Sohee, dat was een heftig dagje gister bij de Line Crossers triathlon. Ik schreef hier vrijdag al dat ik me wat zorgen maakte over het weer. Harde wind en kou betekent langzamer fietsen, sowieso en door slechtere aerodynamica. Langzamer fietsen met een limiettijd betekent: minder tijd om te lopen. Plus dat kou meer wisseltijd kost, en vooral: veel energie.

Op het moment dat ik dat schreef, had ik toch iets optimistischere verwachtingen al dan hoe het gister uitpakte. Ik heb het zelfs met de warmste kleren die ik voorbereid had koud gehad op de fiets, het heeft knetterhard gewaaid en het heeft geregend. Het ging drie ronden lang nog enigszins, maar de vierde was echt vreselijk: ik stond bijna stil in de tegenwind en wat er op dat moment viel, zat dichtbij hagel. Ook het lopen was koud, nat en winderig, tot een paar kilometer voor de finish.

In hoeverre het die omstandigheden zijn geweest dat het lopen niet goed ging of dat ik mijn lopen had overschat, dat weet ik niet, het zal een beetje van allebei geweest zijn, maar in elk geval: de limiet van 6u15 heb ik niet gehaald, ik was 11 minuten langzamer. Ik was tijdens het fietsen al een beetje bang dat mijn benen te veel kou te verduren hadden gehad, en hoe dan ook: het lopen ging niet goed. Ik liep eigenlijk vanaf het begin niet hard genoeg, mijn energie raakte op, maar vooral: ik kreeg kramp boven m’n rechterenkel – had ik nooit eerder gehad. Dat was jammer. Ik moest af en toe wandelen en wist halverwege dat ik het niet zou gaan halen.

Maar ik mocht wel doorgaan. Met de bezemwagen achter me aan. Ik was toen de laatste deelnemer geworden namelijk. Na het fietsen had ik er nog een paar achter me, maar die kwamen me voorbij. Die bezemwagen had van mij niet gehoeven: buiten tijd is buiten tijd, hij  mocht me wel voorbij en dan zou ik buiten mededinging uitlopen – ik wilde naar de finish. Maar het ‘moest’, zo zei hij, achter de laatste deelnemer blijven, anders moest ik instappen. Ik vond dat nog even best wel lastig, om zo veel geduld van iemand te vragen. Het duurde wat kilometers om me daaroverheen te zetten en de twijfel om in die auto te stappen overboord te kieperen. Net die laatste kilometers gingen ook weer ietsje beter. Dank aan de bezemwagenchauffeur voor het geduld!

En toen werd de finish er eentje om nooit te vergeten. Ik dacht dat ik niet meer echt kon finishen, want ja, te laat. Maar nee: er stond een soort erehaag van vrijwilligers me op te wachten, die gingen allemaal klappen en juichen, ik werd ‘doordouwer’ genoemd door de speaker (haha, ja), de finishboog stond gewoon nog en direct daarna stond de burgemeester van Altena me op te wachten voor mijn medaille:

Daar is geen foto van, ook al was manlief mee en maakte hij andere foto’s. Totdat hij zelf in mijn vierde fietsronde zijn loopschoenen aantrok: hij is het laatste rondje me me meegelopen. Dat was heel fijn, want anders was het zeer eenzaam geworden. We waren maar met 83 deelnemers, waarvan er 76 zijn gefinisht. Het lopen was één grote ronde, en het grootste deel van de tijd was er niemand in zicht. Af en toe vrijwilligers – ik denk dat er meer vrijwilligers dan deelnemers waren, en die waren allemaal super-aardig en enthousiast. Terwijl het ook voor hen geen aangename omstandigheden waren natuurlijk.

Dat verlatene van die ene grote ronde, dat is ook wel het unieke aan deze triathlon. Ik schreef net in de evaluatie dat ik in vijftien jaar triathlon nog geen mooiere ben tegengekomen qua natuur. Ik vond het bij mijn – zonnige en warme – verkenning van het fietsparcours al prachtig, en tijdens de eerste fietsronde gister opnieuw. Het was heel anders, met dat ruige van het slechte weer en de rust van de vroege ochtend. Het had iets van Schotland ofzo, maar dan plat. De looproute volgde deels het fietsparcours en nam nog een prachtige doorsteek. Overal water, groen, weidse luchten, en roof- en watervogels. Het leek wel een natuurexcursie Biesbosch. Manlief zag een lepelaar en stond nog even met een ganzenei in zijn handen. Hij had gehoord dat het er ook barst van de bevers, maar die zijn slecht te zien natuurlijk. ’s Ochtends was het zwemparcours in het Steurgat ook al zeer fraai geweest: mooi water tussen groene muren. En die hele omgeving krijgt nog extra kleur door het verhaal over de dappere linecrossers.

Over het zwemmen gesproken: dat ging hartstikke goed. Ik denk dat het te kort was, maar met 36’30 (zelf geklokt) ben ik sowieso dik tevreden. We hadden een aparte vrouwenstart, met z’n zeventienen ofzoiets, “de kleinste startgroep ooit”, zo constateerde een van de andere vrouwen, en ja, dat klopt ook wel – en ik denk dat ik weer de oudste was:

Ik ben die met dat witte horloge, 5e van rechts – maar liefst vier anderen in hetzelfde merk en type wetsuit

Dus dat was rustig zwemmen met alle ruimte. Daardoor kon ik me goed concentreren op m’n techniek. Grote boeien maakten navigeren ook nog eens makkelijk. Het water was 18 graden, zo zei men, en dat was aanzienlijk warmer dan de buitenlucht.

Op naar de eerste wissel:

Die ging okee maar niet heel snel. Nouja, bij zo’n lange afstand is dat niet heel erg. Met goede moed aan het fietsen begonnen, al ziet dat er op de foto anders uit:

Manlief maakte bij mijn eerste doorkomst foto’s en gaf me bij de tweede een nieuwe bidon:

Het fietsen ging eigenlijk gewoon goed. Ik wilde 190 Watt gemiddeld rijden en dat lukte prima. Eten en drinken ging ook geheel volgens plan. Tegen het eind van de derde ronde begaf wel m’n vermogensmeter het: batterij op. Ik vermoedde al zoiets en had hem willen vervangen, maar dat ging van de week niet zomaar: de inbusbout van het sluitdekseltje van de batterij is versleten en de sleutel draait dol. Daar is vast ook wel wat aan te doen, maar dat is ten onder gegaan aan het probleem met de rem. Nouja, ik wist na drie rondjes wel hoe het moest voelen, dus dan maar zonder metertje door.

Maar toen kwam dus wel die qua weer afgrijselijke vierde ronde, met rukwinden en ijsregen. Waar ik na drie rondjes op 31,2 km/u gemiddeld doorkwam, zakte dat weg tot 30,8 en dat was net genoeg om het precies in 3 uur te halen. Dat viel tegen, maar dat lag aan het weer – ik heb me kranig geweerd, vind ik.

Dus eigenlijk ging alles goed op het lopen na. Daar kan ik wel mee leven. Ik had zeker op beter lopen gehoopt, maar het zat er echt niet in.

Om het verhaal van de dag even af te maken: de wekker ging om 5 uur, oef – maar gelukkig had ik wel goed geslapen. Om 6 uur reden we weg, met de playlist die ik in 2016 voor mijn Ironman aanlegde op de speakers, dat was fijn. Ondertussen kletterde de regen af en toe tegen de voorruit en zag ik op de auto-thermometer dat het 11 graden was. Oef! We waren er tegen half 8, en dat was maar net genoeg tijd om alles in gereedheid te brengen, want parkeren en me melden kostte wat tijd.

Ik was ook nogal aan het prutsen met de tatoeage-nummers die je op je hand moest plakken (doe mij maar gewoon met stift). Uiteindelijk heeft een EHBO-dame me nog geholpen met het water dat je daarvoor nodig had, desalniettemin lag het meeste er al af nog voor ik startte. Een stukje van een 7 zit er echter nu nog:

Maar alles net op tijd klaar.

Enfin, toen dus van start, en dan is het ineens 6 uur en 26 minuten later – zo’n wedstrijd doet altijd iets wonderlijks met mijn beleving van tijd. Ik was behoorlijk kapot toen ik over de finish kwam. Gauw m’n fiets uit de wisselzone gehaald, want die werd al onttakeld. Ik was zo moe dat ik amper m’n spullen naar de auto kon dragen, gelukkig hielp manlief ook daarbij. Ook warme en droge kleren aantrekken bij de auto was geen sinecure. Daarna vlot thuis, tegen 5 uur. Daar wat dingen uitgehangen en opgeruimd, het wassen van alle natte zooi uitgesteld tot vandaag. Gedoucht en gegeten en verder vooral niks meer gedaan – beetje krant lezen en voetbal kijken enzo. Daarbij m’n eerste bier in vier weken gedronken, want ik had m’n jaarlijkse maand droog aan de wedstrijdvoorbereiding gekoppeld. Ik had gruwelijk zere benen, vooral bij opstaan uit een stoel. Ook vandaag, na een lekker lange nacht, voelt mijn lijf nog behoorlijk aangeslagen, van enkels tot nek zo’n beetje, ik heb zelfs spierpijn in mijn buikspieren. Maar dat gaat allemaal gewoon weer herstellen, er is niks stuk – m’n lastige rechterheup vond alles best.

Wel denk ik dat dit mijn laatste halve triathlon was. Ik heb het nog een keer geprobeerd, na eerdere vergelijkbare ervaringen, maar als ik zelfs met deze loopvorm en -getraindheid moet wandelen en er 2u37 over doe, dan is het voor mij gewoon te hoog gegrepen – ook zonder strenge tijdslimiet (vind ik). Ik schreef het vrijdag al: ik word er ook niet sneller meer op. Gelukkig zijn kortere triathlons ook heel leuk. Als dit inderdaad mijn laatste is, dan was die in elk geval memorabel!