Een paar maanden geleden zei ik tegen iemand dat ik ernaar aan het streven was om op 28 augustus ‘de beste versie van mezelf’ te zijn. Hij verstond het niet goed, en vroeg: ‘de beste zijn?’ Nee, de beste ga ik niet zijn, niet ten opzichte van anderen. Ik wil wel de beste zijn tegenover mezelf – de best mogelijke versie van  mezelf.

En dat is aardig gelukt, en daar ben ik hartstikke blij mee. Ik ben in bloedvorm. Daar heb ik veel voor gedaan, met overigens ook een heleboel hulp en steun (daarover een andere keer meer), maar het levert dus ook veel op.

Mijn trainingsschema heeft prima uitgepakt voor alledrie de sporten en de rest. Ik ben misschien op elk van de losse onderdelen al eens ietsje beter geweest. Maar nog nooit zijn alledrie de sporten en de bijkomende zaken allemaal tegelijk op dit niveau geweest, en dat voelt hartstikke goed! Ik zet het per onderdeel op een rijtje.

Zwemmen

Van de drie sporten is zwemmen nog het minst uit de verf gekomen de afgelopen tijd, en dat was een bewuste keuze. Misschien had ik met drie in plaats van twee keer trainen per week wel een minuutje per kilometer sneller kunnen zijn. Maar dat scheelt dan dus op de Ironman vier minuten – lekker belangrijk.

En let op de misschien. Want misschien had ik mijn schouders dan juist overbelast. Want die piepten en kraakten toch nogal, zeker door de vervangende trainingen in de maanden dat ik niet kon hardlopen (februari en maart), maar ook toen ik begon met opbouwen in april. Dat was van de combinatie van zwemmen  met het steunen op het aerostuur van de triathlonfiets en het planken (belangrijke oefening voor m’n core stability). Ik denk dan ook dat mijn schouders op dit moment op z’n sterkst ooit zijn. Een enkeling heeft al wat gezegd ook over dat dat zichtbaar is aan mijn spieren – al blijft het weinig, ik blijf gewoon iel in mijn bovenlijf.

Een heel goede of snelle zwemmer zal ik dan ook nooit worden.  Maar ik kom er wel, ook over 3,8 km. Ik heb me vooral gefocust op die lange afstand. Was ik vorig jaar nog blij met die ene keer dat ik 3,5 kilometer zwom, in de afgelopen maanden heb ik diezelfde afstand een paar keer als ‘gewone’ training gezwommen, en ik ben er in evenementen zelfs nog overheen gegaan. Daarbij merk ik wel dat ik dat lange zwemmen taai blijf vinden: ik krijg dode vingers en ik vind het saai. Ik vind het heerlijk om in het water te zijn, maar niet voor zo heel lang. Ook dat beperkt wel wat ik bij zwemmen kan bereiken.

In het zwembad heb ik daarnaast mijn best gedaan om mijn techniek en snelheid overeind te houden. Mijn snelste kilometer ooit zwom ik 2,5 jaar geleden op een achternamiddag in de kerstvakantie: 20’34. Waar ik toen dacht dat de 20-minutengrens nabij kwam, ging ik vervolgens alleen maar achteruit. Er sloop een techniekfout in (mijn armen met mijn ellebogen naar achter trekken in plaats van met mijn handen en onderarmen stuwen), en tegen de tijd dat ik dankzij een cursus van Zwemanalyse eraan kon gaan werken dat weer goed te krijgen raakte ik geblesseerd: de vage heup-bekken-blessure van vorig jaar trok mijn schouder uit het lood, met een peesontsteking als gevolg. Ik begreep toen al dat zo’n peesontsteking meer dan een jaar kan duren, en inderdaad: er zijn nu dagen dat ik het niet meer voel. Maar in de tussentijd heb ik dus altijd met (overigens goed draaglijke) pijn gezwommen en met een beperking in de coördinatie van mijn linkerarm. Af en toe raak ik hem nu lekker, en ik denk dat ik die PR-tijd op de kilometer weer kan benaderen, als ik me daar nu op zou richten.

Maar waar ik mee begon: die paar seconden of zelfs minuten zijn voor de Ironman niet belangrijk. Ik ben blij dat ik het zwemmen leuk heb kunnen houden. Want naast de kou en taaiheid van het open water en de saaiheid (tegeltjes kijken) en soms de irritante drukte in het zwembad is ook mijn gebrek aan progressie de afgelopen jaren soms wel demotiverend geweest.

Daar staat tegenover dat ik de afgelopen tijd een paar geweldige openwaterevenementen heb gedaan. De sfeer bij die kleinere zwemtochten is hartstikke leuk, en bovendien: zo kom je nog eens ergens: in de Maas en de Oosterschelde bijvoorbeeld. Mijn openwaterrobuustheid is daardoor ook toegenomen – beetje drukte, golven, niet weten waar ik ben, die eerste voor mijn ademhaling rottige minuten – geen probleem!

Fietsen

Een paar jaar geleden zei ik al eens een keer tegen trainingsbegeleider Coen: ik hoef maar naar m’n fiets te kijken en ik schiet in vorm. Nouja, ik moet wel wat doen, maar relatief weinig om goed te zijn. Al jaren is een beproefd recept om per week één lange, rustige duurtraining te doen en me daarnaast bij spinning een keer totaal ‘in het rood’  (boven m’n omslagpunt) te werken en verder ook de extremen op te zoeken: extreem zwaar, extreem hoge trapfrequentie. Nog voor ik wist dat dat zo heette, deed ik dus aan ‘gepolariseerd trainen’: veel lang en rustig (komt stadsfiets nog bij) met weinig kort héél hard. En dat werkt voor mij bij fietsen als een trein.

Fietsen is mijn oudste en beste sport, en ook de enige waar ik dus kan merken dat ik ouder word. Ik doe al maximaaltesten sinds 2001 en ja, die hoge hartslagen en bijbehorende vermogens van toen, die zijn Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij. Maar wat ik bij een bepaalde hartslag nog wel presteer, daar is eigenlijk niet zo veel aan veranderd. Dat schommelt die 15 jaar al mee met hoe veel ik train, en is op het ogenblik op het beste niveau dat ik daarbij in de loop der jaren haalde, vergelijkbaar met de aanloop naar de Marmotte (2003) of de Afrika-reis (2008), mijn beste fietsjaren. 

Ik vind het hooguit door al het duurwerk lastiger dan toen om lang met een hoge hartslag te rijden: een korte triathlon of tijdritje helemaal rond mijn omslagpunt rijden, dat is twee jaar geleden.  Maar ook dat is op het moment weer minder belangrijk: de Ironman, dat wordt hoog in de duurzone.

En dat gaat wel goedkomen. Volgens Coen moet ik 30 gemiddeld kunnen halen, ik ga zelf uit van net iets langzamer dan dat. En ik heb er ontzettend veel zin in. Een keer echt serieus aan de bak moeten met het fietsen, dat was misschien wel de belangrijkste aanleiding om een keer een hele triathlon te willen doen. Want 180 km, dat is een serieuze afstand en daar heb ik serieus lang voor getraind – leuk om de kaap van de 200 km weer eens te ronden. De 90 van de halve vond ik nog niet uitdagend genoeg, ook omdat ik me op de fiets bij een langere triathlon altijd zal moeten inhouden om energie te sparen voor het…

Lopen

Dit onderdeel zou sowieso het spannendste worden. Mijn eerste marathonervaring was niet heel succesvol en ik wist dus: dat wordt een flink stuk wandelen, straks in Vichy. Hoeveel wandelen, daar gaat mijn eindtijd van afhangen, en ik durf er nog steeds geen voorspelling voor te doen.

En toen werd het dit vroege voorjaar ineens nog veel spannender, want in februari vond ik het al een opgave om op het station van de fietsenstalling naar het perron te wandelen, op m’n bergschoenen. Maar de sesamoïditis kwam net op tijd weer goed en is misschien wel een ‘blessing in disguise’ geweest, omdat het me aanzette tot nadenken over mijn looptrainingsaanpak. Ik moest onderkennen dat ik mezelf met lange duurlopen wel heel veel geweld aandoe. Vandaar de nieuwe trainingsaanpak, volgens de sportrusten/marathonrevolutiemethode, gevolgd door de chi-running.

Hardlopen werd één groot experiment zo. Hoe het allemaal gaat uitpakken op 42 kilometer na 180 km fietsen is spannend, maar op dit moment sta ik er verrassend goed voor. Door dat geweld van die lange duurlopen was mijn tempo in de afgelopen twee jaar achteruit gegaan, maar ik heb het nu net weer terug: zowel mijn duurloop- als intervaltempo zijn terug op het oude niveau. Alleen heb ik dus niet langer dan 17,5 km gelopen, op de run-bike-run van Luxemburg na. Ik ben superbenieuwd hoe lang ik in Vichy kan blijven hardlopen.

Belangrijker nog: ik heb de lol in hardlopen weer terug. Ik was toch aardig moeizaam aan het lopen sjokken geweest, heel vorig kalenderjaar. Zonder lange duurlopen en met een betere (en zich ook nog doorverbeterende) techniek voelt lopen weer lekker. Ik ben erg benieuwd waar het me gaat brengen, eerst bij de Ironman, mogelijk op de lange termijn ook nog andere dingen. Waar ik tot niet zo heel lang geleden dacht: ik doe het nog één keer, 42 km lopen, daarna noooooooooooit meer, denk ik nu wel eens: zal ik met deze aanpak nog eens een losse marathon aandurven?

De rest

En dan zijn er ook nog de belendende onderdelen:

  • Core stability, belangrijke ondersteuner en blessure-voorkomer: Ik ben misschien ooit al eens ‘krachtpatseriger’ geweest, althans, ik heb vijf minuten kunnen planken, doe er nu vier, en de sit-ups die ik nu met vijf kilo doe kon ik ooit met twaalf. Maar dat was toen wel veel eenzijdiger: juist teveel op dat krachtpatsen gericht en te weinig op souplesse en coördinatie. Ik ben tevreden met wat ik heb bereikt. Zo heb ik bijvoorbeeld veel beter geleerd om mijn bekkenbodem ontspannen te houden en mijn balans, bijvoorbeeld bij aanzetten op de fiets, uit de dwarse buikspieren te halen. Dat is met soms frustrerend kleine stapjes gegaan, maar de aanhouder wint!
  • Voeding: ik heb toegewijd geoefend met eten en drinken tijdens het sporten. Daarnaast heb ik vooral mijn best gedaan op gezond en veel eten. Mijn gewicht zit op de ondergrens van wat normaal is voor mij: net boven de 60 kilo, mijn ‘topvormgewicht’. Het dreigde er  in juni onder te zakken en dat was niet de bedoeling, dus sindsdien eet ik dus nog meer. Als ik zie hoe afgetekend mijn beenspieren zijn, denk ik wel dat mijn vetpercentage heel laag is. Ik voel me prima, ook op dit vlak kon het volgens mij niet beter zonder dat het geforceerd zou worden. Ik bedoel: ik heb geen heel streng dieet ofzo, ik heb bijvoorbeeld net wel weer een ‘maand droog’ achter de rug maar dat doe ik elk jaar, maar nu kijk ik uit naar een dagelijks glaasje Franse wijn zometeen, ze hebben vast wel iets lekkers regionaals daar in de Auvergne!
  • Mentaal: ik schreef een tijdje geleden al dat ik mezelf van een B in een C heb omgewerkt om een Ironman aan te durven, en ik heb sowieso wat angsten en twijfels onder ogen moeten zien in dit hele proces (voorbeeld). Comfort zone, daar moet je toch uit, zeggen ze, nou, soms wist ik niet eens meer waar die was. Best therapeutisch, Ironmantraining. Ik heb daar wel over geschreven ook (voorbeeld), en dat schrijven heeft óók geholpen. Ik heb nog nooit met zo veel vertrouwen (moeilijk woord voor mij) naar zo’n groot en ongewis evenement uitgekeken. Ik heb ook nog nooit zo sterk het gevoel gehad dat ik gaandeweg al zo veel mooie dingen bereikt heb en dat niemand mij dat nog af kan nemen, ongeacht wat er op 28 augustus gaat gebeuren. Veel genoegen in het proces dus, niet alleen in het doel. Maar daarover een van de volgende dagen!