De spagaat
Afgelopen zaterdag leverde ik een van mijn beste sportprestaties ooit. Ik was daar naartoe gepiekt met toegewijd trainen en ik voelde me dan ook topfit. Fitter dan in heel lang zelfs, of liever gezegd: stabieler fit dan in heel lang.
Woensdag zat ik bij de…. cardioloog. Die me geruststelde – inderdaad heb ik, zoals ik al dacht, de afgelopen zes weken meer last gehad van panikerende artsen dan van m’n hart zelf.
Wat is er gebeurd? Welnu, ik had hier vorig jaar al eens geschreven dat ik af en toe last had van hartkloppingen. Of nouja, last… ik merkte hartkloppingen op, last had ik er nauwelijks van. De huisarts had toen onder andere gezegd: als je ze nou een keer hebt, kom dan even langs om een ECG te laten maken, dan weten we meer.
Prompt had ik ze daarna tien maanden niet meer, en daarna een paar keer alleen maar midden in de nacht. Ik had ondertussen geleerd hoe ik m’n hart weer rustig kon krijgen, dus dan deed ik dat en sliep ik gewoon weer verder. Soms was me omdraaien in bed, hoesten of wat drinken al genoeg, en als het moest, ging ik uit bed, liep ik een paar rondjes door de huiskamer, deed wat burpees en jumping jacks en zodra ik dan ging hijgen, was het over. Dat was wel eens vervelend natuurlijk, om 3 uur ’s nachts lig ik liever in bed dan dat ik door de woonkamer hups, maar dat was dan ook alles.
Tot de ochtend van 9 augustus. Toen werd ik met die hartkloppingen wakker en dacht ik: nu is de kans voor dat ECG. Zo gezegd, zo gedaan. Moest ik nog voorzichtig naar de huisarts toe schuifelen ook, want het stopt dus als mijn hartslag oploopt. Maar het lukte, en inderdaad was er op dat ECG iets te zien: boezemfibrilleren.
Achteraf gezien leek het wel alsof op dat moment alle alarmbellen gingen rinkelen. Ik vat het kort samen: later op de ochtend had ik de Eerste Harthulp aan de lijn die me sommeerde onmiddellijk te komen, dat heb ik geweigerd (ik zat met een heel rustige hartslag te werken), toen ‘moest’ ik terug naar de huisarts, die schreef bloedverdunners en bètablokkers voor en zei nog een paar andere alarmerende dingen.
Ik snapte er niks van. Eerst leek er niet zo veel aan de hand, ik had ook eigenlijk afgerond nergens last van, ik voelde me hartstikke fit – vanwaar die paniek? Mijn huisarts ging ook nog net op vakantie, dus daar kon ik niet terecht met mijn vragen.
De week erna heb ik urenlang gegoogled, ik ben bij de apotheek gaan praten (omdat in de bijsluiter van de bloedverdunners stond dat ze voorgeschreven worden bij boezemfibrilleren ‘plus een andere risicofactor’ – van die andere factor was ik me niet bewust), ik heb gebeld met de Infolijn van de Hartstichting en ik heb gepraat met een aantal ervaringsdeskundigen.
Langzaam-maar-zeker werd me helder dat ik inderdaad boezemfibrilleren heb, maar dan wel in een zeer lichte vorm: ik heb het maar heel sporadisch, mijn hartslag blijft binnen de perken, ik kan het zelf stoppen en ik voel me er niet slecht bij. Ik was blij dat ik de bètablokkers meteen had geweigerd, omdat mijn hartslag 99 % van de tijd rustig en laag is – in rust onder de 50. En fatsoenlijk sporten is er moeilijk mee (zie hier). Met de bloedverdunners ben ik op eigen houtje gestopt – ik was er niet van overtuigd dat het nodig was, en ik wilde niet leeglopen als ik bij al dat fietsen eens een keer op mijn oren zou gaan.
Ondertussen had ik dat boezemfibrilleren niet meer. Wel is mijn hart ’s nachts vaak onrustig, nu meer met overslagen – nog onschuldiger dan boezemfibrilleren, hooguit vervelend. Volgens mij zijn het de jongste overgangsgrillen. Want die hartkloppingen heb ik steeds in dezelfde periode als opvliegers, en dat valt ook samen met het wegblijven van m’n cyclus. Ik ben nu dik drie maanden niet ongesteld geweest, een record, en ik moet zeggen: op de hartkloppingen na is dat een verademing.
Volgens de cardioloog, waar ik woensdag dus eindelijk mee sprak, kan het wel zo zijn dat mijn hart door het vele sporten gevoeliger is voor boezemfibrilleren. Duursporters hebben het relatief vaak, zelfs een paar beroemde, waaronder Robert Gesink, al is de relatie niet eenduidig (zie bijvoorbeeld hier). Ik ben benieuwd, ik krijg nog een echo van mijn hart, en daar is dat misschien uit af te leiden.
Verder: geen medicijnen, ik kan en mag alles, niks om me zorgen over te maken – wat ik nooit heel erg gedaan heb, want ik bleef ervan overtuigd dat mijn hart het goed deed – of mijn leven of sporten aan aan te passen. Volgens de cardioloog kan ik er gewoon honderd mee worden. En als het door de overgang komt, gaat het vast wel weer voorbij, denk ik zelf.
Met de huisarts heb ik het inmiddels uitgepraat – er zijn inderdaad die vrijdag in augustus wat dingen fout gegaan. Dat kan gebeuren natuurlijk.
Ik heb de afgelopen weken veel geleerd. Maar dat heeft me dus wel veel tijd en stress gekost. Precies in dezelfde weken als dat ik eerst topvorm aan het kweken was en later een superprestatie leverde. Dat was een heel gekke spagaat.