Jaren geleden hoorde ik in de sportschool een vrouw iets zeggen wat diepe indruk op me heeft gemaakt. Het was er één van een groepje vrouwen van ongeveer mijn leeftijd, die na het sporten in de kleedkamer zaten uit te puffen – en te klagen. Ze hadden het over hoe naar het is om altijd maar te moeten diëten en te moeten sporten, om de kilo’s in bedwang te houden. Er viel een stilte, en daarna zei er een: “Ach ja, we hebben levenslang”.
Het was geen grapje, dat kon ik merken aan de reactie van de andere vrouwen. Ik stond aan de grond genageld.
Ik denk dat er heel veel vrouwen zijn die datzelfde levenslang hebben. En wat zou ik graag willen dat die vrouwen uit die gevangenis bevrijd worden. Dat ze zichzelf uit die gevangenis bevrijden. Dat ze de stap kunnen zetten naar vertrouwen op en genieten van wat hun lijf allemaal doet en kan, in plaats van het te veroordelen om hoe het eruit ziet.
Samantha Brennan en Tracy Isaacs hebben die stap gezet, en ze schreven er een boek over: Fit at mid-life. Dat vind ik nog niet zo aansprekende titel, maar de ondertitel wel: a feminist fitness journey. Feminisme en fitheid, ja, sinds die levenslang-opmerking weet ik zeker dat sport een feministisch onderwerp is.
Via-via belandde ik op het weblog dat ten grondslag aan het boek, ‘Fit is a feminist issue‘ (daarin echoot een feministische klassieker), en toen werd ik nog enthousiaster: de schrijfsters namen zich op hun 48e samen voor om op hun 50e de fitste versie van zichzelf te zijn. Zo van: weg met diëten en sporten voor de slanke lijn, het gaat om fitheid.
En om lol, dat ook – jemig, kan dat, schrijven over sport en vrouwen vanuit het perspectief van plezier? Dat is echt zeldzaam!
Oja, en Brennan en Isaacs zijn ook nog eens filosofen en actief op het gebied van vrouwenstudies. Nou…
Met torenhoge verwachtingen ging ik het boek lezen. Het beschaamde die niet, het werd zelfs eigenlijk nog leuker dan ik had verwacht toen bleek dat Isaacs die fitste versie van zichzelf realiseert in de vorm van… triathlon! Ze maakt kennis met die sport bij een vrouwentriathlon en dat evenement betekent veel voor haar: zo kan het dus ook, sporten. Ze volbrengt een jaar later op haar 50e een Olympische afstand.
Een boel herkenning dus, en soms is het ineens ook heel anders, zoals haar worsteling met het fietsen, haar slechtste onderdeel. Brennan en Isaacs zijn Canadezen, ja, dan kan fietsen een exotische bezigheid zijn.
Het boek gaat trouwens niet alleen over triathlon, er komen een boel verschillende sporten aan bod, waaronder ook aikido, cross-fit en yoga.
Ik schrijf niet in mijn boeken, maar anders had ik regelmatig ‘ja!’ in de kantlijn geschreven. Met instemming las ik over allerlei thema’s die mij ook al jaren bezighouden, maar waar het weinig over gaat. Over hoe sport bij vrouwen altijd in verband gebracht wordt met de slanke lijn, calorieën verbranden en het uiterlijk, en niet met presteren of plezier. Over hoe vrouwen leren om door de ogen van een buitenstaander naar hun lichaam te kijken, in plaats van het te ervaren. Over hoe treurig het is dat de relatie van vrouwen met hun lichaam vooral gekenmerkt wordt door schaamte en haat (vanwege gewicht en uiterlijk), en hoe zeer dat hun kracht en plezier ondermijnt. Over dat voldoen aan het schoonheidsideaal niet wil zeggen dat je dan gezond bent (want: vaak te mager en ondervoed). Over hoe beeldvorming van vrouwen in de sport hun kracht subtiel ondermijnt, al is het maar omdat ze er óók altijd goed of schattig uit moeten zien (roze, rokjes, blote buiken). Over hoe moeilijk voor veel vrouwen presteren en competitie is, terwijl daar juist veel kracht en lol uit te halen is – als het niet zozeer gaat om winnen maar om zelf beter worden.
Nouja, en noem maar op.
De hoofdstukken in het boek wisselen af tussen beschouwing en persoonlijk verslag. Zo lezen we dus over hoe het de auteurs vergaat in de twee jaar van hun streven. Dat is niet alleen maar rozegeur en maneschijn – het gaat ook over blessures, verdrietige familieomstandigheden, schipperen met tijd, gezin en werk, en moeilijke keuzes, want je kan niet alles. De meer beschouwende stukken houden het midden tussen een feministisch betoog en praktische adviezen: hoe word je fit? Het is goed leesbaar allemaal.
Twee inzichten vond ik in het bijzonder interessant:
- De beide vrouwen konden de stap van sporten voor de slanke lijn naar sporten voor fitheid en plezier zetten door te accepteren dat diëten een heilloze weg is (p. 74: ‘The Difficult Truth: Diets Don’t Work’). Ze moesten dus onder ogen zien dat nog een dieet en nog een sport- en eetaanpak waarin vetpercentage centraal staat geen zin had. Het deed mij denken aan de A van ACT: volledige acceptatie dat wat je tot nu toe gedaan hebt, je niet helpt – je levenslang geeft. Eerst is dat heel ongewis, daarna komt er ruimte voor iets anders; dat breekt de gevangenisdeuren open.
- Het boek gaat in op het verschil tussen compartimentaliseren en integreren. Dat zit hem in de plaats die sport inneemt in je leven: is die apart, of een onderdeel van de dagelijkse gang van zaken? Compartimentalisten gaan met de auto naar de sportschool om daar op een hometrainer te gaan zitten. Sport is voor hen iets met een aparte plek en bijvoorbeeld ook aparte kleren. Integrationisten zeggen niet aan sport te doen, maar ondertussen doen ze alles op de fiets of te voet en zijn ze daardoor zo fit als een hoentje. Moderne maatschappijen maken het integrationisten niet zo makkelijk: bewegen is steeds meer naar de uithoeken van ons leven verdrongen. Maar om voldoende te bewegen, is integreren essentieel. Alleen een uurtje sportschool af en toe, en verder alleen maar zitten, is nog steeds maar heel weinig beweging.
Het boek smaakt naar meer in de zin dat het bij mij vragen oproept waarover ik graag in discussie zou gaan. Ik ga die vragen in het Engels vertalen en dan aan de auteurs toesturen, wie weet wat dat nog oplevert. Dit zijn ze:
- Moet je niet oppassen dat je vrouwen weer een nieuw ideaalmodel voorspiegelt? Eerst ‘moesten’ ze sporten om slank te blijven, nu ‘moeten’ ze sporten om fit te zijn en te blijven, tot op hoge leeftijd? Weer een nieuwe norm?
Ik vind fitheid als ideaal weliswaar nastrevenswaardiger dan een op het uiterlijk gericht ideaal: als je fit bent en blijft, kun je langer het leven lijden dat je wilt lijden. Maar ik vind toch ook dat het pure plezier nog onvoldoende aandacht krijgt in het boek. Of je wel fit blijft, is nogal ongewis: ja, sporten maakt fitter, maar je kan nog steeds volgende week omvallen. Er zou wat mij betreft meer nadruk mogen liggen op korte-termijnplezier, zoals bijvoorbeeld hoe lekker je kan denken tijdens het sporten, hoe leuk het is om progressie te boeken, en hoe zeer je wijden aan een trainingsregime je leven structureert. - In het verlengde van het vorige punt: legt het boek de lat niet te hoog? Zo zullen veel vrouwen het ervaren. Niet zozeer qua prestatie, die vind ik nogal meevallen – Isaacs is een uur langzamer dan ik op de Olympische afstand. Maar wel qua tijd die ze aan sporten besteden. Beide vrouwen geven overzichten van wat ze doe in een week, zonder uren erbij, wel vaak met twee sportmomenten op een dag. Ik schrik daar niet van, zeker niet omdat ze ‘wandelen met de hond’ en ‘naar het werk fietsen’ ook meetellen, maar voor veel vrouwen ziet dat er ongetwijfeld onrealistisch en onhaalbaar uit. Net zo onrealistisch en onhaalbaar als de platte buik, zal ik maar zeggen. Weer iets om moedeloos van te worden?
- Het boek gaat gezien de leeftijd van de auteurs frappant weinig over de overgang. Het gaat er twee keer over: in het kader van gewichtsbeheersing (over dat veel vrouwen in die jaren aankomen), en Isaacs wordt precies voor aanvang van een triathlon ongesteld, nadat ze dat al anderhalf jaar niet meer was geweest (zoiets heb ik vaker gehoord, en ook ik heb de ervaring dat het frappant vaak op onhandige sportmomenten begint). Het gaat niet over de hormonale kermis, toenemende blessuregevoeligheid en last van spieren en gewrichten, slecht slapen, een schommelend prestatieniveau, of over hoe je je er zo beroerd van kan voelen dat je niet meer kunt sporten. Het gaat al helemaal niet over hoe er in sommige overgangskringen wordt gepleit tégen sporten in de overgang (zie hier, maar ook de overgansconsulentes die ik raadpleegde vonden prestatiegericht sporten maar niks). Want, zo gaat de redenering, sporten is stress en als je nou tegen één ding niet kunt in deze levensfase, is het stress, dus: niet sporten. Speelt dat minder in Canada? Slikken ze daar meer hormonen? Is de overgang nog meer taboe?
- Wat als je sporten nou echt niet leuk vindt? Ik vind dat de auteurs daar te makkelijk overheen stappen. Hun redenatie is: “Écht niet? Heb je echt al van alles geprobeerd?” Volgens hen zit er altijd wel wat tussen wat iemand wél leuk vindt. Dat grondig nagaa is inderdaad een goede eerste stap, want te veel vrouwen denken bij sporten alleen aan de sportschool en misschien nog aan hardlopen, maar er is veel meer.
Maar toch… ik geloof dat bewegen een diep ingebakken behoefte is van elk menselijk lichaam. Maar ik denk ook dat die behoefte bij sommige vrouwen zo ver weggestopt is dat die onbereikbaar geworden is, onder andere door die zelf- en lichaamshaat en te veel alleen maar ‘moeten’ sporten. Of misschien door andere trauma’s – zoals ik aan gym op school heb overgehouden dat ik nooit meer zal volleyballen en ik ook iemand ken die heel veel beweegt maar afhaakt zodra er iets gemeten word (tijd of afstand). Voor haar en voor mij zijn er nog genoeg alternatieven, maar het kan verder zijn gegaan en dan blijft er op een gegeven ogenblik niks meer over wat leuk is. Nouja, niet zomaar – het zou therapie vergen om oud zeer op te ruimen en daaronder de beweeg-lol weer terug te vinden.
Nou, een heel verhaal – dit boek is zo veel aandacht beslist waard! Het heeft mij scherper gemaakt: ik las het al even geleden en het is me sindsdien al een paar keer opgevallen hoe de omroeper bij een loop of triathlon anders praat over vrouwen dan over mannen. Een hardloopster werd door eentje een ‘charmante verschijning’ genoemd. Dat zijn dus die ondermijnende dingen, hè: je mag wel lopen, als vrouw, als je maar een charmante verschijning blijft. Mannen hoeven dat niet. Die mogen gewoon presteren. Fit is definitely een feminist issue.
Ik heb die mail met die laatste vier punten inderdaad verstuurd, en inmiddels een korte reactie terug gekregen van Tracy, een van de auteurs:
Thanks for your thoughtful reflections on the book. We are pleased you liked it. We realize the book has some limitations and try to address more diverse topics on the blog, where we post new content daily. We do discuss mental health and exercise, and we reject the idea of a health imperative. A lifestyle including activity is a luxurious choice that those who are able may make. We believe many more people are able than think they are, and we attempt to address some of the social barriers. Lately on the blog Sam has indicated that some might not find joy in exercise. So yes, there must be other motivations in those cases.
Wat mij daaraan opvalt, is dat het gaat over de dingen waar ik over had geschreven, op één na, het derde: de overgang. Dus inderdaad toch taboe?