Gisteravond heb ik de Oranjeloop gelopen in Krabbendijke. Dat is voorlopig het laatste loopje op de planning. Het was loopje nummer 21 sinds de Hobbeldebobbelloop op 16 november – in 24 weken dus. ‘Loopje’, schrijf ik bewust, niet ‘wedstrijd’, want er zaten drie georganiseerde trainingslopen bij en ik heb zelf ook lang niet alles als echte wedstrijd gelopen, dus er zelf een trainingsloop van gemaakt. Die van gister bijvoorbeeld: ik had nog moeie benen van een interval-fietstraining de dag ervoor en ik had ’s ochtends ook nog gezwommen, anders kwam ik deze week niet rond met het beperkte vakantierooster. Dus niet geweldig gelopen, gelukkig aan het eind wel lekker, goed getraind, en het was leuk, onder andere met muziek:
De verzameling van 21 loopjes was dus een bijzondere manier van trainen, en ook een voortzetting van de sportieve inburgeringscursus, want op twee na waren alle loopjes in Zeeland en dus ook weer manieren om mensen en plekken te leren kennen. Dat heeft opnieuw geweldig gewerkt!
De twee buiten de provincie waren wel memorabel, want dat was de eenmalige Tunnelrun over de nieuwe Blankenburgverbinding (A24 – ik heb er inmiddels drie keer met de auto gereden en dat blijft toch heel tof: ‘op deze snelweg heb ik hardgelopen!’) en vorige week samen met Nicole onze vijfde Vestingloop, in Steenbergen, waardoor we de verzameling vestinglopen nu compleet hebben. Die in het roze rechts van het midden ben ik:
En bij elke vestingloop krijg je een toffe medaille:
Het was een afwisselende verzameling: zeven onverharde parcoursen (vier Jaro-crossen, twee crossen uit de Zeeuwse crosscompetitie en de Braakmantrail), twee halfverharde met strand en hoogteverschil (die Hobbeldebobbelloop, altijd leuk, en de halve marathon van Cadzand – qua parcours en weer de mooiste van de 21), die drie trainingslopen (twee op Zuid-Beveland, één op Walcheren), twee zwemlopen (de foto hieronder is van die in Hulst, de ander was in Vlissingen), en zeven wegwedstrijden, waaronder die twee buiten de provincie, nog een tweede halve marathon (Zwinstedenloop) en de Oranjeloop van gister. De drie die ik dan nog niet heb genoemd waren loopjes van AV’56: de Oliebollen-, Wallen- en Oosterscheldeloop.
Het gezelschap was ook afwisselend: een keer met Nicole dus, een paar keer ging ik alleen (gister, de zwemlopen, de trail) en de rest was met manlief. Inmiddels kennen we zo veel Zeeuwse lopers dat er altijd aanspraak is.
Ik heb in bijna alle loopjes veel lol gehad. Uitzondering waren die twee competitie-crossen, waar ik op achterstand laatste werd (Den Inkel) en zelfs ben uitgestapt toen ik met nog één rondje te gaan niemand meer voor me zag (Scheldesportcross Westdorpe). Op achterstand laatste worden geeft me het gevoel er niet thuis te horen, dat vind ik echt helemaal niks. Die doe ik dus niet meer opnieuw – want ook dat is inburgeren: wat is er leuk hier in Zeeland, en dus voor herhaling vatbaar? Nou, de hele rest wel, maar die crossen houd ik voor gezien.
In het algemeen ligt het niveau bij de Zeeuwse loopjes hoog. In Steenbergen vorige week werd ik 74e van 218 vrouwen, bij de meeste Zeeuwse lopen eindig ik ver in de achterhoede. Dat vind ik geen probleem, maar het valt me hier wel op. Bij de Oosterscheldeloop bijvoorbeeld had ik nog vier deelnemers achter me, van 96, terwijl ik mijn beste loopprestatie van die serie van 21 neerzette. Waar zijn de tragere Zeeuwse lopers?
Geef een reactie