Over grenzen
Nog weer een na-bespiegeling van afgelopen weekend. Wedstrijd in Luxemburg, huisje in Duitsland, vlakbij het drielandepunt. Dat betekent dat we in drie dagen tijd negen keer een landsgrens zijn overgestoken: Nederland – België – Luxemburg – Duitsland – Luxemburg – Frankrijk – Luxemburg (die twee in de wedstrijd, het fietsparcours liep even door Frankrijk) – Duitsland – Luxemburg – België – Nederland. Mijn paspoort heb ik alleen bij de triathlon-registratie hoeven laten zien.
Als het zwemmen door was gegaan, was dat bovendien op de Luxemburgs-Duitse grens geweest, middenin de Moezel. Er deden meer dan 50 nationaliteiten aan de triathlon mee, die ook geen van allen tijdens het fietsen af moesten stappen om toegang te krijgen tot Frankrijk. En oja, detail: in Frankrijk hadden we weliswaar geen gelegenheid om iets uit te geven, maar verder konden we overal met hetzelfde geld betalen.
We beseffen niet voldoende hoe bijzonder het is, de EU. Probeer zoiets maar eens ergens anders ter wereld te organiseren. In Afrika kost één grensovergang je al uren.Of probeer als Europeaan maar eens vanuit Canada Amerika binnen te komen. Ze willen dan sowieso een vingerafdruk van je, en twee jaar terug heb ik in Prince Rupert eigenhandig de veerboot naar Alaska een half uur opgehouden vanwege een onduidelijk probleem met een ooit niet-geregistreerde uitreis ofzoiets. Of blijf in Europa en ga terug in de tijd, toen kon dit ook niet, zeker niet tussen Frankrijk en Duitsland.
Dat ging door mijn hoofd – toen ik door Schengen fietste, of all places. Ik dacht nog: als ik nu een Brit inhaal, spreek ik hem erop aan. Maar die zit daar misschien helemaal niet op te wachten, tijdens een triathlon. Dat snap ik dan ook weer wel. Kans was groot volgens mij dat het een bremainer was: op het continent, relatief jong en welvarend (want die Ironmans zijn prijzig).
Wat me dan qua Europese integratie wel weer verbaast, is dat zo goed zichtbaar is dat de prijzen niet overal gelijk zijn. Als je vanuit Duitsland het Luxemburgse Remich inrijdt, rijd je meteen langs minstens tien benzinepompen, en ja, ook wij hebben ‘m op de terugweg vlak voor de Belgische grens nog even volgegooid. In het Duitse Perl, waar wij overnachten, vlakbij het drielandenpunt (tegenover Schengen) zijn opvallend veel grote supermarkten, waaronder twee Lidl’s op steenworp afstand van elkaar. Dat is dan toch raar – en het laat zien dat die eenwording nog best verder mag gaan.
Vind ik dan. Wat gaan de Britten vinden vandaag?
(Met dank aan Herman voor de inspiratie; ik hoorde ook van hem voor het eerst het woord bremainer.)
Niet zwemmen in Luxemburg
Afgelopen zaterdag was mijn belangrijkste wedstrijd op weg naar de hele Ironman: een halve, in Luxemburg. Een 70.3, zoals dat in Ironmantaal heet, de totaalafstand in mijlen. Samenvatting: we hadden (weer eens) een nogal stresserige aanloop, maar de dag zelf was erg leuk en nuttig/leerzaam. En ondanks dat mijn prestatie eigenlijk tegenviel, heeft het me toch vertrouwen gegeven voor de hele Ironman. Hieronder het hele verslag.
Stresserige aanloop
De dagen voor het vertrek waren druk en rommelig. Dat deden we onszelf aan: we waren bijvoorbeeld dinsdag naar het concert van Bruce Springsteen in Den Haag (mini-samenvatting: het publiek stond zo te ouwehoeren dat ik weinig heb meegekregen van hoe goed Springsteen was), woensdag bijzonder uit eten vanwege onze tiende trouwdag. En zo waren er nog wat dingetjes.
Maar ook gaf het mij al wat stress om me qua inpakken voor te bereiden op de Ironman-logistiek, waar je spullen niet bij je fiets liggen maar in twee plastic zakken hangen. Die spullen moet je deels de dag ervoor al op orde hebben – dan stal je je fiets. En wat moet er dan in welke zak? Om dat soort dingen een keer mee te maken vóór de hele Ironman, daarom had ik deze halve triathlon uitgekozen. Ook om al eens een keer door de pagina’s met wedstrijdregels heen te ploegen, want het klinkt allemaal heel strak en streng, in vergelijking met andere wedstrijden.
Toen kwam het nieuws dat de kans groot was dat het zwemmen niet door zou gaan. Vanwege alle regen van de afgelopen tijd stroomde het water in de Moezel te hard, en dat was mogelijk onveilig. Je moest sowieso een tweede paar schoenen meenemen, voor geval het een run-bike-run zou worden. Dus toen moest in de overwegingen ook nog mee dat die eerste wisselzak voor na zwemmen of lopen zou zijn. Tenminste, op het moment dat ik aan het pakken was. Een paar uur later kwam het definitieve bericht: het werd een run-bike-run. Zo konden alsnog de zwemspullen weer uit de bagage.
Hmm, een run-bike-run. Mijn enthousiasme matigde iets. Dat werd sowieso minder een generale repetitie dan ik had gehoopt. En 5 + 21,1 km lopen, oef. Ik loop pas weer sinds eind maart, na de voetblessure, en zo heel veel kilometers heb ik nog niet gemaakt. Hoe zou dat gaan? Het zou sowieso mijn eerste run-bike-run ooit worden, en dat over zo’n afstand!

De nieuwe band
Nou goed, vrijdagochtend welgemoed richting Remich, op tijd om de Engelstalige briefing mee te gaan maken, om 2 uur. Dachten we. Maar toen zagen we bij Brussel een afslag pas laat en reden we over een rare richel (fijn, die Belgische snelwegen…) met als gevolg een lekke band en een afgebroken slangetje van de koelvloeistof van de motor!
De lekke band kon manlief zelf verhelpen, met de hulp van een erg aardige voorbijganger; voor het slangetje hebben we een paar uur dood moeten slaan in Louvain-la-Neuve (zo kom je nog eens ergens), al was ook de garagehouder erg aardig (garage Halluent, maak ik graag even reclame voor!). Enfin, 4 uur vertraging, daardoor rond Luxemburg-stad in de spits, files, nog meer vertraging…. Ik schoot net niet in de stress dat we het überhaupt niet meer gingen halen. Die briefing, kansloos, maar de inschrijving (tot 7 uur) en de bike check-in (tot 8 uur) hebben we toch nog redelijk royaal gehaald.
En oja, terwijl we ons meldden, kwam er een enorme stortbui met onweer en windstoten over. Oei!
Leuk, nuttig & leerzaam
Na een nacht in een leuk huisje net over de Duitse grens stonden we dan toch met alle zaken op orde aan de start. We konden met de eigen auto tamelijk dichtbij komen, en dat was maar goed ook, want de shuttle-halte konden we niet vinden, dus waren we maar doorgereden. Op de brug over de Moezel zagen we een zwaan voorbijdrijven. Die deed niks, en ging toch met een noodgang – het stroomde er echt hard, daarin zwemmen was me nevernooitniet gelukt!
Laatste dingen afgegeven in plastic Ironmanzak nummer 3, en toen naar de start. Net als zo’n rolling zwemstart stonden we opgesteld in groepen van verwachte looptijd over die eerste vijf kilometer, en startten er om de 10 seconden een handjevol deelnemers tegelijk. Daardoor duurde de start heel lang – ik stond natuurlijk ergens achteraan. Dus dat was zo’n wijze les: tegen de tijd dat ik startte, moest ik alweer piesen, had ik trek en had ik het gelukkig net niet koud gekregen. Straks in Vichy is het piesen het probleem niet (zwemmen) maar de rest ga ik onthouden.
Over dat piesen: plassen tijdens de triathlon heeft mijn aandacht sinds ik er een stukje over schreef voor de Vrouwentriathlon, en bij de Ironman mag wildplassen niet, op straffe van diskwalificatie. Zeggen ze. Maar er stonden nogal wat kerels de Moezel nog voller te maken, hoor. Manlief had ook hurkende vrouwen gezien zelfs, maar ten overstaan van bijna tweeduizend triathleten gaan zitten terwijl het ook nog eens eigenlijk niet mag – uhm, nee. Dan maar de eerste de beste Dixy ingedoken die ik zag. Ik moest later nog twee keer, drink ik dan toch te veel eigenlijk? Het kost veel tijd. Al is dat straks op de hele ook weer peanuts – ik ga er niet voor oefenen met het laten lopen – bah.

Handig, zo’n vlaggetje op je startnummer, voor als je iemand aan wilde spreken.
Enfin, starten met lopen dus. Dat ging okee. De eerste wissel, de eerste plastic tas dus, alles onder controle, hups, de fiets op. Het fietsen was geweldig: een prachtig fietsparcours langs de Moezel en door de heuvels erachter, met ook nog een klein stukje Frankrijk en een bezoekje aan het dorp Schengen. Alles was verkeersvrij, de wegen waren goed, de regen beperkte zich tot één bui die niet ongelukkig uitkwam.
Wat me goed deed: ik heb tientallen deelnemers ingehaald. Dat had ik even nodig voor mijn zelfvertrouwen. Ik had nog nooit geklommen met de triathlonfiets, maar dat ging prima, althans, als het zich beperkt tot dit soort heuvels is het geen probleem. Ook afdalen ging goed, ik haalde zelfs een andere dame in op een lange afdaling. Ik daal over het algemeen als een natte krant, dus wat was zij dan?
Enige minpuntje vond ik dat ik op het eerste vlakke heen-en-weertje heel veel stayeren had gezien: er kwamen hele pelotons me tegemoet. Die Ironman-strengheid, die soep wordt echt niet heet gegeten! Het is sowieso een opmerkelijk evenement: ja, goed georganiseerd, maar dat mag ook wel als je ziet hoe veel je ervoor betaalt. Het eigen logo en de eigen commercie druipt ervanaf en is succesvol, gezien het aantal mensen in Ironman-outfit.
Enfin, toen de tweede wissel, andere plastic zak dus, en op naar de halve marathon lopen. De eerste tien kilometer gingen redelijk. Niet snel, mijn lopen is nog erg wisselvallig sowieso, en na eerst al lopen en daarna 90 km fietsen stelt het helemaal niet zo veel meer voor. Maar het ging wel. Het weer gedroeg zich nog steeds, al viel er nog een buitje en ging het me wel opvallen hoe groot het temperatuursverschil was tussen zo’n bui en even later weer de zon – bij een torenhoge luchtvochtigheid. Was het daardoor dat na tien kilometer mijn energie op was? Ik heb daarna stukjes moeten wandelen of heel langzaam moeten hardlopen, me echt een beetje naar het eind gesleept. Of was het gewoon te lang?

Met de Ironmantrofeeën: shirt, medaille, polsbandjes (voor elk van de vier looprondes een ander kleurtje)
Ik had ondertussen ook nog wel lol: eerst zag ik manlief nog, bezig met zijn laatste rondjes, daarna een paar andere inmiddels bekenden uit de achterhoede. Je krijgt bij zo’n wedstrijd allemaal vrienden voor een paar uur, zoals de kerel met wie ik op de fiets stuivertje had gewisseld en de andere kerel met wie ik voor de start en tijdens het eerste loopgedeelte had gepraat over zijn volbrengen van Ironman Maastricht. Of die derde kerel die me steeds voorbij kwam als hij weer een stukje hardliep, maar die zo vaak moest wandelen dat ik hem dan steeds weer inhaalde, en uiteindelijk heb ik hem toch nog achter me gelaten.
Matig gepresteerd, wel zelfvertrouwen gekregen
En zo finishte ik. Na 6 uur, 41 minuten en 40 seconden. Manlief (zelf gefinisht in 5u29) stond klaar met mijn medaille! Maar wat een tijd, zeg, dat was wel even slikken. En 14e in mijn categorie van 18 vrouwen tussen de 50 en 55, of 1576e van 1641 finishers (zie uitslagen). Hmm. Achteraf gezien had ik ook niet eens zo snel gefietst: 3u21, langzamer dan manlief (meestal ben ik op de triathlonfiets ietsje sneller), maar bijvoorbeeld ook langzamer dan de dame die ik vorige maand nog voorbij was geracet in Bilzen. Nouja, het voelde goed, en ik denk dat er toch een behoorlijk effect was van vooraf lopen?
Want dat lopen, dat was echt lang. Die eerste 5 kilometer waren er bijna 6, en zo heb ik die dag 27 kilometer gelopen. Dat past nog net in mijn top-5 van langste dagafstanden ooit, dus dat is sowieso geen kattenpis voor mij, en al helemaal niet 2,5 maand na een voetblessure waarna ik weer bij een half minuutje lopen moest beginnen. Opsteker ervan is dat ik nog steeds meer kon hardlopen dan wandelen, dat ik er geen schade van heb opgelopen en dat het straks in Vichy ineens nog maar 15 kilometer langer is. Wat dat betreft was het een goede training. En ik heb nog twee maanden trainingstijd te gaan, dat is nog bijna eens zo veel sinds eind maart, en zeker eens zo veel kilometers.
En ik vond meer een opsteker voor Vichy. Die man met wie ik had gepraat over zijn volbrengen van Maastricht, die had ik nog een uur achter me. Dus als hij Maastricht kan finishen, kan ik Vichy toch ook wel? Daar hadden we het over gehad. Voor de start had ik ook al met een dame gepraat (erg grappig: ze startte met badmuts en zwembril, als grap) die ook één keer een hele triathlon had volbracht, en zei dat ze het een erg leuke dag had gevonden. Door dat soort dingen kreeg ik goede moed.
Ik vond het bovendien sowieso bemoedigend dat ik weliswaar ver in de achterhoede meedeed, maar daar dus niet moederziel alleen was, dat het daar wel gezellig was zelfs. Dus wat dat betreft kreeg ik er meer vertrouwen van. Ik ben niet de enige idioot die niet buitengewoon getalenteerd is en toch een Ironman wil volbrengen!
* * *
De avond verliep rustig. Ah, wat is de douche, een glas wijn en een lekkere maaltijd toch fijn na afloop van zoiets! En daarna lekker slapen! Wel kreeg ik het gister op de terugweg nog voor elkaar een afstapje niet te zien bij een wegrestaurant, dus ik heb vandaag spierpijn in mijn linkerbeen dat die klap opving. Verder ben ik alweer een aardig eind hersteld.
Alleen toch jammer van dat zwemmen.
PS Ja, weinig goeie foto’s, sorry. Er zijn wel nog leuke actiefoto’s te zien op de Finisherpix-site, o.a. op de fiets op de fraaie eerste klim het Moezeldal uit. De Maastricht-volbrenger had me daar van tevoren terecht op geattendeerd: naar rechts kijken op die klim! De Moezel meandert daar net, dus je hebt een prachtig uitzicht over de rivier.
14 jaar
Vandaag is het op de dag af 14 jaar geleden dat Henk en ik elkaar leerden kennen (op de fiets, bij de Hoeksche Waard Cyclo), en ook precies 10 jaar geleden dat we zijn getrouwd. Afgelopen zaterdag is er, kort na Henks finish, bij de Overschiese Bruggenloop een foto van ons gemaakt die daar mooi bij past:
De bijna-thuiswedstrijd

Pijl naar rechts op de Lage Brug, ons huis op de achtergrond
Vandaag was de Overschiese Bruggenloop. Dichter bij huis kan een wedstrijd niet beginnen: achter de Grote Kerk, op zo’n 300 meter van ons huis. Het parcours loopt dan in onze richting, maar slaat na 250 meter rechtsaf, en het loopt dus net niet langs ons huis, maar je ziet dat wel liggen (zie foto, ons huis is dat met die trapgevel, de zonnepanelen en sinds vorige week een geveltuintje).
Ik heb de 5 kilometer gelopen, manlief de 10. Ik vond het niet heel lekker gaan: het voelde benauwd en ik vond pas na 3,5 kilometer, op het fietspad langs de Schie, een lekker ritme.
Of eigenlijk bedoel ik daarmee: soms kan lopen met die nieuwe chi-running-techniek heel lichtvoetig voelen, en dat voelde ik pas toen. Als ik naar mijn snelheid kijk, veranderde daar niet zo veel aan, maar het voelde dus wel veel beter, en ik haalde ook nog een heleboel mensen in.
Ik deed er uiteindelijk 27-minuut-zoveel (hoog) over, ik weet niet precies, in elk geval: een heel modale 5 km voor mijn doen. Maar wel weer mijn eerste loopje sinds de marathon in november en de acht weken niet lopen van de voetblessure. Voor de verandering finishte ik ook eens niet in de achterhoede: het is een heel gemoedelijk loopje. En dat is precies de lol ervan!
Na afloop ook nog een ander experimentje verricht: een High5-gelletje met succes uitgeprobeerd. Bij de komende twee Ironman-triathlons is de sportvoeding van dat merk, en ik kende dat niet. Dus heb ik een ‘pretpakket‘ ervan laten aanrukken. Dat gelletje was prima: het smaakt ‘licht’, waar andere gels wel eens als een suikerbom in mijn maag willen vallen (en zich in mijn tandglazuur graven). Dat is fijn: als die voeding goed bevalt, hoef ik zelf minder mee te nemen. En zo staat alles toch weer in het teken van 28 augustus!
Chi-running: theorie en praktijk
Een paar weken terug schreef ik over de cursus chi-running die ik heb gedaan. Zoals ik toen al schreef, vond ik het meteen leuk en nuttig, al schrok ik wel van de spierpijn in mijn kuit en vroeg ik me af of het wel slim was om in de opbouw naar een Ironman zo met m’n techniek aan de slag te gaan.
Die twijfels zijn weg: sinds de tweede les weet ik wat die spierpijn me wilde leren: m’n hele onderkant (onderbenen, voeten, tenen) meer ontspannen. Geen rare spierpijn meer gehad dus, en sindsdien opvallend lekker gelopen. Niet dat ik nu ineens een volleerd chi-runner ben, ik heb vooral nog moeite om mijn armen erbij te betrekken zonder daarbij meteen weer de hele onderkant te verrommelen qua techniek. Maar ik weet waar ik aan moet werken, en dat is al leuk – dat is ook het hele idee van chi-running, dat je je richt op het proces, op het lopen zelf dus, en je lichaam waarneemt en mild corrigeert.
Bovendien voelt het lopen beter dan in lange tijd. Rustige duurlopen voelen lichter en mijn tempo daarbij is zo af en toe weer terug naar wat het twee jaar geleden was; in de tussenliggende tijd was ik (veel) langzamer, waarvan ik al dacht dat dat voor een deel aan mijn techniek lag, dat die erop achteruit was gegaan sinds ik langere duurlopen was gaan doen: het was hoe langer hoe sjokkeriger en zwoegeriger geworden allemaal. Achteraf gezien heb ik de marathontraining vorig jaar echt niet goed aangepakt.
Ook heb ik voor het eerst sinds de voetblessure weer snelle stukken gelopen, en ook dat ging wel lekker. Ik heb dinsdag voor het eerst weer het hele programma meegedaan met mijn groep van RA, en ik heb zelfs vorige week mijn snelste 100-metertjes ooit gelopen, denk ik, met de chi-sprinttechniek. Niet dat ik daar nu meteen zo veel aan heb voor de Ironman, maar het is wel leuk en het geeft wel vertrouwen erin dat ik met het lopen weer de weg omhoog heb gevonden.
Zoals ik graag doe als ik iets nieuws leer en/of enthousiast ben, ben ik boeken gaan lezen over chi-running. Eerst het boek van de man die het heeft uitgevonden: Danny Dreyer. Daarna las of hoorde ik ergens dat het kleinere, goedkopere boek van diens leerling en de Nederlandse chi-running pionier Marion Meesters ‘eigenlijk’ beter is, en heb ik dat ook maar besteld. Dreyers boek telt 342 pagina’s (€ 24,95), Meesters’ 190 kleinere (voor een tientje).
Volgens mij mis je inderdaad met dat kleinere boek niet heel veel, behalve dan dat Dreyer veel dieper ingaat op de techniek van chi-running. Ik vond dat leuk en nuttig om te lezen, maar dat was na de cursus. Ik vraag me af of je de techniek wel uit een boek kunt leren, of nouja: ik zou dat niet kunnen. Dat extra volume is voor een deel typisch Amerikaanse ‘wol’: er staat nogal vaak hetzelfde, want die extra techniek staat er dan wel drie keer in, met veel woorden.
Ik moet wel bekennen dat het woord mindful in de titel van Meesters’ boek me afgeschrokken zou hebben als ik dat had gelezen vóór de cursus. Ik heb niets tegen mindfulness als zodanig, maar wel tegen de modegrill die het is (of was?). Dreyer gebruikt de term body sensing en daar kan ik eigenlijk meer mee, vooral omdat hij minder beladen en misbruikt is. Wat het is bij chi-running, beschrijf ik eigenlijk hierboven: procesgericht lopen, met je aandacht bij je lichaam. Helemaal prima – mijn allergie betreft alleen het woord. Meesters gebruikt het een enkele keer in het boek en heeft het ook over body sensing – het staat vast op de cover om marketingredenen.
Allebei leuke en nuttige boeken dus, vooral om me bij de les te houden: regelmatig in bladeren en ‘oja’ denken, want ongetwijfeld gaat er in de loop van de tijd iets scheefgroeien in wat ik me herinner van de chi-running-techniek. Dat van Meesters heeft inderdaad een betere prijs-kwaliteitverhouding, maar ik vind het ook leuk om het hele chi-runningverhaal te lezen in de woorden van de grondlegger ervan.
Beide boeken lezen ook als reclame voor chi-running, met veel juichverhalen: citaten en ervaringen van mensen die dankzij chi-running anders en beter zijn gaan lopen, ja, leven zelfs. Mooi – maar zo veel dat het me ook sceptisch gemaakt zou hebben als ik niet zelf er al wat van ervaren had. Nu lees ik die verhalen eerder ter bevestiging en vind ik ze hoopgevend. Voor mij is het immers nog wat pril, maar ik ben wel benieuwd wat chi-running mij verder gaat opleveren. Wordt vervolgd dus!
Frappant!
Nog een soort PS van mijn bericht van zondag over de tijdrit. Ik ben de dames die ik in de uitslagen zag staan gaan googlen, omdat ik benieuwd was of ik inderdaad veruit de oudste was. Nou, ja dus, voor zover ik na kon gaan en als ik goed gezocht heb. De op-één-na-oudste was ergens rond de 35! Ik kwam nog andere interessante dingen tegen, zoals dat de winnares een paar jaar terug zesde was bij het NK tijdrijden!
Maar het allerfrappantste… de dame die precies voor mij is geëindigd, Anke Swanenberg, is ook Neerlandicus! Ook dat vond ik via google (ze schrijft over het schoolvak Nederlands), en ik heb haar een nieuwsgierig mailtje gestuurd omdat ik het wel heel frappant vond. Zij mailde terug: ze was het inderdaad, dezelfde Anke als van de tijdrit!
Tsjonge: op zo’n handjevol vrouwen is twee neerlandici al een hoog percentage, en die eindigen dan ook nog eens precies naast elkaar in het klassement. Alsof we het afgesproken hadden!
Wat ervoor mag wijken
Ik heb zojuist een knoop doorgehakt en me tot half september afgemeld als bloeddonor. Ik was al weken geleden opgeroepen, maar er kwam steeds wat tussen: wedstrijd, zware training, gewoon te druk, maximaaltest, nog een zware training… Gister realiseerde ik me: het gaat hem gewoon niet worden tot aan de Ironman. Ik heb wel eens vaker een donatie wat uitgesteld vanwege het sporten, maar bijna 5 maanden, nee, dat nog nooit.
Het is een voorbeeld van de dingen die moeten wijken voor dat ene doel. Nou’ja, moeten, het is meer mogen eigenlijk. Er mogen dingen dit seizoen wijken, als gevolg van het commitment dat ik ben aangegaan. Ik wil gewoon die hinder van het bloedgeven nu niet hebben, het is al pittig genoeg voor mijn lijf. Da’s een keuze, en dit jaar mogen die keuzes zo uitpakken.
Wat ervoor wijkt is deels een kwestie van tijd en planning. Laatst heb ik bijvoorbeeld ‘nee’ gezegd tegen een (niet zo interessante) klus omdat die het trainingsschema voor die week onuitvoerbaar zou maken. Deels is het ook een kwestie van lichamelijke belasting. Voorbeelden daarvan zijn het bloedgeven, maar ook alles wat wel inspanning en dus herstel vergt maar niet echt training is, zoals een dagje of weekendje wandelen met een vriendin (‘sorry, ik kan pas in de herfst’) of ‘zomaar’ een stukje fietsen. Of dat gaat dan zo van: ‘fiets maar een stukje van mijn 160 trainingskilometers met me mee dan’. Ik ga nog naar één popconcert, half juni, maar daarna wil ik ook geen uren meer hoeven staan.
Wat er ook voor wijkt is een echte zomervakantie. Vandaar dat dit thema nu regelmatig aan de orde komt, in gesprekken over vakantieplannen. Ja, we gaan aan het eind van de zomer dus nog naar Frankrijk, maar nee, we gaan niet de komende tijd ergens één of twee weken fietsen of wandelen. Dat kan ook niet, al is het maar omdat ik weet hoe snel ik m’n met veel pijn en moeite opgebouwde zwemspieren ook weer verlies. Maar niet getreurd, hoor, de zomer hier vind ik altijd wel lekker, en we zijn op het ogenblik bezig met zeer veelbelovende reisplannen voor ná eind augustus!
Het is voor het eerst ooit dat ik dit zo doe, en het is ook een reden om erbij te zeggen: en daarom is het dus ook echt eenmalig. Anders wordt mijn leven te eenzijdig. Dat van dat bloed geven, dat spijt me echt bijvoorbeeld. Vanaf september word ik weer een trouwe donor!
Jagen op Neeltje Jans
Toen manlief en ik afgelopen week de starttijden van de NTFU-tijdrit op Neeltje Jans zagen moesten we wel lachen: ik zou één minuut na hem starten, en dus kon ik op hem jagen. In triathlons ben ik soms sneller dan hij bij het fietsen, maar dat is wel op mijn triathlonfiets, en daar mocht ik (helaas) niet op rijden bij deze tijdrit. Het verschil met de gewone racefiets is toch wel een paar kilometer per uur – zeker bij tegenwind. Desalniettemin vroegen we ons af of je mocht zoenen bij het inhalen? Het reglement was bijvoorbeeld wel streng over rechts blijven rijden.
Wij vanochtend vroeg dus naar Neeltje Jans. Het leek ons wel leuk; zo veel tijdritten zijn er niet waar wij aan mee kunnen doen, en de startplaats deed mijn Zeeuwse roots goed natuurlijk. We keken wel een beetje op toen we aankwamen, want het was dan wel een NTFU-evenement, maar toch namen sommige deelnemers het bloedserieus: punthelmen, tijdritpakken, inrijden op de rollers. We zeiden nog tegen elkaar: we worden vast laatste en op-één-na-laatste. We zijn ook geen van beide de jongste meer, en ik zag bijvoorbeeld alleen maar jongere vrouwen. Van eentje die voor mij startte werd ook nog eens omgeroepen dat ze net districtskampioen was geworden, tsja, dan weet ik het wel.
Nou goed, toch welgemoed van start, mooi parcours over de Oosterscheldekering en Noord-Beveland. In de wind. Want het woei. Het woei stevig. Weeronline had het over windkracht 4-5, maar dat waren wel Zeeuwse windkrachten, zal ik maar zeggen, die ken ik nog van vroeger. De laatste zes kilometer terug over de dam had je de wind pal tegen; ik dacht dat ik stilstond. Toen is de foto hiernaast gemaakt, denk ik. Je ziet: genieten, die zeewind.
En maar jagen op manlief ondertussen. Ik dacht soms dat ik hem zag, maar vaak bleek dat een illusie. Uiteindelijk moest ik mij gewonnen geven: ik was een minuut of 6 langzamer dan hij. Daarmee werd ik 66e van 68 deelnemers: ik had nog twee mannen achter me. Ja, ik was laatste bij de dames, maar volgens mij dus ook echt de enige ‘veteraan’ daarvan. En het waren er sowieso maar zes!

Het podium bij de dames
Ik was ook al binnen 3 kilometer voorbijgeraasd door de deelnemer die één minuut na me startte – oef. Nou goed: dat bleek de latere winnaar.
Ach, wat maakt het uit, ik vond het leuk, ik heb okee gereden – ik had eigenlijk op dat laatste stuk tegen de wind in nog net iets dieper willen gaan, dus met een hogere hartslag en uiteindelijk ook een hoger gemiddelde, maar dat lukte niet (tsja, het is ook maar een tussendoortje). En ik vond het uitstekend verzorgd, voor die
€ 15 inschrijfgeld: mooi parcours, verkeersregelaars, bewaakte fietsenstalling, drankje & pasta-maaltijd na afloop (zie foto beneden)… super!
Wel iets te weinig deelnemers – het is frappant dat zo’n uniek evenement maar dik 80 individuele inschrijvingen telt, en dat er dan ook nog een flink aantal niet komt opdagen. Er waren ook nog teams, met iets meer vrouwen, en twee beroemdheden: Erik Dekker en Matthieu Hermans. Ik hoop dat het voldoende was om volgend jaar weer te organiseren!
Op de goede weg
Ik kom net terug van een tussentijdse maximaaltest bij Topvorm, net zoals ik in januari gedaan had. Het is sindsdien dik over de helft richting de Ironman, en een mooi moment om te kijken of deze manier van trainen ‘aanslaat’.
Welnu: ja. Ik vroeg aan Coen van Topvorm of mijn progressie sinds eind januari zo’n beetje is wat hij zou verwachten bij mijn trainingsaanpak, en toen zei hij: ‘het is wat ik zou hopen’. En twee tellen later zei ik ‘dus ik ben op de goede weg’, en dat is wat hij, zonder dat ik het had gezien, letterlijk bij mijn testresultaten had geschreven. Lekker!
Ik was over de hele linie beter dan eind januari en eigenlijk dan in jaren, dat is wel leuk. Vooral in het duurgebied, maar dat is ook te verwachten én precies wat ik nodig heb. Mijn vermogen bij mijn omslagpunt nadert weer de 4 Watt/kg, dat is zo’n magisch getal en jaren geleden dat ik het haalde. Dat zit ‘m ook in de kilo vet die ik ben afgevallen sinds januari – ik had het zelf niet in de gaten, maar Coen zei meteen dat ik ‘scherp stond’, zoals dat heet. En dat terwijl ik al een paar weken bewust meer eet – ik ben aan de chocolademelk ’s avonds.
Enige wat gelijk was aan januari was mijn longinhoud, daar speelt mogelijk een restantje hooikoorts nog steeds een iets beperkende rol. Normaal heb ik na eind april geen hooikoorts meer, ik heb het alleen van bomen waaronder de berk. Maar, zoals een lotgenote vorige week opmerkte, het leek wel alsof de berken de afgelopen weken aan een ’tweede leg’ bezig waren. Dat heeft mogelijk ook in Bilzen voor de inspanningsastma bij het lopen gezorgd, denk ik achteraf. Maar goed, dat terzijde.
Maar fijn dus, en ik ga zo door! Het enige waarvan ik op dit moment een beetje ‘hmm’ denk is dat ik tot gister last heb gehad van mijn onderste kuitspieren van dat chi-runnen, en dus deze week niet het geplande aantal kilometers heb kunnen maken. Achteraf gezien had ik die cursus beter of eerder of later (na de Ironman) kunnen doen. Maar er is nu niet echt een weg terug: een eenmaal gevallen kwartje duw je niet zomaar weer terug. Ik denk echt dat ik er veel aan kan hebben. Morgen is de tweede en laatste bijeenkomst, voorzichtiger zijn en bespreken wat ik fout doe – waarschijnlijk doe ik te veel met voeten/tenen/enkels en kan het dus nog een stuk ontspannener!
Nog wat mijmeren

Officieel is deze foto mislukt, maar hij past wel bij gemijmer, vind ik
Nadat ik gister over de twee bijzondere dingen van de speelweek had geschreven, mijmerde ik nog wat na en toen realiseerde ik me dat ze allebei ook iets illustreren van mijn ‘waarom triathlon’, op heel verschillende wijze:
- Ik vind het leuk om nieuwe dingen te doen en te leren. Het nieuwe aan een Ironman zit ‘m natuurlijk in de idiote afstand en tijdsduur, maar het zit hem ook in zoiets als zo’n chi-running workshop, net zoals het er eerder in zat om te leren borstcrawlen. Dat zijn meer technische dingen, andere dingen doen met mijn lijf en daarvan leren, en dat motiveert mij zeer. Leren van nieuwe dingen is misschien wel mijn grootste drijfveer in het leven.
- Iets bij die sfeer van zo’n vrouwenwedstrijd wielrennen staat me tegen, daar waar ik het bij een triathlon altijd gezellig vind. Maar wat het precies is… Het zat ‘m in al die samenklittende groepjes van vrouwen die elkaar kennen, strak in dezelfde pakjes, weinig individuen, laat staat excentriekelingen. Naar van die oude wijven kijken die niet om. Het zat ‘m in de pinnige toon waarmee zo’n andere deelneemster vol overtuiging zegt dat het ‘hun competitie’ is, met ‘eigen reglement’ en dus ’50 minuten en 3 rondes’ – er volkomen naastzittend ook nog eens. Het zat hem zelfs al in de soortgelijke toon waarmee de dame bij het inschrijven om mijn licentie vroeg. Licentie, hoezo, het was toch voor zondagsfietsters?
Ik heb er al eens eerder over gefilosofeerd dat fietsers niet de makkelijkste mensen zijn. Ik heb daar onder andere moeite mee gehad in mijn beide fietsverenigingen en bij de Tour d’Afrique. Het heeft er (denk ik) mee te maken dat fietsen een prestatiegerichte sport is die je individueel kunt beoefenen, maar waarin je als je het samen doet toch afhankelijk van elkaar bent. Fietsers hebben daarom veel meer dan lopers en triatleten de neiging elkaar de maat te nemen, elkaar af te troeven en over elkaar te oordelen: over prestaties, materiaal, uiterlijk, noem maar op (ja, ik generaliseer). De mores onder fietsers van wat wel en niet mag en kan zijn streng – het equivalent van een Vrouwentriathlon, waar je op een opoefiets aan mee kan doen en dan enthousiast ontvangen wordt, bestaat er gewoon niet.
Kortom: ik vind triathlons gewoon een stuk gezelliger.