Herstellen doe je zo
Het is lang geleden dat ik zo’n leuk en goed boek las met sportadvies als Good go go. How to eat, sleep and rest like a champion, van Christie Aschwanden, een tip van Laris van het Triathlonforum.
Toen ik de titel las, dacht ik even: onee, toch niet zo’n boek dat halleluja roept over het een of andere herstel-wondermiddel waar de auteur financieel belang bij heeft? Nee, juist niet. Helemaal omgekeerd juist: het is een nuchter boek dat alle commerciële prietpraat op de herstelmarkt weerlegt.
Vanaf de eerste bladzijde had het mij te pakken, zowel inhoudelijk als qua schrijfstijl. Het begint namelijk meteen met een ervaring van Aschwanden waarin ze een loop doet bij een micro-brouwerij en dan de verleiding om een biertje te drinken weerstaat, om zich te onderwerpen aan een behandeling in een speciaal herstel-sportcentrum. Ha, een vrouw die van bier houdt!
Vervolgens beschrijft ze haar ervaring in dat speciale herstelcentrum. Dat soort plekken zijn er bij mijn weten in Nederland nog niet. Het zijn een soort sportscholen waar je allerlei dingen kunt doen die je herstel bevorderen: warme en ijskoude baden, diverse soorten massages, vibratie- en compressie-behandelingen en noem maar op. Daar hangt een aardig prijskaartje aan en bovendien kost het veel tijd – meer dan het lopen van de wedstrijd over vijf kilometer waar ze van wilde herstellen. Is het dat waard? Dat is de centrale vraag van het boek.
Het korte antwoord: nee. Nouja, het ligt iets subtieler. Al die herstelmethoden werken wel, tot op zekere hoogte. Die hoogte is vooral die tussen je oren: ze werken omdat ze je een goed gevoel geven, sowieso en ook in de wetenschap dat je echt iets dóet, en omdat ze je helpen ontspannen.
Je goed voelen en ontspannen zijn herstelbevorderende zaken, maar de methoden claimen meestal meer, veel meer zelfs. De meeste fysiologische claims, dus over allerlei dieptewerkingen en zuurstofbevordering en zuivering van je spieren en prestatiebevordering en dergelijke, die zijn dubieus. Soms is het ronduit onzin (dat er van een ijskoude behandeling extra zuurstof in je bloed gaat zitten – dat kan niet, je saturatie is altijd al bijna 100 %), soms is het dubieus (ja, speciaal eiwitpoeder helpt bij het herstel van je spieren – maar dat doet het eiwit in je gewone avondeten ook), en vaak is het gebaseerd op onderzoek dat methodologisch niet deugt.
Hoe makkelijk het is om onderzoek te doen waar wat uitkomt maar wat toch niet klopt, toont Aschwanden in het tweede hoofdstuk zelf aan. Ze houdt dus inderdaad nogal van bier, maar is de alcohol daarin nou slecht voor je herstel of niet? Ze onderzoekt dat zelf, samen met een clubje sportgenoten. Ze gaan een weekend weg, doen daarin dezelfde sportieve dingen, een deel van de groep drinkt gewoon bier en een ander deel alcoholvrij. Wat blijkt? De vrouwen doen het op bier beter – hoera!
Maar als je de onderzoeksmethode beter gaat bekijken, blijft er niets van die conclusie over. Het is geen dubbelblind onderzoek, want de proefpersonen proeven of ze bier met of zonder alcohol voorgezet krijgen. De meetmethode, lopen tot uitputting, is meer een mentaal dingetje dan een fysieke proef. De onderzoeksleider heeft bovendien per ongeluk weggegeven dat ongeveer 20 minuten lopen in die proef de norm is, en dus vinden de proefpersonen het rond die duur wel welletjes geweest. De groep is bovendien heel klein, en daarin vind je makkelijker toevallige positieve resultaten. Als je in de literatuur duikt, blijkt die rol van alcohol helemaal niet zo eenduidig. Nouja, heel grote hoeveelheden ervan zijn niet goed, maar dat kan je ook zelf wel bedenken.
Veel van de claims van herstelbevorderende diensten en producten zijn gebaseerd op dit type rammelend onderzoek – als ze al op onderzoek gebaseerd zijn. Aschwanden loopt er een groot aantal na. Ze doet dat door ze eerst zelf te ervaren, dus ze duikt in ijsbaden en -kamers, zweeft in zout water en probeert supplementen uit. Ze maakt daarbij hilarische dingen mee, zoals dat ze niet meer uit een compressiepanty kan komen net als de buurman aanbelt.
Daarna koppelt ze er onderzoekresultaten aan: een reality check van de claims. Ze gaat na wat de commerciële belangen zijn en hoe reclame werkt. In die reclame spelen topsporters en andere helden een grote rol. Ik had eerder deze week toevallig net gelezen dat Tom Brady zijn carrière nog verlengt toen ik begon aan het hoofdstuk over slaap (7). Daarin staat diezelfde Brady centraal: hij verkoopt speciale herstel-pyjama’s ($ 199,98 per setje) en heeft zijn naam verbonden aan een duur matrassenmerk. Werkt het? Nee.
Dat brengt me op het belangrijkste wat wél werkt: slaap. Gewoon slapen, dus zonder fancy pyjama’s of andere middelen. Nouja, oordopjes misschien, die kunnen zeker helpen. Er is geen beter herstelmiddel dan slapen. Die boodschap is in het boek ook luid en duidelijk.
Een andere belangrijke boodschap is dat je lichaam uit zichzelf prima in staat is om te herstellen, en dat je dus niks bijzonders hoeft te doen daarvoor. Behalve dan ernaar luisteren: het geeft zelf aan wat het nodig heeft. Het sputtert echt al tegen voordat de blessures en de overtraindheid optreden. Als het dorst heeft, wil het drinken – enzovoort.
Veel van de herstelmiddelen en ook van alles wat je aan herstel kunt meten en controleren vervreemdt juist van dat lichaamsgevoel. Ook weer frappant: in het boek las ik voor het eerst het woord orthosomnia, en meteen erna nog een paar keer, want het is deze week in het nieuws. Het is een obsessie met de perfecte slaap, ingegeven door wat slaaptrackers daarover melden.
Het boek eindigt met een vergelijking tussen twee sporters van middelbare leeftijd. De een loopt elke dag en is daarnaast druk bezig met allerlei herstel-dingen: supplementen, speciale voeding, allerlei soorten massages, de ijskamer… het kost hem veel meer tijd dan het lopen zelf. Dat lopen, daarbij heeft hij altijd pijn, al jarenlang: zijn voeten zijn stuk. Hij weet niet waarom hij doorloopt. De andere is een ultraloper die alles op gevoel doet. Na de wedstrijd trek in een cheeseburger? Dan eet ze een cheeseburger – met een biertje erbij. Geen zin om te lopen? Dan slaat ze een dagje over. De GPS heeft ze afgezworen. Ze presteert beter dan ooit.
Aschwandens conclusie over die twee is genuanceerd: ze neigt zelf meer naar de tweede aanpak, maar ze begrijpt ze allebei en ze waardeert de grote aandacht voor zelfzorg van die eerste. Ik zou zelf geneigd zijn daar wat harder in te zijn: jarenlang elke dag lopen terwijl je verrekt van de pijn en geen idee hebben waarom je jezelf dat aanduidt, dat duidt op sportverslaving – wat eigenlijk geen verslaving is, maar een dwangstoornis, en diezelfde dwangmatigheid lijkt mij zichtbaar in dat extreme herstelgedrag. Enige kritiek schemert inderdaad wel door in Aschwandens woorden, maar ze is respectvol genoeg om beide in hun waarde te laten.
Het boek is vlot en met humor geschreven, het is inhoudelijk relevant en goed geïnformeerd, het is kritisch en nuchter. Ik kon het amper wegleggen – het is een dikke aanrader!
Terug naar de tekentafel
Ook vandaag kwam er op de halve marathon in Dordrecht in de verste verte niet uit waar ik voor heb getraind. Met een tijd van 2 uur 15 heb ik de halve marathon gemiddeld zo ongeveer op duurlooptempo gelopen, maar dat kwam neer op 15 kilometer net wat harder dan dat en daarna mezelf voortslepen tot de finish – eigenlijk net als de vorige keer, met als verschil dat ik toen nog gezellig met Robin kon keuvelen, en nu was het alleen maar een eenzame martelgang.
Ik was wat meer op gevoel begonnen dan de vorige keer, zo van: ontspanning vinden en een prettig tempo, en dan zie ik wel wat eruit komt. Dat was al vanaf het begin langzamer dan de 5’37 die me tot net onder de 2 uur zou brengen, de tijd waar ik voor heb getraind en die ik op basis van m’n recente 5 en 10 kilometers ongeveer zou moeten kunnen lopen. Maar goed, dan maar iets langzamer, geen ramp. Met een tijd rond de 2 uur zou ik tevreden zijn.
Het bleef lange tijd okee voelen maar ik zag al dat m’n tempo terugzakte en ik kon dat ook wel merken aan het ingehaald worden. Nouja, ook nog goed, als ik het maar zou kunnen volhouden. En ook daaraan kwam rond de 15 kilometer een einde. Toen moest ik gaan wandelen en als ik nog wat kon hardlopen, was dat meer dribbelen.
Wel weer wat verklaring: waar het vorige maand hard woei, was het nu heel warm. De gevoelstemperatuur liep zelfs op tot boven de 20 graden. Ik kan daar best aardig tegen, maar ik ben ook nog niks gewend natuurlijk – vorige week in Gorinchem lag de gevoelstemperatuur in de wind nog rond het vriespunt. Waar ik vooral last van kreeg, was van voetenbrand – een pijnlijke gloeiende rechtervoetzool. Dat heeft zeker een deel van m’n energie opgeslurpt.
Dus ja, omstandigheden. Maar het is ook steeds ongeveer hetzelfde, het gevoel dat ik omschrijf als ‘het gaspedaal niet kunnen vinden’: een soort wegzakken van m’n energie, een futloosheid, die lopen tot iets buitengewoon onaangenaams maakt. Die laatste zes kilometer, die waren alleen maar naar. Het wandelen is dan om even te ontsnappen aan hoe k*t het voelt.
Dat blijft toch bijzonder aan hardlopen met mijn lijf, dat kapotgaan van een totáál andere orde is dan op de fiets. Ik voel me nu ook nog brak: m’n benen doen pijn, ik ben licht misselijk en m’n hoofd voelt katerig. Wat ook wel een beetje van de frustratie en teleurstelling is, maar ook wel iets fysieks.
En nu? Ik heb sinds m’n PR in 2015 vijf halve marathons gelopen (nouja, gestart – twee werden een DNF, zo erg was het dit jaar gelukkig niet), plus nog een stuk of vier in triathlons. Het was elke keer een teleurstelling, op die ene keer na in Bocholt dat ik eigenlijk niet had verwacht te kunnen finishen na blessureleed – dus het werd alleen géén teleurstelling als mijn verwachtingen tot het nulpunt waren gedaald. Een goede halve marathon heb ik al in geen zeven jaar meer gelopen.
Ik weet dus nu niet hoe het verder moet, hoe ik verder wil. Ik heb de afgelopen maanden bijna steeds heel lekker getraind, dat moet ik vooral niet vergeten. Maar ik krijg geen loon naar werken, het wil er niet uitkomen, en ik weet niet of ik het nog aandurf om te starten in een halve marathon of triathlon. Ik weet niet waar ik de moed vandaan moet halen om er wel in te blijven geloven. Me zo voortslepen als in die laatste kilometers, ik heb geen idee waarvoor ik dat doe, waarom ik dat zou blijven herhalen.
De frustratie is ook nog extra omdat ik tot half januari een aantal maanden lang het gevoel had dat ik beter liep dan ooit – waarvan m’n PR op de 5 km het bewijs was. Waar is dat heen, waarom is het weg? Wat ik kan bedenken, is dat ik misschien een tijdje een soort uitzonderlijk goede vorm heb gehad. Ik schreef er toen over: dat mijn Hb bijvoorbeeld torenhoog was. Ik schreef dat net op de piek, sindsdien heb ik het bij de maandelijkse plasmadonaties langzaam-maar-zeker zien dalen tot voor mij veel normalere waarden. Mogelijk went mijn lichaam aan niet meer ongesteld zijn? Waar niks mis mee is, maar ik ben dus ook niet meer zo niet kapot te krijgen als toen. Ik heb me misschien rijk gerekend?
Wat ik bij m’n mislukte marathon ook al ervoer: de frustratie is erger omdat ik denk dat ik als hardlooptrainer mezelf beter zou moeten kunnen adviseren. Toen raadde ik mezelf aan om de marathon te vergeten. Moet ik mezelf nu aanraden om ook de halve maar te vergeten? Of moet ik mezelf peptalk geven (zie ook wat ik schreef over die keer in 2015 – toen was het daarvoor ook niet allemaal goed gegaan) – een keer gaat het toch wel meezitten?
Kan ik mezelf nog iets aanraden qua training? Ik heb in elk geval niet te weinig gedaan, was het toch te veel, te zwaar? Kan er nog iets beter met voeding, drinken, die schoenen?
Kortom: ik moet echt terug naar de tekentafel. Me herbezinnen over hoe ik verder wil met hardlopen, en bijvoorbeeld ook over of ik het zie zitten me in te schrijven voor een halve triathlon. Ik lees net het commentaar van Robin onder de post over de DNF uit 2019: ik moet nu sowieso eerst m’n emotionele spaarrekening op sportgebied weer aanvullen. Dat gaat de komende tijd prioriteit hebben. Dit zo opschrijven is er al een stapje in.
Wordt vervolgd dus.
En oja, het was ook wel gezellig en een prima georganiseerde loop, met een mooi parcours trouwens, en dus mooi weer – ik krijg al een bruin hoofd!
Naschrift op zondagochtend: ik heb ondertussen beter naar mijn data gekeken, en wat opvalt is dat mijn hartslag gek hoog is geweest in vergelijking met mijn tempo: al na een kilometer liep die op tot rond mijn omslagpunt, en ja, dat kan ik maar een uur volhouden natuurlijk – al zou ik dan een stuk harder moeten kunnen lopen.
Er was dus ‘iets’ aan de hand – die warmte, de hooikoorts, nog iets anders (nee, geen covid, of althans: ik heb vrijdag nog een zelftest gedaan en geen andere symptomen)? Meestal als ik gaspedaal niet kan vinden, blijft mijn hartslag raar laag. Misschien was het dus ‘gewoon’ een slechte dag? Dat geeft wel weer wat hoop.
Procesevaluatie –> halve marathon (2)
Morgen loop ik de tweede halve marathon van dit seizoen. Vier weken geleden was de eerste, die een leuke dag opleverde maar nog niet zo’n geweldige prestatie. Er is in die vier weken veel gebeurd, bijna meer dan in de maanden daarvoor:
- De oorlog in Oekraïne natuurlijk. Die houdt me zeker bezig, ik vind het afschuwelijk en verder vooral verwarrend. Gelukkig kan ik het ook loslaten, ik heb er geen last van, slaap er niet slecht van ofzoiets, wat ik om me heen wel hoor.
- Het weer: we zijn een storm of drie verder, waarvan Eunice ingrijpend was en tot stormschade leidde aan ons huis. Op het hoogtepunt vond ik het ook wel even eng. Daarna was het hordelopen over de omgewaaide bomen. En toen… werd het record-zonnig. Dat heb ik opgezogen als een spons; ik knapte daar merkbaar van op. Hier is een foto van het Parkrun-parcours, de day after Eunice, Parkrun afgelast toen; op alle foto’s hieronder is de zon:
- De corona-versoepelingen. Ik ben weer gaan zwemmen, dat is leuk en gaat verrassend lekker. Ik heb in het algemeen ineens weer een leven: ik ga zelfs af en toe de deur uit voor werk en ik doe leuke dingen, variërend van loopjes tot theater, film en borrelen bij een opdrachtgever. Ik geniet daar met volle teugen van, maar heb ook al een paar keer de incubatietijd afgeteld en daarna opgelucht ademgehaald. Nee, nog steeds geen covid gelukkig. Hier zijn foto’s van de twee loopjes:

Nicole en ik op een medaille-selfie, na de prachtige Vestingloop Gorinchem – ons eerste weer wat grotere evenement
- Wat dingen met werk en familie, zowel leuke als zorgelijke en sowieso vrij intensief – voor hier houd ik het daarbij, al komt een leuk dingetje hier binnenkort wel langs hopelijk. Ik moest ook nog halsoverkop naar de fietsenmaker omdat mijn Afrika-fiets na een tijdje stilstaan niet meer in beweging was te krijgen – nog niet opgelost overigens. En ik moet zo nog de deur uit voor een werkmiddag op locatie in Amsterdam!
Dat ik veel aan mijn hoofd heb, is trouwens niet per se slecht voor mijn prestaties – ik heb wel eens wat ‘overfocus’, en dat is nu zeker minder dan vier weken geleden. Dat is misschien juist goed. Al moet ik dat dus eigenlijk ook juist weer niet verwachten, want ik presteer vaak juist het beste op onbevangen momenten. - Ik voel me weer beter. Ik heb af en toe een klein vlaagje hooikoorts, maar waar ik toen een beetje dipje leek te hebben, is dat gevoel van vadsigheid weg, zit ik niet meer scheef, herstel ik merkbaar beter en heb ik voor mijn gevoel meer energie. Niet zoals vorig jaar in de zomer, ik zou denken: ertussenin.
Alle trainingen gingen goed. Ik had een kleine week rust nodig na die vorige poging, deze week was weer voor het taperen, en zo bleef er net iets meer dan één trainingsblokje van twee weken over: ik deed het reguliere programma (zie die vorige post), met zesde training (die Vestingloop van de foto hierboven, een rustige maar leuke 5 kilometer) en een extra lange duurloop. Samen was dat flink pittig: ik had de herstelweek wel nodig. Aan het eind van die extra duurloop liep ik manlief tegen het lijf die deze actiefoto van me maakte:
Voor mijn gevoel ben ik er opnieuw klaar voor en dus misschien net wat beter dan vier weken geleden. De omstandigheden lijken ook gunstiger: minder wind, zacht. Desalniettemin heb ik geen idee of waar ik voor heb getraind, een tijd rond de 2 uur, er morgen wél uit wil komen. Dat is en blijft bij mij de vraag.
Anders dan vier weken geleden heb ik geen privé-haas, maar is het wel een officieel georganiseerde loop. Dus: op naar Dordrecht!
Ouwe lullen met humor
Twee jaar geleden waren Babet en ik op zoek naar een leuk filmpje om te gebruiken in onze workshop ‘Door de overgang fietsen‘. We vonden niks. We vonden eigenlijk alleen maar bloedserieuze dingen, en wat misschien leuk bedoeld was, vonden we niet grappig. We zeiden toen al tegen elkaar: kennelijk geen gelukkige combi, overgang en humor. Iets soortgelijks heb ik hier vaker gezegd over boeken voor (oudere) vrouwen: waar is de lol, wat moeten vrouwen veel, en wat een opsomming van narigheid.
Wat een verademing is dan Het grote ouwelullenboek van Jerry Goossens en Frank van Hennemondt. Het gaat erover hoe de midlife man zichzelf oud maakt, en hoe die de klok weer terug kan draaien.
Een echt mannenboek dus, over problemen als kaal worden, erectiestoornissen en de prostaat. Ook serious stuff, maar geschreven met een vlotheid en humor die me regelmatig ontzettend clichématige dingen deed denken met als strekking dat mannen wel humor hebben en vrouwen niet. Alleen de titel al!
Het effect dat de humor heeft op mij is dat ik de op zich ook weer vrij recht-toe-recht-ane maakbaarheidsboodschap met ‘fitheid’ als niet ter discussie staand hoogste ideaal veel beter pruim dan in die vrouwenboeken. In die vrouwenboeken wordt gedramd dat je meer moet bewegen en gezonder moet eten. De ouwe lullen krijgen zo’n zelfde boodschap aan de hand van het ‘Goossens/Van Hellmondt-afvalprogramma’ (knipoog naar al die naar goeroes genoemd diëten): het meeste gewicht in kilo’s val je af als je in bed blijft liggen, want dan verlies je spiermassa. Daar zit een zelfrelativering in die ik prettig vind. En dat is maar één voorbeeld – het gaat zo door. Het leest als een trein.
Ik vond het boek bovendien leerzaam. Ik ben lang niet zo ingelezen in mannenzaken als in vrouwenzaken, en zo keek ik op van de sterke samenhang tussen erectieproblemen en allerlei leefstijlfactoren. Ik wist niet dat die zo sterk was, en dat erectiestoornissen dus inderdaad, zoals de titel van het hoofdstuk erover luidt, de ‘kanarie in de kolenmijn’ zijn voor hart- en vaatziekten, met bewegen als belangrijkste remedie.
Ik had ook wel eens gehoord dat mannen een soort overgangsklachten kunnen krijgen, de penopauze, inclusief afnemende zin in seks. Ik wist niet dat dat eigenlijk ook een welvaartsziekte is: sterke samenhang met het metaboolsyndroom van te veel lichaamsvet, hoge bloeddruk, zich ontwikkelende diabetes type 2. En de afname van testosteron, maar dat is dus geen noodlot, maar een gevolg van dat syndroom. Wat zich versterkt, want je wordt zwaarder en slomer en je verliest spiermassa, en dus beweeg je nog minder enzovoort.
Waarmee dit boek iets laat zien waarmee ik het heel erg eens ben: veel van wat we zien als ‘gewone’ veroudering, is in feite voortijdige veroudering, veroorzaakt door onze leefstijl. Daarin speelt slechte voeding een rol, maar zeer zeker ook te weinig bewegen. Als je actief blijft, gaat veroudering maar heel langzaam en kun je tot op hoge leeftijd fit en sterk blijven. Wat ik van Joe Friel leerde, inmiddels al heel wat jaren geleden: wat wij om ons heen zien, is misschien gemiddelde veroudering, maar geen gewone – te zeer gekleurd door de inactiviteit van de generatie voor ons en om ons heen. Ons beeld van ouder worden is veel te negatief. Ik las dat allemaal met grote instemming.
De stap naar de boodschap ‘en dus moet je meer gaan bewegen en beter gaan eten’ gaat mij dan dus wel iets te hard, zeker als je bijvoorbeeld moet gaan rekenen aan je ‘Rested Metabolic Rate‘ of als een geïnterviewde sportvoedingsdeskundige zegt dat je ’s ochtends een ‘anabole prikkel’ nodig hebt (p, 177). Echt, ik eet nooit anabole prikkels, hoor! Dat is me te maakbaar en te analytisch allemaal, maar bovenal: er hoort wat mij betreft een oriëntatie op waarden aan vooraf te gaan. Wat wil je eigenlijk met je leven? Daarover gaat het nauwelijks. Het hoofdstuk over de ‘Is dit alles’-vraag van de typische midlifecrisis is opvallend kort en oppervlakkig en lijkt dat soort zijnsvragen eigenlijk zelfs te ontkennen en als je je ongelukkig voelt, moet je maar weer gaan bewegen.
Waar gezondheid misschien een vrij vanzelfsprekende waarde is, verschoot ik van het stukje over de wenselijkheid van de ‘blokjesbuik’ (het six pack van zichtbare buikspieren). Die wordt als ‘voor mannen van middelbare leeftijd niet per definitie buiten bereik’ beschouwd (p. 152), maar je mag je toch echt wel afvragen waarom het zo nastrevenswaardig is, en of er niet meer is op de wereld (zie dit boek, waar ik nog heel vaak aan moet denken, het heeft me echt geïnspireerd).
Tussendoor relativeren Goossens en Van Hennemondt de vanzelfsprekendheid van de zelf-optimalisatie gelukkig wel enigszins. Een goed stuk vond ik dat waarin ze expliciet maken dat niemand ‘schuld’ heeft aan een slechte gezondheid of voedingsstatus in een maatschappij die sterk uitnodigt tot het maken van ongezonde keuzes, en waar sociaal-economische factoren maken dat veel mensen niet veel andere lol in hun leven hebben dan lekker eten (p. 119).
Tot slot viel me nog een klein ding op: ook in dit boek gaat het over NEAT, verbranding door dagelijkse beweging, dit keer veel beter uitgelegd dan in Menopocalypse. Op dat punt winnen de ouwe lullen dus ook, maar op een ander punt is de cirkel van deze recensie rond, want Menopocalypse is nou net dat ene vrouwenboek wél met humor.
Het kan dus wel. Ik zeg: op naar het ouwe-trutten-boek!
Gastblog Robin over zondag
Robin schreef over ons gemeenschappelijke avontuur zondag een stukje op het Triathlonforum, en dat vond ik zo mooi dat ik hem heb gevraagd of ik het hier mocht doorplaatsen als gastblog. Dat mocht, dus hier komt het:
Ja, dat was leuk met Louise. We kwamen er al heel snel achter dat er onderweg weinig te vertellen was omdat ik al heel veel weet van Louise. Via Strava, de websites en dit forum. Dus het was best wel stil onderweg. Ook de wind deed een duit in het zakje, ik werd toch een paar keer flink opzij geduwd dus praten had sowieso niet zoveel zin.
Maar terug naar het begin. Ik gunde het Louise zo erg dat ze een keer haar doel haalde op de HM. Waarom, omdat ik zelf zo veel moeite moest doen. Ik kon me goed voorstellen hoe ze zich voelde: na de zoveelste poging weer stoppen, daarna weer opladen. De twijfel etc. Halverwege COVID kreeg ik een dialoog met haar over schrijven en adviseren en ze was zo aardig om haar boek hierover aan mij op te sturen. Gratis. Dus de deal was toen al beklonken: ik een boek, zij een haas.
Als voorbereiding had ik het mijzelf wel weer lastig gemaakt. Door mijn Marmotte avontuur op 30 december en mijn cinglé mt. Ventoux avontuur een maand later op 30 januari bleven er maar 2 weken over als voorbereiding. Ik koos ervoor om vorige week op lage hartslag 1u:45min uur te lopen. Die ging goed dus ik wist dat het wel oké zat. Maar ik kneep hem wel want stel je voor dat ik moet uitstappen!
Pas later zag ik dat ik half september mijn laatste HM had gelopen. (Sorry Louise, ik zal het niet meer zo spannend maken een volgende keer)
De route was super. Ik hou er van langs bekende gebouwen en plaatsten te lopen. En ik werd op mijn wenken bediend doordat we langs vliegveld Zestienhoven liepen. Helaas is de naam veranderd. We liepen om het vliegveld heen richting de A13, RWS, mijn oude werkgever is daar flink aan het bouwen. En ik zag de A13 nu vanaf een hele andere kant dan normaal in de auto.
Daarna liepen we langs een kanaal dat van Schiedam naar Delft loopt. Af en toe zag ik waterbouwkundige werken waar ik dan allerlei vragen over had. (Sorry, beroepsdeformatie) Ik herkende ook veel onderweg omdat Louise daar regelmatig foto’s van op Strava plaatst.
Ze had het zwaar rond km 14, we hebben daar even gewandeld en wat gegeten. We liepen inmiddels aan de andere kant van het kanaal richting Delft. Daar hadden we zeker een half uur wind mee en de vaart zat er weer goed in. We liepen op smalle dijkjes richting de Kandelaarsbrug. Dat is best wel een hoge brug en door de wind vond ik het wel frisjes worden. Het hoogte verschil met de omgeving is daar ook fenomenaal: het kanaal ligt al een meter of 4 hoger dan de omgeving en tel daar dan nog eens een meter of 5 bij op. Ik sla weer door, ik merk het. Eenmaal de brug over liepen we richting de finish. Weer tegen de wind in. Voor zover ik kon zien had Louise zich wel verzoend met het idee dat een Sarah PR goed genoeg was vandaag. Ze vroeg zich hardop af of ze het niet nog eens zou moeten proberen mits ze aan deze geen pijntjes over hield. Gelukkig gaf ze zelf het antwoord een tijdje later: Waarom niet? En ik begrijp dat wel. Als je deze loop ziet als een training van 2 uur en 10 minuten dan is je lichaam goed gewend aan lange afstanden. Dan is geen kwesties van of je hem loopt. Maar wanneer je hem loopt. Daarnaast gun ik het haar nog steeds.
Nadat we langs een lokale Afrikaanse dansstudio van dhr W. Engel gelopen waren stopte het winderige avontuur en was het tijd voor de nazit. Tja, zet drie mensen bij elkaar die van zwemmen, fietsen en lopen houden dan gaat het al snel over bier drinken, facturen en de overheid, muziek luisteren en auto’s… Ik kreeg van Louise en haar man ook nog een Rotterdams bierpakket als bezoldiging. Dat wordt tijdens mijn herstelweekje genieten!
Louise, dank je voor je gastvrijheid en het kijkje in jullie leven!
(Paar annotaties:
- Ik heb heel de voorafgaande tijd een rotsvast vertrouwen gehad in Robins capaciteiten!
- Mijn boek over schrijven en adviseren: Adviseren met perspectief.
- De vragen over de waterbouwkundige werken: gelukkig vind ik dijken, bruggen en sluizen zelf ook interessant, maar Robin stelde een vraag over een oude sluis in de Poldervaart waar ik het antwoord niet op wist, sterker nog: dat daar een niet meer werkende sluis zit, was me nooit opgevallen. Via Google leerde ik zo zelf ook nog wat nieuws: ja, er heeft een sluis gezeten tussen de Poldervaart en de Schie (overigens een in de vroege Middeleeuwen gekanaliseerd veenriviertje, geen echt kanaal) door de scheepvaart die daar toen nog was, en de Watergeuzen hebben daar in 1574 zelfs nog zwaar om geknokt!
- Willem Engel woont hier inderdaad op steenworp afstand.
- Over auto’s ging het alleen in de zin van ‘is jouw grijze Opel Corsa nog ouder dan die van ons?’ en qua bier wist ik van Strava e.d. al lang dat ik voor het bierpakket voor Robin geheel en al op mijn eigen smaak kon afgaan.)
Eind & herbegin
Ik ben vandaag weer wezen zwemmen, voor het eerst sinds 17 december. Het is de zoveelste zwem-herstart sinds voorjaar 2020. Dit leek de makkelijkste: het was alsof ik gister nog in Zwembad West geweest was. Ik voelde me meteen weer thuis toen ik dit bord voor de ingang zag staan:
Dat klungelige is zo typerend voor Zwembad-West…. “Ik ga wemmen!” dacht ik meteen.
Nou, dat wemmen ging ook prima. Ik heb zeker aan specifieke conditie ingeboet, maar technisch voelde het meteen best goed, beter dan ik had verwacht. Het was geen lange zwemloze periode natuurlijk, en ik heb onderhoud gepleegd aan m’n wemspieren door twee keer per week de borstcrawl-beweging te simuleren met behulp van het wemkoord:
Niet echt m’n hobby, maar het bereikte het doel: ik kreeg geen last van m’n schouders (zoals vorig jaar wel, mogelijk door de plotselinge terugval in activiteit van m’n grote rugspier) en de ‘hoge elleboog’ voelde nu niet als heel rare beweging.
Ik deed ook nog elke week ‘yoga for swimmers‘, wie weet hielp dat ook, en dat was wél leuk.
Over yoga gesproken: met het opnieuw weer gaan zwemmen kwam er een einde aan mijn tweede yoga-streak. Vorig jaar haalde ik 148 dagen yoga achter elkaar, dit keer waren het er 57. Dat is een heel verschil, maar de grote overeenkomst was dat ik het opnieuw zeer de moeite waard vond: leuk en nuttig.
In de 57 dagen yoga achter elkaar zat in januari een actuele ’30 days of yoga’ van Adriene rond het thema ‘move’. Zo’n samenhangend programma was leuk en goed om te volgen. Ik vulde het soms aan met wat gerichtere training voor m’n core stability, bovenrug en die yoga voor zwemmers dus. Voor en na die 30 dagen deed ik koos ik steeds iets uit waar ik zin in had of wat me goed leek, met veel afwisseling. Ik heb inmiddels een hele collectie favoriete filmpjes van Adriene, gerangschikt naar tijdsduur en in categorieën, zoals: specifiek voor buik/core, voor andere lichaamsdelen, algemeen oppeppend of juist rustgevend, per sport, per thema, enzovoort. Daar koos ik dan uit.Net als vorig jaar leerde ik weer veel, ook enkele nieuwe houdingen (zoals de ‘nederige krijger‘). Ik had opnieuw veel baat bij de dagelijkse yoga:
- Kracht, vooral in mijn polsen, armen en schouders van al die planken.
- Lenigheid: langzaam-maar-zeker naderen in de downward facing dog m’n hielen de grond, en in de vlinderpositie kan ik voorover buigend bijna met m’n neus bij m’n voeten)
- Coördinatie en lichaamsbewustzijn: mijn lichaam als ‘one moving part’, zoals Adriene het zegt, en: how you move matters.
- Het brede beweegrepertoire waar ik onlangs over schreef (zie weer de foto van krijger 2)
- Meer gevoel voor de ‘staf’ (danda, de ruggengraat als stabilisator) bij de yoga en tijdens het dagelijks leven en hardlopen
- Acceptatie van wat is, zeker in het geval van zo’n ‘voorgeschreven’ sessie als tijdens de 30 days. Dan ‘moest’ ik wel eens wat waar ik net niet zo’n zin in had, een straffe krachtsessie op een moment dat ik al moe was bijvoorbeeld. Nouja, dan maar zonder zin, eventueel de kantjes er wat van af lopend. Het hoeft niet elke dag een kunststukje te zijn immers.
Dat alles verdiepte en verbreedde. En met m’n sanskriet gaat het ook goed, als ik over die vlinderpositie al denk als baddha konasana. Voor mijn gevoel lag het accent (of legde ik het accent) in deze streak verder net iets meer op ademhalen en ontspannen dan vorig jaar.
* * *
Ik overweeg om ook zonder zwembadsluitingen in toekomstige winters een periode te doen met veel yoga en weinig zwemmen. Allebei gaat niet, dat is te veel voor mijn schouders. Yoga gaat daarom voorlopig weer op een wat lager pitje en echt gericht op ondersteuning van de drie triathlonsporten. Met zwemmen er dus ook weer bij. In de verte lonkt het triathlonseizoen!
Memorabele loop
Nadat ik Robin gister terug naar het station had gebracht, realiseerde ik me dat ik vergeten was een foto te maken. Onderweg had ik nog gedacht: meteen na aankomst, nog in hardloopkleding. Niet meer aan gedacht. Dus resteert qua foto’s alleen dit stilleven met lege blikjes getuigen van een memorabele loop:
Het werd niet memorabel qua prestatie. Daarvoor woei het sowieso te hard. Ik had Robin daarvoor gewaarschuwd: hier in de omgeving heb je geheid last van de wind, qua kracht en gebrek aan beschutting. Het was windkracht 5 en op de kale Hofweg stond die bijvoorbeeld pal tegen – oef. Ik kon goed in Robins zuchtje kruipen en daar had ik merkbaar voordeel van – maar dan nog.
Bovendien had ik ook geen topdag, en die heb ik nodig om in de buurt van (en liefst net onder) de 2 uur uit te komen – wat ik op basis van mijn 5 en 10 kilometertijden en mijn recente trainingen zou moeten kunnen. Maar ik weet ook wel van de jaren waarin ik vaker een halve marathon liep: het valt vaker tegen dan mee. Het ging nu redelijk tot aan 14 kilometer, toen moest ik even wandelen en was de batterij een end leeg, al ging het daarna nog wel weer enigszins. We kwamen uit op een tijd van ongeveer 2 uur 11 – niet slecht, maar ook niet waar ik voor getraind had. Ik doe volgende maand nog een poging. Het moet gewoon een keer mee zitten.
Memorabel was de dag vanwege de doe-het-zelf-halve-marathon met haas. Want dat was Robin dus. Ik ken hem al jaren van het Triathlonforum, Strava, reacties op dit blog en meer, maar allemaal online. Toen ik drie jaar geleden twee keer uitstapte uit halve marathons reageerde hij dat hij me wel een keer naar een goed resultaat wilde hazen. Dat heb ik onthouden, het was er sindsdien nog niet van gekomen, maar gisteren eindelijk dus wel. Ik vond het heel erg leuk om hem in het echt te zien, en toen ik achter hem aan liep dacht ik: het is alsof we elkaar al jaren kennen. Wat dus ook zo is, maar niet in die hoedanigheid.
Robin is voor mij een geschikte haas. Manlief heeft me in trainingen ook wel gehaasd de laatste tijd, maar die heeft een veel lagere pasfrequentie dan voor mij goed is, en ik moet me voor dat beeld afsluiten, anders pas ik me automatisch aan. Bovendien is manlief kleiner en laat hij makkelijker een gat vallen, dus heb ik minder aan hem in de tegenwind. Robin bood ook nog eens steeds precies op tijd water aan uit de bidon die hij voor me meedroeg. Erg fijn.
Ik had hem natuurlijk graag ‘beloond’ met een beter resultaat maar aan de andere kant weet hij als geen ander dat sportresultaten niet zomaar maakbaar zijn. Dus in plaats daarvan maar een beloning in de vorm van een echt Rotterdams biertje – zie foto dus.
Robin, je leest dit ongetwijfeld, dus ook hier nog een keer: hartstikke bedankt, voor het lopen en de gezelligheid, en ik vond het voor herhaling vatbaar!
Procesevaluatie –> halve marathon
Zoals ik drie jaar geleden geleerd heb, evalueer ik vandaag m’n trainingsperiode – morgen loop ik de halve marathon waar ik sinds oktober voor getraind heb, mijn eerste halve marathon in heel lang, zeker als ik de halve triathlons en twee DNF’s niet meereken. Hieronder beschrijf ik eerst wat ik heb gedaan, en daarna hoe dat ging.
Getraind: beproefd recept met wat accentjes anders
Ik ben uitgegaan van wat ik een paar jaar geleden al als goede trainingsopbouw voor mezelf had uitgedokterd: geïnspireerd door gepolariseerd trainen (elke training is ofwel lang en rustig, ofwel korte en harde intervallen) en de souplesse-methode (voor de aard van de intervallen en regelmatig een wedstrijd), veel aandacht voor techniek, en goed gedoseerd. Ik heb in grote lijnen het schema van toen gevolgd, met als belangrijkste aanpassing dat ik ben gegaan van ’twee weken op, één week af’ naar cycli van twee weken zonder herstelweken ertussen. In zo’n cyclus deed ik 5-6 trainingen, die 6e alleen als ik voldoende hersteld was.
Ik kwam uit op cycli van twee weken omdat ik sinds 2019 nog bij heb geleerd dat er eigenlijk maar één training per week echt zwaar mag zijn (80-20 maar dan in zwaarte uitgedrukt). Dan moet ik wel een cyclus van twee weken aanhouden om alles in kwijt te kunnen. Maar als ik dan óók nog rustweken ga doen, train ik wel heel weinig. In de praktijk was zo het verschil met 2-op-3 niet zo heel groot: in zes weken liep ik vroeger 16 keer met 4 lange duurlopen, nu 15 à 16 keer met 3.
Zo’n cyclus van twee weken had dus 5-6 trainingen, als volgt:
- Lange duurloop, geleidelijk opgebouwd naar een maximum lengte van 21 km (1u20). Vooral die gingen opvallend lekker! (…) Eerdere jaren vond ik dit ondanks de geringe intensiteit zware trainingen, ik sleepte me boven de anderhalf uur (14 km) soms wel eens voort naar het einde, maar nu gingen ze eigenlijk allemaal ontspannen en makkelijk, en met alleen gewone vermoeidheid waar ik makkelijk van herstelde. Bijzonder hoor, en erg fijn!
- Capaciteitstraining (’tempohardheid’) op halvemarathontempo, opgebouwd van 5 tot 14 kilometer. Zwaar! Maar ging goed, en ik herstelde steeds makkelijk. Dit hadden trouwens georganiseerde lopen mogen zijn, wedstrijdjes dus, maar dat lukte alleen twee keer over 5 kilometer in de herfst, daarna ging er niks meer door en ook die tweede 5 verving al iets anders van net wat langer. Daarna heeft manlief me gepacet op de 10, 12 en (mislukte, zie hieronder) 14 kilometer.
- Techniektraining, ‘het korte werk’: korte training met intervallen van 100, 200 en 400 meter lekker hard (maar niet echt sprinten), puur voor de looptechniek, volgens de souplessemethode.
- Intervallen van 1 km of 8 minuten op halvemarathontempo. Opgebouwd tot maximaal 7X1 km met 3′ pauze. Ervoor waren minder intervallen met langere pauzes, dus deze training evalueerde van meer technisch naar meer conditioneel. Ik bleef ze vrij makkelijk doen, makkelijker dan ooit tevoren.
- Gemengde intervallen: dat korte werk van hierboven, voorafgegaan door 2X1 km en later ook nog een keer door 1X2 km tempo 2 (tussen duurloop en halvemarathontempo in, dus dan wel even kort echt een ‘midden-intensiteit’), zodat die techniek-intervallen met moeie benen moesten. Best wel lang&zwaar, maar ik herstelde er makkelijk van.
- De zesde training was optioneel, ik heb die in het begin een paar keer gedaan in de vorm van een leuk evenementje, zoals de Hobbeldebobbelloop, en dan zeker niet voluit.
(Tussen haakjes over de intensiteit. Halvemarathontempo (5’35/km) is een prima tempo voor langere intervallen volgens de souplessemethode maar volgens sommige opvattingen van gepolariseerd trainen aan de trage kant: duidelijk beneden de anaerobe drempel. Wat mij betreft is het best zo: ik moet beslist uitkijken om niet te hard te trainen en mezelf te oververmoeien of te blesseren dan wel vooral mijn anaerobe systeem te prikkelen – allemaal fouten die ik al eens gemaakt heb. Volgens andere opvattingen van gepolariseerd trainen waren het bovendien juist uitstekende ‘sweet spot’-trainingen. De trainer in mij vindt dit soort details wel interessant.)
Naast het hardlopen heb ik gestreefd naar één keer per week fietsen (2 uur of meer rustige duur of een 1 uur met intensieve intervallen). Gezwommen heb ik sinds december niet meer, maar ik heb veel gewandeld en yoga gedaan. Bij beide heb ik baat voor het lopen, volgens mij.
Tot drie weken geleden ging het supergoed
Als ik deze post drie weken geleden geschreven had, was ik één en al enthousiasme en optimisme geweest. Tot dan toe had ik nog nooit zo goed en lekker getraind voor een halve marathon. Mede dankzij de goede omstandigheden van een ‘makkelijke’ winter en de wondervorm die eigenlijk al sinds eind augustus duurde. Ik voelde me maandenlang niet kapot te krijgen, alles lukte, ik liep hartstikke lekker, verbaasde me over het gemak tijdens de lange duurlopen, had lol in de intervallen, ik herstelde snel en ik had nergens last van, ik bleef helemaal heel en fit. Erg van genoten!
Maar toen…
En toen begon het laatste trainingsblokje, dat een beetje afweek van die ervoor, vooral in de vorm van een intensieve duurloop: 2 uur/20 kilometer wél in het middengebied. Die had ik het liefst gelopen in groepsvorm bij een trainingsloop in de Road to Rotterdam, altijd leuk, maar die ging niet door. Manlief heeft me gepacet, en maakte onderweg de twee fotos’bij deze post.
Desalniettemin ging ik al na een kilometer of 9 totaal op een hoop. Ik heb me nog met een pauze en nog wat later een aangepast tempo tot een kilometer of 17 weten voort te slepen, maar het laatste stuk moest ik wandelen. Met plotseling een hoofd vol twijfels.
Dat was weer zo’n dag waarvan ik er in mijn hardloopbestaan talloze heb ervaren maar deze hele trainingsperiode niet: dat mijn benen echt niet langer dan een uurtje wilden hardlopen en dat daarna hardlopen ronduit k*t voelt, op een manier die onvergelijkbaar is met gewoon moe worden – echt aversie voel ik dan, in mijn benen.
Ik herstelde bovendien maar traag : na twee dagen had ik nog zere benen (en van de yoga een dag ervoor nog buikspierpijn – frappant). Ik voelde me verder ook niet zo onverwoestbaar als de maanden ervoor. Net niet helemaal fit. Ofzoiets.
Wat zou het zijn? Te hard getraind toch? Dat lijkt me stug. Wel vaker is net dit de moeilijkste periode van het jaar voor mijn lijf, duurt de winter me dan te lang? Vlaagje van de overgang toch nog weer? Daar herken ik dit soort dips wel van, en ik had ook een paar andere symptomen – gelukkig wel lichter dan in de moeilijke jaren.
Wat me ook opviel: het lijkt wel alsof het met m’n werk communicerende vaten zijn. Ik zat daar juist in de herfst niet zo lekker in, werd dáár moe van terwijl het sporten heerlijk was. Nu is het ineens het omgekeerd: werk loopt weer als een trein (zie bijvoorbeeld deze post op mijn andere blog), en nou wil sporten minder.
Ik heb één training overgeslagen en de andere doordeweekse ging weer prima. Het weekend erna wilde ik 14 kilometer op halvemarathontempo lopen, maar ook dat hield ik niet vol. Het ging slechter dan ik had gehoopt, maar wel beter dan ik had gevreesd, beter dan de week ervoor: opnieuw kwam na 9 kilometer de man met de hamer, maar ik had toen wel al harder gelopen en ik kon de 14 kilometer ook uitlopen, zij het op een rustiger tempo.
Ook daarvan herstelde ik traag, dus moest ik de eerstvolgende training inkorten. De keren daarna ging het weer wel, maar dat was al richting taperen, dus dat waren bepaald geen echte tests meer. Dat moest ik ook echt niet meer doen, want ik wist: ik heb nu vooral baat bij rust.
En toen de taperweek
Die rust heb ik genomen en ik heb netjes getaperd. Afgelopen week heb ik maar weinig meer gedaan en relatief hoog intensief: vorige week bij de Parkrun nog een lekker harde 5 kilometer en daarna twee korte traininkjes met wat intervallen. Ook geen andere gekke dingen gedaan en met yoga ook afgebouwd naar veel rekken, ontspannen, mobiliseren en ademhalen.
Aan het begin van de week voelde ik me nog steeds niet helemaal flitsend. Ik trok ook weer eens ouderwets scheef. Helemaal over is dat niet, maar de last van de afgelopen weken is wel zeldzaam geworden. Ik keek ervan op, en realiseerde me dat ik daar in taperperiodes vaker last van heb gehad. Misschien is de plotselinge afbouw van training en dagelijkse beweging wel goed voor m’n loopspieren, maar lastig voor, ja, wat is het, rug, gewrichten, bindweefsel? Stof tot nadenken. De chiropractor heeft me in twee keer weer zo veel mogelijk rechtgetrokken, maar of m’n linkerheup weer goed (genoeg) zit, weet ik niet.
Met de rust en vrijdag nog massage erbij werd ik helemaal stuiterig was van al die overtollige energie – precies zoals moet. Dat voelde ineens wel heel goed. Heel lekker ook.
En dus…
Dus een beetje gemengd beeld en geen idee wat het morgen wordt. Willen mijn benen morgen wél langer dan 1 uur hardlopen? Gaat het goed met die linkerheup? Vallen de puzzelstukjes van eerder toch in elkaar?
Twijfels horen erbij, en ik heb er wel ook veel zin in, vooral omdat dit hoe dan ook een bijzondere halve marathon gaat worden. Het is namelijk in doe-het-zelf-vorm, met m’n eigen haas. Daarover natuurlijk naderhand meer.
In elk geval: ik ben hartstikke benieuwd!
Jubileumpje
Ik heb ongeveer vandaag (ik weet het niet meer precies) een maf jubileumpje: ik ben al twee jaar niet verkouden geweest. In de week van 10 februari 2020 was ik verkouden – en sindsdien niet meer.
Voor mij is dat uniek. In normale winters ben ik altijd een aantal keer verkouden, waarvan minstens één die of zo ernstig is dat ik me ziek moet melden en/of die vervelend lang duurt, met hoesten en/of holte-ontstekingen, en soms andere meer freaky vervolg-dingen, zoals een snotje dat tot wel een jaar of langer blijft hangen in m’n kaakholte, een door het hoesten gekneusde rib of een zombie-status door nachtelijk hoesten. Ik noem de vele, langdurige en soms stevige verkoudheden dan ook wel de gezondheids-story-of-my-life.
Ik ben een paar jaar geleden een keer 13 maanden niet verkouden geweest, dat was al een record. Toen had ik de winter overgeslagen door naar het Zuidelijk Halfrond te gaan. Dit keer zijn het natuurlijk de coronamaatregelen die me ook voor andere virussen behoeden: minder sociaal contact overall en het thuiswerken in het bijzonder. Normaal schud ik een paar keer per week een fiks aantal handen, deel ik een ruimte met wisselende groepen, en reis ik in soms bomvol OV. Ik vermoed ook een rol voor de verminderde blootstelling aan airconditioning in de kantoren van m’n opdrachtgevers, want daar kunnen mijn luchtwegen slecht tegen. Voeg daarbij de mondkapjes en de extra handhygiëne (tegen verkoudheidsvirussen veel belangrijker dan tegen covid). Misschien speelt wat meer regelmaat in mijn leven, vooral in mijn dag- en nachtritme, ook een rol.
Ik kan dus ook al heel lang op dit punt totaal onbekommerd doortrainen – kom daar eens om. Ik heb ook al een hele tijd niet of nauwelijks andere pijntjes, in elk geval niet zo dat ik niet kan trainen. Wat een weelde!
Als je me twee jaar geleden had gezegd dat ik twee jaar niet verkouden zou worden, had ik je niet geloofd. Dat denk ik veel vaker: als ik toen had geweten wat ons boven het hoofd hangt… Ik zou ook zó de coronacrisis willen inruilen voor een paar stevige verkoudheden. Ik vind het nog steeds naar en ook moeilijk – ik vind dat we op dit moment bezig zijn met een reusachtig experiment met de volksgezondheid.
Maar ik probeer wel de lichtpuntjes te zien. Twee jaar niet verkouden is heerlijk, en voor wat betreft dat ‘boven het hoofd hangen’: als iemand me dat twee jaar geleden had verteld, had ik gedacht: ik word gillend gek. Dat is niet gebeurd, het gaat in het algemeen gewoon best goed met me. ‘Naar omstandigheden’ zeg ik er dan bij, want mijn leven is wel eens leuker geweest, maar ja, dat geldt voor de meeste mensen.
Ik hoop zelf nog steeds de covid-dans te ontspringen, maar niet tot elke prijs en ik ben ook bang dat er niet aan te ontkomen zal zijn. Als het thuiswerkadvies gaat vervallen, bijvoorbeeld. Ik kijk uit naar meer dynamiek in mijn werkende bestaan, maar ik vind het ook spannend en ben van plan dat handenschudden nooit meer te gaan doen. Maar dan nog. Nouja, als het blijft bij hooguit een paar dagen grieperig, dan heb ik nog steeds gemiddeld qua virussen steengoeie jaren natuurlijk.
Mijmeringen over dagelijkse beweging
De post van laatst inspireerde me wel tot wat mijmeringen over mijn eigen NEAT, of nouja, ik noem dat ‘dagelijkse beweging’.
Ik leg het onderscheid anders dan in Menopocalypse. Je zou kunnen zeggen dat het gaat om beweging wel of niet op Strava. Tot twee jaar geleden klopte dat heel aardig, maar toen zakte in eens mijn stadsfietsbeweging (niet op Strava) weg en het wandelen dat ik – bewust – ter compensatie veel doe, zet ik wél op Strava. Dus lijkt dat ’training’, maar dat is het niet echt. Ik zet ook niet elke wandelingetje naar de winkels of van OV naar bestemming erop, terwijl ik in bijzondere gevallen de stadsfiets er wel op zet, dus dat blijft een beetje willekeurig.
Willekeurig is het onderscheid sowieso. In Menopocalypse valt yoga onder NEAT, maar wat is yoga? Wat ik doe, nog altijd met Adriene, varieert in intensiteit van op mijn rug liggen te ademhalen naar een serieus zware, snelle krachttraining waar ik zelfs wel eens spierpijn van krijg. Dat heet allemaal ‘yoga’, dus waar hebben we het dan over?
Dagelijkse beweging in de zin van ‘alledaags’ is yoga niet, juist niet, want het daagt mij uit om eens anders te bewegen dan wat ik toch al geneigd ben om te doen. Iets anders dan recht vooruit met mijn benen, zoals in de krijgerhoudingen bijvoorbeeld.
Ik ben geneigd de dagelijkse beweging niet ‘mee te nemen’ als ik nadenk over mijn trainingen, behalve misschien vlak voor een wedstrijd, maar ik ben er in de loop der jaren wel al tegenaan gelopen dat het wel degelijk een rol speelt, bijvoorbeeld:
- Ik betrapte mezelf er een paar jaar geleden op dat ik rustdagen vaak samen liet vallen met een drukke werkdag, zo van: toch geen tijd om te trainen dan. Dus dan trainde ik niet, maar had ik bijvoorbeeld wel een dag met vroeg op, op de fiets door weer, wind en donker naar het station, staan in een drukke spitstrein, lopen naar opdrachtgever op m’n nette schoenen met laptop, handouts en boeken bij me, een trainingsgroep zinvol bezighouden en daartoe een boel geschuifel door de zaak of staan voor de groep, en dan de reis in andere richting. Dat is geen rustdag, mentaal niet, en fysiek ook niet.
- Over die nette schoenen gesproken: die heb ik twee jaar lang nauwelijks gedragen (niet te zien op de webcam), en die paar keer dat ik dat wel deed en er een half uur op liep, viel me op dat ik spierpijn kreeg onder mijn voet en dat mijn enkels het zwaar hadden. Ze zijn best comfortabel, met een goed voetbed en maar een beperkt hakje – om dat werkgerelateerde lopen tussen OV en opdrachgever en het gedreutel ter plekke mogelijk te maken. Maar ze zijn anders dan de platte schoenen die ik thuis en bij het sporten draag, en dat merk ik.
- Van heel lang geleden herinner ik me al een keer dat ik ’s ochtends diep was gegaan bij spinning en later op die dag op de stadsfiets door slecht weer naar ver weg ging. Op de terugweg, in een forse tegenwind, dacht ik: oef, dit is me eigenlijk te veel.
- In tijden veel stadsfiets onder zware omstandigheden (tig keer natgeregend, wind tegen met haast, kou, donker) kan ik het niet altijd meer opbrengen om in het weekend ook nog te gaan trainen. Ik moet dat niet forceren, want dan maak ik het mezelf tegen en dan heb ik geen puf meer als het voorjaar wordt. Zo heb ik wel eens winters gehad waarin ik ‘niet fietste’, in de zin van: niet trainde voor het fietsen, niet meer fietste dan die gemiddeld 3,5 uur stadsfiets per week – zo’n beetje mijn vaste hoeveelheid als er geen corona in het spel is. Als ik in zo’n winter veel hardliep, pikte ik de draad van het fietsen zó weer op. Afgelopen week was ook zo’n week. Ik had een uitschieter met 5 uur stadsfiets. Dat heb ik misschien twee jaar niet gehaald en was zelfs pre-corona veel. Er mag weer van alles waar ik op de fiets naartoe ga. Er zat zelfs wat woon-werk-transport bij, nouja, naar het station, en nog naar een ander station om naar het museum van Vlaardingen te gaan, plus onder andere ritjes naar het theater, en de Parkrun. Met kou en wind, deels in het donker, en gister regen. Dat gaat me ook niet in de koude kleren zitten. Door het slechte weer schoot trainen op de fiets erbij in, maar dat is dan ook bepaald niet erg.
- Huishouden doen na een zware training – valt me ook zwaar soms. Stofzuigen bijvoorbeeld, vervelend voor m’n rug en best inspannend. Strijken – niet zwaar, maar wel een rottige houding. Doe ik zo min mogelijk – en sinds corona nóg minder, want voor de webcam zie je toch niet veel kreukels. Wij doen het huishouden zelf, wel netjes verdeeld. Klussen besteden we dan meestal weer wel uit, terwijl ook dat bewegen is. Tuinieren doen we zelf, manlief meer dan ik, en we hebben maar een piepklein tuintje. Bij het harken (rare scheve beweging) heb ik mezelf wel eens geblesseerd.
- De week voor de vorige, dus die van 24 januari, had ik een ‘uitschieter’ met wandelen, onder andere door twee gezellige afspraken. Ik kwam uit op 36 kilometer. Ik ben niet geneigd dat als sport te zien, maar toch: was het daarom dat het hardlopen zondag niet zo goed ging?
- Ik heb wel eens gedacht: ik hoef geen hersteltrainingen te doen, m’n dagelijkse beweging en vooral de stadsfiets dient daartoe. Ik moet eerder uitkijken om niet te veel te doen. In de tijd dat ik alleen fietste had ik daartoe de ‘helemaal niets’-dagen in m’n logboek: niet trainen op de fiets maar ook niet op de stadsfiets rijden. Door de uitbreiding naar drie sporten is dat nog moeilijker dan voorheen. Het is misschien niet helemaal nodig, maar voldoende rust wel natuurlijk. Dat ik sinds twee jaar gemiddeld veel minder op de stadsfiets rijd, merk ik overigens niet aan mijn fietsconditie of herstel. Afgelopen jaar was zelfs mijn beste fietsjaar in heel lang, althans, voor wat betreft mijn gemeten FTP.
Wat ik verder weet, eerder al gelezen heb over ouder worden en ook weer las in Menopocalyps, is dat een belangrijke oorzaak van ergere veroudering dan nodig is, ‘m zit in het wegvallen van dagelijkse beweging, en dat komt weer voor een groot deel door toenemend gemak, mogelijk gemaakt door meer geld en de zich ontwikkelende technologie. De fiets wordt een e-bike, de boodschappen worden bezorgd, er komt een auto bij, uitvoerend werk wordt een kantoorbaan, niet meer aan kleine kinderen hoeven te tillen, een hulp doet het stofzuigen, Siri doet de lampen voor je aan en uit, enzovoort.
Allemaal kleine stapjes die er amper toe doen, maar zo verlies je in enkele decennia wel heel veel dagelijkse beweging. Als je je daar niet actief tegen verzet, gebeurt dat, zo verleidelijk is al dat extra gemak – comfort creep, heet dat (leerde ik uit dit boek). Het gevolg ervan is dat je conditie achteruit kruipt, en dat je, als je hetzelfde blijft eten, fiks aankomt in gewicht.
Manlief en ik verzetten ons wél actief. Donderdag nog. We hebben werklui over de vloer en daartegen zei Henk dat we ’s avonds op de fiets naar Delft zouden gaan – naar dat theater dus. ‘Hebben jullie geen auto dan?’ was de reactie. Jawel, maar dat soort dingen doen we gewoon niet met de auto, punt.
Fietsen is goed voor ons, onze portemonnee, het milieu en nog wat andere dingen, maar we zitten er ook gewoon niet mee. Als je niet went aan het gemak, raak je er ook niet aan gehecht namelijk. En meestal is het ook gewoon lekker.
* * *
Alles bij elkaar heb ik dus best wel veel NEAT dagelijkse beweging. Daarmee kom ik al aan veel meer dan de 2,5 uur uit de beweegnorm. En dan komt trainen er nog bij. Wat ik leer van deze mijmeringen is dat ik best wat bewuster kan zijn van de invloed die ze heeft op het sporten. ‘Impact’ is er zeer zeker, helemaal onder zware omstandigheden zoals in deze tijd van het jaar.