Ik heb al zo ongeveer m’n hele volwassen leeftijd af en toe problemen met m’n bekken. Ik las laatst ergens dat je het geen ‘scheefstand’ mag noemen, maar zo voelt het wel, en een manipulatie door een manueel therapeut of chiropractor helpt. Of meestal: ergens tussen 2015 en 2020 was het heel hardnekkig en ook wat ‘vager’ dan daarvoor. In 2020 ging dat eindelijk beter (zie mijn verhaal daarover), maar dat viel ook nog wel eens terug, had permanent onderhoud nodig van mezelf (oefeningen) en af en toe een bezoekje de chiropractor. Tot vorig jaar – ik heb nu al zeker een jaar helemaal niet meer scheefgetrokken gezeten ‘op links’. Hoera.

Maar een zwakke plek blijft het. Vorig jaar had ik een paar keer dat er iets met m’n bekken was waardoor m’n rechterheup uit z’n positie gedrukt werd. Dat voelde soms bijna als ontwrichting, al was het nooit echt zo erg. In december was ik een week naar Schiermonnikoog en daar had ik ruzie met het hotelkussen, waardoor m’n bovenlijf in de knoop kwam te zitten. Begin januari ging ik daarvoor naar de chiropractor. Dat was een grote opluchting, maar iets tè: mijn lijf liet alles dusdanig los dat m’n bekken uit het lood schoot, dit keer met een heuse ontwrichting van m’n heup als gevolg.* Ik had zoiets één keer eerder gehad, dat m’n lijf na chiropractie te veel losliet, maar toen niet met zulke gevolgen.

Na een paar uur mankepoten schoot de heup weer op z’n plek, maar wankel bleef het. Met een paar keer chiropractie kwam het gelukkig wel weer vrij snel goed, en het heeft me zelfs niet eens trainingstijd gekost. Okee, gevalletje pech.

Twee weken geleden merkte ik dat m’n bekken net weer een beetje uit balans raakte. Ik voel dat dan vooral doordat m’n rechterhamstring wat gaat tegenstribbelen bij het hardlopen. Die ken ik inmiddels, zal ik maar zeggen. Om erger te voorkomen, ging ik naar de chiropractor. Dat kwam net goed uit ook: die zit in de Randstad, dus ik maak steeds combi’s, die dag met een lunch in Rotterdam. Dat was op een dag dat er geen treinen reden, dus ik was met de auto. Op de terugweg heb ik een noodstop moeten maken op de snelweg: ineens week de auto voor me uit en zag ik een enorm plastic gevaarte op de weg liggen, waarschijnlijk een afgevallen lading. Schrik! Ik moest keihard remmen om ook uit te wijken. Ik voelde meteen iets verschuiven in die remmende rechterheup. Ik hoopte nog even dat dat zonder gevolgen zou zijn, maar helaas: ik kwam schever thuis dan ik was weggegaan. Ik voelde het trekken van m’n knie tot m’n schouder en nek. Hmm.

Net in diezelfde tijd spoot de werkstress uit mijn oren. Ik had last van een ongelukkige samenloop van omstandigheden bij een opdrachtgever, waarover ik boos en gefrustreerd was en waardoor ik het tot in april veel drukker heb dan verwacht (waarmee ik meteen ook veel verdien, zo is het ook wel weer een keer), er was gezeik bij een ander, het was knetterdruk bij de derde, ik moest extra reizen, en toen ging m’n laptop ook nog stuk en moest ik ergens tijd vandaan halen om een nieuwe te gaan kopen en installeren.

En tussendoor ‘moest’ ik dus ook nog opnieuw naar de chiropractor. En  nog een keer. En nog een keer. Die laatste twee keer op één dag zelfs: heen en weer van een opdrachtgever in Amsterdam. Omdat het niet goed kwam met die heup. En nog steeds niet – niet langduriger dan een paar uur. Frustratie!

Dat was afgelopen vrijdag. Een dag die met gierende paniek was begonnen, want ik had m’n telefoon thuis laten liggen en dat ontdekte ik bij het station. Ik zag m’n dag al helemaal in de soep lopen en toen was manlief de reddende engel: hij kwam er kogelhard aangefietst, mét telefoon, en ik haalde op het nippertje mijn trein.

‘Dit gaat niet goed’, dacht ik – ik moest echt iets doen aan de stress. Want het vergeten van m’n telefoon had weer te maken met een berichtje die ochtend dat een onverwacht beroep op me deed en dat de week erna wéér druk zou  maken. Het hield maar niet op.

Wat ik ook goed merkte, is de vicieuze cirkel van stress en blessures. Ik had al veel stress, dan is lekker sporten belangrijk voor mijn hoofd, maar als dat niet gaat en ik me in plaats daarvan zorgen maak om een blessure, versterkt dat de stress. Nou kon ik nog redelijk sporten, met hooguit wat ongemak, want de rechte bewegingen gingen nog het beste (zo kon ik wel borstcrawlen maar bij schoolslag voelde het alsof ik m’n been eraf trapte). Maar ik zou zondag m’n tweede halve marathon van het seizoen lopen: de Zwinstedenloop. Een halve marathon met een scheve heup, uh… Zal ik wel, zal ik niet, gaat dat wel goed? Gelukkig was het parcours een achtje, dus ik zou kunnen uitstappen. Dan maar wel starten in elk geval.

Onderweg naar Sluis liet ik tegen manlief m’n gedachten over de werkstress even helemaal de vrije loop. Zo werd ik me ervan bewust dat ik die woede naar binnen had laten slaan, zal ik maar zeggen: de aap op de verkeerde schouder, namelijk mijn eigen. En daar mocht ik van mezelf ook nog eens niet mee zitten. Daar zaten wat oude boodschappen onder over alles maar blijmoedig (‘professioneel’) moeten verdragen. Tot de kapotte laptop aan toe.

Toen ik dat helder had en goed had doorvoeld, voelde ik opluchting: de échte stress was geweest dat ik mezelf in de weg had gezeten.

En toen waren we in Sluis en ging ik van start. Opgelucht, maar nog steeds wel vol met twijfels over die heup. Daarom liep ik voorzichtig. Maar het ging goed: het werd niet meer dan wat hinder in lies en kleine bilspieren, het trok niet door naar mijn knie en werd geen heftige pijn. Ik genoot van de zon en het landschap, en vooral ook van prettig gezelschap van een clubgenote van Henk bij AV’56 en een Vlaamse loopster. Een beetje babbelen leidde af, en de Vlaamse, Inge, hielp me in de laatste kilometers ook door de tegenwind heen.

Inge en ik kwamen samen over de finish, na 2 uur, 17 minuten en 58 seconden. Dat is ongeveer net zo hard als de vorige, terwijl het parcours van deze sneller was, en dus eigenlijk rustiger. Iets rustiger, want er stond wel meer wind, met venijnige tegenwind op sommige stukken. Vooraf had ik gehoopt sneller te zijn en ik wil ook graag wat sneller, maar dat deed er zondag niet toe – ik was al heel blij met kunnen uitlopen. Manlief was al eerder gefinisht, en zo kon hij in de laatste paar honderd meter de foto van hierboven maken.

Ik was moe en al gauw wel heel stijf, maar toch tevreden. De volgende ochtend was ik nog tevredener, want ik werd tot mijn verrassing qua heup eigenlijk beter wakker dan de dag ervoor. Geen schade dus.

Sterker nog: ik deed m’n dagelijkse oefeningen en bij eentje om m’n heupen los te maken hoorde of voelde ik ‘pok’. Een lekkere pok dit keer, niet die van dat remmen van laatst.

Ik wist meteen: dat zit weer goed. En inderdaad. Het gaat sindsdien goed, zelfs zonder chiropractor. Dus het lange lopen heeft me eerder goed dan kwaad gedaan. Het omgekeerde van waar ik me zorgen om had gemaakt.

Nouja, wat me vooral goed heeft gedaan, is het gesprek met manlief in de auto naar de start. Dat het met die heup maar niet goed kwam had, zo denk ik, rechtstreeks te maken met de mate waarin ik mezelf in de weg zat. Niet dat het daardoor is gekomen, althans, dat geloof ik niet. Maar wel dat het zich maar niet oploste. Inzien dat ik mezelf dwars had gezeten én mezelf dat vergeven was nodig geweest om weer in balans te komen. Letterlijk ook, dus.

Wat leer ik hier nou van? Dat de samenhang tussen lichaam en geest wonderlijk is en dat het bij twijfel over blessures soms goed is om juist wél te doen wat spannend is, omdat je je zo de kans geeft op een positieve ervaring.

Dat over die aap op m’n schouder, tsja, dat is een hardnekkige. Het was leerzaam om ‘m weer eens onder ogen te zien, maar of ik ‘m de volgende keer meteen op een andere schouder krijg, geen idee. Hopelijk sjouw ik er dan niet weer meer dan twee weken mee rond voordat ik ‘m verjaagd krijg.

 

* Naschrift met nuancering: of m’n heup echt uit de kom was, dat weet ik niet – er heeft geen arts naar gekeken. Ik kon er in elk geval niet op staan, ‘m in sommige richtingen niet bewegen, en ik had vrij veel pijn. Overigens is iets ontwrichten voor mij minder gek of erg dan voor de gemiddelde persoon, want ik ben nogal hypermobiel. Er gaat ook wel eens een vinger uit de kom bijvoorbeeld, en dat doet niet eens echt pijn.