De zin uit het boek Het duurloopmisverstand waar ik het het meest hartgrondig mee eens ben, staat op p. 155 en is niet afkomstig van schrijver Klaas Lok, maar van ene Rob Boot die reageert op een eerdere druk van het boek:
Het zou fijn wezen als je een tweede boek zou schrijven, iets losser van je eigen referentiekaders, in een nog meer aansprekende taal maar uiteraard wel gebaseerd op de Souplessemethode!
Die Boot doelt erop dat het boek wel heel erg alleen maar op de top gericht is. Misschien niet met zoveel woorden, maar bijna alle voorbeelden draaien om, bijvoorbeeld, tempo’s waarmee je Nederlands kampioen wordt. Lok schudt het hele boek lang allemaal voorbeelden uit zijn mouw waarin het gaat om, bijvoorbeeld, tempo-kilometers van 3′ (ter vergelijking: mijn snelste kilometer ooit was in ongeveer 4’50; 3′ per kilometer loopt in Nederland maar een handjevol). Bijna alle ervaringsverhalen zijn die van kampioenen, waaronder Klaas Lok zelf. Desalniettemin heeft hij het dan ergens toch nog apart over wereldtoppers met talent (p. 45) die anders trainen – kennelijk vindt hij zichzelf, 24-voudig Nederlands kampioen, niet zo getalenteerd. Zoiets staat zelfs in het voorwoord (een ‘verre van bovengemiddelde aanleg’, p. 7).
En dan gaat het ergens over prestatielopers, althans, dat lijkt zo, want het kopje luidt ‘Prestatielopers kunnen ook sneller’ (p. 40), maar dan gaat het na vier alinea’s alwéér over een voormalig wereldrecordhouder op de marathon.
Tsja. Het hele boek lang heb ik het gevoel gehad ‘dit boek gaat dus niet over mij’. Manlief zei gister: het lijkt Marco van Basten wel. Over hem gaat immers ook het verhaal dat hij mislukt is als trainer omdat hij niet om kan gaan met voetballers die minder getalenteerd zijn als hijzelf. Voor sommige toppers is het erg lastig om af te dalen naar het niveau van gewone stervelingen: al die honderdduizenden die óók hardlopen maar die nevernooitniet ook maar kunnen dromen van kampioenschappen
Daar komt nog bij dat het gericht is op afstanden van ongeveer 800 meter tot 10 kilometer. De halve marathon komt ook nog wel aan de orde, en ja, de marathon ook, maar daarvoor vallen ineens toch lange duurlopen uit de lucht en bovendien mag de hele marathon van Lok ‘afgeschaft’ worden of vervangen door iets van maximaal 30 kilometer lengte, want een mens is niet gebouwd voor het lopen van zulke afstanden en er knappen mensen door af Je hoort ‘m tandenknarsen als hij die alinea (p. 120) afsluit met de zin:
Overigens moet ik wel toegeven dat velen een fantastische bevrediging vinden in het volbrengen ervan.
Wat een contrast met het vorige ‘anti-lange-duurlopen-boek’ dat ik las! Geef mij dat Ik, hardloper maar; Het duurloopmisverstand irriteert me van de eerste tot de laatste pagina.
Nou heeft Het duurloopmisverstand wel één voordeel ten opzichte van Ik, hardloper, en dat is dat het wel meer diepgang heeft. Zodoende heb ik er één ding van geleerd: waarom je voor hardlopen en fietsen zo anders moet trainen. Bij hardlopen maak je gebruik van je elasticiteit, het is (als het goed is) een soort veren. Dat heet ok wel ‘reactief’ lopen. Dat doe je vanzelf als je pittige, maar niet idioot harde intervallen loopt – dat is de essentie van deze methode. Een rustige duurloop is eigenlijk te weinig verend, waardoor je gaat lopen sjokken en de vering als het waren tegenwerkt, kapotmaakt misschien wel (mijn woorden).
Ik herken dat: iets harder loop ik technisch veel beter dan dat moeizame gesjok in een duurloop. Zo had ik tijdens het lezen dus toch een vallend kwartje: is mijn duurlooptempo daardoor achteruit gegaan, dat ik mijn toch al gebrekkige vering de das om heb gedaan? Dat het iets looptechnisch was is wel door mijn hoofd gegaan.
Ik herken ook wat hij schrijft over dat je lichaam kan gaan protesteren en dat je dat dus ook traint, die proteststand. Hé, zou dat verklaren waarom ik m’n beste lange loop liep na nog relatief weinig (duur-)training en eigenlijk op het verkeerde moment?
Ik denk dat ik nu beter snap hoe ik niet moet trainen. Maar op basis van dit boek heb ik geen flauw idee hoe dan wel. Want zo’n slepende duurlooppas, zo geeft Lok toe, is wel ‘misschien economisch voor de marathon’ (p. 40). De intensiteit waarop ik op souplesse loop, kan ik niet lang volhouden. Inderdaad misschien net tot die 10 kilometer waar dit boek vooral over gaat. Dus hoe loop ik dan ooit een langere afstand? ‘Niet’, zou Lok zeggen, denk ik. Gelukkig heb ik ook andere informatiebronnen.
Hahaha, je hebt exact dezelfde reactie als ik. Ik struikelde al in het begin ergens over “de beginnende lopen die met een snelheid van 15 km/uur loopt”. Wablief?
Toch heb ik er wel wat aan gehad, toen ik zo ging trainen werd ik wel sneller.
En ook langzamer met fietsen…maar of dat iets met elkaar te maken heeft weet ik helaas niet.