezoek is licht traumatisch geweest, zal ik maar zeggen. Van de zomer heb ik kleinere soortgelijke ervaringen gehad, allebei in de tijd dat er in Schiedam fikse uitbraak was, aan het begin van de tweede golf.

  • Een keer moest ik me na een bodybalance-buitenles (buiten was nog relatief wél leuk) ongeveer door een meute babbelende dames heenwringen die klaar stonden voor de volgende les. Anderhalve meter, wat is dat?
  • Voor de enige binnen-bodybalanceles die ik nog wel heb gedaan, liep ik de kleedkamer in – dat is de toegangsroute naar de zaal. Die zat en stond vol met wachtende vrouwen – weer zo’n beeld van een meute. Ik deinsde terug, en toen zei nogalliefst de juf: ‘kom er maar bij, Louise, we gaan zo beginnen’. Ik heb mijn adem ingehouden en ben langs die groep rechtstreeks doorgelopen naar de zaal.

Kennelijk gaat het goed, want ik heb niks vernomen van besmettingen via die sportschool. Maar ik voel me er gewoon niet senang bij, en meer buitenstaander dan ooit.

Misschien moet ik daar toch maar eens overheen stappen. Op dit moment heb je er veel ruimte om individueel te trainen, omdat de groepslessen niet doorgaan – ja, ik houd de communicatie rond de corona-aanpassingen nog in de gaten. En ik kan niet zwemmen, dus de sportschool zou wat extra beweegmogelijkheden bieden.

En anders moet ik m’n abonnement maar eens gaan opzeggen. Dat heb ik ook nog niet gedaan. Daarvoor trekt er iets toch nog. Dat heeft ook wel met die 14 jaar te maken: zo’n relatie zeg ik niet zomaar op.

Ik ben er nog niet uit. Ik wil wel voor het nieuwe jaar begint de knoop doorhakken. Maar dan moet ik het toch echt nog wel een keer gaan proberen, vind ik. Het heeft me in elk geval geholpen dit zo op een rijtje te zetten!

 

Door |2020-11-06T18:06:29+01:006 november 2020|Fiets, Triathlon algemeen|0 Reacties

Project daglicht

Sinds het wintertijd is, ben ik doelbewust begonnen met ‘Project daglicht’. Dat wil zeggen dat ik ernaar streef om elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, en per week op in totaal minstens 7 uur uit te komen, dus gemiddeld 1 uur per dag.

Ik weet dat ik daglicht nodig heb, voor lichaam en geest – om de wintersomberheid te voorkomen. En ik merkte meteen toen het herfst was dat ik er moeite voor moet doen om op tijd en voldoende naar buiten te gaan.

Ik ben door het thuiswerken en de andere corona-beperkingen bijna al mijn vanzelfsprekende blootstelling aan daglicht in de donkere maanden kwijt. Een goed voorbeeld is het college geven in Leiden dat ik op het ogenblik doe. Nouja, niet in Leiden dus: het is vanuit huis, online. Als het daar zou zijn, zou ik naar het station fietsen en in Leiden van het station naar de faculteit lopen, en later beide in omgekeerde richting. In totaal is dat goed voor 45 minuten daglicht. Nu zijn het er 0.

Dus: naar buiten moet ik zelf initiëren. En dat kost moeite. De verleiding is groot om bijvoorbeeld eerst mijn werk af te maken en dan pas te gaan hardlopen. Maar met een beetje pech is het dan al donker. Nu al, laat staan straks in december. Werk afmaken kan ook als het donker is. Eerst naar buiten!

Andere verleiding is om na het afronden van een online training of overleg aan de computer te blijven hangen – nog even e-mail, even nieuws lezen, even zus, even zo…. en voor ik het weet, is het donker. Of moet ik door naar de volgende online afspraak. Terwijl ik van al dat beeldschermen moe word, een vermoeidheid die zich heel snel oplost als ik naar buiten ga. Tien minuten is dan al genoeg. Moet ik echt doen!

Dus het vraagt discipline om de verleidingen te weerstaan, en precies dat is de essentie van ‘Project daglicht’. De urgentie daarvan is deze twee weken ook nog eens groter omdat met de zwembadsluiting nóg weer meer wegvalt. Het zwemmen zelf, al telde dat niet mee voor daglicht, maar het fietsritje erheen en terug soms wel. In een week drie keer overdag heen en weer naar Zwembad West is precies een uur daglicht.

Tot nu toe gaat het goed met #projectdaglicht. Op een dag als vandaag is het simpelweg heerlijk om overdag een uurtje buiten te wandelen. Ik deed dat voor corona nooit, en het gaf me een soort vakantiegevoel.

Zon door herfstbomenZonnnige herfstbomen, weerspiegeld in waterVorige week leidde het daglicht-voornemen er echter al een keer toe dat ik totaal doorwaternat thuiskwam van een rondje hardlopen. Ook op dinsdag was het toen guur:

Kerk aan de Schie, uitgebloeide bloemen, donkere luchtOf wat te denken hiervan, foto gemaakt op zo’n mini-ommetje na het videobellen:

Grote plasDe nattigheid eerder in de herfst leidde ook tot een bijzonder paddenstoelenjaar –  ik schreef er al over. Deze foto maakte ik zaterdag op paddenstoelenexpeditie met Nicole in de Broekpolder – zulke gesuikerde-dropjes-paddenstoelen had ik nog nooit gezien:

Paddenstoelen die op gesuikerde drop lijkenHet is wel zo dat ik in de weekends en op m’n wekelijkse dag vrij (m’n ‘corona-arbeidstijdverkorting’) het gemiddelde moet opkrikken. Die dag vrij is daar ook voor bedoeld. Al meteen in maart had ik in de gaten dat ik vijf dagen achter elkaar aan m’n eigen beeldscherm gekluisterd zitten niet ging trekken. Die – wisselende – dag vrij werkt prima. Twee weken terug bijvoorbeeld ging ik op vrijdag wandelen met vriendin Jo in de Kennemerduinen, dat was schitterend:

Duinen met bosjes en HooglandersEn ja, het is dus veel wandelen. Alleen, maar ook samen – een prettige manier om in deze tijd toch vrienden te zien. En ik kan het veel doen, waar meer dan drie keer per week hardlopen te belastend is – daarmee haal ik het beoogde aantal uren dus bij lange na niet. Fietsen is in deze tijd van het jaar alleen maar lekker als het weer een beetje meewerkt. Morgen dus, want ik zet net een punt achter de werkweek – en dan hopelijk het gemiddelde aantal daglichturen voor deze week flink opkrikken!

 

Door |2020-11-05T19:02:22+01:005 november 2020|Fiets, Loop, Waarom, Zwem|1 Reactie

QOM voor Duitse, vrouwelijke Zoetemelk

Ik kreeg dinsdag bericht dat ik mijn QOM op Mallorca kwijt ben geraakt. Daar kan ik niet mee zitten – het is natuurlijk sowieso absurd dat ik als 54-jarige QOMs heb – vier zelfs (en, tot mijn verrassing want ik was me er niet van bewust: één CR, dus hardlopend, dat is helemaal absurd). Het zegt meer over hoe weinig vrouwen er fietsen, zeker op sommige plekken, zoals in het Rotterdamse havengebied, waar twee van mijn QOM’s staan.

En op een achterafweggetje op Mallorca dus. Op Mallorca wordt veel getraind door fietsers van hoog niveau, veel profs ook, maar kennelijk niet op dat weggetje. Zo stond die QOM er sinds 11 maart 2019.

Tot dinsdag. Mijn QOM is overgenomen door een dame van meer dan 30 jaar jonger uit een heus elite-team, al kende ik het niet: Multum.

Dus dat is helemaal prima.

Maar ik vond het helemáál prima toen ik haar achternaam zag: Süßemilch.

Laura Süßemilch. Ik ben benieuwd of we nog meer van haar gaan horen!

Door |2020-10-22T10:13:23+02:0022 oktober 2020|Fiets|1 Reactie
Ga naar de bovenkant