Het blijft een moeilijk onderwerp
Ook al is voor mijzelf het grootste leed geleden, het thema ‘sporten in de overgang’ blijft me boeien. Vandaar dat ik onlangs Menopocalypse las – al was het alleen maar vanwege de titel.
Nouja, eigenlijk was ik voor wat mijzelf betreft benieuwd of Amanda Thebe ook in zou gaan op leven en sporten na de menopauze. Die indruk had ik gekregen op basis van haar tweets. Dat is echter nauwelijks het geval: het gaat vooral over de overgang zelf.
Een andere verwachting, die op basis van de titel, werd wel ingelost: de humor. Dat is een van de redenen waarom het in grote lijnen misschien wel het beste ‘overgangsboek’ dat ik ken, want het is mij en anderen al eens opgevallen dat de combinatie van humor en overgang zeldzaam is.
De andere reden is dat het ook inhoudelijk een goed boek is. Had ik dit maar tien jaar geleden gelezen. Een boel van wat erin staat, heb ik moeizaam moeten bevechten, uitvinden, oppikken en stukje-bij-beetje geleerd, veelal te laat. Belangrijkste daarvan is dat het niet zozeer het dalen van de geslachtshormonen is dat rechtstreeks allerlei problemen veroorzaakt, opvliegers voorop (het standaard beeld), maar dat het de stressreactie (cortisol) is van je lichaam op de rommelige hormonen, waar je werkelijk de gekste dingen van kan krijgen.
Met daaruit voortvloeiend: het belang van het niet verder ‘stresseren’ van dat lichaam dan wel zorgen voor voldoende rust en ontspanning. Dat laatste leerde ik pas afgelopen april, toen ik in ging zien dat ik, zoals zo veel andere vrouwen ook doen, de vlucht naar voren had gekozen toen sporten niet zo lekker ging.
Wat ik ook goed vind aan het boek is dat het een breed en genuanceerd beeld geeft van de overgang. Veel informatie gaat uit van één bepaald beeld, daar heb ik veel last van gehad. Dus iederéén last heeft van ofwel ‘last van opvliegers’. ‘Het einde aan het zorgen’. ‘Aankomen in gewicht’. Ik vond dat vaak vervreemdend en stereotiep. In Menopocalypse herken ik wel veel, bijvoorbeeld het rare en overrompelende van het begin van grote, onverklaarbare problemen. Thebe kreeg zelf uit het niets heftige en frequente migraine die haar totaal onderuitschoffelde. Het duurde jaren voor ze leerde dat dat door de overgang kwam. Bij mijzelf was het het plotselinge slechte slapen, eind 2011.
Zo was er een heleboel meer wat ik met instemming en ‘herkenning-achteraf’ las (‘had ik dat maar eerder ergens gelezen’). Dus: een leuk, goed, breed, genuanceerd boek met een boel informatie en tips.
Alleen nou net op het onderwerp ‘sport’ vind ik het minder breed en genuanceerd. Dat geeft eigenlijk maar één recept, waarvan krachttraining de hoofdmoot is. Ze noemt dat Menopause Metabolic Resistance training, MMR. Ze werkt dat ver uit, met página’s lang gedetailleerd alle oefeningen beschrijven en een trainingsschema.
Ik begrijp wel waar dat vandaan komt: Thebe is zelf fitnesstrainer. Maar eerder in het boek staat dat je wat sporten betreft vooral moet doen wat je leuk vindt. Fitness werkt voor haar, ze vindt het leuk, en ze heeft er commercieel belang bij. En ja, krachttraining helpt tegen veroudering, bijvoorbeeld tegen spierverlies en botontkalking. Maar wat nou als je al een andere sport doet? Hoe ga je daarmee om in de overgang? En leer je fitnessoefeningen wel uit een boekje? Wie vindt dat eigenlijk wél leuk, wie houdt dat vol, drie keer in de week met gewichten en zware grondoefeningen in de weer op je eigen zolder? Als je het niet toch al deed?
Er zit ook nog – vind ik, maar dat is ook wel vanuit mijn werk, waarin ik regelmarig met de logica van indelingen en de helderheid van concepten enzo bezig ben – een conceptueel probleem in. Thebe onderscheidt trainen (drie keer in de week een korte maar stevige en veelzijdige fitness-routine) van ‘NEAT’: non-exercise activity thermogenesis. Dat wil zeggen: alle beweging die niet onder training valt, zoals schoonmaken, boodschappen doen, wandelen, tuinieren – en vervoer op de stadsfiets, zou ik erachter denken, maar dat is te Nederlands gedacht natuurlijk. Dat doe je op de andere dagen, voor de extra beweging en als herstel van de krachttraining. Maar dat staat wel in het trainingsschema, en dan is het volgens mij juist géén NEAT. Zwemen, yoga en zumba vallen er bovendien ook onder. Als het maar ontspannen is.
Drie keer per week MMR, drie keer per week NEAT. Maar dan ‘mag’ je kennelijk op de dagen dat je krachttraining doet niet wandelen, schoonmaken of in de tuin werken? Dat vind ik gek. Er is ook nog één dag per week helemaal ‘off’ en dan moet je stilzitten ofzoiets? Dat snap ik neat – uh, niet. En (bedacht ik later, dus dit is een edit) ik vind het in totaal ook helemaal niet zo veel beweging, maar het is misschien bovengemiddeld voor Canadese vrouwen van rond de 50?
In het hoofdstuk over sport staat dan weer wel een paragraaf waarbij ik instemmend ging knikken. Die heet: ‘don’t let the old lady in’ en gaat over het belang voor je gezondheid en fitheid van blijven geloven dat gezond en fit zijn mogelijk is, ook als je een dagje ouder wordt. Dus niet te gauw gaan denken dat je ‘nou eenmaal geen 18 meer bent’ en dat je dus maar moet accepteren dat het allemaal niet meer wil, dat je het kalmer aan moet gaan doen. We zijn gemaakt om tot op hoge leeftijd actief te blijven (zie ook dit onderzoek). Als tegenwicht tegen het negatieve beeld van ouder worden dat dominant is in de maatschappij, kan dat niet vaak genoeg herhaald worden.
Dus: het boek is de moeite waard, maar sporten in de overgang blijft een lastig onderwerp!
Niet zwemmen, en al helemaal niet in Gent
De zwembaden gaan vroeger weer open dan ik had verwacht. Toch stel ik het zwemmen nog even uit, nog wel minstens een maand, denk ik:
- Ik wil eerst de omicron-hausse laten passeren. Voor mezelf ben ik niet zo bang ervoor, maar manlief en ik willen niet onze ‘kwetsbare oudere’ besmetten (Henks vader). In de ‘vroege’ omicronlanden duurde de piek maar kort, dus hopelijk ziet het er over een maand beter uit dan 40.000 besmettingen per dag – and counting. Buiten of met een goed mondkapje vind ik het allemaal niet zo’n punt, maar het zwembad vertrouw ik nog niet helemaal, ook niet met QR-code: gevaccineerde mensen kunnen ook besmettelijk zijn.
- Ik vermaak me nog wel met de yoga. Ik doe het weer elke dag sinds de zwembaden sloten, vandaag was dag 30 van de streak. Ik wil sowieso de huidige #30daysofyoga afmaken, ‘Move’, van Yoga With Adriene. Die is erg fijn en nuttig, en loopt nog tot het einde van de maand. De dagelijkse yoga doet me net als vorig jaar goed.
- Als die 30 days erop zitten, begint net m’n taperperiode richting de halve marathon, en dat is ook niet zo’n geschikt moment om te beginnen met zwemmen, dus dan komen er nog twee yoga-weken bij. Volgens mij heb ik bij de yoga namelijk juist veel baat voor het lopen. De dagelijkse dosis, wekelijks extra core-training in yoga-vorm, en op het ogenblik komt er zelfs nog een paar keer per week een extra rek-sessie bij, want manlief kreeg last van verkortende spieren en is dus z’n loopspieren ook op een yoga-manier aan het rekken. Ik deed het eerst voor en zo is de gewoonte ontstaan om met hem mee te doen. De souplesse rond m’n heupen is ook niet mijn sterkste punt, maar daar helpt de yoga dus zeker voor!
Deze week ben ik ook nog eens heel nadrukkelijk niet aan het zwemmen in Gent. Huh? Ik leg het uit. Ik had me opgegeven voor het VIOT-congres in die stad. Het vorige waar ik ben geweest was in Leuven, in 2014 (de editie ertussenin miste ik omdat ik in Nieuw-Zeeland zat). Ik ben toen twee keer ’s avonds wezen zwemmen, en dat was erg leuk. Ik had in oktober meteen gekeken, en gezien dat Gent een heel fraai zwembad heeft, niet ver van de congreslocatie: Van Eyck. Dus dat zag ik al voor me.
Maarja, congres werd afgelast. Aan afgelastingen ben ik na twee jaar wel gewend geraakt natuurlijk, maar af en toe ben ik me nog wel bewust van een soort schaduwbestaan, een parallelle wereld waarin ik deze week in art-deco-stijl zou zwemmen. Dan zucht ik maar eens diep, en hoop ik op betere tijden.
Geluk
Als ik me goed herinner, zag ik Hanna Vandenbussche afgelopen zomer op tv als gast in Vive le Vélo. Vandenbussche is enerzijds langeafstandsloopster, behorend tot de nationale top. Anderzijds is ze filosofe; ze promoveerde nog niet zo lang geleden. Dat is een interessante combinatie, vind ik en ze vertelde op televisie dat ze bezig was met een boek waarin ze haar twee bezigheden combineert. Moet ik lezen, dacht ik.
Het boek is inmiddels verschenen, het heet Het lot van Atalanta. Een filosofische verkenning van het langeafstandslopen. Atalanta is een vrouw uit de Griekse mythologie die zou trouwen met de man die sneller kon lopen dan zij. Dat lukte er één, maar alleen met een list.
Ik heb het boek met plezier gelezen maar ik vond het geen eitje. De structuur ‘hangt’ aan een selectiewedstrijd veldlopen. De eerste hoofdstukken gaan bijvoorbeeld over loslopen en wedstrijdspanning, en de laatste over de finish en net daarna. Aan die eigen wedstrijdervaringen koppelt Vandenbussche dan filosofie, wat leidt tot komische hoofdstuktitels als ‘Loslopen met Sartre’, ‘Stretchen met Pascal’ en ‘Starten, versnellen en afzien met Descartes’. De inhoud van de hoofdstukken is serieus, al schuwt Vandenbussche de zelfrelativering niet.
In de hoofdstukken gaat het soms best hard, dus in een paar zinnen van wat ze zelf doet en meemaakt en soms ook nog wat achtergrond of herinneringen aan andere wedstrijden, naar het werk van zo’n beroemde filosoof. Dat gaat soms best diep, compleet met filosofisch jargon. Ze heeft dan steeds maar kort de tijd om het gedachtegoed van die filosoof te introduceren, en dan zegt ze er dingen over in relatie tot de sport en soms nog kritiek van anderen ook. Ik kon die vele wendingen niet altijd even goed bijbenen. Vandenbussche loopt hard, maar ze schrijft dus ook hard. Ik had bij het lezen vaak het gevoel dat ik het boek mogelijk meer zou waarderen als ik beter in het gedachtegoed van Sartre, Pascal, Descartes en de anderen zou zitten.
Desalniettemin vond ik het interessant en leuk, zowel haar eigen wedstrijdbeleving, met z’n ups en z’n downs, als de filosofische insteek. Wat ze vooral bepleit, en dat sprak me toen bij Vive le Vélo meteen al aan, is om sport niet te veel alleen maar wetenschappelijk te benaderen. Ja, wetenschappelijke inzichten zijn nodig om tot topprestaties te komen, maar ze zijn daar niet genoeg voor, en al dat voorspellen en meten ene rekenen ontneemt ook het zicht op andere zeer wezenlijke zaken, de unieke beleving voorop.
Vandenbussche pleit ook tegen al te grote controledrang en de illusie van onkwetsbaarheid die daarmee samenhangt. Sporters en zeker ook topatleten zijn kwetsbaar – ze vertelt open over haar eigen extreme wedstrijdspanning bijvoorbeeld, onzekerheid, en de minder fraaie dingen die ze wel eens over haar concurrentes denkt.
Het interessantste gedeelte vond ik het einde, dus rond de finishlijn. Het gaat daar over het verschil tussen geluk (duurzaam en je hebt er zelf actief aandeel in) en plezier (kortstondig en het overvalt je). Geluk is een weg vol obstakels waar je je met je eigen sterke en vrije wil dagelijks doorheenslaat, en die leidt tot een diep vertrouwen in je eigen talenten en capaciteiten. Ze omschrijft dat zo voor topsporters (p. 162, mijn parafrase), maar ik herken het wel. Het is wat ik eerder afzien heb genoemd: het vrijwillig gekozen leiden dat hoort bij duursport.
Sporten is niet altijd alleen maar ‘leuk’ en zeker niet makkelijk, maar het is wel hoe ik wil leven, ik kies voor het lijden waar het mee gepaard gaat. En het leidt inderdaad tot vertrouwen in wat ik kan, al is dat dan op mijn niveau. Ik moet er levenskeuzes voor maken. Ik moet er ook mijn kwetsbaarheden en mijn grenzen voor respecteren. Ik moet er soms het beste van mezelf voor geven.
De opbrengst daarvan voor mij is, net als voor topsporters, in één woord te vangen: geluk.
Waarom sport ik? Omdat ik er gelukkig van word. Zo kort kan ik erover zijn. Hoe simpel het ook klinkt, zo helder had ik dat eerder niet voor ogen.
Plannen voor 2022 – onder voorbehoud
Van de plannen en ideeën uit de 1-januaripost van vorig jaar is het meeste anders of helemaal niet doorgegaan. Dat maakt wel duidelijk dat het moeilijk is om vooruit te blikken op het nieuwe jaar – en mijn post van gisteren maakt net zo duidelijk dat je ondanks dat alles een fraai sportjaar kunt hebben.
Met een heleboel slagen om de arm zijn dit de belangrijkste doelen voor 2022:
- Ik ben op dit moment aan het trainen om in februari of begin maart een goede halve marathon te lopen. Met ‘goed’ bedoel ik: in de buurt van de 2 uur, en als het dan mee wil zitten, is een PR (onder de 1:58:12) ook nog mogelijk. Ik zou ‘m het liefst bij een echte wedstrijd lopen, maar anders op eigen houtje. En ik kan eventueel wel twee pogingen wagen.
- Ik sta ingeschreven voor triathlons in Ter Aar (kwart – op dat snelle parcours, maar als ik daadwerkelijk eindelijk eens die PR-poging daar wil doen, moet de zwemstop niet te lang gaan duren) en Delft (een nieuwe – kwart ook) in mei/juni en de al twee keer doorgeschover Zwintriathlon (kwart) in september. Daar kan nog wel wat bij. Ik heb wel wat ideeën daarvoor, maar het gaat onder andere afhangen van het doorgaan van wedstrijden en vakantieplannen. Misschien een halve, maar wat ik wel al weet: ik wil dat niet doen bij een peperduur mega-evenement en dan is de spoeling dun.
- Een mooie fiets- of wandelvakantie weer – maar nog geen concrete plannen. Een verre reis zal er nog wel niet in zitten.
Voor de rest wil ik een boel van de goede en leuke dingen van afgelopen jaar voortzetten, en er mag in één opzicht wel een tandje bij: ik wil weer wat vaker op doordeweekse dagen lang naar buiten, voor een rustige duurtraining die ook een beetje zwerven is. Liefst op de fiets, anders wandelend. Graag naar de ‘wide open spaces’ van de eilanden ten zuidwesten van Rotterdam. In het eerste coronajaar heb ik dat veel gedaan. De afgelopen maanden viel het eenzijdige werken me zwaar (zie mijn andere blog) en net de laatste paar dagen werd me duidelijk dat dat zwerven daar een belangrijke rol in kan spelen. Vier dagen in de week werken is genoeg in deze tijd, en juist dat langere fietsen is wat mijn geest en ziel nodig hebben.
Het was vorig jaar voor lange zwerffietstochten vaak te slecht weer, zeker in het voorjaar en in de zomer. Dat heb ik niet in de hand. Maar in de herfst was het regelmatig te druk met werk, en daar kan en wil ik wel degelijk beter op sturen.
Gelukkig nieuwjaar allemaal!
Prestaties in het tweede coronasportjaar
Ten opzichte van het eerste coronajaar waren in 2021 prestaties weer wat belangrijker. Net als vorig jaar stond plezier en gezondheid voorop en was het belang van wedstrijden relatief, maar ik presteerde een paar keer wel opvallend goed en dat was toch ook wel weer erg leuk.
Over die bijzondere prestaties (dikke PR’s eind augustus op de sprinttriathlon en de 5 kilometer) schreef ik hier al eerder, ook met wat het volgens mij verklaart. Ik schreef ook al dat de trend doorzette in de vakantie (waar ik met heel veel plezier op terugkijk) en dat doet-ie nog steeds: ook de laatste weken heb ik opvallend lekker hardgelopen.
Hier zijn de getallen van het jaar, in vergelijking met het eerste coronajaar:
(kilometers) | 2021 | 2020 |
Zwemmen | 75 | 132 |
Fietsen | 4863 | 4686 |
Hardlopen | 1003 | 780 |
Hardlopen is de ’topper’ van de drie sporten van dit jaar. Ik denk dat het in volume mijn tweede loopjaar ooit is: ik heb waarschijnlijk in 2015 meer kilometers gelopen, maar ik ben dat jaar pas in februari begonnen met registreren, dus ik weet dat niet precies. In kwaliteit was dit jaar sowieso beter dan toen: ik ben technisch vooruitgegaan, ik liep lekkerder, trainde gedoseerder – en ik ben nu veel frisser en fruitiger dan eind 2015.
Dus: 2021 was mijn beste loopjaar ooit. De foto van hieronder is van tijdens het PR op de 5 kilometer bij de Parkrun – de grootste sportieve verrassing van dit jaar.
Ik zag de kaap van de 1000 kilometer aankomen dus ik heb er mijn best op gedaan om die daadwerkelijk te halen. Dat werd nog even spannend, want de booster van afgelopen maandag gaf me een aardige klap, harder dan de eerste twee vaccinaties: ik kon woensdag nog niet hardlopen na een koortsaanval op dinsdagavond. Maar het is gelukt, door bij uitzondering twee dagen achter elkaar te lopen. Gister geïntervald, vandaag gezellig met Nicole getraild in de duinen.
Qua zwemmen was het een mager jaar, zeker in de wetenschap dat 2020 ook al niet overhield. Alles bij elkaar heb ik in 2021 meer dan een half jaar niet gezwommen: 5 maanden in de twee lockdowns (t/m half mei en nu sinds twee weken weer) en dik 5 weken door vakantie en andere prioriteiten (september/oktober). Het koude voorjaar werkte ook niet mee. Helemaal terug op de snelheid die ik had net voor de eerste lockdown in maart 2020 ben ik niet gekomen, al kwam ik af en toe wel weer in de buurt. Verder heb ik ook niet veel bijzonders gedaan, behalve de leuke cursus slagfrequentie in open water bij TriExperience. Nouja, Zwemmen blijft fijn om te doen en als magertjes zwemmen de grootste coronaschade is, valt het allemaal nogal mee.
Fietsen heb ik meer gedaan dan in de voorgaande jaren, maar zonder de 1878 kilometer tijdens de vakantie in september was het juist minder. Er zaten wel weer mooie ritten bij: tijdens die vakantie was het elke dag raak, maar ook de 216 kilometer heen en weer naar Vlissingen en de goede tijdrit in oktober zijn mooie herinneringen. Kort na die tijdrit reed ik bij een veldtest mijn hoogste FTP in meer dan tien jaar. Kennelijk heb ik toch wel goed getraind – relatief wat intensiever.
Bij het wat mindere aantal kilometers speelt beslist een rol dat het zo’n beetje heel 2021, op september na, veel slecht weer is geweest. Dat koude voorjaar vooral, dat heeft me heel wat kilometers gescheeld.
Dan heb je ook nog ‘de rest’:
- Dankzij alle yoga (bijna 100 uur!) is mijn core stability volgens mij beter dan ooit en ik heb er sowieso veel van geleerd en plezier door gehad. Sinds de zwembaden twee weken geleden dicht gingen, ben ik weer een ‘streak’ begonnen en yoga ik weer dagelijks, net als vorig jaar. Over wat yoga me brengt, schreef ik toen ook.
- Wandelen is nog steeds een bron van plezier, gezelligheid en dagelijks daglicht. Wel minder dan vorig jaar: ik haalde nu 456 kilometer (vorig jaar 549). Ik weet niet precies waar dat ‘m in zit. De vakantie in elk geval, maar ik zou in september anders echt geen 100 kilometer gelopen hebben. Het is nog steeds wel meer dan in niet-corona-jaren, en dat mag ook wel, want op de stadsfiets rijd ik nog steeds veel minder. Met wandelen compenseer ik dat gebrek aan dagelijkse beweging.
- Anders dan vorig jaar heb ik maar weinig gekajakt – ook daarbij speelde het vele slechte weer een rol, denk ik. En dat terwijl we een nieuw bootje kochten en ik m’n vaarbewijs haalde! Wel heb ik zowaar in februari een keer geschaatst!
Ondanks dit alles vind ik mijn grootste prestatie van 2021 dat het me, net als vorig jaar, is gelukt om mezelf uit het zwarte gat te houden dat ik af en toe wel zie liggen. Ik vind het bij vlagen nare en sombere tijden, door corona en door ontwikkelingen in de maatschappij en politiek. Desalniettemin gaat het mij nog steeds goed: ik voel me gezond, sterk en veerkrachtig. Daar helpt sporten bij.
Net als vorig jaar gaf sporten vertier, gezelligheid en houvast in nog steeds onzekere en beperkte tijden. Net als vorig jaar vroeg dit jaar om sportkunstenaarschap. Net als vorig jaar heb ik, ondanks alles, met veel plezier gesport. Op naar 2022!
Aan de bloeddoping ????
Ik heb het hier vaker verteld: ik ben al lang bloeddonor, ik heb er dik 70 donaties op zitten. Altijd met liefde gedaan, blij om zo anderen te helpen met mijn gezondheid. Het was wel eens passen en meten met het sporten, want het effect van een donatie merkte ik tot zo’n twee weken. Daar moest ik rekening mee houden en de donaties zorgvuldig plannen rond zware trainingen en wedstrijden.
Ik wist al lang ook dat Sanquin graag wil dat je plasma gaat doneren. Je kunt dan per keer meer geven en veel vaker, dus alles bij elkaar levert je inzet veel meer waardevolle spullen op. Elke keer als ik bij de bloedbank kwam, dacht ik er even over na, maar ik vond het toch een te raar, kunstmatig idee dat je rode bloedcellen eruit gaan en er dan weer terug in.
Langzaam-maar-zeker ging het echter toch kriebelen. Een dik jaar geleden viel eigenlijk pas echt het kwartje dat ik als plasmadonor veel minder planningsproblemen zou hebben: je bent van plasmadonatie supersnel hersteld. Het enige is dat je de dag zelve beter wat kalmer aan kan doen, vanwege het wondje in je elleboog en het uitdrogingseffect.
Bij een donatie heb ik het me een keer allemaal laten uitleggen en gepraat met een plasmadonor die net bezig was. En toen dacht ik: ik waag het erop. Als ze het graag willen, waarom niet? Het kost wat meer tijd, maar het is wel beter planbaar en als ik zo meer kan helpen, is dat mooi.
Gister was mijn tweede plasmadonatie. Het gaat prima. Het blijft gek om je eigen rode bloedlichaampjes buiten je lichaam te zien en te weten dat die er terug in gaan om gewoon weer hun werk te doen:
Maar dat is natuurlijk ook een knap technisch hoogstandje! En inderdaad: ik merk er bijna niets van. Misschien ietsje moe meteen erna, door het vochtverlies, verder niets.

Bijna halverwege: ik mag 660 ml plasma doneren
Maar ik ben nu dus wel dopingzondaar. Schijnt het – ik had het gehoord via het Triathlonforum, ik vind er één bron voor. Volgens dat stuk vindt de WADA het terug-inbrengen van delen van je eigen bloed foute boel, en heeft het tijdelijk verhoogde Hb een prestatiebevorderend effect. Dat laatste is echt onzin: die verhoging is relatief en duurt totdat je vochtbalans hersteld is, en die uitdroging heft elke prestatiebevordering in de tussentijd op – en welke halve gare gaat meteen na de donatie een serieuze prestatie leveren? Het eerste is wel heel dogmatisch natuurlijk. Het speelt voor mij natuurlijk sowieso niet, want ik presteer echt niet op een niveau met dopingcontrole.
Het deed bij mij wel een kwartje vallen. Die aanvankelijke weerzin bij het idee van bloedcellen eruit en er weer terug in en tussendoor zichtbaar in beeld, misschien komt die bij mij wel door de associatie met de bloedzakken uit de Fuentes-jaren en de verhalen van Tyler Hamilton. Ik ben blij dat ik me daarvan heb weten los te maken!
(Foto’s gemaakt met toestemming van Sanquin, en alleen met m’n linkerhand, dat was een beetje behelpen)
Update & spulletjes
Sinds mijn vorige blogpost was het enerzijds een zware tijd: ik moest even alle zeilen bijzetten qua werk, de donkere tijd van het jaar is nooit mijn favoriet en ik vind die onder corona nog naargeestiger en dit jaar zelfs nog erger dan vorig jaar. Ik wist wel dat we er nog niet vanaf waren, maar zoals het nu gaat, overtreft het toch weer mijn somberste verwachtingen. Van de avondsluitingen heb ik nauwelijks last: het is jammer van de culturele leuke dingen, en ik moet strak agendabeheer plegen om overdag te kunnen gaan zwemmen, maar daar is prima mee te leven. Het is de zo-goed-als-code-zwart, de oversterfte, de polarisatie, het totaal ondermijnde vertrouwen in het beleid – en dan moet omikron nog komen…
Anderzijds gaat het gewoon goed met mij. Ik voel me fit en ben lekker bezig met m’n sporten. Prioriteit heeft hardlopen. Ik ben gestaag aan het opbouwen voor een halve marathon in februari; ik hoop die net onder de 2 uur te lopen. Dat gaat lekker. Ik loop al lange duurlopen en het tempo komt vrij gemakkelijk. Ik houd het trainen relatief licht, om heel te blijven en mijn kruit niet te vroeg te verschieten.
Er werd weer veel afgelast, maar er waren ook wat leuke lopen die nog wél doorgingen, zoals de Hobbeldebobbelloop in Zoutelande die al jaren op m’n verlanglijstje stond: absurd zwaar parcours over de hoge, steile duinen daar en door het mulle zand, erg grappig. Ook de Parkrun is er elke week, ik ben een paar keer vrijwilliger geweest en heb ‘m afgelopen zaterdag weer eens gelopen, op halvemarathontempo.

In het midden sta ik klaar om de finish-tokens uit te delen

Zelf net gefinisht, afgelopen zaterdag
Het is best even taai als ook op zaterdagochtend de wekker gaat als het nog helemaal donker is. Manlief en ik fietsen weg van huis bij het eerste ochtendgloren om de start van 9 uur te halen. We hadden telkens geluk met het weer, en eenmaal thuis, net na tien uur, voelt het dan als een hartstikke goed begin van het weekend.
Zwemmen doe ik regelmatig, maar zonder veel focus. Ik had eigenlijk een techniekcursus willen doen maar er kwam niks goed uit en ik voorzag al dat het zwemmen weer beperkt zou worden. Achteraf maar goed dat ik geen avond-cursus ben gaan doen, en ik denk dat het er straks helemaal op gaat zitten voor een tijdje, verplicht of vrijwillig. Dus ik doe waar ik lol in heb: wat techniek, duur, kracht, een paar sprintjes. Als het niet te druk is in het zwembad, vind ik het wel heel lekker en een aangename onderbreking van de thuiswerkdag.
‘De rest’ is ook okee: yoga doe ik wel nog steeds toegewijd, met meer afwisseling en extra aandacht voor de core stability dan in de zomer. Ik wandel regelmatig en draag zorg voor #projectdaglicht, wat me helpt om door die donkere thuiswerkdagen heen te komen.
Fietsen staat in standje winter-onderhoud en dat gaat gewoon goed. Vanochtend heb ik een zeer geslaagd ritje gemaakt bijvoorbeeld. Werk kon wel even wachten en ik wilde wat vervangingsaankopen doen, vooral fietsspulletjes, en eens een kijkje nemen bij de Mantel, een nog vrij nieuwe, grote fietsenzaak (‘superstore’) vlak bij de Kuip. Prachtige winkel, vriendelijk en deskundig geholpen, en naar buiten gekomen met een nieuwe helm, winterhandschoenen en ons favoriete merk smeermiddel; twee paar gewone handschoentjes worden nog nagestuurd.
Grappig detail: het lijkt wel een helm speciaal voor taalkundigen: het model heet syntax:
Ik zocht ook nog een vervanger voor de langlaufbroek die ik in 2010 in Canada had gekocht. Daar wóónde ik in, bijna 12 jaar: ik gebruikte hem om de hele winter in te fietsen, bij heftige kou ook om in hard te lopen, bij eventuele andere winterse bezigheden en als slobberbroek ’s avonds op de camping. Warm maar niet te, ademend, supersoepel, beetje wijd (van een strakke tight krijg ik op de fiets soms zere knieën), ietsje water-afstotend. En dan ook nog geschikt voor mijn relatief lange benen. Zonder zeem, voor de multifunctionaliteit, maar ook omdat ik op race- en triathlonfiets verschillende zemen nodig heb, dus dat wordt wel heel erg ingewikkeld dan. De juiste fietsbroek trek ik er wel onder aan.
Mantel had zoiets niet, de Bever er vlakbij ook niet (die keken een beetje vies bij het woord langlaufen, viel me op), en dus ben ik doorgefietst naar de Outdoor XL in Barendrecht. Daar was ik één keer eerder geweest en toen zeer goed geslaagd. Ook nu overtrof hun aanbod mijn verwachtingen: meerdere broeken voldeden aan mijn eisen, dus ik kon kiezen. De nieuwe is inderdaad ook een langlaufbroek, van Maier.
Erg blij mee! Hopelijk valt het afscheid van die oude nu niet meer al te zwaar – er zit een gat in, de stof is hartstikke dun geworden, ’t is echt over.
Ik had er toen al een uur fietsen op zitten, maar het was goed fietsweer en ik had wel zin in een beetje zwerven, dus ik ben via Rhoon, Pernis en de Beneluxtunnel rustig terug naar huis gereden, bijna 50 kilometer in dik 2,5 uur (stadsfiets gaat niet zo hard). Lekker ochtendje!
Legendarisch!
Strava deelt lauwerkransjes uit voor de sporters die het vaakst op een stukje route (‘segment‘) lopen of fietsen:
Je bent dan de local legend op zo’n segment. Die heb je in twee soorten: overall en speciaal voor vrouwen. Strava meet het over 90 dagen, dus het gaat om de meeste ‘segment-pogingen’ in die tijd.
Gister viel mij weer zo’n eer ten deel: ik werd de vrouwen-local-legend op een hardloopsegment op de Industrieweg. Ik vond dat een twijfelachtige eer. Sowieso ging het welgeteld om twee hele pogingen. Dat laat alleen maar zien dat daar weinig Strava-vrouwen lopen. En dat snap ik wel, want het is bepaald niet de gezelligste plek van Rotterdam. Het is door een industriegebied met een bedenkelijke reputatie – denk louche garagebedrijven en drugsdeakers.
De Industrieweg is de kortste route van hier naar het zwembad, en zo af en toe loop ik daarnaartoe, voor een ‘run-swim-run’. Overdag, in principe. Ik zou het in het donker wel durven, maar prettig is het niet. Ik fiets er in het donker wel doorheen, maar ik rijd er sowieso altijd defensief. Ik ben er wel eens gesneden door bestelbusjes enzo, bijna geramd door een linksrijdende brommer en er scheurt ook wel eens wat vér boven de 50 km/u doorheen. Enzovoort
Nou goed, op die straat ben ik nu dus local legend bij de vrouwen! Ik ging eens na waar ik dat nu verder ben. De rest is allemaal op de fiets. Ik heb 30 lauwerkransjes bij de vrouwen, en één overall. Die is grappig: op onze graveltocht over de Brabantse Wal reden we even fout een steil klimmetje op dat boven doodliep op privé-terrein. Het segment heet dan ook ‘Per ongeluk bultje op‘. Die ene keer was genoeg om local legend te worden, en ik reed er ook de tweede tijd ooit – van twee dames. Dat is makkelijk scoren!
Eén keer was ook genoeg om local legend te worden bij de vrouwen in een aantal ‘buitengewesten’ dankzij ons rondje langs de randjes van Nederland in september: bij de Eemshaven en van daar naar Delfzijl, op een onverharde weg onder Simpelveld (toen we ook verkeerd gereden waren), net over de grens van Zeeuws-Vlaanderen (‘Hontseinde’) en in het hoge Noorden van Friesland (‘Wijnaldum tot Jacobipolder’).
Iets serieuzer is mijn grote collectie vrouwen-lauwerkransjes allemaal langs de A13 tussen hier en Delft. Daar doe ik standaard mijn intervaltrainingen, dan rijd ik heen en weer, dus één training is goed voor twee keer de hele trits segmenten in beide richtingen. Daarvan heb ik er nogal wat gedaan in de afgelopen 90 dagen, of liever gezegd: in de twee weken dat ik snelheid aan het kweken was. Op het segment met de meeste pogingen zijn dat er nu 13 (in totaal boven de 70).
Ook daar zitten er tussen waarvan ik denk: mjah, die laten ook zien dat dit niet bepaald de meest idyllische omgeving is, pal langs de snelweg. Zo heet er eentje ‘Gas happen en gas geven‘ (11 pogingen).
Local legend op de Industrieweg, een doodlopend klimmetje, uithoeken waar kennelijk bijna nooit iemand fietst, de parallelweg langs de snelweg… je zou zeggen: wat dóet ze daar? Ik ben er niet voor de lauwerkransjes, hoor, dat zegt me weinig. Maar het is wel duidelijk dat ik voor lekker sporten niet per se een fraaie omgeving nodig heb….
Hardlooptrainersdag: boel ambivalentie en toch tevreden
Eindelijk was ik gister weer eens naar de Looptrainersdag van de Atletiekunie. Ik was daar in 2017, toen vond ik het erg leuk. In 2018 was ik ziek, in 2019 te laat met inschrijven (ik was op vakantie en daarna was het vol) en vorig jaar ging het niet door. Dus eindelijk weer!
Althans, als ik van tevoren had geweten dat het weer zo uit de hand zou lopen met corona, had ik het misschien niet gedaan. Eigenlijk kon het niet, vond ik, ook niet met QR-code: honderden mensen uit het hele land die binnen door elkaar krioelden en op elkaar gepakt in rijen stonden voor koffie, op een dag met bijna een record aantal besmettingen. Met wat aanpassingen aan de logistiek had dat krioelen en hutje-mutje rond de koffie-automaten volgens mij best wel voorkomen kunnen worden, maarja, de QR-code lijkt wel een vrijbrief voor ‘alles kan’.
Ik ben er zo goed en zo kwaad als het ging doorheen gelaveerd, erg ambivalent: ik was er zelf immers ook. Ik heb dat de laatste tijd vaker, dat ‘eigenlijk kan dit niet’-gevoel. Als ik uit de drukte vluchtte, trof ik op de rustigere plekken steeds mensen die daar ook mee worstelden, het was wel fijn om het er dan over te hebben.
Gister waren er drie workshoprondes, in 2017 vier plus een plenaire spreker. Ik vond het programma gister eigenlijk magertjes, voor wat ik ervoor betaal en de reis die ik onderneem naar Papendal. Ik was om 5 uur alweer thuis, wat op zich fijn is natuurlijk, maar mijn kennishonger was nog niet helemaal gestild.
Over twee van de drie workshops was ik niet direct superenthousiast, al vond ik ze wel aardig, en ik realiseerde me in de loop van de dag dat ze me wel aan het denken zetten, en dan zijn ze dus wel de moeite waard geweest. Ook ambivalentie dus eigenlijk – dat was kennelijk het thema gister.
Bij de praktijkworkshop van Oldstars Running deden we hele leuke dingen en het was heerlijk om buiten te spelen en met elkaar te lachen, maar ik snapte steeds maar niet wat hardlopers van 55+ enerzijds gemeenschappelijk hebben (behalve die willekeurige leeftijdsgrens) en anderzijds scheidt van jongeren. Er is nogal een verschil tussen een 55-jarige die voor het eerst wat gaat lopen omdat hij of zij meer moet bewegen en, zeg, een 55-jarige die recentelijk een PR op de 5 km heeft gelopen (dan wel haar 64-jarige echtgenoot die onlangs z’n 32e Rotterdamse marathon heeft gelopen). Toch vallen die allemaal onder Oldstars, althans, dat zeiden de organisatoren, maar deze 55-jarige met het recente PR vond het eerlijk gezegd toch een beetje bejaardengymnastiek.
Het punt van die gymnastiek was: beweeg gevarieerd. Dat lijkt me voor elke leeftijdsgroep relevant. En ik blijf moeite houden met het framen van ouderen als in principe krakkemikkig en het ‘wegmoffelen’ van prestatiegerichte ouderen.
Enfin, na het uurtje buitenspelen ging mijn eerste theorieworkshop over Mystical Miles, door Hans Koeleman: hardlopen op basis van betekenisgevende verhalen. Dat was vermakelijk, maar ik vond het wat structuurloos waardoor ik nu niet kan zeggen wat de boodschap precies was. Koeleman vertelde zelf graag zijn verhalen, vooral dat over de nachtelijke duurlopen in de duinen die hij organiseert, maar voor de lopers is dat meer de ervaring dan het verhaal, lijkt me. Wel realiseerde ik me een boel over mezelf, onder andere:
- Dat wielrennen/fietsen sporten zijn met veel meer verhaal dan hardlopen, dat ik misschien wel daarom wel wielerhelden heb maar geen hardloophelden, en dat dat misschien wel een factor is waardoor fietsen zo veel meer voor mij betekent dan hardlopen. Dat een sport van verhalen aan elkaar hangt, dat is voor mij vanzelfsprekend – ik dacht meteen aan wat Maarten Ducrot zo vaak zegt: 190 renners in koers, over de streep kun je 190 verschillende verhalen horen. Maar hardlopen heeft dat minder. Hardlopen is ook gewoon saaier in de zin van dat de sterkste (bijna) altijd wint. Wielrennen is veel meer een metafoor voor het echte leven.
- Dat ikzelf praat over hardlopen en mijn sport in het algemeen als ontdekkingsreis, avontuur, zoektocht, en dat dat niet per se het frame is dat andere mensen aanspreekt. Zo’n nachtelijke duurloop, daarbij denk ik: laat mij dan maar wandelen. In het spoor van helden, zoals Ellen van Langen, daar heb ik niks mee. Strijd en oorlog – noppes. Trots? Mwah. Maar anderen kan dat natuurlijk wel degelijk drijven. Als trainer moet je volgens mij op zoek naar het frame van je lopers, om ze te motiveren en bij te sturen niet zozeer je eigen verhaal ‘erin duwen’. Volgens mij was dat niet de boodschap van de workshop, maar ik had er wel wat aan!
De derde workshop, door Luc Schout, ging over peesblessures en die was gewoon wel okee: helder verhaal, duidelijke structuur, goed afgestemde boodschap. Ik leerde daar vooral over het belang van een gefaseerde aanpak tijdens het herstel: de acute, herstel- en terug-naar-de-sport-fasen vragen om andere oefeningen. Dus niet bij achillespeesproblemen klakkeloos alleen maar de trap-oefening doen. Die is alleen op z’n plek in de middenfase, niet in de acute en ook niet in de terug-naar-het-sporten-fase.
Tussen de bedrijven door heb ik me aangenaam verpoosd met andere drukte-ontvluchters en ik ben heen en weer gereden met Paul van RA. Ik vond het wel lekker om weer eens een dag in het trainersvak ondergedompeld te zijn. Zo hoor je nog eens wat – ik praatte bijvoorbeeld maar heel even met iemand uit Brabant waardoor ik nu maar wel mooi bekend ben met de canicross.
Ondanks de ambivalentie is precies dat zo ontzettend lekker aan elkaar in het echt zien, dat ik heel erg hoop dat we nou eindelijk eens een goeie draai gaan geven aan die hele corona-ellende.
Om 5 uur thuis dus, daar bleek de sporttrui perfect te passen en ik heb ook nog een herbruikbare mok aan de dag overgehouden (wonderbaarlijk genoeg kregen we ter plekke toch nog koffie in kartonnen bekertjes, ook dat was nog een kleine ambivalentie – maar goed):
Project daglicht, seizoen 2, week 1 √
Net als vorig jaar heb ik het voornemen om de hele wintertijd lang elke dag in het daglicht naar buiten te gaan, in totaal elke week minstens 7 uur. Deze eerste week was dat makkelijker dan vorig jaar, want ik ‘mocht’ onder andere op de stadsfiets naar een opdrachtgever hier in de stad om daar ‘live’ aan echte mensen rond een tafel een training te geven. Dat is sowieso supergaaf, en het zorgde voor 45 minuten daglicht.
Desalniettemin zit ik nog steeds veel naar mijn eigen beeldscherm te koekeloeren voor mijn werk, en ik denk niet dat dat gauw zal veranderen. Overdag naar buiten is dan broodnodig, vooral tegen de wintersomberheid en -futloosheid. Met het vroege donker moet ik er dan bijvoorbeeld voor kiezen om eerst te gaan hardlopen en daarna mijn werk af te maken. Daarbij was project daglicht vorig jaar een uitgelezen stok achter de deur, vandaar dit tweede seizoen.
De eerste week is prima geslaagd en er was zelfs een flinke dot zon bij dat daglicht – helemaal mooi! De foto is van de stiltewandeling van vanochtend. Met heen en weer vanaf huis goed voor 2 uur buiten, en daarmee ging ik royaal over de zeven uur deze week.