Bij de 1/3e triathlon van Oud Gastel afgelopen zaterdag had ik bij het fietsen en het lopen een stijgende lijn te pakken ten opzichte van de vorige keer. Bij het fietsen had ik ondanks regen en knetterharde en toenemende wind een hoger gemiddelde dan in Bocholt…
… en lopen ging zonder wandelen en voelde dynamischer dan toen – ook wel geholpen door de koelte, natuurlijk.
Het lukte met m’n eindtijd van 04u13’22 om niet laatste te worden (uitslag), wat in dat veld nog best een beetje spannend is – knetterhoog niveau – maar ik haal dan gelukkig op de fiets wel een boel deelnemers van de kortere afstanden in.
En nog een klein leuk dingetje: ik had persoonlijke jury-aanmoediging, langs de kant en zelfs vanaf de motor. Hans Geerts was NTB-jury en hij en ik waren ooit, heel lang geleden, huisgenoten, in onze studietijd op Uilenstede. Hans deed toen ook al aan triathlon; ik vond dat toen nog echt een volstrekt idiote bezigheid, herinner ik me. Een paar jaar geleden was ik hem, ook in Oud Gastel, voor het eerst weer tegengekomen, erg leuk. Het moet voor hem toen eigenlijk gekker zijn geweest dan voor mij, denk ik zo. Maar goed, we hebben na afloop nog even staan praten en we gaan elkaar vast vaker tegenkomen.
Oja, en de jury was verder ook erg aardig: het jurylid op deze foto had me in de eerste wisselzone net geholpen bij het aantrekken van een fietsshirt over m’n natte pakje (want brr, het was fris):
Maar ter zake. Ik had deze triathlon eerder gedaan, 3 jaar geleden, en toen gezwommen in 26 minuut-nogwat. Dat was voor mij toen razendsnel, maar de afstand was waarschijnlijk iets korter dan 1300 meter (ik had toen nog geen GPS-horloge). Ik ben sindsdien sneller gaan zwemmen, dus ik dacht dat 25-minuut-nogwat echt wel haalbaar zou zijn, mits ze de afstand gelijk hadden gehouden.
Het zwemmen mocht niet in wetsuit, dat scheelt misschien iets, maar bij mij niet heel veel. Het voelde hartstikke lekker. Weinig last van de drukte, lekker water, mijn slag voelde goed, ik haalde zwemmers in.
Mijn eerste verrassing was dat ik bij de keerboei naast manlief bleek te zwemmen – normaal ben ik toch echt wel sneller, afgelopen woensdag nog, toen we samen in de Schie zwommen. ‘Ben ik nou zo langzaam of jij nou zo snel?’ vroeg ik hem nog gauw.
De terugweg voelde echter nog lekkerder, en ik dacht hem ook wel echt losgezwommen te hebben. Maar bij het klauteren uit de Roosendaalse Vliet was hij de persoon vóór mij.
En toen zag ik de klok.
35 minuut-nogwat.
35 minuten? Over 1300 meter? 10 minuten langzamer dan mijn inschatting? Ja, de klok klopte, mijn horloge liet hetzelfde getal zien.
Vijfendertig minuten??? Man-o-man, wat was dat een dreun. Beslist de grootste discrepantie tussen inschatting, gevoel en resultaat ooit. Mijn langzaamste zwemgedeelte ooit in een triathlon. Totaal onverklaarbaar. Nouja, inmiddels heb ik van Henk en clubgenoot Marcel (die met ons meereed, was gezellig) begrepen dat ze 5 minuten langzamer waren dan bij eerdere edities, en het was ook echt langer, zeker 1400 meter – maar dan nog houd ik zo’n 5 onverklaarbare minuten over. En dat is nog steeds veel op zo’n tijd. Ter vergelijking: in Ter Aar was ik 10 seconde langzamer dan ik had voorspeld.
De dreun nam ik als het ware mee de fiets op – ik heb niet de bewonderenswaardige vaardigheid van veel topsporters om een teleurstelling meteen naast me neer te leggen en te focussen op het vervolg. Fietsend in de grauwe, kille motregen tegen windkracht 4, 5, misschien aan het eind wel 6 in, vroeg ik me ernstig af waarom het nog doe, triathlons. En of ik het nog wel leuk vind. Dat is wel een beetje te zien, geloof ik:
Dat soort vragen stellen is ze beantwoorden natuurlijk. Ik train niet om zo weinig loon naar werken te krijgen. Ja, het trainen is ook leuk, maar het wordt als het ware gekleurd door het werken naar doelen toe. Op dat punt heb ik vorig jaar een topjaar gehad, en is het dal nu wel heel diep, in dit season after.
Waarom fietste ik verder? Er ging van alles door mijn hoofd. Hoop dat het beter zou gaan – en het ging ook beter, nouja, beter dan in Bocholt, nog niet echt op niveau, maar ik had in elk geval weer enige macht in mijn benen. Het besef dat ik op dit moment extreem wisselvallig presteer, en dat het vast ook wel weer eens de goede kant op zal vallen, maar daar moet ik wel voor door blijven gaan, anders ontneem ik mezelf de kans op succes helemaal. Een tijd is maar een tijd, als ik stop omdat die tegenvalt laat ik me ringeloren door meetbare prestaties, en dat is lang niet het enige wat telt. Zie het als nuttige training (‘ik ben er nou toch’). Enne: ik laat me niet zomaar kennen.
Maar vrolijk werd ik er niet van. Het zijn sowieso – nog steeds – vrij taaie tijden voor mij, voor ons, ook op ander vlak. Ook dat weegt mee.
Zondag kikkerde ik weer een beetje op. Ik was als vrijwilliger bij de Vrouwentriathlon (ik heb o.a. naderhand het persbericht geschreven). Dat was sowieso leuk en gezellig, en bemoedigend om al die vrouwen op hun eigen (sterk uiteenlopende) niveau te zien sporten, plezier maken en hun grenzen verleggen.
Maar ook maakte ik een praatje met collega-vrijwilliger Wilma, die – met een topsportachtergrond – inmiddels overgangsconsulente is. Hèhè, eindelijk eens iemand die iets zinnigs te melden heeft over sporten in de overgang! (Zie mijn eerdere, tevergeefse zoektocht naar informatie). Mijn verhaal over extreem wisselvallig presteren en af en toe het gaspedaal totaal niet kunnen vinden herkende ze en ze kon het uitleggen aan de hand van de wisselwerking van die wiebelige vrouwelijke hormonen en stresshormoon cortisol.
Cortisol is hetzelfde hormoon dat waarschijnlijk verantwoordelijk is geweest voor al mijn slechte slapen in een eerdere fase van de overgang. Kennelijk komt dat bij mij heel nauw, ook al heb ik bepaald niet het gevoel dat ik van stress aan elkaar hang. Maar, zo begreep ik ook al eerder: het hormonale gewiebel is al een bron van stress op zich voor je lichaam. Wilma noemde dat interne stress, waardoor je minder ‘aanspoorbaar’ bent door externe stressoren zoals een wedstrijd. Dus waar ik denk met een wedstrijd bezig te zijn, denkt mijn lijf pompiedom – zoiets.
Wiebelen, dat hebben de hormonen de afgelopen weken gedaan als nooit eerder (zie hier). Het heel grillige (en vaak onder-)presteren is eigenlijk sinds februari (zie mijn eerdere marathontwijfels) en het lijkt alleen maar zotter te worden. Ik verlang enorm naar meer voorspelbaarheid en stabiliteit, naar het einde van de menstruaties (maar vergeet dat voorlopig maar weer – gewoon weer na 4 weken, en op het ogenblik het heftigst ooit).
Er zijn nog twee overeenkomsten tussen dat slapen en de wisselvallige sport, en dat zijn duidelijk mijn levensthema’s op dit moment.
In de eerste plaats zijn het lessen in de dingen nemen zoals ze komen. Ik kon niet op wilskracht in slaap komen, ik kan ook niet op wilskracht beter presteren (dat is juist het hele punt). Ik heb het niet in de hand. Ik doe wat ik kan doen, en dan komt het of niet. Ik heb niet anders dan dat te accepteren, ook al is dat soms moeilijk.
In de tweede plaats confronteert het me met de angst dat het nooit meer goed komt, dat het vanaf nu alleen maar een rechte lijn naar beneden is. Dat ik nooit meer de sportvrouw kan zijn die ik was. Dat ik nooit meer boven mezelf uit kan stijgen. Dat ik nooit meer de kick van wél goed presteren zal ervaren. Dat de verslechtering in dit tempo doorzet. Dat ik dus binnenkort dit soort dingen niet meer kan doen. Dat ik niet meer kan genieten van het sporten. Dat ik instort. Dat het einde van mijn sportieve bestaan rap nadert.
Ik weet dat dat niet waar is allemaal. Die angst voor de rechte lijn naar beneden, richting het zwarte gat, die draag ik al mijn hele leven met me mee, maar die is niet rationeel. Mijn PR op de 1/8e is nog maar zes weken geleden (ik word daar achteraf hoe langer hoe blijer mee). Net als met het slapen gaat het met het sporten ooit weer goedkomen. Deze levensfase, en zelfs dus de 1/3e triathlon van Oud Gastel, biedt me de kans weer een stukje van die angst af te verwerken en te oefenen in vertrouwen en hoop.
En ook daarom sport ik.
En nu echt vergeten verder, dat beeld van die klok. Vervangen door mooiere beelden, zoals de bovenste foto. Er zijn in Oud Gastel sowieso een boel leuke foto’s gemaakt, dus hier zijn er nog een paar. Mijn gang door T2 is helemaal te volgen: binnenkomst, sok aan, schoen aan, knoppie-druk en gaan!
Hier is een mooie ‘zweeffoto’ van manlief:
En tot slot: deze vond ik gewoon grappig en kleurrijk, schoentjes wachtend op hun loper in T2 (het zijn twee gescheiden wisselzones):
(Dank aan Ilona van Nijnatten, Koen Mol, Petra Huijsmans en Paul van Dongen voor de foto’s en @tveerke voor het doorgeven ervan.)
Denk aan wat je hebt geleerd tijdens de yoga; loslaten van die exacte doelen en je komt vanzelf verder! Laat het gaan en geniet van het bewegen.
Ik weet zeker dat de prestaties vanzelf beter worden.