Vandaag is de eerste dag van de rust- en herstelperiode voor lichaam en geest, tussen het laatste zware trainingsblok en de wedstrijd. Wat een sporter dan doet, heet taperen. Het komt voor mij nu neer op:
- Uitrusten. Vooral niet te veel doen! Je presteert beter als je ietsje ondertraind aan de startstreep staan dan overtraind. Bovendien: ik heb gewoon goed getraind, daar mag ik op vertrouwen. Dus gas eraf, in toenemende mate: elk van die drie weken doe ik nog maar de helft van de week ervoor. En in geval van twijfel nóg minder!
- Blijven bewegen. Want drie weken stilzitten, dat is niet de bedoeling. Twee soorten trainingen mogen nog wel:
- Relaxte en ontspannen dingen, zoals een stukje wandelen, body-balance, rek- en strekoefeningen, stukkie losfietsen.
- Korte, intensieve trainingen. Dat kweekt de topvorm. Maar niet te veel – punt 1 is belangrijker!
- Andere lekkere dingen voor het lijf. Ik heb nog sauna, kapper en schoonheidsspecialiste in de planning (heb ik nou ook tijd voor), goed blijven eten, op tijd naar bed, misschien nog een duik in zee, een paar bezoekjes aan masseur Marcel – enzovoort. Op de bank hangen en Olympische Spelen kijken mag ook!
Ah, lekker! Laat die topvorm maar komen, zo! Zeg ik nu. Want taperen is ook berucht: sporters kunnen er behoorlijk sikkeneurig van worden. Dit lijf is net gewend aan ellenlange trainingsweken, en dan ineens ‘mag’ dat niet meer. Deels is die sikkeneurigheid precies wat je wilt: gretig worden voor de wedstrijd. Deels is het ook niet fijn. Ik ben benieuwd – meestal valt het bij mij wel mee, geloof ik. En waarschuwen jullie als het anders is?
En dan ga ik nu naar het zwembad. Trainen. Categorie 2A van hierboven: rustige techniek.
Geef een reactie