In januari meldde ik hier dat ik van plan was om de marathon in eigen stad te gaan lopen. Ik heb achteraf wel eens gedacht: ik heb me in een vlaag van overmoed daarvoor aangemeld. Ik wilde het nog heel graag eens proberen, correctie: ik wil het nog heel graag een keer proberen. Zondag is het zo ver. Maar ik heb er een hard hoofd in. Als het weer niks wordt, als ik weer zo ga lopen strompelen als de laatste 12 kilometer in Istanbul bijvoorbeeld, dan wandel ik naar de metro en houd ik de hele marathon voor gezien. Motto: het moet wel leuk blijven.

Ik heb min-of-meer getraind via de marathonrevolutiemethode: zonder lange duurlopen, maar aangepast aan het trainen bij een atletiekvereniging en met op sommige zaterdagen de hardlooptrainersopleiding, en een iets hoger uitgangsniveau. Ik heb redelijk kunnen trainen, af en toe wat kwakkeltjes, daarover schreef ik eergisteren al, maar de grote lijn was okee.

Dat heeft wel wat opgeleverd, maar een boel ook niet.

Wat het sowieso niet oplevert, die methode, is zelfvertrouwen: ik heb nauwelijks langer dan 14 km gelopen, en zondag zijn het er 42. Dat is sowieso spannend natuurlijk, maar die onzekerheid durfde ik wel aan, dat was het experiment. Ik weet niet of ik erin geloof dat je met zo weinig kilometers een marathon kan lopen, maar ik zou het sowieso niet meer doen met lange duurlopen, en dit experiment ben ik weloverwogen aangegaan.

Wat het wel heeft opgeleverd: ik voel me goed, ik ben fris, uitgerust, ik voel me scherp, die duurlopen van 14 kilometer loop ik inmiddels moeiteloos en daarvan herstel ik snel. Dat was op weg naar Istanbul wel anders.

Wat het niet heeft opgeleverd: ‘meetbare’ progressie, in twee opzichten:

  1. Een hoger tempo bij een vaste hartslag. Ik ga de marathon lopen op duurlooptempo, hartslag <130, dus daar heb ik veel bij getraind. Idee daarvan is dat je dan langzaam-maar-zeker sneller wordt bij die hartslag. Nou, dat is niet gebeurd. Mijn tempo zwalkt. De laatste vijf 14-kilometer-lopen gingen gemiddeld in respectievelijk 6’48, 6’25, 6’45, 6’30 en 6’49 per km. Zeker die laatste was een klap in mijn gezicht, want toen voelde het heel lekker, maar o, wat is dat langzaam! Die 6’25-6’30, dat is wat ik me voorstel bij m’n marathontempo, dan loop ik ‘m in 4u30 ongeveer. Maar daar kom ik dus soms niet eens in de buurt.
    En hoezo, vanwaar die grilligheid? Ik kan alleen maar bedenken dat ik hem kennelijk technisch af en toe ‘niet raak’, maar dat merk ik dan dus niet.
    Overigens verklaarde die wisselvalligheid wel een deel van de ellende van die lange duurlopen op weg naar de marathon van Istanbul, want die liep ik op een vast tempo (in plaats van hartslag) en dus soms te intensief, waardoor ze te hard aankwamen. Die grilligheid is niet nieuw, namelijk, die signaleer ik ergens al wel jaren. Ik heb de woelige overgangshormonen ook wel eens de schuld gegeven, maar die zijn op dit moment redelijk koest, althans, zo ervaar ik het.
  2. Betere resultaten op de VIAD-test. Ik heb er op 23 januari een gelopen en gister, en die resultaten zijn zo ongeveer gelijk. Gister bleef mijn hartslag bij de vaste tempo’s soms ietsjepietsje lager en mijn herstelhartslag ietsjepietsje hoger, maar het scheelt heel weinig en dat is afgerond dus gewoon geen duidelijke progressie. Voor wie de getallen wil zien: hier zijn ze.

Tsja. Nouja, op zich is dit beter dan op weg naar Istanbul, want toen was ik trager geworden en had ik enorm afgezien op die lange duurlopen, en dat is nu niet zo. Maar wat ik ook kan concluderen: mijn trainingsaanpak heeft onvoldoende gerendeerd.

Komende zaterdag krijg ik ook nog eens mijn diploma als hardlooptrainer, dus de vraag ‘wat nu?’ moet ik eigenlijk zelf kunnen beantwoorden. Welnu, dit zijn mijn ideeën daarover:

  1. Wacht die marathon eerst maar eens af – wie weet.
  2. Als het niks wordt: doelen bijstellen. De (halve) marathon verder vergeten en me richten op afstanden tot 10 km. Boven het uur wordt hardlopen wezenlijk veel moeilijker voor me. Ik weet: met een marathon daag ik mezelf enorm uit. Misschien is het gewoon een brug te ver voor me. Jammer, maar geen probleem: ik wil m’n grenzen graag verleggen, maar soms loop ik er dan dus ook tegenaan.
  3. Anders gaan trainen. Van lange duurlopen ga ik achteruit, met kortere duurlopen heb ik stagnatie, dus laat ik het eens zonder duurlopen proberen. Het is lastig voor me om met zo’n lage intensiteit technisch goed te lopen, dat is de kern ervan denk ik. En verder heeft het mogelijk ook nog met m’n ‘dikke poten’ te maken: ik heb niet de bouw voor een lange-afstandsloper. Er zijn trainingsmethodes zonder duurlopen – ik schreef daar al een keer over
  4. Nog meer investeren in techniek, al valt het me tegen wat bijna een jaar daaraan werken me oplevert – nog niks, althans, niet in snelheid. Het schijnt er wel beter uit te zien en het voelt ook lekkerder, maar het voelt vooral lekkerder op de korte afstanden. Ik kan volgens mij vooral veel harder sprinten dan voorheen. Nou heb ik met zwemmen ook een periode gehad dat de techniekverbetering op langere afstanden niets opleverde, dat doet het ondertussen wel, dus wie weet heeft dit nog wat meer tijd nodig.
  5. En vooral: blijven genieten, los van de tijden en de snelheden en de prestatiedrang. Ik geef toe: dat is wel eens lastig. Ik was gister na die VIAD-test echt teleurgesteld, omdat ik graag loon naar werken wil. Misschien, zo dacht ik, moet ik ook maar eens minder hard werken ervoor. Dat lopen, dat is wel okee, maar al die core stability en andere oefeningen…

Dan is er nog één aspect wat mij helemaal met stomheid slaat. Ik heb namelijk wel reuze-progressie, maar ergens anders. Een maand geleden liep ik op zaterdag een halve marathon waarbij ik compleet op een hoop ging. De dag erna ging ik met moeie benen m’n geliefde trainingsrondje fietsen naar de punt van de landtong van Rozenburg, 73 km. Het woei een beetje, het was druk op het pad, ik had nog heel weinig gefietst (in de zin van: training – wel op de stadsfiets) en mijn hartslag bleef hartstikke laag (gemiddeld 119). Toen ik terugkwam, was het maar goed dat ik al was afgestapt toen ik op mijn horloge keek, anders was ik subiet van m’n fiets gevallen: dat was een recordtijd. Ik ben op dat traject nooit eerder zo snel geweest. Huh?

Dus wat levert al dat hardlopen op? Teleurstellende hardloopprestaties en geweldige fietsbenen. En dat vind ik toch echt moeilijk om te begrijpen.

Nou goed, duim maar voor me zondag, het wordt (voor mij) lekker weer! En als alles aan trainen een experiment is, dan is zondag dat bij uitstek. Ik meld me wel weer hier om erover verslag te doen.

 

Oja, en dan denk je misschien: maar ze heeft bij die Ironman toch ook een marathon gelopen? Ja, in een tijd die me zondag buiten de tijdslimiet zou brengen, met veel wandelen. Zo ga ik het écht niet doen zondag, dan wandel ik naar de metro!