Daar gaat-ie weer, zoals gebruikelijk, dit keer vanuit Oostenrijk: de proces-evaluatie de dag voor het evenement. Morgen rijd ik de tijdrit van de Radweltpokal waarop ik me vanaf oktober heb voorbereid. Ik had twee doelen:

  1. Die tijdrit zelf zo goed mogelijk rijden
  2. Kijken hoe ver ik op mijn 57e nog kan komen als ik weer helemaal voor een goede fietsprestatie ga, in plaats van mijn aandacht te verdelen over de drie triathlonsporten.

Het is bepaald geen probleemloos proces geweest, maar ik heb wel geprobeerd ‘to control the controllables’.

De uncontrollables

Om met het tweede doel te beginnen: dat heb ik niet behaald. Ik heb de focus sinds oktober op fietsen gelegd en ben een aardig eind gekomen, maar waar ik nu sta, is geen antwoord op de vraag hoe ver ik nog had kunnen komen. Verder, maar hoe veel verder – geen idee.

Anders gezegd: ik sta niet waar ik had willen staan. Daar is een simpele verklaring voor: ik heb sinds februari een paar keer fysieke pech gehad (met gekneusde ribben en darminfectie als grootste belemmeringen) bovenop een best wel veeleisende tijd. Daar had ik nauwelijks controle over. Shit happens – bij vlagen letterlijk. Ik heb mijn best gedaan, maar de antibioticakuur pakte bijvoorbeeld averechts uit en ik heb in het dagelijks leven misschien net niet genoeg gas teruggenomen in de slechtere tijden. Daar heb ik van geleerd.

Mijn sporten heb ik wel aangepast. Dat betekent dat ik sinds eind februari welgeteld vijf weken heb gehad waarin ik mijn trainingsschema helemaal kon volgen. Alle andere weken heb ik aanpassingen moeten maken, variërend van helemaal niet trainen tot lichter of korter. Hier is een diagram dat ik daarvan gaandeweg maakte:

Op de groene dagen kon ik op sportief gebied doen wat ik wilde. Op rood kon ik niks, of hooguit een beetje wandelen of rustige yoga doen. Oranje zit ertussenin: trainen met aanpassingen. Roze was een afwijkende week om andere redenen: Berlijn. Het rood van deze week was trouwens door 5 uur stilstaan op de snelweg in Duitsland, achter een zwaar ongeluk. (En zo’n diagram is natuurlijk een poging om enige grip te krijgen op de pech.)

Ik ben ook nu nog steeds niet helemaal fit: bij vlagen doen mijn darmen nog gek en ik ben duidelijk wat vermoeider dan normaal, met trager herstel en wisselende vorm van de dag. Net de laatste weken is ook nog eens m’n linker S/I-gewricht een probleem – een oude blessure, maar ik heb er in geen jaren zo veel last van gehad als nu. Gister bij het fietsen zelfs, in mijn hamstring. Dat is het laatste oranje blokje – en het laatste wat ik nu wil natuurlijk. Ik heb geen idee wat ik morgen ga kunnen.

De controllables

Ondanks de pech heb ik gedaan wat ik kon doen, dus wat ik wel kon controleren, om nu zo goed mogelijk voorbereid te zijn. Ik heb gericht getraind, in de periodes en op de dagen dat dat wel kon. Het recept werkte voor me: ik heb in relatief weinig trainingsuren toch nog een aardige progressie bereikt. Naast het gepolariseerde trainen dat ik altijd al deed, deed ik extra krachttraining thuis, in de sportschool en in de vorm van traptraining tijdens het hardlopen. Dat rendeerde volgens mij goed.

Ik heb ten opzichte van andere jaren bezuinigd op lange, rustige duur en dus naar verhouding intensiever getraind. Ik heb daarbij afgewisseld tussen ‘blokjes’ (langere intervallen die toenamen naar wedstrijdintensiteit), ’tunnel repeats’ (maximaal de Beneluxtunnel uit, als kracht- en hoog-intensieve training) en spinning (nog hoger intensief en ook kracht). Zo kon ik mijn FTP, vermogen bij omslagpunt (de belangrijkste output-maat die wat zegt over fietsprestaties), verhogen van 220 Watt in december naar nu naar schatting ongeveer 240. Die waarde had ik voor het laatst in het voorjaar van 2016 aangetikt, toen ik trainde voor de Ironman maar nauwelijks kon hardlopen en dus veel aandacht aan het fietsen besteedde. Hoger vermogen dan dat is van 2011 geleden. Hier is ook weer een grafiek die het verloop laat zien in die waarde:

Ik heb hierin alle gemeten waarden van vermogen bij omslagpunt verwerkt die ik terug kon vinden. Voor de gele streep was ik nog alleen fietser, daarna triatleet. Sinds 2018 is een deel van de metingen van mijzelf, in de vorm van een veldtest op mijn triathlonfiets, de rest is gemeten tijdens een maximaaltest bij Coen van Topvorm, in racefietshouding. In december kon ik die metingen vergelijken: ze komen goed overeen. Ik zou verwachten dat ik op mijn eigen racefiets net iets hoger kan komen, maar dat heb ik niet gemeten.

Ik kan uit de grafiek wel concluderen dat klopt wat ik schreef in mijn boek, namelijk dat mijn ‘input’, hartslag bij omslagpunt, weliswaar een stuk lager ligt dan vroeger, maar dat de output mee-fluctueert met mijn trainingsinspanning. Oftewel: training heeft op wat ik kan presteren – nog steeds – meer effect dan veroudering. Anders zou je immers een duidelijkere dalende lijn moeten zien. Het enige duidelijk zichtbare verschil is dat tussen fietser Louise en triatleet Louise. In mijn huidige waarde is de focus op het fietsen niet terug te zien, maar dat is al die pech. Ik had vooraf gehoopt minstens op 250 Watt uit te komen; ik denk dat dat er wel in had gezeten, al moet ik mezelf niet zomaar rijk rekenen natuurlijk

Ik heb lol gehad in deze manier van trainen, maar ik miste de lange ritten wel, al waren die ook minder goed mogelijk door al het gekwakkel en het vele slechte weer. Het gevoel van toenemende macht en snelheid op de goede dagen in de laatste weken was zeker fijn. ‘Droge’ krachttraining, dus al die squats en lunges met een rugzak met zand, vind ik iets minder leuk om te doen, maar het ging zo goed vooruit dat ik ook daar toch wel genoegen in kon scheppen.

Ik heb ook de andere twee triathlonsporten enigszins op peil weten te houden, genoeg om weer vanuit op te kunnen bouwen als ik dat wil. Met hardlopen had ik zelfs onlangs nog een mijlpaal: mijn 25e Parkrun (met dank aan Marijke voor de foto)!

Yoga en wandelen heb ik zelfs meer gedaan dan beoogd, ook weer door de omstandigheden. Met m’n lenigheid en core stability zit het dus wel snor. Vandaar ook dat ik extra baal van dat S/I-gewricht – waarvoor ik qua controllables twee keer naar de chiropractor ben geweest, maar dat was nog niet afdoende.

Ik heb het trainen de laatste weken ook nog serieus wedstrijdgericht gedaan, door omvang af te bouwen met behoud van intensiteit, in combinatie met veel rust (ik heb heel veel wielrennen gekeken, enorm genoten van het super-WK). De laatste dagen heb ik het parcours grondig verkend. Verder heb ik ook goed voor mezelf gezorgd, net wat meer dan normaal, om, zo goed en zo kwaad als dat gaat, in vorm te raken.

De laatste aanloop was nog wel apart, want het was van mijn Ironman geleden dat mijn belangrijkste seizoensdoel in het buitenland was. In de tussenliggende jaren had ik een pre-wedstrijd-routine ontwikkeld (hier beschreven) die ik niet zomaar mee naar Oostenrijk kon nemen. Zo ben ik al meer dan een week geleden naar masseur Marcel gegaan, en ik zei toen tegen hem dat ik hem graag had willen inpakken voor vandaag. Het voetenbadje is minder belangrijk omdat ik niet hoef te lopen, maar ook dat is een week geleden. De yoga doe ik wel trouw, en ik ben op avontuur geweest hier in de buurt: naar de schoonheidsspecialiste! Ik moest de afgelopen dagen immers m’n gemak houden, en daar leent zoiets zich goed voor.

Conclusie

Het eerste doel, die tijdrit morgen, gaat wel lukken: ik ga gewoon twintig kilometer zo hard mogelijk rijden. Hoe hard ik dan ga rijden en met welk vermogen het lukt, is afwachten. Ik hoop dat het me lukt om er lol in te hebben.  Ik heb het bij vlagen namelijk best zwaar met die ‘uncontrollables’. Maar ik weet ook wel dat wat doemdenken over mijn fysieke staat voor mij hoort bij wedstrijdspanning (;

Mijn start is om 11:43:30. Duim maar zo’n 35 minuten!